Dei Facto 2013-2014 #1 - Gerardus van der Leeuw

Colofon
Hoofdredactie
Franka Riesmeijer
Redactie
Henk van Putten
Bart Jongsma
Alexandra Matz
Kyra-Tiana Kers
Ananda Klopstra
Willemijn Piksen
Katja van der Kamp
Franka Riesmeijer
Melle Wedholm
Gastredactie
Erin Wilson
Xuan Luo
Roos Feringa
Yvonne Kraak
Iris Keuning
Arianne Anker
Eindredactie
Melle Wedholm
Lay-out
Gerrya Tonkes
Ananda Klopstra
Kyra-Tiana Kers
Jaargang 6, editie 3
Najaar 2013
Oplage: 200 exemplaren
Oude Boteringenstraat 38
9712 GK Groningen
[email protected]
Dei Facto is het faculteitsblad van deFaculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschappen
Redactioneel
Gefeliciteerd! Je hebt de eerste Dei Facto
van het jaar 2013/2014 in handen gekregen! Deze keer hebben we allemaal artikelen rond het thema “Grenzeloos”; hiermee
gaan we de hele wereld rond. Internationalisering wordt steeds belangrijker op onze
faculteit, met studenten die overal naar uitvliegen en die vanaf overal worden ingevlogen, en met docenten die uit allerlei landen
komen én onderzoek doen in en naar allerlei
culturen. Ons onderzoeksveld is op zichzelf
al heel erg grenzeloos: van heel regionaal
tot uiterst globaal en van het aardse tot het
bovenaardse, alles wordt door ons gezien.
Dat levert in deze Dei Facto ook een grote
verscheidenheid op aan artikelen.
Wat kan je in deze editie verwachten? Erin
Wilson schreef over de vluchtingenproblematiek, Ananda filosofeert over schoenen,
Iris, Roos en Yvonne vertellen ons over hun
reizen, Arianne is een Bond-Girl, Bart kookt
weer druk, Melle en Franka ruziën er weer
op los, Sam de Beer en Gerardus van der
Leeuw brullen om aandacht, en dan zijn er
nog veel meer andere interessante artikelen. Dus blader snel door! Wil je ook graag
schrijven voor de Dei Facto? Mail dan naar
[email protected]!
Inhoud
Artikelen
Franka – Dudeism 12
Erin Wilson – Refugees 20
Xuan - Joy luck club 30
Columns
8 Ananda – Grenzeloos inzicht
15 Alexandra – Vallen en opstaan
27 Franka – Homo’s: Waarom?
Arianne – De ultieme man? 25
James Bond en zijn girls
Verslagen
Roos – Alleen in Istanbul
6
Hilde – Over de Grens 14
Kyra-Tiana – Het gras wordt groener en groener 23
Iris & Yvonne – Istanbul en Rabat 32
Vaste rubrieken
4 Katja – Schrödinger’s kat en de mystieke fysica
9 Franka en Melle – Over de vloer bij Kees
18 Sam de Beer – Studentengroep Actief
Medezeggenschap
19 Gerardus van der Leeuw – Bestuurswoord
16 Bart – Bart Jongsma en de schone kunst van
‘koken met wat je in de koelkast hebt’
Inhoudsopgave
4
6
8
9
12
14
15
16
18
19
20
23
25
27
28
30
32
34
35
Katja – Schrödinger’s kat en de mystieke fysica
Roos – Alleen in Istanbul
Ananda – Grenzeloos inzicht
Franka en Melle – Over de vloer bij Kees
Franka – Dudeism
Hilde – Over de Grens
Alexandra – Vallen en opstaan
Bart – Bart Jongsma en de schone kunst van
‘koken met wat je in de koelkast hebt’
Sam de Beer – Studentengroep Actief Medezeggenschap
Gerardus van der Leeuw – Bestuurswoord
Erin Wilson – Refugees
Kyra-Tiana – Het gras wordt groener en groener
Arianne – De ultieme man? James Bond en zijn
girls
Franka – Homo’s: Waarom?
Franka en Melle – Duocolumn
Xuan - Joy luck club
Iris & Yvonne – Istanbul en Rabat
Melle – Recencies
Henk van Putten – Henk’s hoekje
28 Franka en Melle – Duocolumn
34 Melle – Recencies
35 Henk van Putten – Henk’s hoekje
Schrödinger’s kat en de
mystieke fysica
Door Katja van der Kamp
Er zijn weinig dingen in het universum die echt grenzeloos zijn of een grenzeloos aspect kennen. Een van die dingen is de kwantummechanica. Een wetenschap die zo tegen het gezonde verstand indruist dat er wel eens beweerd wordt dat zelfs de experts er weinig kaas
van gegeten hebben. Richard Feynman, een bekend theoretisch natuurkundige, beweerde dat er eigenlijk niemand was die kwantummechanica echt begreep. Deze mysterieuze
en ongrijpbare dimensie – met natuurkundige regels die rechtstreeks in lijken te druisen
tegen alles wat we in de natuurkunde denken te weten – heeft de kwantummechanica
bij uitstek geschikt gemaakt om opgenomen te worden als onderdeel van sommige new
age-bewegingen.
Ik zal trachten een korte beschrijving geven van een aantal aspecten van de kwantummechanica. Hou hierbij Feynman’s woorden en het volgende in het achterhoofd: het
gaat hier om een zeer complexe wetenschap en ik ben hooguit een geïnteresseerde leek
met een zeer oppervlakkige kennis van het vakgebied. Kwantummechanica draait om
fysieke interacties tussen atomaire of subatomaire deeltjes. Belangrijke elementen binnen
deze wetenschap zijn onder andere de hypothese dat de werkelijkheid niet onafhankelijk
is van de waarnemer. Een wetenschapper zal zichzelf (of beter gezegd zijn instrumenten)
dus altijd als een factor moeten beschouwen in een experiment; een aspect dat voor de
bètawetenschappen tot dan toe onbekend was. Daarnaast bestaat er de zogenaamde
onzekerheidsrelatie van Heisenberg, waarbij als er van een deeltje snelheid gemeten kan
worden de precieze positionering onmeetbaar wordt en vice versa. Hierdoor valt er alleen
maar in termen van waarschijnlijkheden te praten. Een ander belangrijk element is dat
deeltjes zich zowel als een deeltje als een golf kunnen gedragen.
Maar de kwantummechanica gaat verder dan dit. In meer recente experimenten
is aangetoond dat deeltjes een communicatie met elkaar kunnen aangaan die de
snelheid van het licht voorbij gaat. Deeltjes
werden in experimenten aan elkaar ‘gekoppeld’ zodat ze dezelfde rotatierichting
hadden en daarna fysiek – in afstanden
van honderden meters - van elkaar gescheiden. Op het moment dat het ene
deeltje van rotatierichting veranderde, veranderde het andere deeltje onmiddellijk
ook de rotatierichting. In de praktijk betekent dit dat deze communicatie een snelheid bereikt die voorbij de snelheid van het
licht leek; een onmogelijkheid volgens de
klassieke natuurkunde.
Filosofisch heeft deze wetenschap daarom een gigantische impact. In hoeverre De foto bij dit artikel is van Joep Hommerson, een Groningse kunstenaar die onder andere uit de mystieke
vinden processen plaats op kwantumnifysica inspiratie haalt voor zijn werk.
veau door middel van het waarnemers-ef4
fect? In hoeverre wordt er door Heisenberg’s onzekerheidsrelatie een universum bloot gelegd dat aan elkaar hangt van een fundamentele toevalligheid en dat niet deterministisch
is zoals in de klassiek natuurkunde werd gedacht. Al deze concepten komen ook naar voren
in bepaalde stromingen binnen de New Age. Een aantal voorbeelden voor de geïnteresseerden zijn onder andere de film What The Bleep Do We Know¬?, een aantal jaren geleden een grote internetsensatie; The Tao of Physics door Fritjof Capra en het boek Quantum
Psychology van Robert Wilson. Door de gevestigde wetenschap wordt deze ‘mystieke fysica’ (ook wel bekend als ‘kwantummystiek’) vaak weggezet als een pseudowetenschap.
Het grote verschil in de interpretatie van de kwantum mechanica bij de mystieke fysica
en de reguliere fysica kan het best uitgelegd worden aan de hand van ‘Schrödinger’s kat’.
Dit is een beroemd gedachtenexperiment dat door
de natuurkundige Schrödinger verzonnen werd om
de absurditeit van de kwantummechanica te illustreren. Het experiment luidt als volgt: er wordt een kat in
een doos gestopt. In of op de doos zit een schakelaar
die de kat of onmiddellijk doodt of voedsel geeft. Een
deeltje wordt op de schakelaar afgevuurd via een
muur met twee openingen. Gaat het deeltje door de
ene opening, sterft de kat; gaat het door de andere opening, dan overleeft hij. Waar het deeltje langs
gaat, is niet te voorspellen, maar de waarschijnlijkheidskans op één van de twee routes is vijftig procent.
Pas als we de doos openen, weten we met zekerheid
welk pad het deeltje genomen heeft.
In een verdere stap wordt dit experiment uitgevoerd
met een periode van twee weken tussen het afvuren van het deeltje en het openen van
de doos. Pas na twee weken kunnen we dus met definitieve zekerheid zeggen of de kat
leeft of gestorven is. Het verschil tussen mystieke en reguliere fysica ligt hem in het moment
van de beslissing over het lot van de kat. De reguliere fysica zegt dat het deeltje hoe dan
ook een pad gekozen heeft, ongeacht van de uiteindelijke observatie van het lot van de
kat door derden. De mystieke fysica, echter, beweert dat de kat pas een lot heeft op het
moment dat een derde partij dit observeert. Het waarnemers-effect wordt dus eigenlijk
tot in het extreme toegepast. Een verdere extrapolatie kan zijn dat het universum dus pas
begint te bestaan als er iets of iemand is om het te observeren. Dit doet denken aan het
filosofische gedachte-experiment ‘als er een boom valt in het bos en er is niemand om het
te horen, maakt het dan ook geluid?’.
Een interessant gegeven is dat een aantal van de pioniers in deze stroming van natuurkunde zelf hun eigen vormen van mystieke fysica kenden. Schrödinger, bijvoorbeeld, heeft
een boek geschreven over zijn wereldfilosofie gebaseerd op de Vedanta filosofie, waarin
zelf-realisatie plaats vind door middel van het doorgronden van de realiteit oftewel Brahman. Bohm werd beïnvloed door Krishnamurti, oorspronkelijk een Indiase theosofische
guru. Zowel de Vedanta, de theosofie en Krishnamurti zijn belangrijke invloeden in de new
age-beweging. Ook Wolfgang Pauli, een derde pionier in de kwantummechanica, beschouwde deze wetenschap als een verbindend werk tussen ‘rationaliteit en religie’.
In de mystieke fysica speelt daarmee vooral de interactie tussen menselijk bewustzijn en
het universum een rol. Elementen uit de kwantummechanica die zich lenen om deze interactie te verklaren worden als natuurkundige onderbouwing van metafysische concepten
gebruikt. Hiermee worden pantheïstische elementen van het universum verklaard, zoals het
idee dat God het gehele universum is en dat de mens een verbonden onderdeel van deze
energie is. Dit wordt allemaal mogelijk, volgens de mystieke fysica, door de kwantummechanica.
“Door de gevestigde
wetenschap wordt deze
‘mystieke fysica’ (ook
wel bekend als ‘kwantummystiek’) vaak
weggezet als een pseudowetenschap.”
5
Mijn eerste nacht alleen in Istanbul
Door Roos Feringa
Omdat mijn bezoekjes aan mijn vriend Ogün in Istanbul normaal gesproken maximaal twee
weken duren en ik hem vervolgens drie maanden niet zie, willen we dan graag altijd bij elkaar zijn. Om deze reden ben ik eigenlijk nog nooit alleen thuis geweest in Istanbul. Dit keer
duurt mijn bezoek zes maanden, dus het was nu wel eens tijd dat we dingen afzonderlijk
van elkaar gingen doen. Ogün zou daarom gaan gamen bij een vriend en ik zou Iris mee
helpen verhuizen, want die was net in Istanbul aangekomen. Later die avond zouden we
elkaar thuis weer zien.
Little did we know, dat gelijktijdig met ons ‘onafhankelijk-van-elkaar’-moment er een groot
protest in Kadiköy (een wijk aan de Aziatische kant van Istanbul, waar wij wonen) gepland
was. Die dag was in Hatay (zuiden van Turkije, dichtbij Syrië) een jongen overleden nadat
een traangascapsule van een kleine afstand tegen zijn hoofd aan was geschoten door
de politie. De dood van deze jongen zorgde voor veel woede en verontwaardiging onder
tegenstanders van de huidige overheid.
Natuurlijk hadden wij over de dood van deze jongen gehoord en wisten wij ook dat mensen aan het protesteren waren, maar we wisten niet dat dit ook aan de Aziatische kant van
Istanbul zo was. Voorheen waren eigenlijk alle
protesten in Istanbul of in Taksim of in Beşiktas
(Europese kant), maar nu had het ook het Aziatische deel bereikt.
