Met nu al 93 ingeleverde BMP‐tellingen blijft Drenthe een van best gedekte provincies van het land. Oud‐BMP‐coördinator Arend van Dijk gaat stug door en heeft weer diverse parels aan zijn prachtige snor van BMP‐reeksen geregen. Op het Doldersummerveld lijkt het in grote delen van Nederland weggevaagde Paapje zich iets te herstellen met dit jaar 6 territoria. Veldleeuwerik en Geelgors komen hier in forse dichtheden voor en handhaven zich goed. Opmerkelijk waren onder meer 2 paar Zomertaling (voor het eerst sinds 2008) en 4 paar Kruisbekken (hoogste aantal sinds 1984). De Tapuit handhaafde zich met 4 territoria. Da’s mooi, maar niet te vergelijken met de meer dan 25 paren die heir begin jaren negentig nog te vinden waren. In het Fochtelooerveen zijn enkele nieuwe BMP‐telgebieden opgestart. Uit het altijd goed geBMP‐de stroomdal van de Drentse Aa zijn alweer een aantal tellingen binnen. Gebieden als de Ossebroeken zijn van groot belang voor soorten als Watersnip en Blauwborst, die zich hier goed handhaven. Na een jaar afwezigheid was de Grauwe Klauwier hier weer present, terwijl het aantal Paapjes helaas fors daalde tot slechts een enkel paar. Zou de soort zelfs in zo’n op het eerste gezicht geschikt gebied het loodje gaan leggen? Uit Flevoland zijn tot nu toe 7 BMP‐tellingen binnen. Hopelijk gaan er nog wel wat bij komen. In de Lepelaarplassen werden twee proefvlakken geteld (waarvan een al voor het zestiende achtereenvolgende jaar). Rietzanger, Snor en Kleine Karekiet kenden een minder goed jaar, terwijl de Blauwborst het juist erg goed deed. Hoe zou dat in andere moerasgebieden in de provincie zijn? De Kleine Bonte Specht neemt langzaam maar zeker toe, terwijl de Matkop na jaren van gestage groei nu een afname vertoont. Enkele telgebieden in de Noordoostpolder werden voor het tweede opeenvolgende jaar onderzocht. In het natuurontwikkelingsgebied bij de Zwarte Hoek deden Zomertaling (4 paar) en Slobeend (8 paar) het goed, terwijl Grutto en Kleine Plevier er dit jaar voor het eerst opdoken. Benieuwd hoe dat de komende jaren verder gaat! Ook in de Rotterdamsche Hoek bij Creil waren voor het eerste 2 paar Zomertalingen present, terwijl de Grutto flink toenam en de Bontbekplevier zich met 5 paren goed handhaafde. Uit Friesland is al een verheugend fors aantal van 94 BMP‐tellingen binnen, waaronder 73 BMP‐A proefvlakken en 16 weidevogelplots. Da’s prachtig! Een flink deel van de getelde BMP‐A gebieden betreft proefvlakken in het waddengebied, maar ook uit het binnenland zijn een aantal fraaie reeksen weer met een jaar verlengd. Zo worden het Koekoekslan en de Koekoekspetten al sinds 1998 geregeld onderzocht. In deze telgebieden is het aantal Grutto’s geslonken van 18 naar 1 en ook Kievit en Tureluur laten forse afnames zien. Bij de moerasvogels deden Sprinkhaanzanger, Rietzanger het dit jaar goed, terwijl Blauwborst en Snor het minder goed deden. De Baardman was na een afwezigheid van enkele jaren weer present. Ook in het Lycklamabos‐zuid wordt een fraaie telreeks opgebouwd. Hier viel dit jaar onder meer een verder herstel op van de Winterkoning, na een dieptepunt in 2011. Tuinfluiters nemen hier af, terwijl de Zwartkop juist een toename laat zien. De Boompieper beleefde het beste jaar inde telreeks. In het moerasgebied Bolderen werden verschillende proefvlakken onderzocht. De Snor had hier een goed jaar, terwijl het aantal Rietzangers stabiel bleef. Waterrallen vertonen hier een fikse toename, terwijl de Fazant in 2014 plots bijna verdwenen was. Een eerste blik op de weidevogel‐proefvlakken wijst op een verdere afname van kernsoorten als Kievit, Scholekster, Tureluur en Grutto. Er moeten echter nog een hoop weidevogel‐proefvlakken binnen komen, dus mogelijk kan dit beeld nog wat veranderen. We zijn er in elk geval erg benieuwd naar! Veel Gelderse vogelaars hebben broedvogelmonitoring hoog in het vaandel staan. Ongetwijfeld zullen er nog heel wat meer proefvlakken geteld zijn dan de 38 die nu al ingeleverd zijn. Dat geldt vast ook voor de Veluwe, waarvan nu al van 15 telgebieden info is binnen