Colofon Hoofdredactie Franka Riesmeijer Redactie Henk van Putten Bart Jongsma Alexandra Matz Kyra-Tiana Kers Ananda Klopstra Willemijn Piksen Katja van der Kamp Franka Riesmeijer Melle Wedholm Gastredactie Erin Wilson Xuan Luo Roos Feringa Yvonne Kraak Iris Keuning Arianne Anker Eindredactie Melle Wedholm Lay-out Gerrya Tonkes Ananda Klopstra Kyra-Tiana Kers Jaargang 6, editie 3 Najaar 2013 Oplage: 200 exemplaren Oude Boteringenstraat 38 9712 GK Groningen [email protected] Dei Facto is het faculteitsblad van deFaculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschappen Redactioneel Gefeliciteerd! Je hebt de eerste Dei Facto van het jaar 2013/2014 in handen gekregen! Deze keer hebben we allemaal artikelen rond het thema “Grenzeloos”; hiermee gaan we de hele wereld rond. Internationalisering wordt steeds belangrijker op onze faculteit, met studenten die overal naar uitvliegen en die vanaf overal worden ingevlogen, en met docenten die uit allerlei landen komen én onderzoek doen in en naar allerlei culturen. Ons onderzoeksveld is op zichzelf al heel erg grenzeloos: van heel regionaal tot uiterst globaal en van het aardse tot het bovenaardse, alles wordt door ons gezien. Dat levert in deze Dei Facto ook een grote verscheidenheid op aan artikelen. Wat kan je in deze editie verwachten? Erin Wilson schreef over de vluchtingenproblematiek, Ananda filosofeert over schoenen, Iris, Roos en Yvonne vertellen ons over hun reizen, Arianne is een Bond-Girl, Bart kookt weer druk, Melle en Franka ruziën er weer op los, Sam de Beer en Gerardus van der Leeuw brullen om aandacht, en dan zijn er nog veel meer andere interessante artikelen. Dus blader snel door! Wil je ook graag schrijven voor de Dei Facto? Mail dan naar [email protected]! Inhoud Artikelen Franka – Dudeism 12 Erin Wilson – Refugees 20 Xuan - Joy luck club 30 Columns 8 Ananda – Grenzeloos inzicht 15 Alexandra – Vallen en opstaan 27 Franka – Homo’s: Waarom? Arianne – De ultieme man? 25 James Bond en zijn girls Verslagen Roos – Alleen in Istanbul 6 Hilde – Over de Grens 14 Kyra-Tiana – Het gras wordt groener en groener 23 Iris & Yvonne – Istanbul en Rabat 32 Vaste rubrieken 4 Katja – Schrödinger’s kat en de mystieke fysica 9 Franka en Melle – Over de vloer bij Kees 18 Sam de Beer – Studentengroep Actief Medezeggenschap 19 Gerardus van der Leeuw – Bestuurswoord 16 Bart – Bart Jongsma en de schone kunst van ‘koken met wat je in de koelkast hebt’ Inhoudsopgave 4 6 8 9 12 14 15 16 18 19 20 23 25 27 28 30 32 34 35 Katja – Schrödinger’s kat en de mystieke fysica Roos – Alleen in Istanbul Ananda – Grenzeloos inzicht Franka en Melle – Over de vloer bij Kees Franka – Dudeism Hilde – Over de Grens Alexandra – Vallen en opstaan Bart – Bart Jongsma en de schone kunst van ‘koken met wat je in de koelkast hebt’ Sam de Beer – Studentengroep Actief Medezeggenschap Gerardus van der Leeuw – Bestuurswoord Erin Wilson – Refugees Kyra-Tiana – Het gras wordt groener en groener Arianne – De ultieme man? James Bond en zijn girls Franka – Homo’s: Waarom? Franka en Melle – Duocolumn Xuan - Joy luck club Iris & Yvonne – Istanbul en Rabat Melle – Recencies Henk van Putten – Henk’s hoekje 28 Franka en Melle – Duocolumn 34 Melle – Recencies 35 Henk van Putten – Henk’s hoekje Schrödinger’s kat en de mystieke fysica Door Katja van der Kamp Er zijn weinig dingen in het universum die echt grenzeloos zijn of een grenzeloos aspect kennen. Een van die dingen is de kwantummechanica. Een wetenschap die zo tegen het gezonde verstand indruist dat er wel eens beweerd wordt dat zelfs de experts er weinig kaas van gegeten hebben. Richard Feynman, een bekend theoretisch natuurkundige, beweerde dat er eigenlijk niemand was die kwantummechanica echt begreep. Deze mysterieuze en ongrijpbare dimensie – met natuurkundige regels die rechtstreeks in lijken te druisen tegen alles wat we in de natuurkunde denken te weten – heeft de kwantummechanica bij uitstek geschikt gemaakt om opgenomen te worden als onderdeel van sommige new age-bewegingen. Ik zal trachten een korte beschrijving geven van een aantal aspecten van de kwantummechanica. Hou hierbij Feynman’s woorden en het volgende in het achterhoofd: het gaat hier om een zeer complexe wetenschap en ik ben hooguit een geïnteresseerde leek met een zeer oppervlakkige kennis van het vakgebied. Kwantummechanica draait om fysieke interacties tussen atomaire of subatomaire deeltjes. Belangrijke elementen binnen deze wetenschap zijn onder andere de hypothese dat de werkelijkheid niet onafhankelijk is van de waarnemer. Een wetenschapper zal zichzelf (of beter gezegd zijn instrumenten) dus altijd als een factor moeten beschouwen in een experiment; een aspect dat voor de bètawetenschappen tot dan toe onbekend was. Daarnaast bestaat er de zogenaamde onzekerheidsrelatie van Heisenberg, waarbij als er van een deeltje snelheid gemeten kan worden de precieze positionering onmeetbaar wordt en vice versa. Hierdoor valt er alleen maar in termen van waarschijnlijkheden te praten. Een ander belangrijk element is dat deeltjes zich zowel als een deeltje als een golf kunnen gedragen. Maar de kwantummechanica gaat verder dan dit. In meer recente experimenten is aangetoond dat deeltjes een communicatie met elkaar kunnen aangaan die de snelheid van het licht voorbij gaat. Deeltjes werden in experimenten aan elkaar ‘gekoppeld’ zodat ze dezelfde rotatierichting hadden en daarna fysiek – in afstanden van honderden meters - van elkaar gescheiden. Op het moment dat het ene deeltje van rotatierichting veranderde, veranderde het andere deeltje onmiddellijk ook de rotatierichting. In de praktijk betekent dit dat deze communicatie een snelheid bereikt die voorbij de snelheid van het licht leek; een onmogelijkheid volgens de klassieke natuurkunde. Filosofisch heeft deze wetenschap daarom een gigantische impact. In hoeverre De foto bij dit artikel is van Joep Hommerson, een Groningse kunstenaar die onder andere uit de mystieke vinden processen plaats op kwantumnifysica inspiratie haalt voor zijn werk. veau door middel van het waarnemers-ef4 fect? In hoeverre wordt er door Heisenberg’s onzekerheidsrelatie een universum bloot gelegd dat aan elkaar hangt van een fundamentele toevalligheid en dat niet deterministisch is zoals in de klassiek natuurkunde werd gedacht. Al deze concepten komen ook naar voren in bepaalde stromingen binnen de New Age. Een aantal voorbeelden voor de geïnteresseerden zijn onder andere de film What The Bleep Do We Know¬?, een aantal jaren geleden een grote internetsensatie; The Tao of Physics door Fritjof Capra en het boek Quantum Psychology van Robert Wilson. Door de gevestigde wetenschap wordt deze ‘mystieke fysica’ (ook wel bekend als ‘kwantummystiek’) vaak weggezet als een pseudowetenschap. Het grote verschil in de interpretatie van de kwantum mechanica bij de mystieke fysica en de reguliere fysica kan het best uitgelegd worden aan de hand van ‘Schrödinger’s kat’. Dit is een beroemd gedachtenexperiment dat door de natuurkundige Schrödinger verzonnen werd om de absurditeit van de kwantummechanica te illustreren. Het experiment luidt als volgt: er wordt een kat in een doos gestopt. In of op de doos zit een schakelaar die de kat of onmiddellijk doodt of voedsel geeft. Een deeltje wordt op de schakelaar afgevuurd via een muur met twee openingen. Gaat het deeltje door de ene opening, sterft de kat; gaat het door de andere opening, dan overleeft hij. Waar het deeltje langs gaat, is niet te voorspellen, maar de waarschijnlijkheidskans op één van de twee routes is vijftig procent. Pas als we de doos openen, weten we met zekerheid welk pad het deeltje genomen heeft. In een verdere stap wordt dit experiment uitgevoerd met een periode van twee weken tussen het afvuren van het deeltje en het openen van de doos. Pas na twee weken kunnen we dus met definitieve zekerheid zeggen of de kat leeft of gestorven is. Het verschil tussen mystieke en reguliere fysica ligt hem in het moment van de beslissing over het lot van de kat. De reguliere fysica zegt dat het deeltje hoe dan ook een pad gekozen heeft, ongeacht van de uiteindelijke observatie van het lot van de kat door derden. De mystieke fysica, echter, beweert dat de kat pas een lot heeft op het moment dat een derde partij dit observeert. Het waarnemers-effect wordt dus eigenlijk tot in het extreme toegepast. Een verdere extrapolatie kan zijn dat het universum dus pas begint te bestaan als er iets of iemand is om het te observeren. Dit doet denken aan het filosofische gedachte-experiment ‘als er een boom valt in het bos en er is niemand om het te horen, maakt het dan ook geluid?’. Een interessant gegeven is dat een aantal van de pioniers in deze stroming van natuurkunde zelf hun eigen vormen van mystieke fysica kenden. Schrödinger, bijvoorbeeld, heeft een boek geschreven over zijn wereldfilosofie gebaseerd op de Vedanta filosofie, waarin zelf-realisatie plaats vind door middel van het doorgronden van de realiteit oftewel Brahman. Bohm werd beïnvloed door Krishnamurti, oorspronkelijk een Indiase theosofische guru. Zowel de Vedanta, de theosofie en Krishnamurti zijn belangrijke invloeden in de new age-beweging. Ook Wolfgang Pauli, een derde pionier in de kwantummechanica, beschouwde deze wetenschap als een verbindend werk tussen ‘rationaliteit en religie’. In de mystieke fysica speelt daarmee vooral de interactie tussen menselijk bewustzijn en het universum een rol. Elementen uit de kwantummechanica die zich lenen om deze interactie te verklaren worden als natuurkundige onderbouwing van metafysische concepten gebruikt. Hiermee worden pantheïstische elementen van het universum verklaard, zoals het idee dat God het gehele universum is en dat de mens een verbonden onderdeel van deze energie is. Dit wordt allemaal mogelijk, volgens de mystieke fysica, door de kwantummechanica. “Door de gevestigde wetenschap wordt deze ‘mystieke fysica’ (ook wel bekend als ‘kwantummystiek’) vaak weggezet als een pseudowetenschap.” 5 Mijn eerste nacht alleen in Istanbul Door Roos Feringa Omdat mijn bezoekjes aan mijn vriend Ogün in Istanbul normaal gesproken maximaal twee weken duren en ik hem vervolgens drie maanden niet zie, willen we dan graag altijd bij elkaar zijn. Om deze reden ben ik eigenlijk nog nooit alleen thuis geweest in Istanbul. Dit keer duurt mijn bezoek zes maanden, dus het was nu wel eens tijd dat we dingen afzonderlijk van elkaar gingen doen. Ogün zou daarom gaan gamen bij een vriend en ik zou Iris mee helpen verhuizen, want die was net in Istanbul aangekomen. Later die avond zouden we elkaar thuis weer zien. Little did we know, dat gelijktijdig met ons ‘onafhankelijk-van-elkaar’-moment er een groot protest in Kadiköy (een wijk aan de Aziatische kant van Istanbul, waar wij wonen) gepland was. Die dag was in Hatay (zuiden van Turkije, dichtbij Syrië) een jongen overleden nadat een traangascapsule van een kleine afstand tegen zijn hoofd aan was geschoten door de politie. De dood van deze jongen zorgde voor veel woede en verontwaardiging onder tegenstanders van de huidige overheid. Natuurlijk hadden wij over de dood van deze jongen gehoord en wisten wij ook dat mensen aan het protesteren waren, maar we wisten niet dat dit ook aan de Aziatische kant van Istanbul zo was. Voorheen waren eigenlijk alle protesten in Istanbul of in Taksim of in Beşiktas (Europese kant), maar nu had het ook het Aziatische deel bereikt. Om half twaalf vertrok ik vanaf Iris’ huis naar ons appartement, en na wat rond gelummeld te hebben besloot ik om kwart over twaalf dat ik maar moest gaan slapen. Ik had echter mijn hoofd nog niet op het kussen gelegd toen ik een gigantische knal en geschreeuw hoorde. De hele avond had ik al gezang en geschreeuw gehoord, maar omdat het Turkse voetbalteam tegen Roemenië had gespeeld die avond, ging ik er eigenlijk vanuit dat dit dronken en verdwaalde voetbalfans waren. Ik, als ‘newbie’ in het hele protest-gebeuren had geen idee wat er aan de hand was en ben als een ramptoerist uit het raam gaan hangen. Niet het meest briljante plan, want zodra ik mijn hoofd uit het raam had gestoken, begonnen mijn ogen onophoudelijke te tranen en te prikken en kon ik niet meer stoppen met hoesten. Recht onder mijn raam stond een gigantische tank met een waterkanon mensen van de stoep af te spuiten. De knal die ik hoorde bleek een