Het land dat in mij leeft FAMILIE VRIENDEN GESCHIEDENIS TOEKOMSTDROMEN OMGEVING CULTUUR Als ik haar tot slot vraag wat zij hoopt dat ik later doorgeef aan mijn kinderen, antwoordt ze: “Liefde, eerlijkheid en respect”. Door dit interview besef ik maar weer al te goed hoe erg ik mijn oma bewonder. Wat een mooi mens is ze toch! Ik heb mijn oma geïnterviewd, omdat ik niet veel van haar verleden wist en ook niet hoe Bosnië eruit zag voor de oorlog. Ik was erg benieuwd en ik wilde weten waar mijn roots liggen. Ik wilde het ook graag van mijn oma’s kant horen, vanuit haar perspectief. Dit is het gebruiksvoorwerp dat echt mijn familie symboliseert. Iedereen in mijn familie drinkt koffie en het is eigenlijk een traditie om koffie te drinken in Bosnië, vooral Bosnische koffie. We drinken het altijd bij oma en ik drink het ook al een jaartje. Ik vind het zelf echt lekker en ik vind het altijd leuk als mijn oma Bosnische koffie maakt. De đezva is echt een traditioneel gebruiksvoorwerp en elke oma heeft dat in Bosnië, dat weet ik wel zeker. Er zijn vele verschillen, zo hebben sommige Nederlanders bijvoorbeeld een bepaalde etenstijd. Surinamers hebben geen vaste etenstijd. Nederlanders hebben de klok, maar de Surinamers de tijd. Ik heb voor school verschillende soorten boeken gelezen. ‘’Het land van mijn vader’’, van Greta Riemersma vind ik persoonlijk het leukste boek dat ik heb gelezen. Het verhaal is erg interessant, er komen ook migratieaspecten bij kijken. Mijn opa zal het boek fantastisch vinden. Thema’s zoals zoektocht, familie en liefde spreken hem erg aan. Kantika pa hasi ju sonjo kune Ik ben in de sneeuw gevallen wiegeliedje • Ik ben in de sneeuw gevallen Kun je me niet redden? • Ma kai den sneeuw Bo n' por sakami? Val dan neer naast mij En help me huilen. Kai bande mi anto judami jora. Als je Papiamentu kon spreken Noemde ik je DUSHI Vroeg ik je me met een zoen te redden Maar je kunt niet zwart worden. Si bo por a papia papiamentu lo ma jama bo DUSHI pidi bo un sunchi pa sakami ma bo n' por bira pretu. En ze hebben me gezegd En ze hebben me bezworen Trouw je met een blanke vrouw Kom je je zwarte land niet meer in. I nan a bisami I nan a hurami: Si bo kasa ku un muhe blanku bo n' por drenta bo tera pretu. Ik ben in de sneeuw gevallen Kun je me niet redden? Ma kai den sneeuw Bo n' por sakami? Val dan neer naast mij En help me huilen. Kai bande mi anto judami jora. Je kent het wel; je bent op zoek naar iets en toevallig vind je op zolder een doos met fotoboeken. Uit nieuwsgierigheid blader je in de boeken en ontdek je dat het foto’s zijn van je ouders toen zij nog klein waren. In mijn geval waren het foto’s uit Suriname en de beginjaren in Nederland. Aan de hand van de foto’s heb ik een interview met mijn moeder, ……………. Daarnaast kreeg je als baby een blauwe stip op het voorhoofd. “Zo wordt de baby beschermd tegen het boze oog. Het spelden van een zwart kraaltje aan een gouden speldje aan de kleding van de baby is ook een bescherming tegen het boze oog.” Soms ben ik even met iets bezig en ik hoef me maar om te draaien of ze heeft weer een boek uit. Ik houd er zelf niet van om dikke boeken te lezen. Alleen voor dikke boeken over interessante mensen, tennisspelers en onderwerpen maak ik graag een uitzondering. Het leesverleden van mijn opa en mij heeft overeenkomsten en grote verschillen. Lezen is voor ons beiden niet een belevenis geweest waar we veel tijd in