1 Redemittel Neue Kontakte Kapitel 4 2de klas Was isst du gern? Pommes frites. Aber Reis esse ich auch oft. Was ist dein Lieblingsessen? Am liebsten mag ich Eis. Magst du Kuchen? Klar, Kuchen finde ich auch lecker. Isst du lieber Fleisch oder Fisch? Ich esse meistens Fisch. Was isst du überhaupt nicht? Sauerkraut mag ich gar nicht. Was isst du morgens? Da esse ich Müsli oder Cornflakes. Und was trinkst du zum Frühstück? Morgens trinke ich manchmal ein Glas Tee. Trinkst du auch Milch? Nein, ich trinke nie Milch. Und was isst du in der Pause? Da esse ich immer drei Brötchen und trinke Joghurt. Was essen Sie am liebsten? Mein Lieblingsessen ist Schnitzel. Mögen Sie Apfelkuchen? Nein, Apfelkuchen schmeckt mir nicht. Wat eet jij graag? Friet. Maar rijst eet ik ook vaak. Wat is je lievelingseten? Het meest houd ik van ijs. (lett. het liefst) Houd jij van taart? Natuurlijk, taart vind ik ook lekker. Eet jij liever vlees of vis? Ik eet meestal vis. Wat eet jij helemaal niet? Zuurkool vind ik helemaal niet lekker. Van zuurkool houd ik helemaal niet. Wat eet jij `s morgens? Dan eet ik muesli of cornflakes. Wat drink jij bij het ontbijt? `s Morgens drink ik soms een glas thee. Was trinken Sie gern? Ich trinke gern eine Tasse Kaffee. Wie schmecken die Nudeln? Sie schmecken sehr gut. Und schmeckt die Bockwurst? Sie schmeckt prima. Hast du Hunger? Nein, jetzt habe ich Durst. Was nimmst du? Cola oder Orangensaft. Isst er gern Käse? Nein, Käse mag er gar nicht. Was isst sie, wenn sie nach Hause kommt? Sie isst ein paar belegte Brote und trinkt ein Glas Apfelsaft. Drink je ook melk? Nee, ik drink nooit melk. Wat eet je in de pauze? Dan eet ik altijd drie boterhammen en drink yoghurt. Wat eet u het liefst? Mijn lievelingseten is schnitzel. Houdt u van appeltaart? Nee, appeltaart vind ik niet lekker (smaakt mij niet). Wat drinkt u graag? Ik drink graag een kop(je) koffie. Hoe smaakt de pasta? (deegwaar) Die smaakt erg goed. En smaakt de bockworst? Die smaakt prima. Heb je honger? Nee, ik heb nu dorst. Wat neem je? Cola of sinaasappelsap. Eet hij graag kaas? Nee, kaas vindt hij helemaal niet lekker/ Van kaas houdt hij helemaal niet. Wat eet ze, wanneer ze thuis komt? Zij eet een paar belegde boterhammen en drinkt een glas appelsap. 2 Mag er Fleisch? Nein, er isst oft vegetarisch. Wann esst ihr warm? Wir essen abends warm. Houdt hij van vlees? Nee, hij eet vaak vegetarisch. Wanneer eten jullie warm? Wij eten `s avonds warm. Ist hier noch frei? Is deze plaats/ Zijn deze plaatsen nog vrij? Nee, die is/zijn bezet. Het spijt mij. Ga zitten! Dank je. Wat willen jullie graag? Ik had graag een gemengde salade. En wat neem jij? Ik neem een pizza. Hebben jullie ook dorst? Ja, twee grote (glazen) Fanta, a.u.b. Smakelijk eten! Dank je, jij/jullie ook! (of: insgelijks!) Nemen we nog een toetje? Ik neem een grote coupe/ beker ijs. Eén friet met mayonaise, a.u.b. Alstublieft (bij het aanreiken). Heeft u ook Döner? Nee, helaas niet. Maar we hebben braadworst. Kan ik nog een hamburger krijgen? Nein, hier ist besetzt. Tut mir Leid. Setz dich! Danke! Was möchtet ihr? Ich hätte gern einen gemischten Salat. Und was nimmst du? Ich nehme eine Pizza. Habt ihr auch Durst? Ja, zwei große Fanta, bitte. Guten Appetit! Danke, gleichfalls! Nehmen wir noch einen Nachtisch? Ich nehme einen großen Eisbecher. Einmal Pommes mit Mayo, bitte. Bitte schön. Haben Sie auch Döner? Nein leider nicht. Aber wir haben Bratwurst. Kann ich noch einen Hamburger bekommen? Mit oder ohne Ketchup? Wie viel kostet eine Dose Cola? 1,50 (eins fünfzig). Wie viel macht das zusammen? € 5,6o (5 Euro 6o), bitte. Was wünschen Sie? Ein Stück Torte, bitte. Und Kaffee. Ein Kännchen oder eine Tasse Kaffee? Ein Kännchen Kaffee, bitte. Mit Sahne? Ohne, bitte. Schmeckt die Torte? Danke, sehr gut. Möchten Sie auch noch ein Stück Kuchen? Nein danke, ich bin satt. Met of zonder ketchup? Hoeveel kost een blikje cola? 1,50 (één vijftig). Hoeveel is dat bij elkaar? € 5,60 ( 5 Euro 60), alstublieft. Wat wenst u? Een stuk taart, a.u.b. En koffie. Een kannetje of een kop(je) koffie? Een kannetje, a.u.b. Met slagroom? Zonder, a.u.b. Smaakt de taart? Dank u, heel goed. Wilt u ook nog een stuk taart? Nee, dank u, ik heb genoeg gegeten/gehad. 3 Essen wir heute Pfannkuchen? Nein, wir essen Pizza. Ich möchte gern Pfeffer und Salz. Hier, bitte. Kann ich den Zucker haben? Natürlich, bitte. Milch und Zucker? Nein danke, ich trinke den Kaffee schwarz. Kann ich auch eine Gabel haben? Klar. Wo liegt das Messer? Dort. Ich möchte einen kleinen Löffel, bitte. Na klar. In meiner Limo ist eine Fliege. Oh, Entschuldigung. Kann ich eine neue (Limo) bekommen? Aber natürlich. Hat es geschmeckt? Danke, sehr gut. Eten we vandaag pannenkoeken? Nee, we eten pizza. Ik wil graag peper en zout. Hier, alstublieft. Kan (Mag) ik de suiker hebben? Natuurlijk, alstublieft. Melk en suiker? Nee, dank u, ik drink de koffie zwart. Kan ik ook een vork krijgen(hebben)? Natuurlijk. Waar ligt het mes? Daar. Ik wil graag een kleine lepel, a.u.b. Natuurlijk. In mijn limonade zit een vlieg. Oh, pardon/sorry. Kan ik een nieuw glas limonade krijgen? Maar natuurlijk. Heeft het gesmaakt? Dank u, erg goed.
© Copyright 2024 ExpyDoc