barricade te zijn die rebellen hadden gemaakt, die de tank nu omver had gereden. Ook stonden beneden politiemensen in alien-pakken (tegen hun eigen traangas) mensen te beschieten met gigantische geweren 6 of te slaan met gummiknuppels. Nou ben ik niet het meest stressbestendige type en ik begon dan ook als een kip zonder kop door het huis te rennen. Alle ramen sluiten, Iris bellen, Ogün bellen Ogün’s vriend bellen, Ogüns huisgenootjes bellen. Yoghurt en melk in m’n ogen smeren tegen de pijn, kijken of Rosy (onze kat) nog leeft, weer uit het raam kijken, nog meer bellen. Ik was echt doods- en doodsbang. Sinds dit voorval (ik ben uiteindelijk pas om zes uur ’s ochtends in slaap gevallen) heb ik de grootste respect gekregen voor de rebellen. Terwijl ik in mijn eentje thuis, hoog en droog, zat te bibberen van angst (Ogün kon niet meer thuis komen omdat de politie al het verkeer van de Europese kant van Istanbul naar het Aziatische had afgesloten), stond er een stokoud vrouwtje tegen een tank te slaan met een bezem. Zo’n dertig politiemannen stonden haar te bedreigen en het leek haar niets te kunnen schelen. Ze bleef maar op de tank staan hameren totdat de politiemannen haar uiteindelijk weg sleurden. Ik zat erbij en keek er naar. De dagen na die eerste nacht was het elke nacht hetzelfde, rond elf/twaalf uur begonnen protestanten al schreeuwend door de straten te rennen, mensen in hun appartementen begonnen op pannen en potten te slaan of te klappen en niet veel later zou de politie, al traangas schietend, de protesteerders achtervolgen. Grote vuilnisbakken werden elke nacht in de brand gestoken omdat vuur het effect van traangas dempt en elke nacht bouwde men weer barricades van alles wat maar te vinden is. Nu, bijna twee week later, is het weer rustig. Ik vind het wel jammer, de protesten die mij tijdens mijn eerste nacht alleen, zo bang hadden gemaakt, zijn een routine geworden. Iris kwam elke avond vlak voor het zou beginnen naar ons appartement, en we zouden de halve nacht uit het raam hangen en als het laat werd zou Iris op een rustig moment terug naar haar appartement, verderop in de straat, rennen. Wij zijn dan wel niet Turks maar door deze strijd van zo dichtbij te zien, maakt dat je automatische betrokken raakt. We leven mee met de Turken die zo dapper staan te vechten tegen een macht die veel sterker is dan dat zij zijn. Lang hoeven we de protesten waarschijnlijk niet te missen, de universiteiten zijn weer begonnen en vele jonge, frisse studenten zijn weer terug gekomen naar Istanbul. Ik heb nog geen koppiger volk ontmoet dan de Turken, de ‘Chapullers’ zijn nog niet klaar met de overheid en Iris en ik zitten klaar! Voor een verzameling van artikelen over de protesten in Turkije en redenen voor deze protesten, kijk op: http://readlists.com/919501ec/ 7 Grenzeloos inzicht Door Ananda Klopstra Toen ik op een ochtend in de trein zat, slaperig naar de grond starend terwijl er muziek door mijn oordopjes knalde (ik ben er vrij zeker van dat de halve trein met me mee kon luisteren) viel me iets verbazingwekkends op. Dat wil zeggen, verbazingwekkend voor een vroege ochtend. Ik keek naar schoenen, rode schoenen, zwarte schoenen, nette schoenen, gympen en laarzen, kinderschoenen en die typische beige oude-vrouwen schoenen. Aansluitend aan die schoenen vielen me broeken en andere beenbedekking op. Het is typisch hoeveel inzicht je kunt vergaren wanneer je erbij stilstaat en je hoeft niet eens verder te kijken dan de knieën. Het is niets nieuws dat kleding bepaalt hoe mensen zijn en dat weet iedereen; men zegt niet voor niets ‘kleren maken de man’. Maar meestal heb je dan een totaal plaatje, het wordt een stuk lastiger wanneer je enkel naar de grond kijkt. En toch kun je aan schoenen zoveel afleiden dat praktisch iedereen een open boek wordt, de uitzonderingen daar gelaten. Je hebt bijvoorbeeld de typische jongetjes van tegenwoordig – dat wil zeggen, iedereen van 12 tot ongeveer 25 – met hun hoge Nike schoenen en ietwat verfomfaaid uitziende broeken waarvan de pijpen of omgekruld of afgesleten zijn omdat, en daarvoor hoef je niet eens verder te kijken want het is evident, ze die dingen te laag dragen waardoor de pijpen altijd over de grond slepen. En tevens, eveneens zonder verder te hoeven kijken, weet je dat ze windjacks of bontkraagjes dragen, meestal met pet en doorgaans ook een diamant in de oor. Dit zijn types die naar hip hop luisteren, een scooter hebben of willen en er meestal een grote bek op nahouden. Je kunt ze meestal op vrijdagavond in de buurt van pinautomaten spotten. De schoenen die zeker niet vergeten mogen worden zijn natuurlijk laarzen. Vooral bruine of grijze laarzen, doorgaans van nepleer, variërend van hoogte van de enkel tot de kuit en meestal glanzend, zeker niet dof zoals suède dat is. Gaan deze gepaard met een witte legging, dan kun je er donder op zeggen dat het een vrouw is met een kort kapsel, waarschijnlijk een bruine boblijn of een kleine blonde paardenstaart. De gemiddelde vrouw die er zo bij loopt is zo rond de dertig, extreem burgerlijk, heeft een baan en is zwanger dan wel met kind. Ook heeft ze een man die onderdanig is aan haar, en beiden worden doorgaans rondgecommandeerd zonder er iets tegenin te brengen. Een aantal andere voor de hand liggende combinaties zijn donkere tinten skinnies met veterlaarsjes; meestal wat stoerdere meiden die stiekem naar Miley Cyrus en One Direction luisteren. Wat lossere, zwarte broeken met Vans eronder zijn meestal de emo’s die naar Bless the Fall luisteren. Spijkerbroeken met nette schoenen zijn meestal de mannen die losjes over denken te komen maar eigenlijk gewoon geen geld over hebben voor een pak, en hebben ze dat wel maar zitten ze in de trein dan kun je er donder op zeggen dat het pak te groot is en ze dus alsnog niet zoveel voorstellen. En dan heb je ook nog skinnies met gympen, maar daar zijn zoveel variaties binnen dat het onmogelijk is ze allemaal op een rijtje te zetten. In feite is het zo dat er binnen elke categorie aan schoenen op zijn minst vijf variaties mogelijk zijn, maar wanneer je er eenmaal in zit is het net zo gemakkelijk als het lezen van een jeugdboek. Ik zal niet beweren dat iedereen zo makkelijk te lezen is als hierboven geschetst; enigma’s moeten er ook zijn. Maar let er gewoon eens op en je zult zien wat een grenzeloos inzicht je ineens hebt vergaard. 8 Over de vloer bij… Kees van den Ende Door Franka Riesmeijer en Melle Wedholm Vorig jaar liep hij nog als student rond op de faculteit, maar vanaf september is hij onze nieuwe studieadviseur: Kees van den Ende. Bij sommigen stond hij bekend als de immer enthousiaste mentor, bij anderen als Herodus uit de musical Jesus Christ Superstar, sommigen kennen hem als fanatieke achtung-speler, en iedereen kende hem als een hardwerkende student. Nu gaan we hem leren kennen als collega van Thea de Boer, met wie hij samen informatie en adviezen gaat geven over toelating, inschrijving, studiemogelijkheden, studieplanning, en hulpverlenende instanties. Met Dei Facto spraken we Kees op een vrijdagmiddag in het restaurant van het academiegebouw, een plaats waar studenten én personeelsleden graag eten en drinken. Wij vroegen hem naar de overgang van student naar studieadviseur. Begin september ben je begonnen met werken als studieadviseur en 30 september had je je masterverdediging. Heb je tussendoor wel een beetje genoten van zomervakantie? [Kees lacht] Ik heb wel een klein beetje een vakantie gehad. Elske [Kroondijk, vriendin van Kees, red.] en ik zijn een weekend naar Borkum geweest. Een erg leuk Duits eiland, we zijn met een schattig klein treintje naar het hotel gebracht. Maar buiten dat heb ik eigenlijk geen vakantie gehad, hard doorgewerkt en meteen door. Voel je je goed voorbereid, ondanks dat je door hebt moeten rennen? Ik ben deels natuurlijk nog bezig om ingewerkt te worden door Thea [de Boer, red.], die heel geduldig is en heel veel vragen van mijn kant beantwoord. In die zin ben ik nog bezig met me inwerken maar ik kom geloof ik wel goed genoeg beslagen te ijs. Ik heb natuurlijk zelf de studie gedaan, ik heb ervaring als mentor en als Fb’er, dus ik ben bekend met de manier van werken, maar kan nog veel leren over de faculteit. En je hebt natuurlijk al alle eerstejaars gesproken. Ja, de studiestartgesprekken zijn al geweest. Daarnaast heb ik al een paar ouderejaars gesproken. Thea en ik hebben een verdeling van wie welke groepen voor zijn of haar rekening neemt, maar als iemand binnenwandelt, zien we wie dan tijd heeft. Omdat het deurbordje nu overigens nog niet klopt, heb ik nu constant spreekuur, dus iedereen kan de hele tijd binnen wandelen. Gebeurt dat in de praktijk veel? 9 Valt mee. De meeste studenten mailen als ze een afspraak willen maken. Veel studenten die binnen wandelen willen een update van een lopende zaak en zoeken specifiek Thea, met wie ze al hebben gesproken. Is het niet gek, hoe acuut de overgang is van student naar studieadviseur? Het viel mee dat ik de afgelopen maanden intensief aan mijn scriptie werkte, en dat is ook heel solitair. Maar de overstap is, hoe zeg je dat, het is aftasten naar hoe je zaken moet doen. Je bent altijd al heel prominent aanwezig geweest op de faculteit. Ja, ik ken iedereen, op allerlei manieren. Nu moet ik vanuit mijn rol van studieadviseur nadenken over aan wat voor activiteiten ik meedoe. Binnenkort is het klaverjassen met de sport- en spelcommissie. Normaal zou ik daar zonder twijfel heengaan, nu ligt dat anders. Ik blijf natuurlijk gewoon vrienden met wie ik al bevriend was, maar hou dat liever meer buiten de faculteit. We hoeven nog geen “u” te zeggen? Nee, nog niet direct. [Kees lacht weer] Ga je nu ook een andere houding aannemen denk je? Denk je dat je nu autoritairder gaat worden? “Ik hoop een stukje benaderbaarheid te behouden, en een beetje meer uit te stralen dat studenten vertrouwelijk bij me terecht kunnen voor serieuze zaken.” Ik hoop het niet, want autoritair klinkt gelijk weer zo überüber. Ik hoop een stukje benaderbaarheid te behouden, en een beetje meer uit te stralen dat studenten vertrouwelijk bij me terecht kunnen voor serieuze zaken. Ik zal een balans moeten vinden wat dat soort dingen betreft. Is het in die zin anders dan het mentoraat? Ik heb er zeker profijt van gehad dat ik drie jaar mentor ben geweest. Het lijkt ergens wel op het mentor-zijn, maar dat zit meer tussen het student en studieadviseur zijn in. Ik herken door mijn ervaring als mentor wel veel problemen van de eerstejaars, maar het gaat natuurlijk verder. Zo kom je als studieadviseur problemen tegen die je niet bij het mentoraat tegen zou komen, en andersom. Binnen het mentoraat gaat het niet altijd direct om de studieloopbaan, maar ook over het sociale en het studentenleven. Als studieadviseur ben je meer direct gericht op iemands studieloopbaan en op de gevolgen die keuzes of gebeurtenissen hebben op iemands studieverloop. Dat betekent natuurlijk niet dat het persoonlijke aspect verloren gaat. Heb je als studieadviseur meer mogelijkheid tot sancties? Heb je nu meer macht, laten we maar zeggen? Nou nee. Maar als studieadviseur heb ik heb vooral veel middelen tot mijn beschikking waarmee ik studenten hopelijk kan helpen. Daarnaast heb ik meer en makkelijker contact met docenten, psychologen en de decaan. We hebben ook een aantal ingezonden vragen van onze lezers. Ten eerste: Waarom heet je Kees? 10 Ah! Dat is leuk! Mag ik dat vertellen? Natuurlijk, daarom vragen we het. Ik ben vernoemd naar mijn opa, hij heette Kees en zijn vader heette ook Kees. Dit is de Van den Ende-lijn, dus ze waren allebei Kees van den Ende, net als ik. Mijn opa overleed in 1983, en ik werd geboren in 1984, toevallig op zijn verjaardag. Als ik een meisje was geweest, had ik Maaike geheten, maar ik was dus een Kees. In mijn kamer staat een hoed, die is van mijn overgrootvader geweest en daar staat ook een label met “Kees van den Ende” in, en daarnaast “Kees van den Ende junior”, omdat mijn opa hem daarna had. En ik heb die hoed dus nu. En gaat er nu nog een Kees, zoon van Kees, komen? Hahaha, geen commentaar! Nu we toch bij je over de vloer zijn, we hebben vernomen dat jij achter de togamakerij woont waar de toga’s van de hoogleraren gemaakt worden. Hoe is het om op zo’n belangrijke plek te wonen? Heel bijzonder! Ik krijg er natuurlijk niet veel van mee, maar de woonkamer was vroeger het naaiatelier. Het is een erg fijne plek. Omdat het een naaiatelier was, heeft het hoge ramen en het is er ook nog eens lekker rustig. De huisbaas heeft hier zelf ook gewoond en vertelt nog wel eens een anekdote over toen in de Tweede Wereldoorlog de Canadezen de woonkamer binnenstormden en vroegen “Is this Berlin?”