hebben gestoken. Maar aan de andere kant heb ik wel vroegtijdig goed leren lezen. Ik ben het met mijn opa eens dat er in een boek wel echt iets moet gebeuren en daarom vond ik bv. De donkere kamer van Damokles ook een leuk boek. Ik vind oorlogsboeken daarom ook erg interessant, net als mijn opa. Al met al heb ik veel meer kansen gehad om goed te leren lezen dan de mensen in de tijd van mijn opa. In dit document staan mijn leeservaringen en mijn familiegeschiedenis. Ik ben achter dingen gekomen die ik nooit verwacht had, bijvoorbeeld dat mijn voorouders bijna allemaal van Texel komen en pas naar het vaste land verhuisd zijn toen de Haarlemmermeer werd drooggelegd. Hij is mijn oom via mijn moeders kant. Het was een zeer leuk interview, want het verliep erg natuurlijk en voor we het wisten waren we 1,5 uur verder. We hebben het veel gehad over de literatuur en dan vooral welke boeken ons interesseerden. Wanneer ik terug kijk op het interview, concludeer ik dat we ongeveer hetzelfde met literatuur hebben. We lezen beiden, maar het is niet zo dat we lezen omdat we interesse hebben in literatuur. We moeten geïnteresseerd zijn in het onderwerp. Het is daarom ook niet zo dat we altijd dezelfde boeken leuk vinden, want niet al onze interesses komen overeen. Voor zover ik weet hebben we één boek allebei gelezen en dat is ‘De Donkere Kamer van Damokles’. Familie is iets bijzonders, wat je met niemand anders hebt. Wie wil niet weten wat zijn voorouders deden, wanneer zij leefden en bovenal wie zij waren? Zijn er verschillen tussen de verschillende generaties in jouw familie en is er een rode draad die door jouw familie heen loopt? Met deze vragen werd ik bestookt tijdens de opdracht en op deze vragen heb ik een antwoord gevonden. Een stamboom, een interview met verschillen en overeenkomsten en een duidelijke weergave van de verandering van mijn leesgedrag en de bijbehorende beoordelingen van literaire werken passeren de revue in deze samenvatting van de tweede fase. Na het interview te hebben gedaan ben ik erachter gekomen dat mijn vader en ik veel gemeen hebben qua leven en leesgedrag, maar dat we ook veel dezelfde interesses hebben. Zo is een van de overeenkomsten van ons leven dat we allebei dezelfde manier van doen hebben, namelijk voorzichtig zijn, het liefst geen conflicten willen en vaak de middenweg kiezen. Daarnaast zijn er ook verschillen zoals de interesses op school. Waar mijn vader de talen ontzettend leuk vindt, ben ik veel meer van de economische vraagstukken. Taal is voor mij juist niets, terwijl mijn vader zich veel minder interesseert voor economie. Het is daarom misschien ook wel zo dat hij veel meer literaire werken heeft gelezen dan ik heb gedaan. Waren er vroeger ook bepaalde tradities die je je nog goed kan herinneren? Er is wel een traditie die ik mij heel goed kan herinneren. Zo aten wij met Kerst altijd gelatinepudding en kip. O, en op zaterdagavond kregen we een glaasje prik met een chips in een Tupperwarebakje. En welke van deze tradities zou je binnen de familie willen doorgeven? De kip met gelatine! Hahaha. En dat doen wij ook braaf. Je wist terwijl je het boek las niet of het de hoofdpersoon het verhaal daadwerkelijk beleefde, of dat het verzonnen was. Hierdoor bleef ik aangetrokken tot het boek. Ik wou het boek per se uitlezen om erachter te komen of de hoofdpersoon het nou echt mee had gemaakt of niet. In beide boeken ging het