Om half twaalf vertrok ik vanaf Iris’ huis naar
ons appartement, en na wat rond gelummeld
te hebben besloot ik om kwart over twaalf
dat ik maar moest gaan slapen. Ik had echter mijn hoofd nog niet op het kussen gelegd
toen ik een gigantische knal en geschreeuw
hoorde. De hele avond had ik al gezang en
geschreeuw gehoord, maar omdat het Turkse
voetbalteam tegen Roemenië had gespeeld
die avond, ging ik er eigenlijk vanuit dat dit
dronken en verdwaalde voetbalfans waren.
Ik, als ‘newbie’ in het hele protest-gebeuren
had geen idee wat er aan de hand was en
ben als een ramptoerist uit het raam gaan
hangen. Niet het meest briljante plan, want
zodra ik mijn hoofd uit het raam had gestoken, begonnen mijn ogen onophoudelijke te
tranen en te prikken en kon ik niet meer stoppen met hoesten.
Recht onder mijn raam stond een gigantische tank met een waterkanon mensen van de
stoep af te spuiten. De knal die ik hoorde bleek een barricade te zijn die rebellen hadden
gemaakt, die de tank nu omver had gereden. Ook stonden beneden politiemensen in
alien-pakken (tegen hun eigen traangas) mensen te beschieten met gigantische geweren
6
of te slaan met gummiknuppels.
Nou ben ik niet het meest stressbestendige
type en ik begon dan ook als een kip zonder
kop door het huis te rennen. Alle ramen sluiten,
Iris bellen, Ogün bellen Ogün’s vriend bellen,
Ogüns huisgenootjes bellen. Yoghurt en melk in
m’n ogen smeren tegen de pijn, kijken of Rosy
(onze kat) nog leeft, weer uit het raam kijken,
nog meer bellen. Ik was echt doods- en doodsbang.
Sinds dit voorval (ik ben uiteindelijk pas om zes
uur ’s ochtends in slaap gevallen) heb ik de
grootste respect gekregen voor de rebellen. Terwijl ik in mijn eentje thuis, hoog en droog,
zat te bibberen van angst (Ogün kon niet meer thuis komen omdat de politie al het verkeer
van de Europese kant van Istanbul naar het Aziatische had afgesloten), stond er een stokoud vrouwtje tegen een tank te slaan met een bezem. Zo’n dertig politiemannen stonden
haar te bedreigen en het leek haar niets te kunnen schelen. Ze bleef maar op de tank
staan hameren totdat de politiemannen haar uiteindelijk weg sleurden. Ik zat erbij en keek
er naar.
De dagen na die eerste nacht was het elke nacht hetzelfde, rond elf/twaalf uur begonnen protestanten al schreeuwend door de straten te rennen, mensen in hun appartementen begonnen op pannen en potten te slaan of te klappen en niet veel later zou de politie, al traangas schietend, de protesteerders achtervolgen. Grote vuilnisbakken werden
elke nacht in de brand gestoken omdat vuur
het effect van traangas dempt en elke nacht
bouwde men weer barricades van alles wat
maar te vinden is.
Nu, bijna twee week later, is het weer rustig.
Ik vind het wel jammer, de protesten die mij
tijdens mijn eerste nacht alleen, zo bang hadden gemaakt, zijn een routine geworden. Iris
kwam elke avond vlak voor het zou beginnen
naar ons appartement, en we zouden de halve nacht uit het raam hangen en als het laat
werd zou Iris op een rustig moment terug naar
haar appartement, verderop in de straat, rennen. Wij zijn dan wel niet Turks maar door deze
strijd van zo dichtbij te zien, maakt dat je automatische betrokken raakt. We leven mee met
de Turken die zo dapper staan te vechten tegen een macht die veel sterker is dan dat zij
zijn.
Lang hoeven we de protesten waarschijnlijk niet te missen, de universiteiten zijn weer
begonnen en vele jonge, frisse studenten zijn weer terug gekomen naar Istanbul. Ik heb
nog geen koppiger volk ontmoet dan de Turken, de ‘Chapullers’ zijn nog niet klaar met de
overheid en Iris en ik zitten klaar!
Voor een verzameling van artikelen over de protesten in Turkije en redenen voor deze
protesten, kijk op: http://readlists.com/919501ec/
7
Grenzeloos inzicht
Door Ananda Klopstra
Toen ik op een ochtend in de trein zat, slaperig naar de grond starend terwijl er muziek door mijn
oordopjes knalde (ik ben er vrij zeker van dat de halve trein met me mee kon luisteren) viel me iets
verbazingwekkends op. Dat wil zeggen, verbazingwekkend voor een vroege ochtend. Ik keek naar
schoenen, rode schoenen, zwarte schoenen, nette schoenen, gympen en laarzen, kinderschoenen en die typische beige oude-vrouwen schoenen. Aansluitend aan die schoenen vielen me
broeken en andere beenbedekking op. Het is typisch hoeveel inzicht je kunt vergaren wanneer je
erbij stilstaat en je hoeft niet eens verder te kijken dan de knieën.
Het is niets nieuws dat kleding bepaalt hoe mensen zijn en dat weet iedereen; men zegt niet voor
niets ‘kleren maken de man’. Maar meestal heb je dan een totaal plaatje, het wordt een stuk
lastiger wanneer je enkel naar de grond kijkt. En toch kun je aan
schoenen zoveel afleiden dat praktisch iedereen een open boek
wordt, de uitzonderingen daar gelaten.
Je hebt bijvoorbeeld de typische jongetjes van tegenwoordig –
dat wil zeggen, iedereen van 12 tot ongeveer 25 – met hun hoge
Nike schoenen en ietwat verfomfaaid uitziende broeken waarvan de pijpen of omgekruld of afgesleten zijn omdat, en daarvoor hoef je niet eens verder te kijken want het is evident, ze die
dingen te laag dragen waardoor de pijpen altijd over de grond
slepen. En tevens, eveneens zonder verder te hoeven kijken, weet
je dat ze windjacks of bontkraagjes dragen, meestal met pet en
doorgaans ook een diamant in de oor. Dit zijn types die naar hip
hop luisteren, een scooter hebben of willen en er meestal een
grote bek op nahouden. Je kunt ze meestal op vrijdagavond in
de buurt van pinautomaten spotten.
De schoenen die zeker niet vergeten mogen worden zijn natuurlijk laarzen. Vooral bruine of grijze laarzen, doorgaans van nepleer, variërend van hoogte van de enkel tot de kuit en meestal
glanzend, zeker niet dof zoals suède dat is. Gaan deze gepaard
met een witte legging, dan kun je er donder op zeggen dat het
een vrouw is met een kort kapsel, waarschijnlijk een bruine boblijn
of een kleine blonde paardenstaart. De gemiddelde vrouw die er
zo bij loopt is zo rond de dertig, extreem burgerlijk, heeft een baan
en is zwanger dan wel met kind. Ook heeft ze een man die onderdanig is aan haar, en beiden worden doorgaans rondgecommandeerd zonder er iets tegenin te
brengen.
Een aantal andere voor de hand liggende combinaties zijn donkere tinten skinnies met veterlaarsjes; meestal wat stoerdere meiden die stiekem naar Miley Cyrus en One Direction luisteren.
Wat lossere, zwarte broeken met Vans eronder zijn meestal de emo’s die naar Bless the Fall luisteren. Spijkerbroeken met nette schoenen zijn meestal de mannen die losjes over denken te komen
maar eigenlijk gewoon geen geld over hebben voor een pak, en hebben ze dat wel maar zitten
ze in de trein dan kun je er donder op zeggen dat het pak te groot is en ze dus alsnog niet zoveel
voorstellen. En dan heb je ook nog skinnies met gympen, maar daar zijn zoveel variaties binnen dat
het onmogelijk is ze allemaal op een rijtje te zetten.
In feite is het zo dat er binnen elke categorie aan schoenen op zijn minst vijf variaties mogelijk zijn,
maar wanneer je er eenmaal in zit is het net zo gemakkelijk als het lezen van een jeugdboek. Ik zal
niet beweren dat iedereen zo makkelijk te lezen is als hierboven geschetst; enigma’s moeten er ook
zijn. Maar let er gewoon eens op en je zult zien wat een grenzeloos inzicht je ineens hebt vergaard.
8
Over de vloer bij…
Kees van den Ende
Door Franka Riesmeijer en Melle Wedholm
Vorig jaar liep hij nog als student rond op de faculteit, maar
vanaf september is hij onze nieuwe studieadviseur: Kees van
den Ende. Bij sommigen stond hij bekend als de immer enthousiaste mentor, bij anderen als Herodus uit de musical Jesus Christ
Superstar, sommigen kennen hem als fanatieke achtung-speler, en iedereen kende hem als een hardwerkende student. Nu
gaan we hem leren kennen als collega van Thea de Boer, met
wie hij samen informatie en adviezen gaat geven over toelating, inschrijving, studiemogelijkheden, studieplanning, en hulpverlenende instanties. Met Dei Facto spraken we Kees op een
vrijdagmiddag in het restaurant van het academiegebouw,
een plaats waar studenten én personeelsleden graag eten en
drinken. Wij vroegen hem naar de overgang van student naar
studieadviseur.
Begin september ben je begonnen met werken als studieadviseur en 30 september had
je je masterverdediging. Heb je tussendoor wel een beetje genoten van zomervakantie?
[Kees lacht] Ik heb wel een klein beetje een vakantie gehad. Elske [Kroondijk, vriendin van
Kees, red.] en ik zijn een weekend naar Borkum geweest. Een erg leuk Duits eiland, we zijn
met een schattig klein treintje naar het hotel gebracht. Maar buiten dat heb ik eigenlijk
geen vakantie gehad, hard doorgewerkt en meteen door.
Voel je je goed voorbereid, ondanks dat je door hebt moeten rennen?
Ik ben deels natuurlijk nog bezig om ingewerkt te worden door Thea [de Boer, red.], die
heel geduldig is en heel veel vragen van mijn kant beantwoord. In die zin ben ik nog bezig
met me inwerken maar ik kom geloof ik wel goed genoeg beslagen te ijs. Ik heb natuurlijk
zelf de studie gedaan, ik heb ervaring als mentor en als Fb’er, dus ik ben bekend met de
manier van werken, maar kan nog veel leren over de faculteit.
En je hebt natuurlijk al alle eerstejaars gesproken.
Ja, de studiestartgesprekken zijn al geweest. Daarnaast heb ik al een paar ouderejaars
gesproken. Thea en ik hebben een verdeling van wie welke groepen voor zijn of haar
rekening neemt, maar als iemand binnenwandelt, zien we wie dan tijd heeft. Omdat het
deurbordje nu overigens nog niet klopt, heb ik nu constant spreekuur, dus iedereen kan de
hele tijd binnen wandelen.
Gebeurt dat in de praktijk veel?
9
Valt mee. De meeste studenten mailen als ze een afspraak willen maken. Veel studenten
die binnen wandelen willen een update van een lopende zaak en zoeken specifiek Thea,
met wie ze al hebben gesproken.
Is het niet gek, hoe acuut de overgang is van student naar studieadviseur?
Het viel mee dat ik de afgelopen maanden intensief aan mijn scriptie werkte, en dat is ook
heel solitair. Maar de overstap is, hoe zeg je dat, het is aftasten naar hoe je zaken moet
doen.
Je bent altijd al heel prominent aanwezig geweest op de faculteit.
Ja, ik ken iedereen, op allerlei manieren. Nu moet ik vanuit mijn rol van studieadviseur
nadenken over aan wat voor activiteiten ik meedoe. Binnenkort is het klaverjassen met
de sport- en spelcommissie. Normaal zou ik daar zonder twijfel heengaan, nu ligt dat anders. Ik blijf natuurlijk gewoon vrienden met wie ik al bevriend was, maar
hou dat liever meer buiten de faculteit.
We hoeven nog geen “u” te zeggen?
Nee, nog niet direct. [Kees lacht weer]
Ga je nu ook een andere houding aannemen denk
je? Denk je dat je nu autoritairder gaat worden?
“Ik hoop een stukje
benaderbaarheid te
behouden, en een
beetje meer uit te
stralen dat studenten
vertrouwelijk bij me
terecht kunnen voor
serieuze zaken.”
Ik hoop het niet, want autoritair klinkt gelijk weer zo
überüber. Ik hoop een stukje benaderbaarheid te behouden, en een beetje meer uit te stralen dat studenten vertrouwelijk bij me terecht kunnen voor serieuze zaken. Ik zal een balans moeten vinden wat dat soort dingen betreft.
Is het in die zin anders dan het mentoraat?
Ik heb er zeker profijt van gehad dat ik drie jaar mentor ben geweest. Het lijkt ergens wel
op het mentor-zijn, maar dat zit meer tussen het student en studieadviseur zijn in. Ik herken
door mijn ervaring als mentor wel veel problemen van de eerstejaars, maar het gaat natuurlijk verder. Zo kom je als studieadviseur problemen tegen die je niet bij het mentoraat
tegen zou komen, en andersom. Binnen het mentoraat gaat het niet altijd direct om de
studieloopbaan, maar ook over het sociale en het studentenleven. Als studieadviseur ben
je meer direct gericht op iemands studieloopbaan en op de gevolgen die keuzes of gebeurtenissen hebben op iemands studieverloop. Dat betekent natuurlijk niet dat het persoonlijke aspect verloren gaat.