. Het is zeker een pand met een verleden! Als laatste vraag, wat wilde je worden toen je klein was? Ik wilde postbode worden! Mijn neven en nichten lachten me daarom uit, omdat het een ongeschoolde baan was, maar toen wist ik nog niet wat dat was. Maar ik ben het wel geweest, het was hartstikke leuk. Ik vind het onderwijs toch wel leuker. Maar je kent de reclame, “Moeder/Postbezorger” en “Shantykoorzanger/Postbezorger”, dus misschien binnenkort ook “Studieadviseur/Postbezorger”. We zouden zeggen, geef je droom nog niet op! Lachend sluiten we het gesprek af en lopen met Kees terug naar het faculteitsgebouw. Hij wenst ons een fijn weekend maar kondigt aan zelf nog even door te werken. Sommige dingen veranderen kennelijk nooit. 11 Yeah, well, you know, that’s just, like, your opinion, man. Door Franka Riesmeijer “Come join the slowest-growing religion in the world – Dudeism. An ancient philosophy that preaches non-preachiness, practices as little as possible, and above all, uh…lost my train of thought there.” The big Lebowski is een van de grote filmklassiekers. Hierin speelt the Dude de hoofdrol en moet hij samen met zijn vrienden een ontvoerde vrouw terugkrijgen van nihilisten. Natuurlijk loopt alles anders en is niemand wie hij of zij zegt te zijn. Behalve the Dude, hij is ten alle tijden relaxed, open en eerlijk. Hij bowlt graag met z’n vrienden, houdt van white russians en neemt het niet zo nauw met de regels die de maatschappij hem oplegt. Uit dit personage is een religie ontstaan; het Dudeisme. Met deze religie hebben we een prachtig voorbeeld van verborgen kennis die door de generaties is doorgegeven. Op de site dudeism.com valt te lezen dat, ondanks dat het een relatief nieuwe religie lijkt, de wortels van deze religie erg oud zijn. Waarschijnlijk is een van de eerste dudeisten Lao Tzu, de man achter het taoisme. Hier zeggen ze zich te baseren op een oorspronkelijkere versie van Lao Tzu’s gedachtegoed, “before it went all weird with magic tricks and body fluids. The originator of Taoism, Lao Tzu, basically said “smoke ‘em if you got ‘em” and “mellow out”, man although he said this in ancient Chinese so something may have been lost in the translation”. Hiermee passen de schrijvers van de tekst een niet onbekende techniek toe om een oude schrijver of tekst toe te eigenen. Alles wat niet overeenkomt met hun religie, het dudeisme dus, is later ontstaan en hoort niet tot de echte boodschap. Als iets niet helemaal te lezen is, of helemaal niet te lezen is, zoals zij zeggen, is dat omdat de ware boodschap verdwenen lijkt te zijn. Maar natuurlijk hebben zij wel de echte boodschap. Hiermee ligt deze religie niet ver van kabbalah. De boodschap van dudeisme is redelijk overzichtelijk: het leven is kort en ingewikkeld en niemand weet wat we hieraan moeten doen. Dus laten we niks doen. Maak je niet druk of je je tentamens haalt, dat is verspilling van energie. Ga gewoon relaxed met vrienden hangen, waarschijnlijk met een lekker drankje en mogelijkerwijs wat recreatieve drugs. Relax. Deze boodschap is blijkbaar ook terug te vinden andere religies; boeddhisme, christendom, soefisme, John Lennonisme en natuurlijk het Fo’-Shizzle-my-Nizzlisme. Want, zoals elke theoloog en godsdienstwetenschapper je kan vertellen, Jezus en Boeddha waren erg chille gasten. En een van Lennons meest spraakmakende acties was niet uit bed komen, dus waarom maken wij ons zo druk? 12 Als je de site bezoekt kan je gelijk kijken naar andere grootheden, onder het kopje Great dudes in history. Hier staat over Jezus: “he was just a dude who thought people should mellow out and stop getting so worked up about stuff. Sadly, few of his followers seem to actually realize that.” Ik laat het aan de theologen over om dit te verdedigen of te ontkrachten, maar wederom zien we hier hetzelfde trucje. De site zegt de ware boodschap te hebben, in tegenstelling tot al die anderen die Jezus verkeerd interpreteren. Op deze manier halen ze grote namen aan hun kant en kunnen ze de kritiek afwijzen met een simpele “dan heb je hem verkeerd begrepen, dude.” Een verdere manier om je te differentiëren van iemand die je mening (of zelfs je religie!) tegenspreekt is met een simpele uitspraak die the Dude uitsprak tegen Jezus. The Dude zei tegen Jezus: “Yeah, well, you know, that’s just, like, your opinion, man.” (Maar dan wel Jesus Quintana, een van zijn tegenstanders bij het bowlen…) Hiermee biedt het dudeisme ons een perfect voorbeeld van new age en eeuwenoude religieuze retoriek. Het is new age omdat het kennis doorgeeft die eeuwen is doorgegeven, van generatie op generatie. Het steekt haar kop op als niemand het verwacht en is terug te vinden bij hen die tegen de maatschappij in gaan. Het speelt daarmee in op het idee dat er een nieuw tijdperk is aangebroken, de nieuwe leraar is opgestaan met the Dude. “There is a Religion for its time and place…It fits right in there, helps us abide through all the strikes and gutters, the ups and downs of the whole durned human comedy.[…] And the religion for our time and place is Dudeism.” Dudeisme verzet zich openlijk tegen doctrines en kiest meer voor de eigen ervaring, iets wat ook erg bekend klinkt tegen een new age achtergrond. Onder haar rituelen staat in principe dat ze er niet veel mee doen, behalve dan bowlen, af en toe een acid trip en luisteren naar Creedence. Daarnaast is het een goed voorbeeld van eeuwenoude religieuze retoriek. Al in het vroege christendom zijn er anti-ketterse teksten te vinden waarin wordt gezegd dat het makkelijker is om niet te discussiëren met ketters. Tertullianus schreef in De praescriptione haereticorum 16 “because a controversy over the Scriptures can, clearly, produce no other effect than help to upset either the stomach or the brain.” Hij ligt hiermee op een lijn met het dudeisme. Zij geven op hun site een handvat om te discusseren met ongelovigen: “That’s why you need to know how to respond when someone who is un-Dude asks you what the fuck you’re talking about when you tell them about Dudeism. Now, it’s a basic tenet of the Dudeist ethos to just say “Fuck it,” or “Yeah, well, that’s just, like, you’re opinion, man,” when someone micturates upon our faith. But we’re talking about unchecked theological aggression here, drawing a line in the spiritual sand, Dude.” En zoals eerder gezegd, ze gebruiken zelfde retorische middelen als veel andere religies. Zij geven de juiste interpretatie van wat de oude teksten zijn, al het andere is een latere toevoeging die fout zit, of is verkeerd gelezen. Een nieuwe religie, die ingaat op onze nieuwe behoeftes, met oude trucjes. 13 Over de grens Door Hilde Boekeloo Inmiddels is het alweer enkele maanden geleden dat ik me bevrijdde uit de Groningse grachten en me liet omringen door de golven van de stille oceaan. Grenzen overschrijden doe je zeker als je met het Face to Face programma van Council for World Mission op reis gaat. En het passeren van verschillende landgrenzen (mijn eindbestemming was in mijn geval zover van mijn alledaagse context verwijderd dat ik kon kiezen of ik linksom (over Amerika) of rechtsom (over Azië) wilde vliegen) is daar slechts een voorbeeld van. Tijdens F2F leer je kaders kennen en overschrijden. Samen met een groep theologiestudenten die uit landen van over de hele wereld afkomstig zijn, maak je kennis met een cultuur die op alle fronten ver verwijderd lijkt te zijn van de gebruiken en gewoontes waarmee je zelf bent grootgebracht. Daarnaast kom je ook in je eigen groep studenten verschillen tegen. Zo kon mijn Afrikaanse collega er niet aan wennen dat ik de docenten aansprak zonder hun titel te vermelden en ging mijn Indonesische maatje toen ik ziek werd in de natuur op zoek naar traditionele medicijnen. Nadat we een beetje aan elkaar en het communiceren in de taal, die voor de meeste van ons niet onze moedertaal was, gewend waren, werden we in verschillende gastgezinnen geplaatst. Tachtig procent van de Fijiaanse bevolking leeft onder de armoedegrens. Zo ook onze gastgezinnen. Aan de hoge levenstandaard die in Nederland min of meer vanzelfsprekend is kon op bepaalde fronten niet worden voldaan. In Fiji slaap je naast je Fijiaanse papa en mama op matten die van bananenbladeren gevlochten zijn of in een bed waar je ’s nachts wordt vergezeld door vlooien. Je eet zeewier en vreemdsoortige groenten die overal te vinden zijn. Vissen verorber je tot de graat aan toe, door de kop te ontleden en de ogen en hersenen uit te zuigen. In Fiji douche je met behulp van een plastic bakje en een regenton in een huisje dat van golfplaten is gemaakt en waar je huisvriend de rat regelmatig ’s avonds te vinden is. Ten slotte word je om half vijf ’s morgens door de dorpstrommelaar uit je bed getrommeld voor het ochtendgebed. De avonden breng je cava-drinkend bij kaarslicht door omdat er in de wijde omgeving geen elektriciteit, draadloos netwerk of satellietverbinding te vinden is. Zes weken geleden is het nu dat ik weer landde in de Amsterdamse luchthaven, waar ik bij de Starbucks een medium koffie bestelde voor vijf euro zeventig. Aan de hoge levensstandaard doe je zo weer mee. Toch heb ik geleerd van alle grenzen die ik de afgelopen zomer gepasseerd heb. Terug bij af ben ik nog altijd niet. Nog steeds ben ik niet helemaal gewend aan alle luxe die ik hier tot mijn beschikking heb. Daarnaast werd ik door in contact te treden met allerlei mensen uitgedaagd om na te denken over mijn eigen identiteit. Duizenden kilometers van huis leerde ik veel over de Nederlandse cultuur waarin ik ben grootgebracht en de manier waarop deze ook mij gevormd heeft. Op de Fiji eilanden besefte ik door met mijn eigen ogen de gevolgen van klimaatsveranderingen te aanschouwen meer dan ooit het belang om op een verantwoorde manier met de natuur om te gaan. Daar maakte ik kennis met mensen die zo’n indruk op me hebben gemaakt dat ik deze ontmoetingen nooit meer zal vergeten en werd mijn familie met tientallen fantastische leden uitgebreid. In Fiji herontdekte ik de waarde van begrippen als gastvrijheid en gemeenschap-zijn die thuis een beetje in de vergetelheid lijken te zijn geraakt. Foto’s en meer ervaringen zien en delen? Hier ben ik weer 24/7 per internet bereikbaar. ;) 14 Met vallen en opstaan Door Alexandra Matz Met een paar afscheidstraantjes maar vooral ook met een brede glimlach zwaaide ik mijn ouders op een zonnige augustusmiddag uit. Mijn recentelijk roze-geverfde kamer voelde al een beetje als thuis, en vol goede moed vergezeld met een tikkeltje naïviteit ging ik ervan uit dat ik me in dit kikkerlandje binnen de kortste tijden net zo ‘thuis’ zou voelen als ‘thuisthuis’, mijn geliefde Luxemburg. Immers, hoe erg konden twee plekken op 539km afstand (via de E25 dan) nou daadwerkelijk van elkaar verschillen? Zoals gezegd, ik was argeloos en onbekommerd. Dit leidde er in eerste instantie toe, dat ik het stuk oud vuil dat mijn huisgenoot mij voor drie tientjes aanbood vriendelijk afwees. Pas later werd duidelijk dat deze schijnbaar willekeurige samenvoeging van stukken metaal die ooit wellicht eens groen geweest waren maar inmiddels oranje van de roest zagen, een fiets voorstelden. Beredenerende dat spatbord en werkende remmen eigenlijk overgewaardeerd werden, om maar niet te beginnen over frivole accessoires als bel, fietslichten en slag-loze banden, besloot ik het avontuur aan te gaan. Binnen enkele minuten bleek: niet mijn vaardigheid om te fietsen vormde de kern van het probleem. Dat lag ‘m aan in inzicht in het verkeer. Waarom toeterde die auto rechts van me zo boos toen ik over de kruising scheurde? Hoezo, rechtdoor gaat voor? Dode hoek, wat is dat? Waarom hield niemand er rekening mee dat ik het gewoon eng vond om mijn hand uit te strekken om mijn richting aan te geven? Allemaal vragen, waarde lezer, waar ik op gênante en vaak ook levensgevaarlijke wijze antwoord op kreeg. Dertien maanden later kan ik met trots zeggen, dat de weg van mijn kamer naar onze mooie faculteit