allebei om een verbeelding. Bij 'Dooi' zou er een schaatser over het ijs schaatsen terwijl het ijs nog nauwelijks begaanbaar was, en bij 'De donkere kamer van Damokles' was het niet duidelijk of Osewoudt Dorbeck echt ontmoet, of dat Osewoudt Dorbeck zelf is. Dit heeft iets mysterieus. Welke rol speelde het Groningse dialect destijds in jou leven? ‘Binnen het gezin en binnen de rest van de familie spraken wij Gronings onder elkaar, op school werd het niet gesproken. Verder las ik alleen boeken in het Nederlands. ‘ En welke rol speelt het nu? ‘Binnen ons huidige gezin spreken wij onderling geen Gronings. Wel buiten het gezin met ouders, ooms en tante en de rest van de familie. Tijdens het uitoefenen van ons werk waarbij je veel met mensen omgaat, merk je wel, dat zodra men merkt dat je ook Gronings praat, het “ijs wat sneller gebroken is” en men je het gevoel geeft dat het wel goed zit. Een soort vertrouwde omgeving.’ In hoeverre denk je dat het leesgedrag van jou verschilt met dat van mij? ‘Vroeger las ik heel veel boeken. Ik ging ook geregeld naar de bibliotheek om boeken te lenen om deze dan in mijn vrije tijd te lezen. Ik denk dat jullie alleen die boeken halen/lezen die je verplicht bent te lezen voor school. Dat was in mijn jeugd niet zo, maar wij keken in verhouding heel weinig TV . Ik ging dan bijvoorbeeld radio/muziek luisteren en boeken lezen. De sociale media waar jullie mee leven kenden wij natuurlijk niet, informatie enz. moesten wij dan ook uit boeken halen.’ Wat had opa graag anders willen zien in het huidige school systeem, denk je. Opa wilde altijd dat mensen zich creatief ontwikkelden dus ik denk dat hij veel meer creatieve vrijheid in het systeem wilde. Daarnaast had hij het bij het leger wel naar zijn zin dus misschien zou hij daar wat elementen van in willen voeren op scholen om wat meer discipline in het onderwijs te krijgen. Duidelijk is dus dat mijn opa van (neo)romantische boeken hield en veel landschapen bewonderde. Ik heb daar persoonlijk niets mee. Ik lees liever iets spannends waar je maar in blijft lezen omdat je wil weten hoe het eindigt. Mijn leven is lang niet zo avontuurlijk als dat van mijn opa. Ik zou later wel willen dat het zo avontuurlijk wordt als dat van hem. Het lijkt me erg mooi om veel van de wereld te zien en ik hoop dat dat met mijn studie een stage in het buitenland kan regelen, misschien zelfs wel Indonesië. Alles is nu veel moderner, bijna alles gaat via beeldschermen. Je zou dus zeggen dat jullie dit alles juist hebben moeten missen. Maar wat denk je dat wij missen in vergelijking met de tijd waarin jullie jong waren? De dingen die ik vroeger heb kunnen ervaren, dingen die ik leuk vond c.q. mocht, wilde ik jullie ook laten ervaren. Dus op dat gebied is er weinig verschil en missen jullie dus ook vrijwel niks. Ik denk echter wel dat door de grote invloed van sociale media het echt persoonlijke contact minder is. Wij gingen vroeger vaker naar iemand toe als je hem/haar wilde spreken. Nu chat je met iemand op facebook. Waar ook nog eens het gevaar van verkeerd begrepen geschreven tekst bij komt kijken. Op deze afbeelding is de veerpont van Renkum te zien. Mijn vader is met zijn vader (mijn opa) vele malen met deze pont naar het veerhuis gevaren. Deze pont heeft een bijzondere plek in de geschiedenis van onze familie. Veerpont Renkum 1965 Een boek moet mij wel een goed gevoel geven, ik lees liever niet over hele