Dampdruk.

Dampdruk.
Een damp mag je opvatten als een gas waarbij de bijbehorende vloeistof aanwezig is.
De moleculen zijn nu eens in de dampfase dan weer in de vloeistoffase.
Zie figuur hieronder.
Zolang er vloeistof aanwezig is hangt de dampdruk alleen van de temperatuur af.
Als de temperatuur stijgt loopt de druk sterk op.
Oorzaken van de drukstijging:
1. er komen steeds meer moleculen in de dampfase.
2. bij hogere temperatuur is de botsingssnelheid (gemiddeld) hoger en er wordt vaker gebotst.
De algemene gaswet geldt dus niet bij dampen.
Een kleiner volume bijvoorbeeld geeft geen hogere druk maar meer condensatie.
Hieronder zie je de p-t grafieken van chloroform, tetra en water.
Uit de dampdruk bij 760 mm Hg volgen de normale kooktemperaturen van deze stoffen.
Een open vloeistof kookt als zich in de vloeistof dampbellen kunnen vormen.
Dit kan als de dampdruk gelijk is aan de buitenluchtdruk.
Zie de drie plaatjes (over water) hieronder.
1
a. Reken de buitenluchtdruk (760 mm Hg) om naar Pa en hPa.
Formule: phydrostatisch   vloeistof  g  h
b. Zelfde vraag voor de buitenluchtdruk op de Mount Everest.
2
In een afgesloten ruimte bevindt zich waterdamp en een waterdruppel op de bodem.
De ruimte wordt verwarmd; bij 60 °C is de druppel verdampt.
Zoek in Binas (tabel 13) de dampdruk op.
Nu gedraagt de damp zich als een gas.
Bereken de druk bij 120 °C (als het volume constant blijft).