niet langer een bedreiging voor mijn welzijn en de zenuwen van mijn medeweggebruikers voorstelt. Maar fietsen in Groningen omdat het leuk is? Never nooit niet. Niet alleen als weggebruiker viel ik door mijn stuntelig gedrag als niet-Nederlander door de mand. Ook tijdens alledaagse conversaties viel mij vaak op, dat ik wél alle woorden snapte die mijn gesprekspartner uitte, maar dat ik geen flauw idee had, van wat hij wilde zeggen. Wellicht, waarde lezer, staat u er totaal niet bij stil. Maar wees ervan verzekerd dat het eerste appje van een vriend, waarin hij aangaf, zich “tussen wal en schip” te bevinden een hoop onrust en nog meer verwarring teerweg bracht. Mysterieuze verwijzingen naar klokken en klepels of naar omineuze appeltjes die iemand per se met iemand anders wilde schillen (zoiets kun je toch ook alleen?) maakten de boel er niet beter op. Waar de compulsieve behoefte om in raadselen te spreken vandaan komt, heb ik tot op heden niet kunnen achterhalen. Vooralsnog ben ik er stellig van overtuigd dat alle Nederlanders een soort taalkundige guerrilla-oorlog tegen buitenlanders voeren door zoveel mogelijk door middel van cryptische uitdrukkingen te communiceren. Inmiddels zijn we dertien maanden later en zou ik nergens liever willen zijn dan in dit stugge kikkerlandje. De idiosyncratische trekjes van mijn vrienden en medestudenten hebben per slot van rekening toch iets vertederends. Soms betrap ik mezelf erop dat ik zomaar andere mensen ga feliciteren met de verjaardag van een familielid. Of dat ik dat ene theezakje hergebruik tot het water alleen nog maar een flauw kleurtje heeft. En dan voel ik me even twee tellen helemaal thuis. Nederlanders voeren een soort taalkundige guerrilla-oorlog tegen buitenlanders Deze schijnbaar willekeurige samenvoeging van stukken metaal die ooit wellicht eens groen geweest waren maar inmiddels oranje van de roest zagen, stelden een fiets voor. 15 Bart Jongsma en de schone kunst van ‘koken met wat je in de koelkast hebt’ Door Bart Jongsma In mijn laatste paar columns heb ik vooral aandacht besteed aan wat men onder de wat meer chique manier van koken kan scharen. Mijn recept voor pilavrijst met gamba’s in een mandarijn-peterselie-sjalottensaus uit de Dei Facto van twee edities geleden is hier een goed voorbeeld van. De gerechten uit mijn vorige column zouden eigenlijk allemaal onder deze noemer kunnen vallen. Het is lekker, en op zich niet ontzettend moeilijk om te maken, maar je moet wel wat moeite doen om alle ingrediënten bij elkaar te krijgen, en er wat centjes voor over hebben. Nou ben ik zoals iedereen natuurlijk gewoon een arme student, die soms geen geld of tijd of zin heeft om de hele dag de kleine schattige delicattessenwinkeltjes en biologische slagers af te gaan voor net dat ene merk Italiaanse pasta of dat perfecte stukje vlees. Soms moet je het gewoon doen met de groenten die je toevallig in huis hebt. Of de groenten die je uit de gemeenschappelijke koelkast van het huis weet te snaaien, uiteraard. Nou hoeft het feit dat je alleen maar wat aardappelen en wortels hebt om mee te werken niet te betekenen dat je eten saai gaat worden, integendeel. Met wat creativiteit en vooral wat verse kruiden kan je met de meest minimale ingrediënten een avondmaal op tafel zetten waar iedereen na een lange werkdag wel vrolijk van zou kunnen worden. Wie de vorige almanak heeft gelezen, weet waarschijnlijk wel dat ik groot voorstander ben van het kweken van je eigen ingrediënten. De makkelijkste en meest lonende manier om dit te doen is door het kweken van verse kruiden; je hoeft er geen tuin voor te hebben, en je hebt vrijwel Een bouquet garni, een wat sjiekere manier om kruiden in je direct resultaat. Door het zelf kweken eten te pleuren van kruiden geef je jezelf ook nog de mogelijkheid om kruiden te gebruiken die in de supermarkt niet of nauwelijks te krijgen zijn. Ik heb zelf verschillende soorten kruiden in mijn tuin, die ik in zo veel mogelijk gerechten verwerk. De kruiden die ik het meest gebruik, zijn echter toch wel mijn citroentijm en rozemarijn. Beide kruiden combineren perfect met verschillende soorten vlees, en geven ontzettend veel geurigheid aan een gerecht. Mijn citroentijm is vooral heel goed te combineren met kip, waar ik dit keer een voorbeeld van wil geven. Ik eet de laatste tijd wat gezonder, en probeer wat meer eiwit in mijn dieet te stoppen. Kip is een ideale bron van redelijk goedkoop dierlijk eiwit, dus als ik even niks anders weet koop 16 ik gewoon twee kipfilets en verzin ik thuis wel wat er mee te doen. Laatst besloot ik ze licht in te oliën en onder de grill te stoppen. Terwijl de kip aan het garen was keek ik even wat er in mijn koelkast over was, en haalde wat aardappelen, wortels, een ui en wat kastanjechampignons tevoorschijn. Het was best herfstig weer, dus ik dacht dat een beetje stevige soep/stoofpot wel toepasselijk was. Niet moeilijk doen, alle groente in redelijk stevige stukken hakken, in de pan gooien met een plens bouillon totdat de groenten net onder staan of een beetje boven het vocht uit steken. Wat takken rozemarijn en vooral veel citroentijm, en sudderen tot alles nét gaar is. Als je wat meer stevigheid in de soep wil, kan je een van de gare stukken aardappel tot moes stampen en door de soep heen roeren om het geheel te binden. De kip in stukken snijden of tot flinters scheuren, wat je zelf lekker vindt, en door de soep heen roeren. Even doorwarmen, klaar. De korte kooktijd zorgt er voor dat alle geurigheid van de kruiden nog sterk aanwezig is, en als je de kip pas op het laatst erbij gooit wordt die niet droog, wat met kipfilet snel kan gebeuren. Als je de basisprincipes van het koken een beetje in de vingers hebt, kan je ook met bescheiden ingrediënten bijzondere dingen maken. Hier heb je geen recept uit een boekje voor nodig. Bedenk wat je hebt, hou goed voor ogen wat je er precies mee wil maken en hoe je wil dat het er uit gaat zien, en plan de stappen correct, dan kan er weinig mis gaan. Eet smakelijk! Ui, wortel, selderij. Drie simpele groenten vormen samen de mirepoix, de basis van de Franse keuken 17 Studentengroep actief medezeggenschap Door Sam de Beer Sinds enkele jaren ben ik de mascotte die staat voor de samenwerking tussen de verschillende studenten van de medezeggenschappen. Mijn naam is Sam de Beer, waarbij de afkorting SAM staat voor Studentengroep Actief Medezeggenschap. Ik hang voornamelijk in de gezellige hal van de faculteit of doe mee met de activiteiten van de faculteitsvereniging, maar ik zit ook op Facebook waar ik jullie op de hoogte houd van al het leuks en faculteitsnieuws. Ook organiseer ik twee keer per jaar het Algemeen Studenten Overleg (ASO), samen met het adviserend studentlid van het faculteitsbestuur (FB’er) en de studenten van de faculteitsraad en opleidingscommissies. Bij het ASO kun je terecht voor vragen, klachten en feedback op o.a. specifieke vakken, onderwijs in het algemeen en facilitaire zaken. Van slechte tentamens tot vieze koffie en van de verhuizing van de bibliotheek tot geluidsoverlast. Als (nieuwe) student is het sowieso handig om bekend te zijn met de verschillende medezeggenschappen en studenten die ik onder mijn hoede heb, zodat je ook buiten de ASO’s om bij hen terecht kan met vragen, klachten en feedback. De Faculteitsraad (of FR) is een medezeggenschapsraad die het faculteitsbestuur onder andere kan adviseren en ondervragen over het beleid betreft onderzoek en onderwijs. De FR bestaat naast vijf personeelsleden uit vijf studenten: Eelco Glas, Arianne Anker, Robbert van Veen, Kristel Molema en Nienke de Graaf. Daarnaast heeft het faculteitsbestuur een adviserend studentlid, ook wel FB’er: Charlotte Lameijer. Tot slot kun je voor specifieke opleidingsgerelateerde vragen, klachten en feedback terecht bij de OC’s (Opleidingscommissies). Ze bestaan naast docenten uit elk twee studenten: OC TH, voor de bachelor theologie bestaat uit Mark de Jager en Maaike van Prooijen; OC GW, voor de bachelor 18 godsdienstwetenschap bestaat uit Melissa Dales en Anne-Jan Sikkema. OC (Post-)graduate voor de masters, ReMa en promotieopleidingen bestaat uit onder andere Annet van der Meer en Carmen Fleurke en de OC GV voor Geestelijke Verzorging bestaat uit Ariëtte Lagendijk en Astrid Velstra. Tot zover de introductie van mezelf en mijn minions. Ik hoop jullie te zien op het aanstaande ASO, maar anders kun je altijd contact opnemen met één van deze studenten of een bericht achterlaten in hun postvakje! Liefs, Sam de Beer Bestuurswoord Wil je op de hoogte blijven van wat er op de faculteit speelt? Check dan ook zeker de site van Gerardus (www.gerardusvanderleeuw.nl), de Facebook van Sam de Beer, en de site en de Facebook van The Religion Factor (www.religionfactor.net). Door Gerardus van der Leeuw Faculteitsvereniging Gerardus van der Leeuw organiseert samen met haar commissies vele leuke & inhoudelijke activiteiten voor de studenten (en mederwerkers) van de faculteit GGW. Dit jaar bestaat het bestuur uit Robbert van Veen (voorzitter), Arianne Anker (secretaris), Tekla Slangen (penningmeester), Frank Timmerman (commissiecoördinator) & Charlotte Lameijer (FB’er; adviserend studentlid faculteitsbestuur). Als bestuur organiseren we jaarlijks twee arbeidsmarktdagen, minstens twee lezingen en/ of debatavonden, de dispuut- en commissiepresentatie en de jaarlijkse afsluiter van het collegejaar: de faculteitsbarbecue. Daarnaast hebben wij momenteel tien commissies die hun eigen activiteiten organiseren: de speciale dagencommissie Pithoiga organiseert onder andere kerkentochten, meditatiemiddagen, vieringen rondom feestdagen en pubquizen, de datingcommissie speeddate-avonden, de Alco organiseert borrels, de sport&spelcommissie spelletjesavonden en sportieve activiteiten (mogelijk een voetbaltoernooi), de reiscommissie organiseert jaarlijks een reis, de feestcommissie organiseert alle faculteitsfeesten, de DuCie verzorgt duurzame initatieven & activiteiten, de boekencommissie stelt boekenlijsten voor de eerste- en tweedejaars samen en zorgt dat jij met korting je boeken bij Studystore kan bestellen en de almanakcommissie stelt de almanak samen. En niet te vergeten onze jongste telg: Deux ex machina, de filmcommissie die elke tweede vrijdag van de maand een film zal tonen! Wil jij op de hoogte blijven van de activiteiten of je aansluiten bij een van deze commissies (of misschien alleen een idee voor een activiteit met hen delen), ga dan naar www. gerardusvanderleeuw.nl! Daar vind je alle commissies, disputen, oude besturen en hun contactgegevens. We hopen jullie te zien op een van onze activiteiten! Met vriendelijke brul, Het Gerardus van der Leeuw-bestuur 19 Globalization, Religion and Humanity Beyond the Nation-State By Erin K. Wilson There’s been much fuss made in recent years over the phenomenon of globalization and its impact on “opening up” state borders. It has been described as the defining feature of the contemporary age,1 with governments reducing restrictions on the free flow of goods and finance, increasing technological advances enabling greater communication, leading to tighter interconnections across the globe. Where people are concerned however, there is a different story to tell. If anything, the era of globalization, where state borders are supposedly becoming more porous, has seen a tightening of immigration restrictions and increasingly harsh and limited responses to the plight of refugees and asylum seekers, especially in Europe and the West. The Syrian refugee crisis makes this acutely obvious. Western countries have been quick to condemn the violence, with the USA, the UK and France all making strong cases for the need for military intervention following the chemical weapons attack. But other than Sweden, which has offered residency to all Syrian refugees,2 the response to the refugee crisis has been largely conspicuous by its absence within EU countries.3 In the Netherlands, after some disagreement between the Cabinet and the Tweede Kamer, the Dutch parliament recently voted to increase their annual intake from 500 to 750 to include an additional 250 Syrian refugees.4 However, with 5,000 Syrians crossing the border in search of protection everyday,5 much more is needed in terms of a response to the crisis. Why have governments become so reluctant to accept refugees? There is no clear answer to this question, though there are many identifiable contributing factors. One is globalization and the loss of control states have experienced over their borders and what comes in and out of their country. As states have ceded sovereignty to regional and international bodies in some areas, it has become increasingly important to strengthen their sovereignty and authority in others. Migration has become the main area where this reassertion of sovereignty is occurring. Former Australian Prime Minister John Howard expressed it thus: “We will decide who comes to this country and the circumstances in which they come.” 6 This sentiment has become something of a political mantra for governments of left and right in most industrialised countries. Another explanation is the global financial crisis and ongoing uncertainty. Governments are reluctant to share resources at the possible expense of their own populations, largely fearing a negative backlash when voting time comes around. A third factor is the post-9/11 security environment, where some within government and media has depicted asylum seekers, particularly those from majority Muslim regions, as “potential terrorists”.7 1 Scholte, J. 2005. Globalization: A Critical Introduction, 2nd edition. Basingstoke: Palgrave Macmillan 2http://www.france24.com/en/20130922-war-weary-syrians-find-new-home-sweden 3http://oppenheimer.mcgill.ca/How-the-European-Union-Is-Failing?lang=en 4http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Nederland/article/detail/3512612/2013/09/19/Kamer-voor-250-Syrische-vluchtelingen-extra.dhtml 5http://oppenheimer.mcgill.ca/How-the-European-Union-Is-Failing?lang=en 6http://electionspeeches.moadoph.gov.au/speeches/2001-john-howard 7 Adamson, Fiona B., Triadafilos Triadafilopoulos and Aristide R. Zolberg. 