zware onderwerpen, zoals de dood. Ook vind ik het erg belangrijk dat het boek me iets meegeeft en dat het me aan het denken zet over bepaalde onderwerpen of over mijn eigen leven. Boeken hebben al vanaf het moment dat ik kon lezen, een grote rol in mijn leven gespeeld. Het lezen heeft me heel veel meegegeven. Als lezer van een boek kom je in een andere wereld terecht of je ziet de wereld uit de ogen van iemand anders. De hoofdpersoon uit je boek heeft misschien heel andere ideeën dan jij. Misschien komt de hoofdpersoon uit een andere cultuur of zelfs uit een letterlijke andere wereld. Het zien door hun ogen kweekt begrip. Al snel heb ik geleerd iedereen anders is en dat iedereen dingen ziet. Boeken krijgen het voor elkaar me uit mijn eigen wereld te helpen, en er anders naar te kijken. Dat heeft ervoor gezorgd dat ik begrip kreeg voor anderen. Een goed voorbeeld hiervan is de boeken die ik rond mijn dertiende begon te lezen. Deze boeken van de schrijfster Francisca de Cesco, laten een andere visie op het leven zien. Een van de boeken ging over een indianenmeisje. Zo leerde ik een meer spirituele visie kennen. Veel van haar boeken hadden dit karakter. Het mooiste en meest waardevolle boek uit mijn leesdossier, en daarmee bedoel ik alle boeken die ik voor school heb gelezen, is 'De kroongetuige' van Maarten 't Hart. Dit heb ik in de derde klas gelezen, dus eigenlijk komt het boek niet uit de Tweede fase. Toch wil ik het graag noemen. Ten eerste omdat dit het eerste boek was van Maarten 't Hart dat ik las. Ik had weinig verwachtingen van het boek, maar het bleek een ontzettend goed boek te zijn. Ten tweede omdat dit boek spannend en goed geschreven is. Ik had het heel snel uit en het voelde helemaal niet alsof ik het moest lezen. Uiteindelijk heb ik deze opdracht toch wel met plezier gemaakt. De ene opdracht vond ik leuker om te maken dan de andere. Zo heb ik veel plezier beleefd aan het voorbereiden en afnemen van het interview. Mijn opa is heel behulpzaam geweest en heeft veel verteld. Daar wil ik hem graag voor bedanken. Toch heeft hij in zijn leven niet zo veel beleefd als ik had verwacht. Het interview zit niet vol met spannende verhalen, maar toch heb ik veel geleerd. Ook het verhaal zoeken achter een voorwerp vond ik leuk om te doen. Ik heb weer wat meer geleerd over mijn familie. Ik weet daar vrij weinig vanaf, maar deze opdracht heeft me weer een mooi verhaal laten ontdekken. Wat minder vond ik het maken van de stamboom en het uitzoeken van de auteur. Ik had graag mijn stamboom wat meer willen uitbreiden en de gastles van het Groninger archief die werd aan de andere klassen had ik ook graag willen bijwonen. Ook is het mij nog steeds niet goed gelukt het verband te vinden tussen mijn familiegeschiedenis en mijn leesdossier. Toch heb ik ervan geleerd en er plezier aan beleefd. Voor mijn ouders is familie heel belangrijk, die waarde heb ik overgenomen. Ik praat erg graag over mijn familie en het is voor mij dan ook niet moeilijk om een werkstuk over hen te maken. Ik weet niet wat ik zonder mijn familie zou moeten beginnen en ik hoop dat ik zelf later ook op zo’n manier een familie mag krijgen. Als ik mijn leesgedrag moet vergelijken met dat van mijn oma, dan kan ik nu al zeggen dat we verschillen in onze keuze. Daarnaast leest zij veel, ze zit in drie of vier leesclubs en ze leest ongeveer een boek per week. Ik lees toch beduidend minder. Mijn oma