Heb je als studieadviseur meer mogelijkheid tot sancties? Heb je nu meer macht, laten
we maar zeggen?
Nou nee. Maar als studieadviseur heb ik heb vooral veel middelen tot mijn beschikking
waarmee ik studenten hopelijk kan helpen. Daarnaast heb ik meer en makkelijker contact
met docenten, psychologen en de decaan.
We hebben ook een aantal ingezonden vragen van onze lezers. Ten eerste: Waarom heet
je Kees?
10
Ah! Dat is leuk! Mag ik dat vertellen?
Natuurlijk, daarom vragen we het.
Ik ben vernoemd naar mijn opa, hij heette Kees en zijn vader heette ook Kees. Dit is de Van
den Ende-lijn, dus ze waren allebei Kees van den Ende, net als ik. Mijn opa overleed in 1983,
en ik werd geboren in 1984, toevallig op zijn verjaardag. Als ik een meisje was geweest,
had ik Maaike geheten, maar ik was dus een Kees. In mijn kamer staat een hoed, die is van
mijn overgrootvader geweest en daar staat ook een label met “Kees van den Ende” in,
en daarnaast “Kees van den Ende junior”, omdat mijn opa hem daarna had. En ik heb die
hoed dus nu.
En gaat er nu nog een Kees, zoon van Kees, komen?
Hahaha, geen commentaar!
Nu we toch bij je over de vloer zijn, we hebben vernomen dat jij achter de togamakerij
woont waar de toga’s van de hoogleraren gemaakt worden. Hoe is het om op zo’n belangrijke plek te wonen?
Heel bijzonder! Ik krijg er natuurlijk niet veel van mee, maar de woonkamer was vroeger
het naaiatelier. Het is een erg fijne plek. Omdat het een naaiatelier was, heeft het hoge
ramen en het is er ook nog eens lekker rustig. De huisbaas heeft hier zelf ook gewoond en
vertelt nog wel eens een anekdote over toen in de Tweede Wereldoorlog de Canadezen
de woonkamer binnenstormden en vroegen “Is this Berlin?”. Het is zeker een pand met een
verleden!
Als laatste vraag, wat wilde je worden toen je klein was?
Ik wilde postbode worden! Mijn neven en nichten lachten me daarom uit, omdat het een
ongeschoolde baan was, maar toen wist ik nog niet wat dat was. Maar ik ben het wel
geweest, het was hartstikke leuk. Ik vind het onderwijs toch wel leuker. Maar je kent de
reclame, “Moeder/Postbezorger” en “Shantykoorzanger/Postbezorger”, dus misschien binnenkort ook “Studieadviseur/Postbezorger”.
We zouden zeggen, geef je droom nog niet op!
Lachend sluiten we het gesprek af en lopen met Kees terug naar het faculteitsgebouw.
Hij wenst ons een fijn weekend maar kondigt aan zelf nog even door te werken. Sommige
dingen veranderen kennelijk nooit.
11
Yeah, well, you know,
that’s just, like, your
opinion, man.
Door Franka Riesmeijer
“Come join the slowest-growing religion in the world – Dudeism. An ancient philosophy that
preaches non-preachiness, practices as little as possible, and above all, uh…lost my train
of thought there.”
The big Lebowski is een van de grote filmklassiekers. Hierin speelt the Dude de hoofdrol en
moet hij samen met zijn vrienden een ontvoerde vrouw terugkrijgen van nihilisten. Natuurlijk
loopt alles anders en is niemand wie hij of zij zegt te zijn. Behalve the Dude, hij is ten alle tijden relaxed, open en eerlijk. Hij bowlt graag met z’n vrienden, houdt van white russians en
neemt het niet zo nauw met de regels die de maatschappij hem oplegt.
Uit dit personage is een religie ontstaan; het Dudeisme. Met deze religie hebben we een
prachtig voorbeeld van verborgen kennis die door de generaties is doorgegeven. Op de
site dudeism.com valt te lezen dat, ondanks dat het een relatief nieuwe religie lijkt, de
wortels van deze religie erg oud zijn. Waarschijnlijk is een van de eerste dudeisten Lao
Tzu, de man achter het taoisme. Hier zeggen ze zich te baseren op een oorspronkelijkere
versie van Lao Tzu’s gedachtegoed, “before it went all weird with magic tricks and body
fluids. The originator of Taoism, Lao Tzu, basically said “smoke ‘em if you got ‘em” and “mellow
out”, man although he said this in ancient Chinese so something may have been lost in the
translation”. Hiermee passen de schrijvers van
de tekst een niet onbekende techniek toe om
een oude schrijver of tekst toe te eigenen. Alles wat niet overeenkomt met hun religie, het
dudeisme dus, is later ontstaan en hoort niet
tot de echte boodschap. Als iets niet helemaal
te lezen is, of helemaal niet te lezen is, zoals zij
zeggen, is dat omdat de ware boodschap verdwenen lijkt te zijn. Maar natuurlijk hebben zij
wel de echte boodschap. Hiermee ligt deze religie niet ver van kabbalah.
De boodschap van dudeisme is redelijk overzichtelijk: het leven is kort en ingewikkeld en
niemand weet wat we hieraan moeten doen. Dus laten we niks doen. Maak je niet druk
of je je tentamens haalt, dat is verspilling van energie. Ga gewoon relaxed met vrienden
hangen, waarschijnlijk met een lekker drankje en mogelijkerwijs wat recreatieve drugs. Relax. Deze boodschap is blijkbaar ook terug te vinden andere religies; boeddhisme, christendom, soefisme, John Lennonisme en natuurlijk het Fo’-Shizzle-my-Nizzlisme. Want, zoals
elke theoloog en godsdienstwetenschapper je kan vertellen, Jezus en Boeddha waren erg
chille gasten. En een van Lennons meest spraakmakende acties was niet uit bed komen,
dus waarom maken wij ons zo druk?
12
Als je de site bezoekt kan je gelijk kijken naar andere grootheden, onder het kopje Great
dudes in history. Hier staat over Jezus: “he was just a dude who thought people should
mellow out and stop getting so worked up about stuff. Sadly, few of his followers seem to
actually realize that.” Ik laat het aan de theologen over om dit te verdedigen of te ontkrachten, maar wederom zien we hier hetzelfde trucje. De site zegt de ware boodschap te
hebben, in tegenstelling tot al die anderen die Jezus verkeerd interpreteren. Op deze manier halen ze grote namen aan hun kant en kunnen ze de kritiek afwijzen met een simpele
“dan heb je hem verkeerd begrepen, dude.” Een verdere manier om je te differentiëren
van iemand die je mening (of zelfs je religie!) tegenspreekt is met een simpele uitspraak die
the Dude uitsprak tegen Jezus. The Dude zei tegen Jezus: “Yeah, well, you know, that’s just,
like, your opinion, man.” (Maar dan wel Jesus Quintana, een van zijn tegenstanders bij het
bowlen…)
Hiermee biedt het dudeisme ons een
perfect voorbeeld van new age en
eeuwenoude religieuze retoriek. Het
is new age omdat het kennis doorgeeft die eeuwen is doorgegeven,
van generatie op generatie. Het
steekt haar kop op als niemand het
verwacht en is terug te vinden bij hen
die tegen de maatschappij in gaan.
Het speelt daarmee in op het idee
dat er een nieuw tijdperk is aangebroken, de nieuwe leraar is opgestaan met the Dude. “There is a Religion for its time and place…It fits right
in there, helps us abide through all the strikes and gutters, the ups and downs of the whole
durned human comedy.[…] And the religion for our time and place is Dudeism.” Dudeisme
verzet zich openlijk tegen doctrines en kiest meer voor de eigen ervaring, iets wat ook erg
bekend klinkt tegen een new age achtergrond. Onder haar rituelen staat in principe dat
ze er niet veel mee doen, behalve dan bowlen, af en toe een acid trip en luisteren naar
Creedence. Daarnaast is het een goed voorbeeld van eeuwenoude religieuze retoriek. Al
in het vroege christendom zijn er anti-ketterse teksten te vinden waarin wordt gezegd dat
het makkelijker is om niet te discussiëren met ketters. Tertullianus schreef in De praescriptione haereticorum 16 “because a controversy over the Scriptures can, clearly, produce no
other effect than help to upset either the stomach or the brain.” Hij ligt hiermee op een lijn
met het dudeisme. Zij geven op hun site een handvat om te discusseren met ongelovigen:
“That’s why you need to know how to respond when someone who is un-Dude asks you
what the fuck you’re talking about when you tell them about Dudeism. Now, it’s a basic
tenet of the Dudeist ethos to just say “Fuck it,” or “Yeah, well, that’s just, like, you’re opinion, man,” when someone micturates upon our faith. But we’re talking about unchecked
theological aggression here, drawing a line in the spiritual sand, Dude.” En zoals eerder
gezegd, ze gebruiken zelfde retorische middelen als veel andere religies. Zij geven de juiste
interpretatie van wat de oude teksten zijn, al het andere is een latere toevoeging die fout
zit, of is verkeerd gelezen. Een nieuwe religie, die ingaat op onze nieuwe behoeftes, met
oude trucjes.
13
Over de grens
Door Hilde Boekeloo
Inmiddels is het alweer enkele maanden geleden dat ik me bevrijdde uit de Groningse
grachten en me liet omringen door de golven van de stille oceaan. Grenzen overschrijden
doe je zeker als je met het Face to Face programma van Council for World Mission op reis
gaat. En het passeren van verschillende landgrenzen (mijn eindbestemming was in mijn
geval zover van mijn alledaagse context verwijderd dat ik kon kiezen of ik linksom (over
Amerika) of rechtsom (over Azië) wilde vliegen) is daar slechts een voorbeeld van. Tijdens
F2F leer je kaders kennen en overschrijden. Samen met een groep theologiestudenten die
uit landen van over de hele wereld afkomstig zijn, maak je kennis met een cultuur die op
alle fronten ver verwijderd lijkt te zijn van de gebruiken en gewoontes waarmee je zelf bent
grootgebracht. Daarnaast kom je ook in je eigen groep studenten verschillen tegen. Zo
kon mijn Afrikaanse collega er niet aan wennen dat ik de docenten aansprak zonder hun
titel te vermelden en ging mijn Indonesische maatje toen ik ziek werd in de natuur op zoek
naar traditionele medicijnen.
Nadat we een beetje aan elkaar en het communiceren in de taal, die voor de meeste
van ons niet onze moedertaal was, gewend waren, werden we in verschillende gastgezinnen geplaatst. Tachtig procent van de Fijiaanse bevolking leeft onder de armoedegrens.
Zo ook onze gastgezinnen. Aan de hoge levenstandaard die in Nederland min of meer
vanzelfsprekend is kon op bepaalde fronten niet worden voldaan. In Fiji slaap je naast je
Fijiaanse papa en mama op matten die van bananenbladeren gevlochten zijn of in een
bed waar je ’s nachts wordt vergezeld door vlooien. Je eet zeewier en vreemdsoortige
groenten die overal te vinden zijn. Vissen verorber je tot de graat aan toe, door de kop te
ontleden en de ogen en hersenen uit te zuigen. In Fiji douche je met behulp van een plastic
bakje en een regenton in een huisje dat van golfplaten is gemaakt en waar je huisvriend
de rat regelmatig ’s avonds te vinden is. Ten slotte word je om half vijf ’s morgens door de
dorpstrommelaar uit je bed getrommeld voor het ochtendgebed. De avonden breng je
cava-drinkend bij kaarslicht door omdat er in de wijde omgeving geen elektriciteit, draadloos netwerk of satellietverbinding te vinden is.
Zes weken geleden is het nu dat ik weer landde in de Amsterdamse luchthaven, waar ik bij
de Starbucks een medium koffie bestelde voor vijf euro zeventig. Aan de hoge levensstandaard doe je zo weer mee.
Toch heb ik geleerd van alle grenzen die ik de afgelopen zomer gepasseerd heb. Terug bij
af ben ik nog altijd niet. Nog steeds ben ik niet helemaal gewend aan alle luxe die ik hier
tot mijn beschikking heb. Daarnaast werd ik door in contact te treden met allerlei mensen
uitgedaagd om na te denken over mijn eigen identiteit. Duizenden kilometers van huis leerde ik veel over de Nederlandse cultuur waarin ik ben grootgebracht en de manier waarop
deze ook mij gevormd heeft. Op de Fiji eilanden besefte ik door met mijn eigen ogen de
gevolgen van klimaatsveranderingen te aanschouwen meer dan ooit het belang om op
een verantwoorde manier met de natuur om te gaan. Daar maakte ik kennis met mensen
die zo’n indruk op me hebben gemaakt dat ik deze ontmoetingen nooit meer zal vergeten en werd mijn familie met tientallen fantastische leden uitgebreid. In Fiji herontdekte ik
de waarde van begrippen als gastvrijheid en gemeenschap-zijn die thuis een beetje in de
vergetelheid lijken te zijn geraakt.