2011. ‘The Limits of the 20 There is also a strong misperception that somehow the experience of displacement and seeking refuge is orderly and peaceful. Asylum seekers who do not come through the so-called “proper channels” are referred to as “queue jumpers”, “illegal immigrants” and subsequently considered potential criminals. There is a view that these people should “wait their turn”, like other “good refugees” who patiently wait in refugee camps. But this view is far from the reality. Displacement is chaotic. People are literally running for their lives. There is no such thing as a queue and more often that not, they cannot apply for protection and resettlement through UN and state-sanctioned channels because they simply do not have access to those channels. The average length of time an individual spends in a refugee camp if they do use UN and state-sanctioned channels is 17 years,8 and refugee camps are highly insecure environments, with rape, violence and food and water shortages being a daily reality. Seeking asylum anywhere is a human right, not an illegal action, regardless of whether it is done through the UNHCR or on a country’s doorstep. Yet it does not seem to matter how many times refugee advocates repeat these facts, the view persists that asylum processes are or at least should be calm and well-organized. Part of the problem is that we still see the state as the main community to which people belong in world politics and citizenship as the primary way in which people are able to claim “a right to have rights” in Hannah Arendt’s words.9 If someone is not a citizen of a state or their own state refuses to protect them or honour their human rights, it becomes very difficult for them to access protection and claim their human rights elsewhere. On a day-today basis, this privileging of the state and citizenship leads to millions of people existing in a kind of legal and political no-mans-land with few possibilities available to them to live a Liberal State: Migration, Identity and Belonging in Europe’ Journal of Ethnic and Migration Studies 37(6): 843-859 8http://www.refugeecouncil.org.au/f/myth-long.php 9 Arendt, H. 1958. The Origins of Totalitarianism. London: Allen and Unwin, p295 21 fulfilled, dignified life. It is here that globalization can make a positive contribution. Aside from the collapsing of boundaries of time and space, globalization has also contributed to the emergence of identities and communities that go beyond the boundaries of the nation-state. Manfred Steger has called these “global imaginaries”,10 connecting people from different countries and different regions together around a shared set of cosmopolitan values. The global justice movement is one example of this. Rather than dismissing such movements as “pie-inthe-sky”, perhaps it is time for us to seriously consider how such transnational interconnections could contribute to resolving the current crisis of displacement and asylum. Yet arguably, such transnational identities have existed long before the contemporary era of globalization, in the form of religious communities. Religions connect their followers together through identities that go beyond the boundaries of the nation-state and beyond the boundaries of the natural realm to a transcendent reality. While such identities have contributed to exclusion and intolerance in the past, it must also be remembered that these connections to the transcendent contribute to traditions of compassion, generosity and hospitality towards the vulnerable stranger. The ancient principle of sanctuary practiced by many religious communities was in many ways the precursor for the contemporary practice of asylum.11 Feminist theologian Letty Russell has argued that for Christians welcoming the vulnerable stranger becomes possible because they recognize that all are separated from God by sin and yet at the same time, God’s radical act of reconciliation on the cross means that all are welcome. The same grace with which God welcomes all sinners should enable all sinners to welcome one another.12 Vicky Squire and Jonathan Darling have noted that contemporary sanctuary movements such as Cities of Sanctuary in the UK go beyond the idea of hospitality and operate from an assumption of “rightful presence”,13 that asylum seekers and refugees have a right to be in the UK, regardless of how they arrived or whether they arrived with a visa or not, because they are people in need, because the UK has committed through the Refugee Convention to provide protection for those who need it, because they share a common humanity, because it is purely a matter of chance that they were born in an area of violence, poverty and instability and we were born in an area of wealth, peace and political freedom. If we are to meaningfully address the displacement crisis of the 21st century, we must begin to think beyond the boundaries of the nation-state and citizenship as the primary ways in which we acknowledge the rights and humanity of one another. Processes of globalization push us in this direction, but let us not ignore the rich resources that exist in the world’s religions that open up alternative ways of thinking about this pressing global issue. Erin K. Wilson is the Director of the Centre for Religion, Conflict and the Public Domain 10 Steger, M. 2008. The Rise of the Global Imaginary. Oxford: Oxford University Press 11 Marfleet, Philip. 2011. “Understanding Sanctuary: Faith and Traditions of Asylum” Journal of Refugee Studies 24(3): 440-455 12 L.M. Russell, Just Hospitality: God’s Welcome in a World of Difference (Louisville, KY: Westminster John Knox Press, 2009) 13 Squire, Vicki and Jonathan Darling. 2013. “The ‘Minor’ Politics of Rightful Presence: Justice and Relationality in City of Sanctuary” International Political Sociology 7(1): 59-74 22 Het gras wordt groen en groener Door Kyra-Tiana Kers Voor de meeste studenten in Groningen zijn de afgelopen twee maanden zoals normaal verlopen. Voor ons eerstejaars geldt dit natuurlijk niet, want wij zijn een hele nieuwe wereld binnen getreden. Het begon met de brief waarin het introductieweekend werd aangekondigd: Op naar Schiermonnikoog. Ik kan nu natuurlijk een uitgebreid verslag gaan schrijven over elk moment van het weekend, maar jullie zijn allemaal eerstejaars geweest en hebben dit geweldige weekend waarschijnlijk nog op het netvlies staan. Wat wel erg leuk is om te vertellen zijn natuurlijk de unieke gebeurtenissen die ons introweekend net even iets leuker maakte dan vorige jaren. Om te beginnen hebben wij geweldige mentoren! Addty, Eelco, Mark, Nienke, Lotte, Yentl en Iris hebben erg hun best gedaan om ons een leuk weekend te bezorgen en dat is ze zeker gelukt. Met hun kookkunsten, spelavonden, speurtochten, weerwolfavondjes, de Toxbar en ook de avond bij het kampvuur hebben ze het voor elkaar weten te krijgen dat onze klas in een korte periode toch een hechte groep is geworden. Vooral Mark en Addy hebben erg hun best gedaan om op te vallen, want de luidruchtige mededelingen over de afwas en het programma zijn iedereen onvoorwaardelijk bijgebleven. Nu moet ik natuurlijk niet de ouderejaars vergeten te benoemen die de moeite hebben genomen ons te vergezellen op het verre Schiermonnikoog. Na een lange speurtocht waarbij we even in vijf minuten het Gerarduslied moesten leren, stonden onze voorgangers al op ons te wachten. Het verbaasde me meteen hoeveel studenten daadwerkelijk de moeite hadden genomen om ons op te komen zoeken en hun kennis met ons wilde delen. Het was erg leuk en gezellig om van iedereen te horen wat ze van de studie gemaakt hebben en wat hun functie was binnen de faculteit. Over de faculteitscommisies gesproken, wat zijn dat er veel! Ik ben zelden een hoge school of universiteitsfaculteit binnen geweest waar de studenten zo erg betrokken waren bij hun studie. Het is echt geweldig. Om het nog mooier te maken, hebben wij ook nog een eigen studievereniging met een lied. We hebben deze op de boerderij een keer met zijn alle gezongen en het was echt bijzonder dat er meteen een band werd geschept tussen de verschillende jaren. Om het weekend helemaal af te maken kan ik niet an23 ders dan de professoren aanhalen die hun tijd en moeite hebben gestoken in ons. Van Michaël van de Meer hebben we een prachtig proefcollege mogen bijwonen over God en zijn Asjera terwijl Wouter Slob ook een goed verhaal over de tussenwerking van godsdienst met wetenschap hield. Ook de lezing van Kim Knibbe was inspirerend en gaf mij het idee dat we nog tijd genoeg hebben om religies en onszelf te leren kennen. Door deze drie topprofessoren en geweldige studenten kan ik niet anders dan met een grote lach op mijn gezicht aan mijn studie beginnen. Ik ben er trots op dat ik bij een fantastische faculteit hoor waar het gras onder onze voeten het groenst is. 24 De ultieme man? James Bond en zijn girls Door arianne Anker “The name is Bond … James Bond”. Het is één van de bekendste oneliners uit de filmgeschiedenis en afkomstig van een actieheld die al verschillende decennia het bioscoopscherm siert. Bij iedereen bekend, al is het maar van naam, maar de films en boeken hebben met godsdienstwetenschap niks te maken. Toch? Op het gebied van genderstudies zijn de films echter zeer interessant. Doordat de films al zo lang draaien biedt het een kans om te kijken naar (veranderende) genderrollen. Dit kan zowel binnen het personage James Bond als binnen de vrouwelijke personages en de relatie tussen Bond en de vrouwelijke personages. Een mooie uitdaging, maar niet mogelijk binnen deze beperkte ruimte. Vandaar dat we kijken naar een klein element uit de films – waarover nog steeds een hele hoop valt te schrijven – namelijk de zogenaamde ‘Bond girls’. De Bond girls zijn een vast element in alle Bondfilms. De vrouwen die worden geïntroduceerd zijn altijd knappe vrouwen, of ze nou voor de vijand werken of Bond helpen om de vijand te verslaan. Vaak hebben ze geen man of zijn ze gebonden aan de vijand. Er wordt standaard naar gerefereerd als ‘girls’ en niet als ‘women’, ondanks dat het seksueel volwassen vrouwen zijn. Dit geeft aan dat ze gezien worden op een kinderlijke manier: deze ‘girls’ hebben op bepaalde momenten hulp nodig van volwassenen, zoals Bond. Ursula Andress als Honey Rider in Dr.No Interessant zijn de namen die door Ian Fleming – de bedenker van Bond en auteur van de eerste boeken –aan de vrouwen zijn gegeven. Die namen zijn vaak veelzeggend