gekomen. Daar zitten prachtige reeksen bij, zoals die van het sinds 1996 getelde Oud Reemsterzand. Net als in de afgelopen twee jaren kon hier nog één territorium van de Tapuit worden vastgesteld. Tot 2003 zaten er jaarlijks 5 tot 7, daarna ging het langzaam bergafwaarts. De Boomleeuwerik is hier al jaren stabiel op iets boven de 25 paar. Roodborsttapuiten nemen toe op het Oud Reemsterzand, evenals de Nachtzwaluw: beiden waren talrijker dan ooit sinds de start van de tellingen. De Zomertortel lijkt juist definitief verdwenen te zijn: de soort ontbrak voor het vierde achtereenvolgende jaar. Hopelijk gaan er binnenkort ook resultaten binnen komen van de diverse nieuw telgebieden die dit voorjaar op de Veluwe zijn opgestart. Hopelijk gaan er in een aantal van deze nieuwe telgebieden een net zo fraaie en waardevolle telreeks worden opgebouwd als in het Oud Reemsterzand! Het aantal BMP‐tellingen inde Achterhoek blijft wat achter bij dat in bijv. de Gelderse Poort en de Zuid‐Veluwe. Toch wordt ook hier gelukkig gewerkt aan fraaie reeksen, bij voorbeeld die in het Meddosche Veld. Sinds de eeuwwisseling vertoonden de weidevogels hier een gestage afname, maar door enkele recentere veranderingen in het terrein, zoals het kappen van een aantal bomen, deden weidevogels als Kievit en Gele Kwikstaart het in 2014 plots een stuk beter. De komende jaren zal blijken of er sprake is van een blijvend effect. Dat er uit Groningen nu alweer 52 in 2014 getelde BMP‐proefvlakken binnen zijn, bewijst dat het BMP in deze fraaie provincie, na enkele magere jaren, weer op de goede weg is. Dank daarvoor, Groningers! Naast de reeds ingeleverde gegevens van het waddenmeetnet van onder meer Dollard en kustkwelders is er ook binnendijks aardig wat geteld. Een fraaie reeks is beschikbaar van de Veenhuizerstukken, waar sinds 1990 vrijwel jaarlijks geteld is. In 2014 waren hier weer diverse watervogels, zoals de Geoorde Fuut (3 paar) en diverse eenden, waaronder Zomertaling en Tafeleend, aanwezig. Veel eendensoorten zijn hier de afgelopen tien jaar wel in aantal afgenomen. Ook ruigtesoorten als Blauwborst en Bosrietzanger lijken over hun hoogtepunt heen. Daar staat tegenover dat voor het eerst sinds 1997 een territorium van de Grote Karekiet genoteerd kon worden. Om de prettige samenwerking met het Groninger Landschap nog eens te illustreren: 33 op naam van deze organisatie staande gebieden zijn afgelopen voorjaar geteld, waarvan er al flink wat zijn ingeleverd. Zo is er voor het vierde opeenvolgende jaar een hele serie weidevogelgebieden geteld (o.m. Garnwerd en Koningslaagte). Weidevogels als Kievit en Tureluur nemen er langzaam in aantal af, terwijl de Slobeend een positieve trend laat zien. Voor de Zomertaling was 2014 hier een opmerkelijk goed jaar. Nog meer weidevogeltellingen komen binnen via enkele agrarische natuurverenigingen, waarbij de Sovon‐DC een stimulerende rol speelt. In Limburg staat het BMP de laatste jaren wat onder druk, onder meer door het wegvallen van de bijdrage van de provincie. Gelukkig zijn er in 2014 wat kleine lichtpuntjes. Zo lijkt het aantal in het Zuidelijk Maasdal getelde proefvlakken wat groter dan in de afgelopen twee jaren, al is het beeld op dit moment nog niet compleet. Bij de Stevolplas (Maasplassen) ligt een belangrijk telgebied voor diverse water‐ en moerasvogels. Teller Tjeu Vossen doet in het komende nummer van Limburgse Vogels uitgebreid verslag van de ontwikkelingen in dit gebied. In het noorden van de provincie doen Bennie Musters en zijn companen al jaren veel goed werk. Ook dit jaar telden ze weer een aantal proefvlakken, waaronder het Meeuwenven in de Maasduinen. Hier keerde de Boomleeuwerik na enkele jaren afwezigheid terug en nam de Wielewaal verder toe, terwijl de Geelgors nog maar met 1 paar vertegenwoordigd is en de stand van de Gekraagde Roodstaart na enkele goede jaren halveerde. In Noord‐Brabant staat de teller op 37 ingeleverde BMP‐tellingen. Ongetwijfeld zal daar nog een en ander bij gaan komen. Een greep uit de resultaten van west naar oost: Jaarlijks wordt een deel van de in