Foto’s en meer ervaringen zien en delen? Hier ben ik weer 24/7 per internet bereikbaar. ;)
14
Met vallen en opstaan
Door Alexandra Matz
Met een paar afscheidstraantjes maar vooral ook met een brede glimlach zwaaide ik mijn
ouders op een zonnige augustusmiddag uit. Mijn recentelijk roze-geverfde kamer voelde al
een beetje als thuis, en vol goede moed vergezeld met een tikkeltje naïviteit ging ik ervan
uit dat ik me in dit kikkerlandje binnen de kortste tijden net zo ‘thuis’ zou voelen als ‘thuisthuis’, mijn geliefde Luxemburg. Immers, hoe erg konden twee plekken op 539km afstand
(via de E25 dan) nou daadwerkelijk van elkaar verschillen?
Zoals gezegd, ik was argeloos en onbekommerd. Dit leidde er in eerste instantie toe, dat ik
het stuk oud vuil dat mijn huisgenoot mij voor drie tientjes aanbood vriendelijk afwees. Pas
later werd duidelijk dat deze schijnbaar willekeurige samenvoeging van stukken metaal
die ooit wellicht eens groen geweest waren maar inmiddels oranje van de roest zagen,
een fiets voorstelden. Beredenerende dat spatbord en werkende remmen eigenlijk overgewaardeerd werden, om maar niet te beginnen over frivole accessoires als bel, fietslichten en slag-loze banden, besloot ik het avontuur aan te gaan.
Binnen enkele minuten bleek: niet mijn vaardigheid om te fietsen vormde de kern
van het probleem. Dat lag ‘m aan in inzicht in het verkeer. Waarom toeterde die auto
rechts van me zo boos toen ik over de kruising scheurde? Hoezo, rechtdoor gaat voor?
Dode hoek, wat is dat? Waarom hield niemand er rekening mee dat ik het gewoon eng
vond om mijn hand uit te strekken om mijn richting aan te geven? Allemaal vragen, waarde lezer, waar ik op gênante en vaak ook levensgevaarlijke wijze antwoord op kreeg. Dertien maanden later kan ik met trots zeggen, dat de weg van mijn kamer naar onze mooie
faculteit niet langer een bedreiging voor mijn welzijn en de zenuwen van mijn medeweggebruikers voorstelt. Maar fietsen in Groningen omdat het leuk is? Never nooit niet.
Niet alleen als weggebruiker viel ik door mijn stuntelig gedrag als niet-Nederlander
door de mand. Ook tijdens alledaagse conversaties viel mij vaak op, dat ik wél alle woorden snapte die mijn gesprekspartner uitte, maar dat ik geen flauw idee had, van wat hij wilde zeggen. Wellicht, waarde lezer, staat u er totaal niet bij stil. Maar wees ervan verzekerd
dat het eerste appje van een vriend, waarin hij aangaf, zich “tussen wal en schip” te bevinden een hoop onrust en nog meer verwarring teerweg bracht. Mysterieuze verwijzingen
naar klokken en klepels of naar omineuze appeltjes die iemand per se met iemand anders
wilde schillen (zoiets kun je toch ook alleen?) maakten de boel er niet beter op. Waar de
compulsieve behoefte om in raadselen te spreken vandaan komt, heb ik tot op heden niet
kunnen achterhalen. Vooralsnog ben ik er stellig van overtuigd dat alle Nederlanders een
soort taalkundige guerrilla-oorlog tegen buitenlanders voeren door zoveel mogelijk door
middel van cryptische uitdrukkingen te communiceren.
Inmiddels zijn we dertien maanden later en zou ik nergens liever willen zijn dan in dit
stugge kikkerlandje. De idiosyncratische trekjes van mijn vrienden en medestudenten hebben per slot van rekening toch iets vertederends. Soms betrap ik mezelf erop dat ik zomaar
andere mensen ga feliciteren met de verjaardag van een familielid. Of dat ik dat ene
theezakje hergebruik tot het water alleen nog maar een flauw kleurtje heeft. En dan voel ik
me even twee tellen helemaal thuis.
Nederlanders voeren een soort taalkundige guerrilla-oorlog tegen buitenlanders
Deze schijnbaar willekeurige samenvoeging van stukken metaal die ooit wellicht eens
groen geweest waren maar inmiddels oranje van de roest zagen, stelden een fiets voor.
15
Bart Jongsma en de schone
kunst van ‘koken met wat je in
de koelkast hebt’
Door Bart Jongsma
In mijn laatste paar columns heb ik vooral aandacht besteed aan wat men onder de wat
meer chique manier van koken kan scharen. Mijn recept voor pilavrijst met gamba’s in
een mandarijn-peterselie-sjalottensaus uit de Dei Facto van twee edities geleden is hier
een goed voorbeeld van. De gerechten uit mijn vorige column zouden eigenlijk allemaal
onder deze noemer kunnen vallen. Het is lekker, en op zich niet ontzettend moeilijk om te
maken, maar je moet wel wat moeite doen om alle ingrediënten bij elkaar te krijgen, en er
wat centjes voor over hebben.
Nou ben ik zoals iedereen natuurlijk gewoon een arme student, die soms geen geld of tijd
of zin heeft om de hele dag de kleine schattige delicattessenwinkeltjes en biologische slagers af te gaan voor net dat ene merk Italiaanse pasta of dat perfecte stukje vlees. Soms
moet je het gewoon doen met de groenten die je toevallig in huis hebt. Of de groenten die je uit de gemeenschappelijke koelkast van het huis weet te snaaien,
uiteraard. Nou hoeft het feit dat je alleen maar wat
aardappelen en wortels hebt om mee te werken
niet te betekenen dat je eten saai gaat worden, integendeel. Met wat creativiteit en vooral wat verse kruiden kan je met de meest minimale ingrediënten een avondmaal op tafel zetten waar
iedereen na een lange werkdag wel vrolijk van
zou kunnen worden.
Wie de vorige almanak heeft gelezen, weet
waarschijnlijk wel dat ik groot voorstander
ben van het kweken van je eigen ingrediënten. De makkelijkste en meest lonende
manier om dit te doen is door het kweken van verse kruiden; je hoeft er geen
tuin voor te hebben, en je hebt vrijwel
Een bouquet garni, een wat sjiekere manier om kruiden in je
direct resultaat. Door het zelf kweken
eten te pleuren
van kruiden geef je jezelf ook nog de
mogelijkheid om kruiden te gebruiken die in de supermarkt niet of nauwelijks te krijgen
zijn. Ik heb zelf verschillende soorten kruiden in mijn tuin, die ik in zo veel mogelijk gerechten verwerk. De kruiden die ik het meest gebruik, zijn echter toch wel mijn citroentijm en
rozemarijn. Beide kruiden combineren perfect met verschillende soorten vlees, en geven
ontzettend veel geurigheid aan een gerecht. Mijn citroentijm is vooral heel goed te combineren met kip, waar ik dit keer een voorbeeld van wil geven.
Ik eet de laatste tijd wat gezonder, en probeer wat meer eiwit in mijn dieet te stoppen. Kip
is een ideale bron van redelijk goedkoop dierlijk eiwit, dus als ik even niks anders weet koop
16
ik gewoon twee kipfilets en verzin ik thuis wel wat er mee te doen. Laatst besloot ik ze licht
in te oliën en onder de grill te stoppen. Terwijl de kip aan het garen was keek ik even wat
er in mijn koelkast over was, en haalde wat aardappelen, wortels, een ui en wat kastanjechampignons tevoorschijn. Het was best herfstig weer, dus ik dacht dat een beetje stevige
soep/stoofpot wel toepasselijk was. Niet moeilijk doen, alle groente in redelijk stevige stukken hakken, in de pan gooien met een plens bouillon totdat de groenten net onder staan
of een beetje boven het vocht uit steken. Wat takken rozemarijn en vooral veel citroentijm, en sudderen tot alles nét gaar is. Als je wat meer stevigheid in de soep wil, kan je een
van de gare stukken aardappel tot moes stampen en door de soep heen roeren om het
geheel te binden. De kip in stukken snijden of tot flinters scheuren, wat je zelf lekker vindt,
en door de soep heen roeren. Even doorwarmen, klaar. De korte kooktijd zorgt er voor dat
alle geurigheid van de kruiden nog sterk aanwezig is, en als je de kip pas op het laatst erbij
gooit wordt die niet droog, wat met kipfilet snel kan gebeuren.
Als je de basisprincipes van het koken een beetje in de vingers hebt, kan je ook met bescheiden ingrediënten bijzondere dingen maken. Hier heb je geen recept uit een boekje
voor nodig. Bedenk wat je hebt, hou goed voor ogen wat je er precies mee wil maken en
hoe je wil dat het er uit gaat zien, en plan de stappen correct, dan kan er weinig mis gaan.
Eet smakelijk!
Ui, wortel, selderij. Drie simpele groenten vormen samen de mirepoix, de basis van de Franse
keuken
17
Studentengroep actief
medezeggenschap
Door Sam de Beer
Sinds enkele jaren ben ik de mascotte die staat voor
de samenwerking tussen de verschillende studenten van de medezeggenschappen. Mijn naam is
Sam de Beer, waarbij de afkorting SAM staat voor
Studentengroep Actief Medezeggenschap. Ik hang
voornamelijk in de gezellige hal van de faculteit of
doe mee met de activiteiten van de faculteitsvereniging, maar ik zit ook op Facebook waar ik jullie op
de hoogte houd van al het leuks en faculteitsnieuws.
Ook organiseer ik twee keer per jaar het Algemeen
Studenten Overleg (ASO), samen met het adviserend studentlid van het faculteitsbestuur (FB’er) en
de studenten van de faculteitsraad en opleidingscommissies. Bij het ASO kun je terecht voor vragen,
klachten en feedback op o.a. specifieke vakken,
onderwijs in het algemeen en facilitaire zaken. Van
slechte tentamens tot vieze koffie en van de verhuizing van de bibliotheek tot geluidsoverlast.
Als (nieuwe) student is het sowieso handig om
bekend te zijn met de verschillende medezeggenschappen en studenten die ik onder mijn hoede
heb, zodat je ook buiten de ASO’s om bij hen terecht
kan met vragen, klachten en feedback. De Faculteitsraad (of FR) is een medezeggenschapsraad die
het faculteitsbestuur onder andere kan adviseren en
ondervragen over het beleid betreft onderzoek en
onderwijs. De FR bestaat naast vijf personeelsleden
uit vijf studenten: Eelco Glas, Arianne Anker, Robbert
van Veen, Kristel Molema en Nienke de Graaf. Daarnaast heeft het faculteitsbestuur een adviserend studentlid, ook wel FB’er: Charlotte Lameijer.
Tot slot kun je voor specifieke opleidingsgerelateerde vragen, klachten en feedback terecht bij
de OC’s (Opleidingscommissies). Ze bestaan naast
docenten uit elk twee studenten: OC TH, voor de
bachelor theologie bestaat uit Mark de Jager en
Maaike van Prooijen; OC GW, voor de bachelor
18
godsdienstwetenschap bestaat uit Melissa Dales en Anne-Jan Sikkema. OC (Post-)graduate voor de masters, ReMa en promotieopleidingen bestaat uit onder andere Annet van
der Meer en Carmen Fleurke en de OC GV voor Geestelijke Verzorging bestaat uit Ariëtte
Lagendijk en Astrid Velstra.
Tot zover de introductie van mezelf en mijn minions. Ik hoop jullie te zien op het aanstaande ASO, maar anders kun je altijd contact opnemen met één van deze studenten of
een bericht achterlaten in hun postvakje!
Liefs,
Sam de Beer
Bestuurswoord
Wil je op de hoogte blijven van
wat er op de faculteit speelt? Check
dan ook zeker de site van Gerardus
(www.gerardusvanderleeuw.nl), de
Facebook van Sam de Beer, en de site
en de Facebook van The Religion
Factor (www.religionfactor.net).
Door Gerardus van der Leeuw
Faculteitsvereniging Gerardus van der Leeuw organiseert samen met haar commissies vele
leuke & inhoudelijke activiteiten voor de studenten (en mederwerkers) van de faculteit
GGW. Dit jaar bestaat het bestuur uit Robbert van Veen (voorzitter), Arianne Anker (secretaris), Tekla Slangen (penningmeester), Frank Timmerman (commissiecoördinator) & Charlotte Lameijer (FB’er; adviserend studentlid faculteitsbestuur).
Als bestuur organiseren we jaarlijks twee arbeidsmarktdagen, minstens twee lezingen en/
of debatavonden, de dispuut- en commissiepresentatie en de jaarlijkse afsluiter van het
collegejaar: de faculteitsbarbecue. Daarnaast hebben wij momenteel tien commissies die
hun eigen activiteiten organiseren: de speciale dagencommissie Pithoiga organiseert onder andere kerkentochten, meditatiemiddagen, vieringen rondom feestdagen en pubquizen, de datingcommissie speeddate-avonden, de Alco organiseert borrels, de sport&spelcommissie spelletjesavonden en sportieve activiteiten (mogelijk een voetbaltoernooi), de
reiscommissie organiseert jaarlijks een reis, de feestcommissie organiseert alle faculteitsfeesten, de DuCie verzorgt duurzame initatieven & activiteiten, de boekencommissie stelt
boekenlijsten voor de eerste- en tweedejaars samen en zorgt dat jij met korting je boeken
bij Studystore kan bestellen en de almanakcommissie stelt de almanak samen. En niet te
vergeten onze jongste telg: Deux ex machina, de filmcommissie die elke tweede vrijdag
van de maand een film zal tonen!