voor het personage van de vrouwen. Opvallende namen zijn onder andere Honeychile Rider, Pussy Galore en Xenia Onatopp. Al deze namen hebben een duidelijke seksuele connotatie en de manier waarop de vrouwen gepresenteerd worden is vaak ook seksueel getint. Een voorbeeld hiervan is het moment waarop Honey Rider uit de zee komt lopen in haar witte bikini. Dit is één van de meest iconische scènes uit alle Bondfilms en wordt later nog herhaald wanneer Halle Berry als Jinx Johnson ook uit het water komt lopen met een mes in haar bikini. Interessant genoeg is het in Casino Royale Bond zelf die uit het water komt en dus Halle Berry als Jinx Johnson in Die Another Day als lustobject wordt gepresenteerd. De introductie van de andere Bond girls is vaak ook seksueel ge25 tint wanneer ze in een avondjurk of alleen ondergoed te zien zijn. Na de openingsscène volgt bij de Bondfilms een ‘titles sequence’, begeleid door de titelsong van de film, waarin de silhouetten van schaars geklede of naakte vrouwen te zien zijn. Het verschilt per film hoe die vrouwen bewegen. Bij Thunderball, waarin een gedeelte van de film zich onderwater afspeelt, kwamen de vrouwen langs zwemmen. Op andere momenten, zoals bij A view to a kill en Goldeneye, dansen vrouwen in vlammen. Al deze gedeeltes hebben echter een erotische connotatie waarbij de vrouw als lustobject wordt neergezet. Niet alleen door de schaarse kleding of hun naaktheid, maar ook door de erotische bewegingen. Daarnaast is het silhouet van Bond altijd te zien, maar die wordt volledig in pak afgebeeld en in een sterke positie met gericht wapen. De tegenstelling tussen de (positie van de) man en de vrouw is dus groot in dit gedeelte van de film. Ook in de filmposters wordt het verschil tussen Bond en de vrouwen duidelijk gemaakt. Bond staat weer met zijn pistool klaar om te schieten, terwijl de vrouwen in niets verhullende kleding naast hem staan of zitten. Weer wordt de seksualiteit van de vrouwen benadrukt en de viriliteit en kracht van Bond. In latere posters is een verandering te zien in deze trend. In één van de posters van A view to a kill staat Grace Jones als May Day in dezelfde prominente positie als Bond. Bij Die another day staat Halle Berry niet alleen op gelijke voet met Bond, ze heeft zelfs een pistool en een eigen poster. In de poster van Skyfall staat Seferine als vrouw in het midden, hoewel ze geen wapen vasthoudt in tegenstelling tot de mannen. De positie van de vrouw in de Bondfilms is de afgelopen jaren dus aan verandering onderhevig geweest. De Bond girls hebben een steeds prominentere rol gekregen, bijvoorbeeld als vijand. Dit is voor het eerst echt te Daniel Craig als James Bond in Casino Royale zien in A view to a kill waar de man geen sterke vijand is, maar May Day als (letterlijk) sterke vrouw naast hem staat. Het is echter wel zo dat ze ondergeschikt is aan hem. Wanneer hij haar verraadt, is ze de weg kwijt en besluit ze om zichzelf op te offeren. In Goldeneye is Famke Jansen een klassiek voorbeeld van een ‘femme fatale’: mooi, verleidelijk, maar ook dodelijk. Want ze krijgt seksuele bevrediging van het vermoorden van mannen. Ook hier is echter een kanttekening bij te plaatsten, want ze vermoordt niet met een pistool of een mes, maar met haar dijen, waardoor weer een duidelijke seksuele connotatie verbonden is aan haar personage –zoals haar naam, Xenia Onatopp, al doet vermoeden. Maar de trend dat de vrouw een prominentere rol krijgt blijft doorzetten, met bijvoorbeeld Jinx Johnson en Vesper Lynd. Daarnaast is het feit dat dat Bond een vrouwelijke baas krijgt een significante verandering. Hierdoor wordt niet alleen een grote rol vervuld door een vrouw, het is ook nog de belangrijkste baan die beschikbaar is binnen de geheime dienst. Als feminist(e) zou het frustrerend kunnen zijn om naar de eerste Bond films te kijken, waar de vrouw als hulpeloos wezentje wordt geportretteerd dat gered moet worden door een man. En hoewel de vrouwen een prominentere plek hebben gekregen binnen de films, lijken ze nog altijd ondergeschikt aan Bond. In ieder geval kunnen de films veel vragen oproepen. Als Bond de ultieme man is, zijn de Bond girls dan de ultieme vrouwen? En wat zou dat zeggen over het man/vrouw beeld in onze huidige maatschappij? 26 Homo’s: waarom? Een overpeinzing over wat een goede titel nou zo goed maakt Door Franka Riesmeijer Het bedenken van een goede titel is een van de moeilijkste delen van een werkstuk (naast een goede vraagstelling). De titel moet omschrijven waar de tekst over gaat EN tegelijkertijd de lezer boeien. Dit is een moeilijke balans. De eerste voorwaarde eist een precieze zin: ‘Een onderzoek naar de economische consequenties van het beleid van president Obama op de huizenmarkt in Boston tussen 2008 en 2012’. Dan weet een mens waar hij aan toe is als hij het boek opent. Boeiend klinkt het echter niet. ‘Mijn oma’s huis is niks meer waard’ is al een stuk boeiender, als dit citaat terug zou slaan op een uitspraak van een van de bewoners van Boston. Het is misschien feitelijk niet helemaal waar (oma’s huis is weinig waard, maar niet niks), maar het grijpt de aandacht. Als je de titel leest weet je niet direct waar het over gaat. Nu kan dit natuurlijk opgelost met een goede ondertitel. Tegen dit probleem lopen alle studenten op een gegeven moment aan. Zo ook bij twee van onze studentes godsdienstwetenschappen, Franka R. en Tekla S., die naarstig naar titels hebben gezocht. Bij sommige werkstukken komen titels zeer makkelijk; een leuk citaat van een van de bronnen, een goede ondertitel en klaar is Kees. Bij andere onderwerpen gaat dit een stuk moeilijker. Zo zat Franka R. op een gegeven moment vast met titels geschikt voor een Willy Vandersteen stripboek: ‘Suske en Wiske en het herstellende huwelijk’, ‘Suske en Wiske en de sacrale seks’. Een vergelijking tussen twee groepen op enkele overeenkomstige punten is bijvoorbeeld heel lastig. Je moet enerzijds de twee groepen noemen, anderzijds alle onderdelen waar je ze op vergelijkt. Dit wordt dan snel een titel bestaande uit vijf onderdelen. ‘Hoe Pietjes en Mientjes vergelijkbaar zijn of verschillen in hun mening over integratie, economische groei en de huizenmarkt’. Wederom, duidelijk waar het over gaat, maar ik begin al te zuchten voor ik bij de inleiding ben. Daarom zaten de studentes titels te verzinnen. De titel mag natuurlijk niet te normatief zijn. De titel moet wel beide groepen noemen, hoewel je meer grapjes kan verzinnen met de ene, dan met de andere. En toen kwam Tekla S. met het geniale voorstel: ‘homo’s: waarom?’. Dit sloeg helemaal nergens op, maar het trekt wel de aandacht. Wat bedoelt de schrijfster? Waarom bestaan homo’s? Wil ze homo’s ergens over aanspreken? Wil ze van de homogemeenschap weten waarom ze iets doen zoals zij het doen? Wil ze weten waarom homo’s homo’s genoemd worden? Allemaal mogelijkheden! Een bijzonder slechte titel dus eigenlijk. Hij slaat nergens op, hij is ambigu, maar hij spreekt wel aan. De studentes hebben er hard om gelachen en toen heeft Tekla S. toch maar besloten een andere titel te kiezen voor haar scriptie, waar toch een bepaalde academische verwachting aan verbonden zit. De titel mocht echter niet verloren gaan en daarom dit artikel. ‘Homo’s: waarom?’ heeft waarschijnlijk jullie aandacht getrokken en daarom lezen jullie nu een artikel over titels. En alsnog weten jullie niks meer of minder over homoseksualiteit of de waaromvragen die gesteld kunnen worden omtrent dit onderwerp. We hopen jullie achter te laten met deze geweldige tip: bedenk eerst een titel waar je helemaal gelukkig mee bent en schrijf daarna pas het werkstuk dat past bij deze geweldige titel! 27 Duocolumn Door Franka Riesmeijer en Melle Wedholm Franka: Het begint ondertussen een traditie te worden. Melle en ik gaan iedere editie van dit blaadje de discussie aan over een onderwerp. Hierbij schuwen we niks en is geen mening taboe. Deze Dei Facto hebben Melle en ik besloten om ethiek en moraliteit te bespreken. Is de mens goed? Ik denk van niet. Ik denk dat de meeste mensen heus de ambitie hebben om goed te zijn voor de wereld en hun medemensen, maar dat we niet in essentie goed zijn. Evenmin als de wereld goed of slecht is. De wereld heeft stormen, regen, zonneschijn, vruchtbare grond, woestijnen, bergen. Omstandigheden die ons goed uitkomen of die ons juist tegenwerken. De natuur is niet goed of slecht, de natuur is neutraal. De mens heeft in dat opzicht dezelfde buien; soms zijn we vrolijk, nieuwsgierig, lief, maar soms zijn we ook boos, moeilijk, met duistere gedachtes of gewoon in een antisociale bui. Dit is niet goed of slecht, maar een natuurlijk gegeven. Daar overheen komt iets wat de natuur niet heeft, mijns inziens, namelijk onze eigen wil. We kunnen dingen analyseren en beoordelen en daaruit besluiten om op verschillende manieren te handelen. Hier kunnen we kiezen voor goed of slecht handelen. We hebben idealen, streven naar een bepaalde wereld en proberen deze zo goed mogelijk tot stand te brengen. De gemiddelde Bond-slechterik heeft ook een wereld in gedachten waar hij naartoe streeft en waarmee hij zijn daden goed praat. Daarnaast ben ik van mening dat het kwalificeren van de mens als goed of slecht eigenlijk verkeerd is en onmogelijke verwachtingen schept. Iedereen heeft soms gevoelens die niet goed zijn. Met meditatie zouden we naar deze gevoelens moeten kijken met een gevoel van acceptatie en het laten passeren, maar vaak worden boosheid en anti-sociale buien gezien als verkeerd. Asociaal gedrag is natuurlijk verkeerd, maar wat is er mis mee om je af en toe als een kluizenaar af te sluiten van de wereld? Wat is er mis met boos zijn over dingen die je kwetsen? Een goed mens zijn gaat er dan paradoxaal genoeg niet om of je een goed mens bent, neem ik aan. Het gaat om goed doen. Iedereen moet kiezen tussen allerlei verleidingen, gevoelens en idealen. Wat ons goed maakt is niet een goede inborst, maar een juiste manier van omgaan met alle dingen. Het probleem met het koppelen van al dit met ons wel of niet goed zijn is volgens mij aanwijsbaar in de Bijbel (waar anders?). Matteüs 5: 27-28 zegt: “Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: ‘Pleeg geen overspel.’ En ik zeg zelfs: iedereen die naar een vrouw kijkt en haar begeert, heeft in zijn hart al overspel met haar gepleegd.” Dit geeft ons een schuldgevoel bij elke gedachte die we hebben. Ik vind de Bergrede een prachtige tekst, maar dit vind ik problematisch. Als ik dit letterlijk op zou vatten, dan levert dit enkel moeilijkheden op. Als mijn gedachtes en gevoelens hetgeen zijn waar ik over beoordeeld dien te worden, ben ik een slecht mens. Als ik daar mijn wil tussen laat komen en kies om soms wel te handelen en soms niet, dan zondig ik nog steeds, maar al een stuk minder. Wat ik dus al met al probeer duidelijk te maken: De mens is niet goed, de mens doet goed. 28 Is de mens goed? Melle: De lezer mag het van me aannemen of naast zich neerleggen, maar ik was het na de column gelezen hebben met Franka eens. Mensen hebben net als de natuur verschillende eigenschappen en zetten dit in de wereld op verschillende manieren en gedrag in. Dit gedrag wordt beoordeeld door de andere mensen die dit doen vanuit hun eigen positie. Dit is een naturalistisch, objectief klinkend verhaal met genoeg postmoderne invloed om het menselijk te houden. Als een echte liberaal plaatst Franka bovendien de menselijke wil centraal. Ze presenteert, kortom, een aantrekkelijke optie om naar de menselijke natuur te kijken. Maar is dat een voldoende antwoord op onze vraag? Ik denk van niet. De manier waarop Franka de wereld schetst vind ik een verarming. Door mensen af te schilderen als onderdeel van de natuur maakt Franka ze deel van een automatisch, zelfs machinaal werkend systeem. Dit geeft weinig ruimte aan de menselijke eigenheid, het onderwerp dat we nu bespreken. Het zou goed zijn om de wil te introduceren als werktuig voor wat ons mensen maakt, maar deze wordt bij Franka met het naturalistische en koude ‘analyseren en inschatten’ omschreven. Franka lijkt in haar verhaal terug te grijpen op een binaire tegenstelling tussen de lage menselijke natuur en zijn idealen. Dit mensbeeld is zeer invloedrijk in het christelijke en westerse denken, en gaat ten minste terug op Plato, die in zijn Phaedrus de allegorie van de strijdwagen vertelt. De bestuurder (de ratio) moet enerzijds een woest en anderzijds een nobel paard kunnen bedwingen en naar een gezamenlijk doel sturen. Een dergelijk mensbeeld hoeven we echter niet te accepteren. Ik denk dat de wil iets diepers is dan deze geestelijke activiteiten, en aan de kern ligt van wat ons mensen maakt. Ik stel voor de mens als een geheel te zien: lichaam en geest, ziel en wil. Deze mens is wat mij betreft niet puur hedonistisch. Naast het optimaliseren van zijn eigen geluk, is hij ook medelevend richting zijn omgeving. De een kent slechts liefde voor zijn partner, de liefde van een ander strekt zich zelfs uit tot smeltende ijskappen. Dit betekent niet dat ik een onnodig rooskleurig beeld van de wereld heb. Net als Franka erken ik dat de wereld veel uitdagingen biedt. Deze worden vaak ook veroorzaakt door mensen met tegengestelde belangen. Maar Franka zei het zelf al. In ieder geval willen deze mensen goede dingen, zijn dus goed. Zeer goed. Dit hoeft wat mij betreft niet te leiden tot irreële verwachtingen. Integendeel: alleen al door zijn mens-zijn is elke mens geaccepteerd, en daarom goed. Als we dit beeld van de mens als een eenheid accepteren, wordt de ideologische afstand tussen Franka en mij kleiner. Voor Franka zijn het menselijke daden die door een menselijke oordeel gaan die het verschil maken tussen een goede en een slechte daad. Voor het uitvoeren (en ik veronderstel ook voor het beoordelen) van die daden staat de menselijke wil centraal. In haar verhaal heeft Franka dus opnieuw de mens nodig als spil van dit alles. Cirkelredenering of niet, dat de mens steeds op de mens gericht is, is nou juist wat hem zo goed maakt. 