diverse proefvlakken opgedeelde Dintelse Gorzen geteld. Struweel‐en ruigte soorten als Fitis, Sprinkhaanzanger en Roodborsttapuit lijken hier verder toe te nemen, maar ook de Veldleeuwerik doet het nog behoorlijk. De Boompieper was na enkele vette jaren minder algemeen. In de Pannenhoef bij Etten‐Leur zijn recent BMP‐tellingen opgestart. Het dit jaar onderzochte deel (De Wildert en de Bak) leverde onder meer 14 paar Blauwborsten en 2 Dodaarzen, maar ook enkele Zwarte‐ en Kleine Bonte Spechten en zowaar een Nachtzwaluw op. In het midden van de provincie zijn er op een aantal belangrijke locaties fraaie nieuwe reeksen in de maak. Een voorbeeld daarvan is het Plakkeven bij Huis ter Heide. De recent nieuw uitgegraven vennen in dit proefvlak hadden dit seizoen nog niet direct effect op de aantallen broedende watervogels. Wel nam de Veldleeuwerik toe en werd voor het eerst een territorium van de Kwartel gesignaleerd. Na een minder jaar trad bij de Roodborsttapuit een stevig herstel op. In een aantal fraaie natuurgebieden in het zuidoosten van de provincie zijn gelukkig ook BMP‐ers actief. In de sinds1996 jaarlijks onderzochte Malpiebeemden werd dit jaar voor het eerst een territorium van de Nachtzwaluw vastgesteld. Dat is wellicht tekenend voor de opkomst van de geitenmelker. Veel bosvogels vertonen hier een stabiele trend, terwijl de Geelgors verder in aantal toe nam. Op de sinds 2006 geregeld getelde Groote Heide bij Leende werd dit jaar een nieuw maximum van 30 paar Nachtzwaluwen gemeld, alweer een indicatie voor de positieve aantalsontwikkeling van de soort. Wulpen namen hier verder af, terwijl de Geelgors een stabiele stand vertoont. Voor het eerst sinds 2006 werd een territorium van de Kruisbek vastgesteld. Uit Noord‐Holland mochten we alweer gegevens van liefst 52 BMP‐proefvlakken ontvangen. In de Amsterdamse Waterleiding Duinen blijft de Nachtegaal onverminderd talrijk. De trend van veel bosvogels oogst stabiel. Soorten als Winterkoning en Heggemus hebben geprofiteerd van de zachte winter en tonen een verder herstel, maar ook Afrika‐trekkers als Fitis en Boompieper kenden een goed jaar. De telreeks in de Pettemer‐ en Korfduinen vertoont deels hetzelfde beeld, maar de Fitis lijkt hier stabiel, terwijl de Nachtegaal al enige jaren een afname vertoont. Vrijwel de gehele bebouwde kom van Alkmaar is dit jaar op BMP‐wijze onder handen genomen door diverse leden van de lokale VWG. Dat is een mooie voortzetting van een lokale traditie; er kan dus ook teruggekeken worden. De eerste resultaten wijzen op een flinke afname bij de Merel, terwijl de Krakeend de weg naar de stad gevonden heeft. Ongetwijfeld volgt nog een fraai verslag van deze boeiende inspanning. Enkele van de regelmatig getelde kogen langs de IJsselmeerkust zijn al binnen. Enkele riet‐ en ruigte soorten als Blauwborst en Snor vertonen een opgaande lijn, terwijl anderen als Kleine Karekiet en Rietgors juist een dalende trend vertonen. De opmars van de Krakeend lijkt hier over het hoogtepunt heen. Met nu al 49 doorgestuurde BMP‐tellingen doet Overijssel prima mee aan het BMP. Zo loopt het project voortvarend in beide grote moerascomplexen in de Kop van Overijssel, waar een fors deel van de tot nu toe aangeleverde tellingen vandaan komen. De eerste resultaten in de Weerribben wijzen op een licht herstel van de Watersnip na jaren van gestage afname. Opmerkelijk is dat de Blauwborst eenzelfde beeld te zien geeft. De aantallen Wulpen lijken te stabiliseren op een laag peil, terwijl de nog altijd talrijke Rietzanger een sluipende afname vertoont. In de hoogwaterzone van de Wieden is het beeld bij de moerasvogels wisselend. Sprinkhaanzanger, Snor en Kleine Karekiet lijken af te nemen, terwijl Blauwborst en Rietzanger juist een toename vertonen. Na een jaren lange afname deed ook de Waterral het dit jaar een stuk beter. In een reeks voor het eerst sinds 2008 getelde proefvlakken, elders in de Wieden, viel en de forse toename van de Bosrietzanger en een stijging van de aantallen Matkoppen op. De Sprinkhaanzanger liet ook hier een afname zien, evenals –opmerkelijker‐ de Rietzanger. Proefvlak De Agnietenberg bij Zwolle is sinds 2001 jaarlijks onderzocht. Opvallend is hier onder meer de gestage afname van een aantal gewone zangvogels als Merel, Roodborst, Koolmees en Ekster. De Kleine Bonte Specht leek zich hier definitief gevestigd te hebben, maar ontbrak in 2014. Opvallend is dat de regio Twente wat achterblijft: van de ze voor veel vogels belangrijke streek zijn nog nauwelijks BMP‐gegevens uit 2014 gearriveerd. Hopelijk komt daar de komende weken verandering in. Het aantal van 7 tot nu toe aangeleverde BMP‐tellingen uit Utrecht is nog een tikje mager, maar we verwachten nog wel het een en ander uit het midden des lands. Na een gestage afname sinds 2000 (24 paar) ontbrak de Grutto in 2014 voor het eerst geheel in de Lekuiterwaarden bij Uitweg. Datzelfde gold voor de Patrijs, die hier in 2008 een opleving kende, maar nadien weer in aantal afnam. Bergeend, Bruine Kiekendief en Blauwborst doen het juist goed in dit telgebied. In de (Blauwe) Hel bij Veenendaal doen water‐ en moerasvogels vogels als Dodaars, Waterral, Porseleinhoen (eerste vestiging dit jaar) en Krakeend (Idem) het goed. Terwijl veel moeraszangers stabiel bleven of licht toenamen, halveerde de stand van de Bosrietzanger ten opzichte van 2013. Bij drie in 2013 en 2014 getelde gebieden in het voor weidevogels belangrijke Eemland viel onder meer een stijging van het aantal Zomertalingen en Kieviten te bespeuren. Zuid‐Holland is traditioneel koploper als het gaat om het aantal getelde BMP‐proefvlakken; de 111 nu reeds ingeleverde tellingen doen vermoeden dat dit ook in 2014 gaat lukken. Dat is een prestatie waar Zuid‐Hollandse vogelaars met recht trots op mogen zijn! Een eerste steekproef op basis van tot nu toe ingeleverde telgebieden in Meijendel wijzen op een flinke stijging van de aantallen Winterkoningen en Roodborsten, terwijl veel Afrika‐gangers als Fitis, Grasmus en Nachtegaal een stabiele trend vertonen. Opvallend is hier voorts de voortschrijdende afname van de Sprinkhaanzanger, terwijl de Kneu na jaren in mineur een kleine opleving laat zien. Natuurgebied De Banken in het Westland wordt sinds 2003 jaarlijks geteld. Dit jaar werd voor het eerst een territorium van de Roerdomp vastgesteld, terwijl de Kleine Plevier juist voor het eerst in jaren ontbrak. Ook hier doet de Sprinkhaanzanger het Slecht, terwijl juist een recordaantal Kleine Karekieten aanwezig was. In de Rietputten bij Vlaardingen waren voor het derde achtereenvolgende jaar 3 paar Roerdompen present. Ook veel kleien moerasvogels als Baardman, Rietzanger en Bosrietzanger deden het hier goed, uitgezonderd…de Sprinkhaanzanger. In het Alblasserbos was voor het eerst een Boomklever present, terwijl de Boomvalk voor het zevende opeenvolgende jaar van de partij was. Ook hier viel bij Winterkoning en Roodborst een flinke plus te noteren, terwijl een uit 23 territoria bestaande Wielewaal‐populatie ook het nomen waard is. Uit Zeeland zijn tot nu toe gegevens van 15 BMP‐telgebieden binnen. Een kleine maar fijn telgebied is hier gesitueerd aan de Mezendreef bij Zuiddorpe (Oost Zeeuws‐Vlaanderen), waar Franklin Tombeur al sinds 1984 een onafgebroken reeks bij elkaar heeft geteld. Dat is Monitoring met een grote M! Opvallende ontwikkelingen over deze lange periode zijn onder meer een sluipende afname van Houtduif, Merel en (verassend) Tjiftjaf, terwijl bijv. Zwarte Kraai en Zwartkop over de jaren opvallend stabiel zijn. In het weidevogelgebied De Grote Putting bij Hengstdijk namen Scholekster, Kievit en Tureluur helaas verder af. Vanaf eind mei was het bijzonder droog in het gebied, hetgeen de weidevogels uiteraard niet ten goede kwam. In de Pluimpot op Tholen deden veel moeraszangers het in 2014 beduidend minder goed dan in het jaar ervoor. De voor dit gebied kenmerkende Tafeleend nam iets in aantal af. In de Westenschouwse inlaag‐oost deden veel soorten het opvallend slechter dan in 2013. Dit geldt vooral voor eenden en steltlopers, een aantal zangers, zoals de Rietzanger, ontkwam aan de malaise.
© Copyright 2024 ExpyDoc