Wil jij op de hoogte blijven van de activiteiten of je aansluiten bij een van deze commissies (of misschien alleen een idee voor een activiteit met hen delen), ga dan naar www.
gerardusvanderleeuw.nl! Daar vind je alle commissies, disputen, oude besturen en hun
contactgegevens. We hopen jullie te zien op een van onze activiteiten!
Met vriendelijke brul,
Het Gerardus van der Leeuw-bestuur
19
Globalization, Religion and Humanity
Beyond the Nation-State
By Erin K. Wilson
There’s been much fuss made in recent years over the phenomenon of globalization and its
impact on “opening up” state borders. It has been described as the defining feature of the
contemporary age,1 with governments reducing restrictions on the free flow of goods and
finance, increasing technological advances enabling greater communication, leading to
tighter interconnections across the globe. Where people are concerned however, there is
a different story to tell. If anything, the era of globalization, where state borders are supposedly becoming more porous, has seen a tightening of immigration restrictions and increasingly harsh and limited responses to the plight of refugees and asylum seekers, especially
in Europe and the West.
The Syrian refugee crisis makes this acutely obvious. Western countries have been quick to
condemn the violence, with the USA, the UK and France all making strong cases for the
need for military intervention following the chemical weapons attack. But other than Sweden, which has offered residency to all Syrian refugees,2 the response to the refugee crisis
has been largely conspicuous by its absence within EU countries.3 In the Netherlands, after
some disagreement between the Cabinet and the Tweede Kamer, the Dutch parliament
recently voted to increase their annual intake from 500 to 750 to include an additional 250
Syrian refugees.4 However, with 5,000 Syrians crossing the border in search of protection
everyday,5 much more is needed in terms of a response to the crisis.
Why have governments become so reluctant to accept refugees? There is no clear answer
to this question, though there are many identifiable contributing factors. One is globalization and the loss of control states have experienced over their borders and what comes in
and out of their country. As states have ceded sovereignty to regional and international
bodies in some areas, it has become increasingly important to strengthen their sovereignty and authority in others. Migration has become the main area where this reassertion of
sovereignty is occurring. Former Australian Prime Minister John Howard expressed it thus:
“We will decide who comes to this country and the circumstances in which they come.”
6
This sentiment has become something of a political mantra for governments of left and
right in most industrialised countries.
Another explanation is the global financial crisis and ongoing uncertainty. Governments
are reluctant to share resources at the possible expense of their own populations, largely
fearing a negative backlash when voting time comes around. A third factor is the post-9/11
security environment, where some within government and media has depicted asylum
seekers, particularly those from majority Muslim regions, as “potential terrorists”.7
1
Scholte, J. 2005. Globalization: A Critical Introduction, 2nd edition. Basingstoke: Palgrave Macmillan
2http://www.france24.com/en/20130922-war-weary-syrians-find-new-home-sweden
3http://oppenheimer.mcgill.ca/How-the-European-Union-Is-Failing?lang=en
4http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Nederland/article/detail/3512612/2013/09/19/Kamer-voor-250-Syrische-vluchtelingen-extra.dhtml
5http://oppenheimer.mcgill.ca/How-the-European-Union-Is-Failing?lang=en
6http://electionspeeches.moadoph.gov.au/speeches/2001-john-howard
7
Adamson, Fiona B., Triadafilos Triadafilopoulos and Aristide R. Zolberg. 2011. ‘The Limits of the
20
There is also a strong misperception that somehow the experience of displacement and
seeking refuge is orderly and peaceful. Asylum seekers who do not come through the
so-called “proper channels” are referred to as “queue jumpers”, “illegal immigrants” and
subsequently considered potential criminals. There is a view that these people should “wait
their turn”, like other “good refugees” who patiently wait in refugee camps.
But this view is far from the reality. Displacement is chaotic. People are literally running for
their lives. There is no such thing as a queue and more often that not, they cannot apply
for protection and resettlement through UN and state-sanctioned channels because they
simply do not have access to those channels. The average length of time an individual
spends in a refugee camp if they do use UN and state-sanctioned channels is 17 years,8
and refugee camps are highly insecure environments, with rape, violence and food and
water shortages being a daily reality. Seeking asylum anywhere is a human right, not an illegal action, regardless of whether it is done through the UNHCR or on a country’s doorstep.
Yet it does not seem to matter how many times refugee advocates repeat these facts, the
view persists that asylum processes are or at least should be calm and well-organized.
Part of the problem is that we still see the state as the main community to which people belong in world politics and citizenship as the primary way in which people are able to claim
“a right to have rights” in Hannah Arendt’s words.9 If someone is not a citizen of a state or
their own state refuses to protect them or honour their human rights, it becomes very difficult for them to access protection and claim their human rights elsewhere. On a day-today basis, this privileging of the state and citizenship leads to millions of people existing in
a kind of legal and political no-mans-land with few possibilities available to them to live a
Liberal State: Migration, Identity and Belonging in Europe’ Journal of Ethnic and Migration Studies 37(6):
843-859
8http://www.refugeecouncil.org.au/f/myth-long.php
9
Arendt, H. 1958. The Origins of Totalitarianism. London: Allen and Unwin, p295
21
fulfilled, dignified life.
It is here that globalization can make a positive contribution. Aside from the collapsing of
boundaries of time and space, globalization has also contributed to the emergence of
identities and communities that go beyond the boundaries of the nation-state. Manfred
Steger has called these “global imaginaries”,10 connecting people from different countries
and different regions together around a shared set of cosmopolitan values. The global justice movement is one example of this. Rather than dismissing such movements as “pie-inthe-sky”, perhaps it is time for us to seriously consider how such transnational interconnections could contribute to resolving the current crisis of displacement and asylum.
Yet arguably, such transnational identities have existed long before the contemporary era
of globalization, in the form of religious communities. Religions connect their followers together through identities that go beyond the boundaries of the nation-state and beyond
the boundaries of the natural realm to a transcendent reality. While such identities have
contributed to exclusion and intolerance in the past, it must also be remembered that these connections to the transcendent contribute to traditions of compassion, generosity and
hospitality towards the vulnerable stranger. The ancient principle of sanctuary practiced by
many religious communities was in many ways the precursor for the contemporary practice
of asylum.11
Feminist theologian Letty Russell has argued that for Christians welcoming the vulnerable
stranger becomes possible because they recognize that all are separated from God by
sin and yet at the same time, God’s radical act of reconciliation on the cross means that
all are welcome. The same grace with which God welcomes all sinners should enable all
sinners to welcome one another.12 Vicky Squire and Jonathan Darling have noted that contemporary sanctuary movements such as Cities of Sanctuary in the UK go beyond the idea
of hospitality and operate from an assumption of “rightful presence”,13 that asylum seekers
and refugees have a right to be in the UK, regardless of how they arrived or whether they
arrived with a visa or not, because they are people in need, because the UK has committed through the Refugee Convention to provide protection for those who need it, because
they share a common humanity, because it is purely a matter of chance that they were
born in an area of violence, poverty and instability and we were born in an area of wealth,
peace and political freedom.
If we are to meaningfully address the displacement crisis of the 21st century, we must begin
to think beyond the boundaries of the nation-state and citizenship as the primary ways in
which we acknowledge the rights and humanity of one another. Processes of globalization
push us in this direction, but let us not ignore the rich resources that exist in the world’s religions that open up alternative ways of thinking about this pressing global issue.
Erin K. Wilson is the Director of the Centre for Religion, Conflict and the Public Domain
10
Steger, M. 2008. The Rise of the Global Imaginary. Oxford: Oxford University Press
11
Marfleet, Philip. 2011. “Understanding Sanctuary: Faith and Traditions of Asylum” Journal of Refugee
Studies 24(3): 440-455
12
L.M. Russell, Just Hospitality: God’s Welcome in a World of Difference (Louisville, KY: Westminster
John Knox Press, 2009)
13
Squire, Vicki and Jonathan Darling. 2013. “The ‘Minor’ Politics of Rightful Presence: Justice and Relationality in City of Sanctuary” International Political Sociology 7(1): 59-74
22
Het gras wordt
groen en groener
Door Kyra-Tiana Kers
Voor de meeste studenten in Groningen zijn de afgelopen
twee maanden zoals normaal verlopen. Voor ons eerstejaars
geldt dit natuurlijk niet, want wij zijn een hele nieuwe wereld
binnen getreden. Het begon met de brief waarin het introductieweekend werd aangekondigd: Op naar Schiermonnikoog.
Ik kan nu natuurlijk een uitgebreid verslag gaan schrijven over
elk moment van het weekend, maar jullie zijn allemaal eerstejaars geweest en hebben dit geweldige weekend waarschijnlijk nog op het netvlies staan. Wat wel erg leuk is om
te vertellen zijn natuurlijk de unieke gebeurtenissen die ons
introweekend net even iets leuker maakte dan vorige jaren.
Om te beginnen hebben wij geweldige mentoren! Addty,
Eelco, Mark, Nienke, Lotte, Yentl en Iris hebben erg hun best
gedaan om ons een leuk weekend te bezorgen en dat is ze
zeker gelukt. Met hun kookkunsten, spelavonden, speurtochten, weerwolfavondjes, de Toxbar en ook de avond bij het
kampvuur hebben ze het voor elkaar weten te krijgen dat
onze klas in een korte periode toch een hechte groep is geworden. Vooral Mark en Addy hebben erg hun best gedaan
om op te vallen, want de luidruchtige mededelingen over
de afwas en het programma zijn iedereen onvoorwaardelijk
bijgebleven.
Nu moet ik natuurlijk niet de ouderejaars vergeten te
benoemen die de moeite hebben genomen ons te vergezellen op het verre Schiermonnikoog. Na een lange speurtocht
waarbij we even in vijf minuten het Gerarduslied moesten leren, stonden onze voorgangers al op ons te wachten. Het
verbaasde me meteen hoeveel studenten daadwerkelijk de
moeite hadden genomen om ons op te komen zoeken en
hun kennis met ons wilde delen. Het was erg leuk en gezellig
om van iedereen te horen wat ze van de studie gemaakt
hebben en wat hun functie was binnen de faculteit.
Over de faculteitscommisies gesproken, wat zijn dat er
veel! Ik ben zelden een hoge school of universiteitsfaculteit
binnen geweest waar de studenten zo erg betrokken waren
bij hun studie. Het is echt geweldig. Om het nog mooier te
maken, hebben wij ook nog een eigen studievereniging met
een lied. We hebben deze op de boerderij een keer met zijn
alle gezongen en het was echt bijzonder dat er meteen een
band werd geschept tussen de verschillende jaren.
Om het weekend helemaal af te maken kan ik niet an23
ders dan de professoren aanhalen die hun tijd en moeite hebben gestoken in ons. Van Michaël van de Meer hebben we een prachtig proefcollege mogen bijwonen over God en
zijn Asjera terwijl Wouter Slob ook een goed verhaal over de tussenwerking van godsdienst
met wetenschap hield. Ook de lezing van Kim Knibbe was inspirerend en gaf mij het idee
dat we nog tijd genoeg hebben om religies en onszelf te leren kennen.
Door deze drie topprofessoren en geweldige studenten kan ik niet anders dan met een
grote lach op mijn gezicht aan mijn studie beginnen. Ik ben er trots op dat ik bij een fantastische faculteit hoor waar het gras onder onze voeten het groenst is.
24
De ultieme man?
James Bond en zijn girls
Door arianne Anker
“The name is Bond … James Bond”. Het is één van de bekendste oneliners uit de filmgeschiedenis en afkomstig van een actieheld die al verschillende decennia het bioscoopscherm siert. Bij iedereen bekend, al is het maar van naam, maar de films en boeken hebben met godsdienstwetenschap niks te maken. Toch? Op het gebied van genderstudies
zijn de films echter zeer interessant. Doordat de films al zo lang draaien biedt het een kans
om te kijken naar (veranderende) genderrollen. Dit kan zowel binnen het personage James Bond als binnen de vrouwelijke personages en de relatie tussen Bond en de vrouwelijke personages. Een mooie uitdaging, maar niet mogelijk binnen deze beperkte ruimte.
Vandaar dat we kijken naar een klein element uit de films – waarover nog steeds een hele
hoop valt te schrijven – namelijk de zogenaamde ‘Bond girls’.
De Bond girls zijn een vast element in alle Bondfilms. De vrouwen die worden geïntroduceerd zijn
altijd knappe vrouwen, of ze nou voor de vijand
werken of Bond helpen om de vijand te verslaan.
Vaak hebben ze geen man of zijn ze gebonden
aan de vijand. Er wordt standaard naar gerefereerd als ‘girls’ en niet als ‘women’, ondanks dat
het seksueel volwassen vrouwen zijn. Dit geeft
aan dat ze gezien worden op een kinderlijke manier: deze ‘girls’ hebben op bepaalde momenten hulp nodig van volwassenen, zoals Bond.