29 Mah-jongg & the Joy Luck Club by Xuan Luo Last semester on a master course, every student was asked to analyze a novel in discussion of migration, culture, and religious identity under the globalized context. For the sake of pure convenience, I chose one by a Chinese author Amy Tan, who published her debut novel “The Joy Luck Club” in the early 1980s. Before reading it, I was interested in the title: what on earth is a Joy Luck Club? The name simply sounds ridiculous and meaningless in the English translation. Even in Chinese, it looks like random combination of blissful words that are given out on a new year’s eve. With that curiosity, I flipped over the first page. Amy Tan starts her story from the occasion of a party at the Joy Luck Club in the Chinatown of San Francisco, at which occasion the central narrator of the novel, Jing-mei Woo, is asked to replace her deceased mother to play mah-jongg with three aunties, who are close friends of Jing-mei’s mother. During the mah-jonggf games, the four of them start to talk about Jing-mei’s mother in memory of her recent death. By this conversation, both Jing-mei and her aunties, three first generation immigrants, are alarmed by the ignorance toward each other. Thus, a story revolving eight women characters, four ethnically Chinese mothers recounting their life experiences before immigration, and four California-born daughter roles telling their adolescent and adult lives in America. Each characters narrates two episodes of their past, constituting into a collection of sixteen short monologues. Those monologue stories express a shared confusion towards the different aspects of multicultural encounters in life, as well as a quest to find answers to such questions: what does it mean to be a Chinese woman in a post-migration context? What different conceptions of being a Chinese woman do they have among the mothers and daughters? And how do they deal with those differences? In the opening chapter of The Joy Luck Club, an uneasy dialogue is already taking place within the central story teller Jing-mei Woo. Set in the Chinatown of San Francisco, the traditional entertainment game mah-jongg is played by four middle aged aunties who are overly dressed up in ‘funny Chinese dresses with stiff stand-up collars and blooming branches of embroidered silk sewn over their breasts’. Wonton and buffet are being served at the club, there is the usual gossip about this and that family, etc. All those ritual-like customs are too Chinese for Jing-mei Woo, who is playing here at the Joy Luck Club in replacement of her deceased mother. Brought up in anything but the Chinese way as the second-generation immigrant, Jing-mei is having a hard time relating herself to this environment, which is even ‘shameful’ for her, ‘like the secret gathering of the Ku Klux Klan or the tomtom dances of TV Indians preparing for war’. The entire Chinese atmosphere at the Joy Luck Club does not provoke any attachment to or interest in the Chinese ethnic heritage hidden in her. To the contrary, it urges her to distance herself. She seems to make clear boundaries between her middle-class American identity and the old Chinese immigrant community. At this particular occasion and spatial situation, Jing-mei’s self-identification as an American takes a much stronger position against the Chinese ethnic identity. The question here is what does the Joy Luck Club represents in the novel? What role does it play for the identification process for those characters? It can be argued that the Joy Luck Club serves as a symbolical miniature of the Chinese community where conflict and dialogue take place concomitantly. Traditionally, clubs such as Joy Luck Club serves as a social place for people to have fun playing maj-yogg, a 30 very popular gamble game in China. In those clubs, the main activities are chatting and gambling over maj-yogg or poker with a cup of tea. The naming of Joy Luck Club reflects its Chinese ethnic origins: the words Joy and Luck are usually given to people as New Year wishes. However, it is not easy for Jing-mei to have a meaningful dialogue with it. It is quite interesting to see from Jing-mei’s eyes her impression of the Joy Luck Club, which is described as a group of very stereotypical Chinese immigrants dressing and behaving in the most traditional Chinese fashion. For instance, the way in which those aunties gossip, how they prepare food, and how they dress are extremely typical old-fashioned even in modern China. She views the activities that take place in the Joy Luck Club as an outside spectator who happens to be a blood descendant of one family member, and who consciously keeps distance from it. Yet at the same time she is curious about the history of her deceased mother. Here in this context, Jing-mei’s internal identification as an American runs counter with this traditional Chinese community. The significance of the Joy Luck Club also lies in its reminiscence of the cultural roots for those immigrants, which serves as a heritage link between the distant ‘homeland’ and the more intimate American society. Through this club, two generations of Chinese immigrants are gathered, physically or emotionally, through the recounting of their personal past memories. The much divergent experiences of the two generations create a huge gap for the values and understandings of their identification or view of themselves. Yet, the memory of Jing-mei’s deceased mother, the tragic life experience of her mother in the feudal family in China before coming to the United States, the traumatic past during the war and the twin baby sisters lost and found is the story that creates an emotional connection, despite the cultural disconnection. Today, you could find variations of the symbolic “Joy Luck” clubs, such as the Joy Luck Express and the Luck Prosperity restaurant in the busy streets in Amsterdam. But in those restaurants, the cultural connotation it originally holds has been left out over the later decades. 31 Correspondentie Rabat - Istanbul As-salamu `alaykum habibti, Hoe gaat het met je, daar in het verre Istanbul? Het is nu een maand geleden dat we beiden Groningen achter ons hebben gelaten om ons te installeren in het buitenland voor onze minor. Het leek me mooi om onze ervaringen in de Arabische wereld eens onder de loep te leggen. Eerst maar eens, het onderwijs. Wat voor vakken volg jij en was het moeilijk te regelen? Zitten er leuke Turken bij? Ik volg mijn minor in Rabat aan het Nederlandse Instituut in Marokko, het NIMAR. Ik doe hier de minor sociale wetenschappen met een groep van 19 Nederlanders, en twee verdwaalde Duitsers. We hebben 3 keer per week Marokkaans Arabische les, en verder twee keer per week lezingen en 1 keer per week een excursie. Verder hebben we een vak kwalitatieve onderzoeksmethoden, waarin we veel antropologische artikelen lezen, en een vak Onderzoek Workshop, waarin je het onderzoek gaat voorbereiden dat je in december gaat uitvoeren. In januari krijg je de tijd om dat uit te schrijven, en je mag zelf weten of je dat doet in Marokko of in Nederland. Tot dusver vind ik het heel intensief, elke dag van negen tot twee les en daarna twee uur aan het huiswerk. Het lijkt allemaal niet op mijn Groninger leventje, maar ik vind het wel heel erg leuk. En hoe zit jij qua huisvesting? Je woont in een Erasmushuis toch? Is het net zoals L’auberge espagnol? Lekker vies en veel dronken feestjes? Ik woon in een lief gastgezin in de medina, waar het absoluut schoon is, en ze geen alcohol drinken. Ik moet er nog wel aan wennen dat ik helemaal niet hoef te koken en/of boodschappen te doen, en dat mijn maaltje elke dag voor me wordt gemaakt, maar ik moet zeggen: ik klaag niet. Dan de bevolking. Werd jij ook zoveel aangesproken door Turkse Nederlanders op het vliegveld? Zodra Nederlandse Marokkanen doorhadden dat ik Nederlands was, werd ik enthousiast begroet en wilden mensen allemaal dingen van me weten. Ongelofelijk, wat een broederschap! Tot dusver vind ik Marokkanen heel erg vriendelijk. In de medina, het oude gedeelte van de stad, hoor je wel vaak geschreeuw van jongemannen naar je hoofd, maar even vriendelijk glimlachen, een hand op je hart leggen, en ‘la sukran’* zeggen doet wonderen. Jij had het over aangerand worden in de metro. Dat is mij nog niet overkomen, aangezien ik hier eerder taxi’s dan de metro pak (die wij namelijk niet hebben). Maar als we met in een stoet door de soek* schuifelen wanneer het heel erg druk is, wil ik nog wel eens een hand op mijn achterwerk voelen. Maar then again, mijn hand zit soms ook wel per ongeluk op iemands’ derrière. En dan, het belangrijkste, het eten. Hoe bevallen de kebab, het Turks fruit, en de andere Turkse lekkernijen? Heb je al zin in kroketten en pindakaas? Ik wordt elke dag volgestopt met lekkere zoete muntthee, en ik krijg er geen genoeg van. Ik begin zelfs nu ook in andere dingen suiker te doen, wat heel slecht is. Verder eten we alleen maar couscous hier op vrijdag, wat mega-lekker is, en verder eten we heel veel tajine (dus gestoofd vlees/vis met groenten). Mijn gastmoeder kan heel goed koken, dus dat is onwijs fijn. Enig minpuntje is dat we wel pas rond elf uur ’s avonds eten, waar mijn Hollandse maag eerst even aan moest wennen. Oké, lieve schat, ik hoor in mijn kamertje de oproep voor het gebed, dus voor mij is het nu tijd om naar school te gaan. Ik ben benieuwd naar je avonturen! Yvonne Kraak *La sukran: nee bedankt *Soek: de markt in de medina (het oude gedeelte van de stad) Yvonne’s blog is te vinden op: caferabat.nl 32 Door Yvonne Kraak en Iris Keuning Merhaba aşkım, Hier gaat het goed! Na drie weken kan ik wel zeggen dat ik me hier ‘thuis’ begin te voelen. Ik ben blij dat het bij jou ook goed gaat en omdat je zoveel vragen stelt zal ik maar meteen beginnen. Wat kan ik zeggen over mijn universiteit? Alles wordt hier op zijn ‘Turks’ geregeld, wat inhoudt dat je voor alles wat je moet doen (registreren voor vakken, collegekaart ophalen, vakken laten goedkeuren etc.) op verschillende plekken moet zijn. Niemand daar weet precies hoe het systeem in elkaar zit en eerlijk gezegd werkt het ook niet, maar toch is alles nu gelukt. Ik volg drie colleges die over de geschiedenis en de formaties van Turkije gaan, en die zijn echt heel interessant! Ik las dat het bij jou heel intensief is, dat valt hier na de eerste week colleges erg mee. Ik studeer aan de Istanbul Technical University, één van de dertig universiteiten in Istanbul met een campus die groter is dan een dorp. De locaties waar mijn colleges worden gegeven zijn verspreid over heel Istanbul, wat betekent