Ursula Andress als Honey Rider in Dr.No
Interessant zijn de namen die door Ian Fleming –
de bedenker van Bond en auteur van de eerste
boeken –aan de vrouwen zijn gegeven. Die namen zijn vaak veelzeggend voor het personage
van de vrouwen. Opvallende namen zijn onder
andere Honeychile Rider, Pussy Galore en Xenia
Onatopp. Al deze namen hebben een duidelijke seksuele connotatie en de manier waarop
de vrouwen gepresenteerd worden is vaak ook
seksueel getint. Een voorbeeld hiervan is het moment waarop Honey Rider uit de zee komt lopen
in haar witte bikini. Dit is één van de meest iconische scènes uit alle Bondfilms en wordt later
nog herhaald wanneer Halle Berry als Jinx Johnson ook uit het water komt lopen met een mes
in haar bikini. Interessant genoeg is het in Casino
Royale Bond zelf die uit het water komt en dus Halle Berry als Jinx Johnson in Die Another Day
als lustobject wordt gepresenteerd. De introductie
van de andere Bond girls is vaak ook seksueel ge25
tint wanneer ze in een avondjurk of alleen ondergoed te zien zijn.
Na de openingsscène volgt bij de Bondfilms een ‘titles sequence’, begeleid door de titelsong van de film, waarin de silhouetten van schaars geklede of naakte vrouwen te zien
zijn. Het verschilt per film hoe die vrouwen bewegen. Bij Thunderball, waarin een gedeelte
van de film zich onderwater afspeelt, kwamen de vrouwen langs zwemmen. Op andere
momenten, zoals bij A view to a kill en Goldeneye, dansen vrouwen in vlammen. Al deze
gedeeltes hebben echter een erotische connotatie waarbij de vrouw als lustobject wordt
neergezet. Niet alleen door de schaarse kleding of hun naaktheid, maar ook door de erotische bewegingen. Daarnaast is het silhouet van Bond altijd te zien, maar die wordt volledig
in pak afgebeeld en in een sterke positie met gericht wapen. De tegenstelling tussen de
(positie van de) man en de vrouw is dus groot in dit gedeelte van de film.
Ook in de filmposters wordt het verschil tussen Bond en de vrouwen duidelijk gemaakt.
Bond staat weer met zijn pistool klaar om te schieten, terwijl de vrouwen in niets verhullende
kleding naast hem staan of zitten. Weer wordt de seksualiteit van de vrouwen benadrukt en
de viriliteit en kracht van Bond. In latere posters is een verandering te zien in deze trend. In
één van de posters van A view to a kill staat
Grace Jones als May Day in dezelfde prominente positie als Bond. Bij Die another day
staat Halle Berry niet alleen op gelijke voet
met Bond, ze heeft zelfs een pistool en een
eigen poster. In de poster van Skyfall staat
Seferine als vrouw in het midden, hoewel ze
geen wapen vasthoudt in tegenstelling tot
de mannen.
De positie van de vrouw in de Bondfilms is de
afgelopen jaren dus aan verandering onderhevig geweest. De Bond girls hebben een
steeds prominentere rol gekregen, bijvoorbeeld als vijand. Dit is voor het eerst echt te
Daniel Craig als James Bond in Casino Royale
zien in A view to a kill waar de man geen sterke vijand is, maar May Day als (letterlijk) sterke vrouw naast hem staat. Het is echter wel zo
dat ze ondergeschikt is aan hem. Wanneer hij haar verraadt, is ze de weg kwijt en besluit
ze om zichzelf op te offeren. In Goldeneye is Famke Jansen een klassiek voorbeeld van een
‘femme fatale’: mooi, verleidelijk, maar ook dodelijk. Want ze krijgt seksuele bevrediging
van het vermoorden van mannen. Ook hier is echter een kanttekening bij te plaatsten,
want ze vermoordt niet met een pistool of een mes, maar met haar dijen, waardoor weer
een duidelijke seksuele connotatie verbonden is aan haar personage –zoals haar naam,
Xenia Onatopp, al doet vermoeden. Maar de trend dat de vrouw een prominentere rol
krijgt blijft doorzetten, met bijvoorbeeld Jinx Johnson en Vesper Lynd. Daarnaast is het feit
dat dat Bond een vrouwelijke baas krijgt een significante verandering. Hierdoor wordt niet
alleen een grote rol vervuld door een vrouw, het is ook nog de belangrijkste baan die beschikbaar is binnen de geheime dienst.
Als feminist(e) zou het frustrerend kunnen zijn om naar de eerste Bond films te kijken, waar
de vrouw als hulpeloos wezentje wordt geportretteerd dat gered moet worden door een
man. En hoewel de vrouwen een prominentere plek hebben gekregen binnen de films,
lijken ze nog altijd ondergeschikt aan Bond. In ieder geval kunnen de films veel vragen oproepen. Als Bond de ultieme man is, zijn de Bond girls dan de ultieme vrouwen? En wat zou
dat zeggen over het man/vrouw beeld in onze huidige maatschappij?
26
Homo’s: waarom?
Een overpeinzing over wat een goede titel nou zo goed maakt
Door Franka Riesmeijer
Het bedenken van een goede titel is een van de moeilijkste delen van een werkstuk (naast
een goede vraagstelling). De titel moet omschrijven waar de tekst over gaat EN tegelijkertijd de lezer boeien. Dit is een moeilijke balans. De eerste voorwaarde eist een precieze
zin: ‘Een onderzoek naar de economische consequenties van het beleid van president
Obama op de huizenmarkt in Boston tussen 2008 en 2012’. Dan weet een mens waar hij
aan toe is als hij het boek opent. Boeiend klinkt het echter niet. ‘Mijn oma’s huis is niks meer
waard’ is al een stuk boeiender, als dit citaat terug zou slaan op een uitspraak van een van
de bewoners van Boston. Het is misschien feitelijk niet helemaal waar (oma’s huis is weinig
waard, maar niet niks), maar het grijpt de aandacht. Als je de titel leest weet je niet direct
waar het over gaat. Nu kan dit natuurlijk opgelost met een goede ondertitel.
Tegen dit probleem lopen alle studenten op een gegeven moment aan. Zo ook bij twee
van onze studentes godsdienstwetenschappen, Franka R. en Tekla S., die naarstig naar titels
hebben gezocht. Bij sommige werkstukken komen titels zeer makkelijk; een leuk citaat van
een van de bronnen, een goede ondertitel en klaar is Kees. Bij andere onderwerpen gaat
dit een stuk moeilijker. Zo zat Franka R. op een gegeven moment vast met titels geschikt
voor een Willy Vandersteen stripboek: ‘Suske en Wiske en het herstellende huwelijk’, ‘Suske
en Wiske en de sacrale seks’. Een vergelijking tussen twee groepen op enkele overeenkomstige punten is bijvoorbeeld heel lastig. Je moet enerzijds de twee groepen noemen,
anderzijds alle onderdelen waar je ze op vergelijkt. Dit wordt dan snel een titel bestaande
uit vijf onderdelen. ‘Hoe Pietjes en Mientjes vergelijkbaar zijn of verschillen in hun mening
over integratie, economische groei en de huizenmarkt’. Wederom, duidelijk waar het over
gaat, maar ik begin al te zuchten voor ik bij de inleiding ben. Daarom zaten de studentes titels te verzinnen. De titel mag natuurlijk niet te normatief zijn. De titel moet wel beide
groepen noemen, hoewel je meer grapjes kan verzinnen met de ene, dan met de andere.
En toen kwam Tekla S. met het geniale voorstel: ‘homo’s: waarom?’. Dit sloeg helemaal
nergens op, maar het trekt wel de aandacht. Wat bedoelt de schrijfster? Waarom bestaan
homo’s? Wil ze homo’s ergens over aanspreken? Wil ze van de homogemeenschap weten
waarom ze iets doen zoals zij het doen? Wil ze weten waarom homo’s homo’s genoemd
worden? Allemaal mogelijkheden!
Een bijzonder slechte titel dus eigenlijk. Hij slaat nergens op, hij is ambigu, maar hij spreekt
wel aan. De studentes hebben er hard om gelachen en toen heeft Tekla S. toch maar besloten een andere titel te kiezen voor haar scriptie, waar toch een bepaalde academische
verwachting aan verbonden zit. De titel mocht echter niet verloren gaan en daarom dit
artikel. ‘Homo’s: waarom?’ heeft waarschijnlijk jullie aandacht getrokken en daarom lezen
jullie nu een artikel over titels. En alsnog weten jullie niks meer of minder over homoseksualiteit of de waaromvragen die gesteld kunnen worden omtrent dit onderwerp. We hopen
jullie achter te laten met deze geweldige tip: bedenk eerst een titel waar je helemaal gelukkig mee bent en schrijf daarna pas het werkstuk dat past bij deze geweldige titel!
27
Duocolumn
Door Franka Riesmeijer en Melle Wedholm
Franka:
Het begint ondertussen een traditie te worden. Melle en ik gaan iedere editie van dit blaadje de discussie aan over een onderwerp. Hierbij schuwen we niks en is geen mening taboe.
Deze Dei Facto hebben Melle en ik besloten om ethiek en moraliteit te bespreken. Is de
mens goed?
Ik denk van niet. Ik denk dat de meeste mensen heus de ambitie hebben om goed te
zijn voor de wereld en hun medemensen, maar dat we niet in essentie goed zijn. Evenmin
als de wereld goed of slecht is. De wereld heeft stormen, regen, zonneschijn, vruchtbare
grond, woestijnen, bergen. Omstandigheden die ons goed uitkomen of die ons juist tegenwerken. De natuur is niet goed of slecht, de natuur is neutraal. De mens heeft in dat opzicht
dezelfde buien; soms zijn we vrolijk, nieuwsgierig, lief, maar soms zijn we ook boos, moeilijk,
met duistere gedachtes of gewoon in een antisociale bui. Dit is niet goed of slecht, maar
een natuurlijk gegeven. Daar overheen komt iets wat de natuur niet heeft, mijns inziens,
namelijk onze eigen wil. We kunnen dingen analyseren en beoordelen en daaruit besluiten
om op verschillende manieren te handelen. Hier kunnen we kiezen voor goed of slecht
handelen. We hebben idealen, streven naar een bepaalde wereld en proberen deze zo
goed mogelijk tot stand te brengen. De gemiddelde Bond-slechterik heeft ook een wereld
in gedachten waar hij naartoe streeft en waarmee hij zijn daden goed praat.
Daarnaast ben ik van mening dat het kwalificeren van de mens als goed of slecht eigenlijk
verkeerd is en onmogelijke verwachtingen schept. Iedereen heeft soms gevoelens die niet
goed zijn. Met meditatie zouden we naar deze gevoelens moeten kijken met een gevoel
van acceptatie en het laten passeren, maar vaak worden boosheid en anti-sociale buien
gezien als verkeerd. Asociaal gedrag is natuurlijk verkeerd, maar wat is er mis mee om je
af en toe als een kluizenaar af te sluiten van de wereld? Wat is er mis met boos zijn over
dingen die je kwetsen? Een goed mens zijn gaat er dan paradoxaal genoeg niet om of je
een goed mens bent, neem ik aan. Het gaat om goed doen. Iedereen moet kiezen tussen
allerlei verleidingen, gevoelens en idealen. Wat ons goed maakt is niet een goede inborst,
maar een juiste manier van omgaan met alle dingen.
Het probleem met het koppelen van al dit met ons
wel of niet goed zijn is volgens mij aanwijsbaar in de
Bijbel (waar anders?). Matteüs 5: 27-28 zegt: “Jullie
hebben gehoord dat gezegd werd: ‘Pleeg geen
overspel.’ En ik zeg zelfs: iedereen die naar een vrouw
kijkt en haar begeert, heeft in zijn hart al overspel met
haar gepleegd.” Dit geeft ons een schuldgevoel bij
elke gedachte die we hebben. Ik vind de Bergrede
een prachtige tekst, maar dit vind ik problematisch.
Als ik dit letterlijk op zou vatten, dan levert dit enkel
moeilijkheden op. Als mijn gedachtes en gevoelens
hetgeen zijn waar ik over beoordeeld dien te worden, ben ik een slecht mens. Als ik daar mijn wil tussen
laat komen en kies om soms wel te handelen en soms
niet, dan zondig ik nog steeds, maar al een stuk minder. Wat ik dus al met al probeer duidelijk te maken:
De mens is niet goed, de mens doet goed.
28
Is de mens goed?
Melle:
De lezer mag het van me aannemen of naast zich neerleggen, maar ik was het na de column gelezen hebben met Franka eens. Mensen hebben net als de natuur verschillende
eigenschappen en zetten dit in de wereld op verschillende manieren en gedrag in. Dit
gedrag wordt beoordeeld door de andere mensen die dit doen vanuit hun eigen positie.
Dit is een naturalistisch, objectief klinkend verhaal met genoeg postmoderne invloed om
het menselijk te houden. Als een echte liberaal plaatst Franka bovendien de menselijke wil
centraal. Ze presenteert, kortom, een aantrekkelijke optie om naar de menselijke natuur te
kijken. Maar is dat een voldoende antwoord op onze vraag?
Ik denk van niet. De manier waarop Franka de wereld schetst vind ik een verarming. Door
mensen af te schilderen als onderdeel van de natuur maakt Franka ze deel van een automatisch, zelfs machinaal werkend systeem. Dit geeft weinig ruimte aan de menselijke
eigenheid, het onderwerp dat we nu bespreken. Het zou goed zijn om de wil te introduceren als werktuig voor wat ons mensen maakt, maar deze wordt bij Franka met het naturalistische en koude ‘analyseren en inschatten’ omschreven. Franka lijkt in haar verhaal terug
te grijpen op een binaire tegenstelling tussen de lage menselijke natuur en zijn idealen.
Dit mensbeeld is zeer invloedrijk in het christelijke en westerse denken, en gaat ten minste
terug op Plato, die in zijn Phaedrus de allegorie van de strijdwagen vertelt. De bestuurder
(de ratio) moet enerzijds een woest en anderzijds een nobel paard kunnen bedwingen
en naar een gezamenlijk doel sturen. Een dergelijk mensbeeld hoeven we echter niet te
accepteren.
Ik denk dat de wil iets diepers is dan deze geestelijke activiteiten, en aan de kern ligt van
wat ons mensen maakt. Ik stel voor de mens als een geheel te zien: lichaam en geest, ziel
en wil. Deze mens is wat mij betreft niet puur hedonistisch. Naast het optimaliseren van zijn
eigen geluk, is hij ook medelevend richting zijn omgeving. De een kent slechts liefde voor
zijn partner, de liefde van een ander strekt zich zelfs uit tot smeltende ijskappen. Dit betekent
niet dat ik een onnodig rooskleurig beeld van de wereld heb. Net als Franka erken ik dat
de wereld veel uitdagingen biedt. Deze worden vaak ook veroorzaakt door mensen met
tegengestelde belangen. Maar Franka zei het zelf al.
In ieder geval willen deze mensen goede dingen, zijn
dus goed. Zeer goed. Dit hoeft wat mij betreft niet te
leiden tot irreële verwachtingen. Integendeel: alleen
al door zijn mens-zijn is elke mens geaccepteerd, en
daarom goed.
Als we dit beeld van de mens als een eenheid accepteren, wordt de ideologische afstand tussen Franka
en mij kleiner. Voor Franka zijn het menselijke daden
die door een menselijke oordeel gaan die het verschil maken tussen een goede en een slechte daad.
Voor het uitvoeren (en ik veronderstel ook voor het
beoordelen) van die daden staat de menselijke wil
centraal. In haar verhaal heeft Franka dus opnieuw
de mens nodig als spil van dit alles. Cirkelredenering
of niet, dat de mens steeds op de mens gericht is, is
nou juist wat hem zo goed maakt.
29
Mah-jongg & the Joy Luck Club
by Xuan Luo
Last semester on a master course, every student was asked to analyze a novel in discussion
of migration, culture, and religious identity under the globalized context. For the sake of
pure convenience, I chose one by a Chinese author Amy Tan, who published her debut
novel “The Joy Luck Club” in the early 1980s. Before reading it, I was interested in the title:
what on earth is a Joy Luck Club? The name simply sounds ridiculous and meaningless in
the English translation. Even in Chinese, it looks like random combination of blissful words
that are given out on a new year’s eve. With that curiosity, I flipped over the first page.
Amy Tan starts her story from the occasion of a party at the Joy Luck Club in the Chinatown of San Francisco, at which occasion the central narrator of the novel, Jing-mei Woo,
is asked to replace her deceased mother to play mah-jongg with three aunties, who are
close friends of Jing-mei’s mother. During the mah-jonggf games, the four of them start to
talk about Jing-mei’s mother in memory of her recent death. By this conversation, both
Jing-mei and her aunties, three first generation immigrants, are alarmed by the ignorance
toward each other. Thus, a story revolving eight women characters, four ethnically Chinese mothers recounting their life experiences before immigration, and four California-born
daughter roles telling their adolescent and adult lives in America. Each characters narrates
two episodes of their past, constituting into a collection of sixteen short monologues. Those
monologue stories express a shared confusion towards the different aspects of multicultural
encounters in life, as well as a quest to find answers to such questions: what does it mean to
be a Chinese woman in a post-migration context? What different conceptions of being a
Chinese woman do they have among the mothers and daughters? And how do they deal
with those differences?
In the opening chapter of The Joy Luck Club, an uneasy dialogue is already taking place
within the central story teller Jing-mei Woo. Set in the Chinatown of San Francisco, the traditional entertainment game mah-jongg is played by four middle aged aunties who are
overly dressed up in ‘funny Chinese dresses with stiff stand-up collars and blooming branches of embroidered silk sewn over their breasts’. Wonton and buffet are being served at
the club, there is the usual gossip about this and that family, etc. All those ritual-like customs
are too Chinese for Jing-mei Woo, who is playing here at the Joy Luck Club in replacement
of her deceased mother. Brought up in anything but the Chinese way as the second-generation immigrant, Jing-mei is having a hard time relating herself to this environment, which is
even ‘shameful’ for her, ‘like the secret gathering of the Ku Klux Klan or the tomtom dances
of TV Indians preparing for war’. The entire Chinese atmosphere at the Joy Luck Club does
not provoke any attachment to or interest in the Chinese ethnic heritage hidden in her. To
the contrary, it urges her to distance herself. She seems to make clear boundaries between
her middle-class American identity and the old Chinese immigrant community. At this particular occasion and spatial situation, Jing-mei’s self-identification as an American takes a
much stronger position against the Chinese ethnic identity. The question here is what does
the Joy Luck Club represents in the novel? What role does it play for the identification process for those characters?
It can be argued that the Joy Luck Club serves as a symbolical miniature of the Chinese community where conflict and dialogue take place concomitantly. Traditionally, clubs
such as Joy Luck Club serves as a social place for people to have fun playing maj-yogg, a
30
very popular gamble game in China. In those clubs, the main activities are chatting and
gambling over maj-yogg or poker with a cup of tea. The naming of Joy Luck Club reflects
its Chinese ethnic origins: the words Joy and Luck are usually given to people as New Year
wishes. However, it is not easy for Jing-mei to have a meaningful dialogue with it. It is quite
interesting to see from Jing-mei’s eyes her impression of the Joy Luck Club, which is described as a group of very stereotypical Chinese immigrants dressing and behaving in the most
traditional Chinese fashion. For instance, the way in which those
aunties gossip, how they prepare food, and how they dress are
extremely typical old-fashioned
even in modern China. She views
the activities that take place in the
Joy Luck Club as an outside spectator who happens to be a blood
descendant of one family member, and who consciously keeps
distance from it. Yet at the same
time she is curious about the history of her deceased mother. Here
in this context, Jing-mei’s internal
identification as an American runs
counter with this traditional Chinese community.
The significance of the Joy Luck
Club also lies in its reminiscence of
the cultural roots for those immigrants, which serves as a heritage
link between the distant ‘homeland’ and the more intimate American society. Through this club,
two generations of Chinese immigrants are gathered, physically or
emotionally, through the recounting of their personal past memories. The much divergent experiences of the two generations create
a huge gap for the values and understandings of their identification
or view of themselves. Yet, the memory of Jing-mei’s deceased mother, the tragic life experience of her mother in the feudal
family in China before coming to the United States, the traumatic past during the war and
the twin baby sisters lost and found is the story that creates an emotional connection, despite the cultural disconnection.
Today, you could find variations of the symbolic “Joy Luck” clubs, such as the Joy Luck
Express and the Luck Prosperity restaurant in the busy streets in Amsterdam. But in those
restaurants, the cultural connotation it originally holds has been left out over the later decades.
31
Correspondentie
Rabat - Istanbul
As-salamu `alaykum habibti,
Hoe gaat het met je, daar in het verre Istanbul? Het is nu een maand geleden dat we beiden Groningen achter ons hebben gelaten om ons te installeren in het buitenland voor onze minor. Het leek
me mooi om onze ervaringen in de Arabische wereld eens onder de loep te leggen.
Eerst maar eens, het onderwijs. Wat voor vakken volg jij en was het moeilijk te regelen? Zitten er
leuke Turken bij?
Ik volg mijn minor in Rabat aan het Nederlandse Instituut in Marokko, het NIMAR. Ik doe hier de
minor sociale wetenschappen met een groep van 19 Nederlanders, en twee verdwaalde Duitsers.
We hebben 3 keer per week Marokkaans Arabische les, en verder twee keer per week lezingen
en 1 keer per week een excursie. Verder hebben we een vak kwalitatieve onderzoeksmethoden,
waarin we veel antropologische artikelen lezen, en een vak Onderzoek Workshop, waarin je het
onderzoek gaat voorbereiden dat je in december gaat uitvoeren. In januari krijg je de tijd om dat
uit te schrijven, en je mag zelf weten of je dat doet in Marokko of in Nederland. Tot dusver vind ik
het heel intensief, elke dag van negen tot twee les en daarna twee uur aan het huiswerk. Het lijkt
allemaal niet op mijn Groninger leventje, maar ik vind het wel heel erg leuk.
En hoe zit jij qua huisvesting? Je woont in een Erasmushuis toch? Is het net zoals L’auberge espagnol? Lekker vies en veel dronken feestjes? Ik woon in een lief gastgezin in de medina, waar het
absoluut schoon is, en ze geen alcohol drinken. Ik moet er nog wel aan wennen dat ik helemaal
niet hoef te koken en/of boodschappen te doen, en dat mijn maaltje elke dag voor me wordt gemaakt, maar ik moet zeggen: ik klaag niet.
Dan de bevolking. Werd jij ook zoveel aangesproken door Turkse Nederlanders op het vliegveld?
Zodra Nederlandse Marokkanen doorhadden dat ik Nederlands was, werd ik enthousiast begroet
en wilden mensen allemaal dingen van me weten. Ongelofelijk, wat een broederschap! Tot dusver
vind ik Marokkanen heel erg vriendelijk. In de medina, het oude gedeelte van de stad, hoor je wel
vaak geschreeuw van jongemannen naar je hoofd, maar even vriendelijk glimlachen, een hand
op je hart leggen, en ‘la sukran’* zeggen doet wonderen. Jij had het over aangerand worden in
de metro. Dat is mij nog niet overkomen, aangezien ik hier eerder taxi’s dan de metro pak (die wij
namelijk niet hebben). Maar als we met in een stoet door de soek* schuifelen wanneer het heel
erg druk is, wil ik nog wel eens een hand op mijn achterwerk voelen. Maar then again, mijn hand zit
soms ook wel per ongeluk op iemands’ derrière.
En dan, het belangrijkste, het eten. Hoe bevallen de kebab, het Turks fruit, en de andere Turkse
lekkernijen? Heb je al zin in kroketten en pindakaas? Ik wordt elke dag volgestopt met lekkere zoete
muntthee, en ik krijg er geen genoeg van. Ik begin zelfs nu ook in andere dingen suiker te doen, wat
heel slecht is. Verder eten we alleen maar couscous hier op vrijdag, wat mega-lekker is, en verder
eten we heel veel tajine (dus gestoofd vlees/vis met groenten). Mijn gastmoeder kan heel goed
koken, dus dat is onwijs fijn. Enig minpuntje is dat we wel pas rond elf uur ’s avonds eten, waar mijn
Hollandse maag eerst even aan moest wennen.
Oké, lieve schat, ik hoor in mijn kamertje de oproep voor het gebed, dus voor mij is het nu tijd om
naar school te gaan. Ik ben benieuwd naar je avonturen!
Yvonne Kraak
*La sukran: nee bedankt
*Soek: de markt in de medina (het oude gedeelte van de stad)
Yvonne’s blog is te vinden op: caferabat.nl
32
Door Yvonne Kraak en Iris Keuning
Merhaba aşkım,
Hier gaat het goed! Na drie weken kan ik wel zeggen dat ik me hier ‘thuis’ begin te voelen. Ik ben
blij dat het bij jou ook goed gaat en omdat je zoveel vragen stelt zal ik maar meteen beginnen.
Wat kan ik zeggen over mijn universiteit? Alles wordt hier op zijn ‘Turks’ geregeld, wat inhoudt dat
je voor alles wat je moet doen (registreren voor vakken, collegekaart ophalen, vakken laten goedkeuren etc.) op verschillende plekken moet zijn. Niemand daar weet precies hoe het systeem in
elkaar zit en eerlijk gezegd werkt het ook niet, maar toch is alles nu gelukt. Ik volg drie colleges die
over de geschiedenis en de formaties van Turkije gaan, en die zijn echt heel interessant! Ik las dat
het bij jou heel intensief is, dat valt hier na de eerste week colleges erg mee. Ik studeer aan de
Istanbul Technical University, één van de dertig universiteiten in Istanbul met een campus die groter
is dan een dorp. De locaties waar mijn colleges worden gegeven zijn verspreid over heel Istanbul,
wat betekent dat ik met de boot, metrobus, metro, Füniküler en zelfs met de kabelbaan naar colleges ga.
Ik woon in een Erasmushuis in Kadiköy, de leukste buurt van Istanbul! Kadiköy ligt in het Aziatische
deel van Istanbul (dat verklaart de boot als dagelijks vervoermiddel) en is véél groter dan Groningen. We wonen hier met zijn negenen, verdeeld over twee appartementen. Het is er precies zoals
jij zegt, best wel vies en er zijn altijd mensen en feestjes, maar dat is juist heel gezellig. Ik kan nu goed
met iedereen opschieten en we doen veel dingen met zijn allen. In tegenstelling tot bij jou kookt er
hier niemand voor me want daar doen ze niet aan in Istanbul, en er gaat geen dag voorbij in dit
huis zonder dat er alcohol gedronken wordt.