dat ik met de boot, metrobus, metro, Füniküler en zelfs met de kabelbaan naar colleges ga. Ik woon in een Erasmushuis in Kadiköy, de leukste buurt van Istanbul! Kadiköy ligt in het Aziatische deel van Istanbul (dat verklaart de boot als dagelijks vervoermiddel) en is véél groter dan Groningen. We wonen hier met zijn negenen, verdeeld over twee appartementen. Het is er precies zoals jij zegt, best wel vies en er zijn altijd mensen en feestjes, maar dat is juist heel gezellig. Ik kan nu goed met iedereen opschieten en we doen veel dingen met zijn allen. In tegenstelling tot bij jou kookt er hier niemand voor me want daar doen ze niet aan in Istanbul, en er gaat geen dag voorbij in dit huis zonder dat er alcohol gedronken wordt. De meeste Turken zijn trouwens heel vriendelijk hier! Als je ergens hulp bij nodig hebt of verdwaald om je heen kijkt is er altijd wel iemand, ondanks dat diegene geen Engels spreekt, die je probeert te helpen. De meeste Turken waar ik mee omga zijn vrienden van Ogün (Roos haar vriend) of van Berkan, mijn huisgenoot. Toen ik hier net aangekomen was wist ik nog niet zoveel over de Turkse etiquette en ging ik er met mijn naïeve gedachten van uit dat iedereen altijd aardig is, maar dat valt soms toch een beetje tegen! Ik werd bijvoorbeeld bij de buurman uitgenodigd voor koffie maar het kwam er eigenlijk op neer dat hij mijn ‘model sizes’ wou bewonderen. Beetje jammer maar ook een beetje grappig. Ik voel me prima als ik alleen over straat moet en ik ken inmiddels genoeg Turkse woorden om te zeggen dat ik het niet leuk vind als iemand me mijn appartementsgebouw in loopt om mijn nummer te vragen. Die Turkse woorden komen trouwens altijd van pas want iedere Turk wordt gelijk vrolijk als je ze begroet in het Turks in plaats van het Engels. Dat aangerand worden in de metro is trouwens een ander verhaal. In een stad waar meer mensen wonen dan in heel Nederland is het elke dag weer oorlog om een plekje te vinden in de bus of metro (wat echt hilarisch is om mee te maken). Het gevolg hiervan is dat iedereen heel dicht op elkaar staat, de perfecte kans om even lekker aan iemands billen te zitten. Gelukkig hebben Roos en ik een tactiek ontwikkeld om zo vaak mogelijk te kunnen zitten in het openbaar vervoer dus het komt nu niet zo veel meer voor. Mijn tante had me al gewaarschuwd toen ze zei: “jij gaat zo dik wor in Turkiye” en ze had inderdaad gelijk. Roos en ik hebben nog geprobeerd om onszelf in te houden door een fitness abonnement te halen hier, maar het feit dat we nog nooit zijn gegaan verklaart een hoop. Het feit dat ik in de afgelopen drie weken nog maar twee keer gekookt heb hier ook. Ik bestel vaak eten of ga uit eten met mijn huisgenootjes. Turkse gerechten bestaan voornamelijk uit vlees en ik begin ‘gewoon’ eten wel te missen. Gelukkig verkopen ze hier pindakaas want zonder dat zou ik hier geen vijf maanden overleven. Nou, ik word nu gedwongen om de wedstrijd van Fenerbahce te gaan kijken dus ik spreek je snel weer. En lieve mensen in Groningen, ik mis jullie! Iris Keuning 33 3-in-1 recencies Door Melle Wedholm Stripreeks: Rik Ringers - Duchateau (scenario) en Tibet (tekeningen) – 1955 tot 2010 Nostalgie is waarschijnlijk het fenomeen wat het verleden het meest kan vertekenen. Er wordt een geromantiseerde herinnering toegepast op wat dan ook en op basis hiervan wordt die geëxalteerd. Ikzelf bewaar zeer warme herinneringen aan de strip Rik Ringers. Toen ik ontdekte dat slechts weinig van mijn leeftijdgenoten van deze held gehoord hadden, moest ik in actie komen. Een bezoek aan de Slegte stilde al snel mijn nostalgische honger en ik kon beginnen met evangeliseren. Helaas. Bij het teruglezen van de strips moest ik erkennen dat er eigenlijk altijd sprake is van een vast format. Journalist Rik onderzoekt een (vaak bovennatuurlijke, maar altijd onoplosbare) misdaad, en ontzenuwt zo de overdreven angsten van de slachtoffers. Zo helpt hij de incompetente politiemacht en is nog op tijd thuis om te zien wat zijn knappe vriendin gekookt heeft. Tsja; zo kritisch had ik het nooit omschreven toen ik als kind album na album verslond. Toch waren wat vrienden die de strip lazen enthousiast. De (verplichte) plotwending aan het eind, de sympathieke held en de bovennatuurlijke setting maken de strip een vermakelijk tijdverdrijf. Als iemand een nieuwe herinnering wil maken, hoor ik het graag. Boek: De slinger van Foucault - Umberto Eco - 1988 De zomer gaf me weer tijd om iets anders dan studieboeken te lezen, en dit boek (van de schrijver van De naam van roos) leent zich uitstekend voor een recensie. Net als in de vorige recensie zet dit boek zich uiteen met een occult thema. Sterker nog, het gaat over alles wat met esoterie te maken heeft. Drie werknemers van een esoterische uitgeverij besluiten als provocatie een eigen esoterische theorie te presenteren. Al snel gaat ‘Het Plan’ een eigen leven leiden. Alles wat ook maar een beetje neigt naar het verborgene of mysterieuze, wordt er zo bij betrokken. Met dramatische gevolgen. Maar dit boek is meer dan een pretentieuzere Dan Brown. Eco zei hier zelf over dat Brown wel lijkt op de personages in zijn boek: “een man die in zijn eigen verzinsels gaat geloven”. Eco zelfs stopt zijn boek vol met esoterische citaten, intellectualistische verwijzingen en mogelijkheden voor diepere interpretatie. Hoe meer je hiervan snapt, hoe meer je het kunt waarderen. Maar tegelijkertijd saboteert hij dit proces. Met heel veel ironische humor creëert hij steeds alternatieven: nuchtere interpretaties die het esoterisch en holistische denken ontzenuwen. Film: Borgman - Alex van Warmerdam -2013 Alex van Warmerdam, ondanks zijn wrange sprookjes een van de sympathiekste regisseurs van Nederland, is met de film Borgman geselecteerd voor de Oscar voor beste buitenlandse film. Hoewel de film op Cannes net naast de prijzen greep, heeft de film er de positie van een gevaarlijke outsider. De film vertelt het verhaal van Borgman (Vlaming Jan Bijvoet) die met charisma en leugens binnendringt in het leven van de rijke Marina (Hadewych Minis) en haar familie. Het thema van deze psychologische thriller is duidelijk. Het gaat hier over binnen- en buitenstaanders en het conflict met vreemdelingen. Toch wordt het nooit helemaal duidelijk wat voor buitenstaander Borgman is. In de proloog wordt hij door zowel kerkelijke als wereldse krachten vervolgd. Een Bijbelachtig citaat en kleine details wijzen mij in de richting van gevallen engelen. Maar elke kijker maakt er wat anders van en frustrerend genoeg geeft de regisseur geen uitsluitsel. Deze ambiguïteit wordt ook verder in de film uitgewerkt. Borgman is zowel mooi als vreselijk, zowel vreemd als geestig. Een film, kortom, die een prijs verdient. 34 Henk’s Hoekje Door Henk van Putten Op de grens van held en antiheld: mijn sportcarrière Van mijn ouders moest ik op een sport. Ik dacht er met postzegels verzamelen vanaf te komen, maar dat ging niet door. Het ging niet om een hobby, het ging om de lichamelijke beweging. Ook schaken kon hun goedkeuring niet wegdragen, te statisch. Ik moest op zoek naar iets anders. Ik wilde niet. Dat had verscheidene oorzaken. Het competitie-element was niet direct het probleem voor mij. Dat zat er al jong wel in. Als kleuter hield ik met mijn nichtje eens stilzwijgend een wedstrijd wie de meeste boterhammen op kon. Ik wist zes boterhammen naar binnen te proppen en won! ‘s Nachts kon ik iedereen nog een keer laten zien hoeveel ik wel niet had gegeten toen alles er weer uit kwam op het logeerbed van mijn tante. Met de hoeveelheid lucht die ik verplaatst heb, zijn zeppelins te vullen. Maar op sport wilde ik niet: ik wist niet wat ik leuk vond en ik wist niet wat ik zou kunnen. Op school was gym van tijd tot tijd een bezoeking. Het klassieke verhaal: voor teamsporten werd ik steevast als allerlaatste gekozen. Waar bij slagbal veel klasgenootjes de bal moeiteloos met een knuppel ver weg wisten te rossen, miste ik geregeld met een plankje ter grootte van een forse sigarendoos. Mijn oog-hand-coördinatie schoot te kort. Met de hoeveelheid lucht die ik verplaatst heb, zijn zeppelins te vullen. Bij veel kandidaat-sporten was ik bovendien bang voor stoere jongens die mij zouden gaan pesten. Goedbedoelend namen buurmeisjes mij mee naar de gymnastiekvereniging. Ik zat aan de zijkant te kijken en het viel mij op dat er alleen maar meisjes op deze club zaten. Ik had geen flauw idee wat de bedoeling kon zijn, maar na afloop begreep ik dat de buurmeisjes gehoopt hadden dat ik ook lid zou mogen worden. De leiding vond het geen goed idee. Liever alleen meisjes. Gelukkig maar. De enige keer van mijn leven dat ik een radslag probeerde, het was nog uit baldadigheid ook, brak ik bijna mijn neus doordat ik met mijn rechterknie zeer ongelukkig uitkwam. Ten slotte werd het judo. Daarin heb ik het in anderhalf jaar tijd geschopt tot de oranje slip. Omgerekend in banden was dat gebroken wit. Toen wij verhuisden ging ik er mooi meteen weer af. Wij kwamen te wonen in een woonwijk met een levendige straatvoetbalcultuur. Dat vergemakkelijkte de stap naar een voetbalclub, hoewel ik eerst alleen maar op zaalvoetbal wilde, dat ook op een harde ondergrond wordt gespeeld. Zoiets bestond echter niet voor jeugd. Zo werd het veldvoetbal. Gedurende mijn eerste jaar stond ik alle wedstrijden minimaal één helft reserve. Ook is het voorgekomen dat ik de hele wedstrijd in tenue aan de kant stond toe te kijken, toen zal er wel iets op het spel gestaan hebben. ’s Winters was er zaalvoetbal en kreeg ik meer speeltijd. Behalve dan die keer dat ik helaas de verkeerde tas meepakte uit de keuken - dat was een eigen stommiteit. Naast de deur stond op een vaste plaats mijn witte plastic tas met zaalvoetbalschoenen. De broek en het shirt trok ik thuis al aan, dat scheelde tijd bij het omkleden, douchen deed ik na afloop thuis. Op 35 een dag stonden er opeens twee witte tassen, ik lette niet op en kwam in de sporthal aan met een kilo kruimige aardappelen. Het waren de aardappelen die mijn moeder ongeveer op hetzelfde moment zou missen toen ze met de bereiding van het avondeten begon. Het seizoen liep al ten einde toen er onderaan mijn leeftijdscategorie een nieuw elftal toegevoegd werd. De vraag was voor de elftalleiding niet òf er een transfer voor mij zou komen, maar hoe snel dat kon. Niet leuk, maar het hielp mij enorm. In de ploeg waarin ik nu terecht kwam, was ik de oudste en ook meteen de beste – ik werd aanvoerder en topscorer van het elftal. Het stapje terug werkte als een heuse aanloop. Zo klauterde ik langzaam uit het diepe dal waarin mijn sportieve activiteiten begonnen. Op latere leeftijd heb ik zelfs de eerste jeugdelftallen nog gehaald en in de hoofdklasse van de jeugd gevoetbald. Ik leer langzaam, maar ik leer gelukkig wel. “Ik lette niet op en kwam in de sporthal aan met een kilo kruimige aardappelen.” Mijn moment of fame? Dat is nog niet eens zo gemakkelijk! Laat ik het dicht bij de universiteit houden en dan doel ik niet eens op de drie keren dat we met de faculteit het RUG-personeelsvoetbaltoernooi wonnen (zie de enorme wisselbeker in de prijzenkast). Het was op een zondagmiddag op een veldje bij de Aclo. Ik speelde daar recreatief met wie maar zin en tijd hadden om op dat moment ook te voetballen. Onder hen een groot contingent Chinese AIO’s, met wie ik op een zonnige zondagmiddag eens in één elftal werd ingedeeld. De wedstrijd liep al tegen het einde toen wij een vrije bal kregen halverwege de helft van de tegenstander. Net iets te ver om in één keer op doel te schieten. Met de mij kenmerkende eigenwijsheid probeerde ik het toch. In de muur! De bal spatte terug en kwam met een boog weer op mij af…ik aarzelde niet en nam deze in één keer vol op mijn pantoffel. Op het volgende moment hoorde ik het geluid van steunend staal in de verte. De bal had zich in één streep een weg gebaand naar de kruising van het vijandelijke doel en was daar als een raket ingeslagen. “Het stapje terug werkte als een heuse aanloop.” Op de schouders van een kwartet uitzinnige Chinezen ben ik naar de kleedkamer teruggedragen. Mae ips, fur, quam querem. Scit consum mantesimisse hena, simoveri, ublis mus et ia reo hin supio, videt vivisti ortessi libus, unterdium, dem est aucepeciam audeatusa mor loc 36 Placeholder voor de drukker
© Copyright 2024 ExpyDoc