De meeste Turken zijn trouwens heel vriendelijk hier! Als je ergens hulp bij nodig hebt of verdwaald
om je heen kijkt is er altijd wel iemand, ondanks dat diegene geen Engels spreekt, die je probeert
te helpen. De meeste Turken waar ik mee omga zijn vrienden van Ogün (Roos haar vriend) of van
Berkan, mijn huisgenoot. Toen ik hier net aangekomen was wist ik nog niet zoveel over de Turkse etiquette en ging ik er met mijn naïeve gedachten van uit dat iedereen altijd aardig is, maar dat valt
soms toch een beetje tegen! Ik werd bijvoorbeeld bij de buurman uitgenodigd voor koffie maar het
kwam er eigenlijk op neer dat hij mijn ‘model sizes’ wou bewonderen. Beetje jammer maar ook een
beetje grappig. Ik voel me prima als ik alleen over straat moet en ik ken inmiddels genoeg Turkse
woorden om te zeggen dat ik het niet leuk vind als iemand me mijn appartementsgebouw in loopt
om mijn nummer te vragen. Die Turkse woorden komen trouwens altijd van pas want iedere Turk
wordt gelijk vrolijk als je ze begroet in het Turks in plaats van het Engels.
Dat aangerand worden in de metro is trouwens een ander verhaal. In een stad waar meer mensen wonen dan in heel Nederland is het elke dag weer oorlog om een plekje te vinden in de bus
of metro (wat echt hilarisch is om mee te maken). Het gevolg hiervan is dat iedereen heel dicht op
elkaar staat, de perfecte kans om even lekker aan iemands billen te zitten. Gelukkig hebben Roos
en ik een tactiek ontwikkeld om zo vaak mogelijk te kunnen zitten in het openbaar vervoer dus het
komt nu niet zo veel meer voor.
Mijn tante had me al gewaarschuwd toen ze zei: “jij gaat zo dik wor in Turkiye” en ze had inderdaad gelijk. Roos en ik hebben nog geprobeerd om onszelf in te houden door een fitness abonnement te halen hier, maar het feit dat we nog nooit zijn gegaan verklaart een hoop. Het feit dat ik
in de afgelopen drie weken nog maar twee keer gekookt heb hier ook. Ik bestel vaak eten of ga
uit eten met mijn huisgenootjes. Turkse gerechten bestaan voornamelijk uit vlees en ik begin ‘gewoon’ eten wel te missen. Gelukkig verkopen ze hier pindakaas want zonder dat zou ik hier geen
vijf maanden overleven.
Nou, ik word nu gedwongen om de wedstrijd van Fenerbahce te gaan kijken dus ik spreek je snel
weer. En lieve mensen in Groningen, ik mis jullie!
Iris Keuning
33
3-in-1 recencies
Door Melle Wedholm
Stripreeks: Rik Ringers - Duchateau (scenario) en Tibet (tekeningen) – 1955 tot 2010
Nostalgie is waarschijnlijk het fenomeen wat het verleden het meest kan vertekenen. Er wordt een
geromantiseerde herinnering toegepast op wat dan ook en op basis hiervan wordt die geëxalteerd. Ikzelf bewaar zeer warme herinneringen aan de strip Rik Ringers. Toen ik ontdekte dat slechts
weinig van mijn leeftijdgenoten van deze held gehoord hadden, moest ik in actie komen. Een bezoek aan de Slegte stilde al snel mijn nostalgische honger en ik kon beginnen met evangeliseren.
Helaas. Bij het teruglezen van de strips moest ik erkennen dat er eigenlijk altijd sprake is van een vast
format. Journalist Rik onderzoekt een (vaak bovennatuurlijke, maar altijd onoplosbare) misdaad,
en ontzenuwt zo de overdreven angsten van de slachtoffers. Zo helpt hij de incompetente politiemacht en is nog op tijd thuis om te zien wat zijn knappe vriendin gekookt heeft. Tsja; zo kritisch had
ik het nooit omschreven toen ik als kind album na album verslond. Toch waren wat vrienden die de
strip lazen enthousiast. De (verplichte) plotwending aan het eind, de sympathieke held en de bovennatuurlijke setting maken de strip een vermakelijk tijdverdrijf. Als iemand een nieuwe herinnering
wil maken, hoor ik het graag.
Boek: De slinger van Foucault - Umberto Eco - 1988
De zomer gaf me weer tijd om iets anders dan studieboeken te lezen, en dit boek (van de schrijver
van De naam van roos) leent zich uitstekend voor een recensie. Net als in de vorige recensie zet dit
boek zich uiteen met een occult thema. Sterker nog, het gaat over alles wat met esoterie te maken
heeft. Drie werknemers van een esoterische uitgeverij besluiten als provocatie een eigen esoterische theorie te presenteren. Al snel gaat ‘Het Plan’ een eigen leven leiden. Alles wat ook maar een
beetje neigt naar het verborgene of mysterieuze, wordt er zo bij betrokken. Met dramatische gevolgen. Maar dit boek is meer dan een pretentieuzere Dan Brown. Eco zei hier zelf over dat Brown
wel lijkt op de personages in zijn boek: “een man die in zijn eigen verzinsels gaat geloven”. Eco zelfs
stopt zijn boek vol met esoterische citaten, intellectualistische verwijzingen en mogelijkheden voor
diepere interpretatie. Hoe meer je hiervan snapt, hoe meer je het kunt waarderen. Maar tegelijkertijd saboteert hij dit proces. Met heel veel ironische humor creëert hij steeds alternatieven: nuchtere
interpretaties die het esoterisch en holistische denken ontzenuwen.
Film: Borgman - Alex van Warmerdam -2013
Alex van Warmerdam, ondanks zijn wrange sprookjes een van de sympathiekste regisseurs van Nederland, is met de film Borgman geselecteerd voor de Oscar voor beste buitenlandse film. Hoewel
de film op Cannes net naast de prijzen greep, heeft de film er de positie van een gevaarlijke outsider. De film vertelt het verhaal van Borgman (Vlaming Jan Bijvoet) die met charisma en leugens binnendringt in het leven van de rijke Marina (Hadewych Minis) en haar familie. Het thema van deze
psychologische thriller is duidelijk. Het gaat hier over binnen- en buitenstaanders en het conflict met
vreemdelingen. Toch wordt het nooit helemaal duidelijk wat voor buitenstaander Borgman is. In de
proloog wordt hij door zowel kerkelijke als wereldse krachten vervolgd. Een Bijbelachtig citaat en
kleine details wijzen mij in de richting van gevallen engelen. Maar elke kijker maakt er wat anders
van en frustrerend genoeg geeft de regisseur geen uitsluitsel. Deze ambiguïteit wordt ook verder in
de film uitgewerkt. Borgman is zowel mooi als vreselijk, zowel vreemd als geestig. Een film, kortom,
die een prijs verdient.
34
Henk’s Hoekje
Door Henk van Putten
Op de grens van held en antiheld: mijn sportcarrière
Van mijn ouders moest ik op een sport. Ik dacht er met postzegels verzamelen vanaf te
komen, maar dat ging niet door. Het ging niet om een hobby, het ging om de lichamelijke
beweging. Ook schaken kon hun goedkeuring niet wegdragen, te statisch. Ik moest op
zoek naar iets anders.
Ik wilde niet. Dat had verscheidene oorzaken. Het competitie-element was niet direct het probleem voor mij. Dat zat
er al jong wel in. Als kleuter hield ik met mijn nichtje eens
stilzwijgend een wedstrijd wie de meeste boterhammen op
kon. Ik wist zes boterhammen naar binnen te proppen en
won! ‘s Nachts kon ik iedereen nog een keer laten zien hoeveel ik wel niet had gegeten toen alles er weer uit kwam op
het logeerbed van mijn tante.
Met de hoeveelheid lucht die ik
verplaatst heb,
zijn zeppelins te
vullen.
Maar op sport wilde ik niet: ik wist niet wat ik leuk vond en ik wist niet wat ik zou kunnen.
Op school was gym van tijd tot tijd een bezoeking. Het klassieke verhaal: voor teamsporten werd ik steevast als allerlaatste gekozen. Waar bij slagbal veel klasgenootjes de bal
moeiteloos met een knuppel ver weg wisten te rossen, miste ik geregeld met een plankje
ter grootte van een forse sigarendoos. Mijn oog-hand-coördinatie schoot te kort. Met de
hoeveelheid lucht die ik verplaatst heb, zijn zeppelins te vullen.
Bij veel kandidaat-sporten was ik bovendien bang voor stoere jongens die mij zouden gaan
pesten. Goedbedoelend namen buurmeisjes mij mee naar de gymnastiekvereniging. Ik zat
aan de zijkant te kijken en het viel mij op dat er alleen maar meisjes op deze club zaten. Ik
had geen flauw idee wat de bedoeling kon zijn, maar na afloop begreep ik dat de buurmeisjes gehoopt hadden dat ik ook lid zou mogen worden. De leiding vond het geen goed
idee. Liever alleen meisjes. Gelukkig maar. De enige keer van mijn leven dat ik een radslag
probeerde, het was nog uit baldadigheid ook, brak ik bijna mijn neus doordat ik met mijn
rechterknie zeer ongelukkig uitkwam.
Ten slotte werd het judo. Daarin heb ik het in anderhalf jaar tijd geschopt tot de oranje slip.
Omgerekend in banden was dat gebroken wit. Toen wij verhuisden ging ik er mooi meteen
weer af. Wij kwamen te wonen in een woonwijk met een levendige straatvoetbalcultuur.
Dat vergemakkelijkte de stap naar een voetbalclub, hoewel ik eerst alleen maar op zaalvoetbal wilde, dat ook op een harde ondergrond wordt gespeeld. Zoiets bestond echter
niet voor jeugd. Zo werd het veldvoetbal. Gedurende mijn eerste jaar stond ik alle wedstrijden minimaal één helft reserve. Ook is het voorgekomen dat ik de hele wedstrijd in tenue
aan de kant stond toe te kijken, toen zal er wel iets op het spel gestaan hebben. ’s Winters
was er zaalvoetbal en kreeg ik meer speeltijd. Behalve dan die keer dat ik helaas de verkeerde tas meepakte uit de keuken - dat was een eigen stommiteit. Naast de deur stond
op een vaste plaats mijn witte plastic tas met zaalvoetbalschoenen. De broek en het shirt
trok ik thuis al aan, dat scheelde tijd bij het omkleden, douchen deed ik na afloop thuis. Op
35
een dag stonden er opeens twee witte tassen, ik lette niet op en kwam in de sporthal aan
met een kilo kruimige aardappelen. Het waren de aardappelen die mijn moeder ongeveer
op hetzelfde moment zou missen toen ze met de bereiding van het avondeten begon.
Het seizoen liep al ten einde toen er onderaan mijn leeftijdscategorie een nieuw elftal toegevoegd werd. De vraag was
voor de elftalleiding niet òf er een transfer voor mij zou komen,
maar hoe snel dat kon. Niet leuk, maar het hielp mij enorm.
In de ploeg waarin ik nu terecht kwam, was ik de oudste en
ook meteen de beste – ik werd aanvoerder en topscorer van
het elftal. Het stapje terug werkte als een heuse aanloop. Zo
klauterde ik langzaam uit het diepe dal waarin mijn sportieve
activiteiten begonnen. Op latere leeftijd heb ik zelfs de eerste jeugdelftallen nog gehaald en in de hoofdklasse van de
jeugd gevoetbald. Ik leer langzaam, maar ik leer gelukkig wel.
“Ik lette niet op
en kwam in de
sporthal aan
met een kilo
kruimige aardappelen.”
Mijn moment of fame? Dat is nog niet eens zo gemakkelijk! Laat ik het dicht bij de universiteit houden en dan doel ik niet eens op de drie keren dat we met de faculteit het RUG-personeelsvoetbaltoernooi wonnen (zie de enorme wisselbeker
in de prijzenkast). Het was op een zondagmiddag op een
veldje bij de Aclo. Ik speelde daar recreatief met wie maar
zin en tijd hadden om op dat moment ook te voetballen.
Onder hen een groot contingent Chinese AIO’s, met wie ik
op een zonnige zondagmiddag eens in één elftal werd ingedeeld. De wedstrijd liep al tegen het einde toen wij een
vrije bal kregen halverwege de helft van de tegenstander.
Net iets te ver om in één keer op doel te schieten. Met de
mij kenmerkende eigenwijsheid probeerde ik het toch. In de muur! De bal spatte terug en
kwam met een boog weer op mij af…ik aarzelde niet en nam deze in één keer vol op mijn
pantoffel. Op het volgende moment hoorde ik het geluid van steunend staal in de verte.
De bal had zich in één streep een weg gebaand naar de kruising van het vijandelijke doel
en was daar als een raket ingeslagen.
“Het stapje
terug werkte
als een heuse
aanloop.”
Op de schouders van een kwartet uitzinnige Chinezen ben ik naar de kleedkamer teruggedragen.
Mae ips, fur, quam querem. Scit consum mantesimisse hena, simoveri, ublis mus et ia reo hin
supio, videt vivisti ortessi libus, unterdium, dem est aucepeciam audeatusa mor loc
36
Placeholder
voor de drukker