kent geen Nederlandse gedichten, wel kent ze nog een gebedje in het Sanskriet, dat haar erg aansprak. Dit gebedje lijkt wel op een gedicht en heeft een diepe betekenis, waardoor ik het wel toepasselijk vond voor deze bespreking. Gayatri mantra Aum Bhur Bhuva Svah Tat savitur varenyam Bhargo devasya dhimahi Dhiyo yo naha prachodayat Vrije vertaling: O Moeder! Die verblijft in alle drie tijden, in alle drie werelden en in alle drie hoedanigheden, ik smeek U: verlicht mijn verstand en verdrijf mijn onwetendheid net zoals het schitterend zonlicht alle duisternis verdrijft. Ik smeek U, maak mijn verstand rustig en helder en verlicht. Ik heb mijn opa geïnterviewd op de eerste kerstdag van het jaar 2012. De familie van mijn moeders kant en ik hebben deze dag bij hem thuis in Groningen gevierd. Het is en blijft een traditie om bij hem Kerst te vieren. We begonnen in de ochtend met een ontbijt, daarna gingen we lunchen en we sloten af met een diner. Een aantal activiteiten was gepland om deze eetmomenten heen, zoals het spelen van bordspellen met de familie. Ook kreeg ik de gelegenheid om mijn opa te interviewen. Ik heb geprobeerd vragen te stellen over zijn jeugdjaren waarin migratie naar Nederland een belangrijke rol speelde. Ik wist al veel over hem, maar het is altijd mooi om de verhalen die hij vertelt opnieuw te horen. Toch geef ik toe dat ik het lezen van boeken niet saai vind. Een boek wordt vooral leuk als er meerdere wendingen in het verhaal verwerkt zijn. Dit houdt mijn aandacht als lezer vast. Daarnaast houd ik ervan om nieuwe dingen te leren. Met het lezen van verhalen met als onderwerp bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog kun je via de personages een beeld krijgen van hoe het eraan toe ging toentertijd. Het lezen heeft dus een belangrijke bijlage gehad aan mijn persoonlijke ontwikkeling. Ik besef nu dat ik een fantastisch leven tot nu toe heb ten opzichte van de mensen die de oorlog hebben moeten meemaken. Het leven van mijn oma staat voor een groot deel in het teken van reizen. Ze heeft ook verschillende jaren in het buitenland geleefd. 1 jaar in Ivoorkust, 3 jaar in Zambia en later nog 3 jaar in Egypte. Ze heeft alle reizen gemaakt met haar man, mijn opa, die toevallig ook Jan heet net zo als mijn andere opa. Toen ze terug kwamen uit Zambia zijn ze in Hoogezand gaan wonen. Nadat ze in Egypte zijn geweest zijn ze terug gekomen naar Hoogezand waar ze tot op heden wonen. Het huis was klein, waardoor meerdere mensen in 1 bedstee moesten slapen. De wc stond buiten, dat was een soort ton. De tuin was vrij groot, want iedereen kweekte zijn eigen groenten. Vlees kocht je van slagers die langs de deur kwamen. Melk werd gebracht door de melkboer. De handelaren kwamen langs de deuren om de bestellingen op te nemen. Kruiden haalde je bij een winkeltje. Je moest dan zelf een leeg potje meenemen dat daar werd gevuld en afgewogen. Boter maakte je zelf. In de tuin liet je tabaksplaten groeien om tabak van te maken. Er waren in die tijd nog geen cafetaria’s. Er hoefde haast nooit meegeholpen te worden in het huishouden. Kleren werden zelf gemaakt of het waren afdankertjes die je van anderen kreeg. Ook kwamen er weleens handelaren met lappen stof langs de deuren. Ik vond het een erg leuke opdracht om aan te werken, omdat je intensief bezig bent met je familie en je op die manier heel veel te weten komt. Daarom vond ik vooral de opdracht van het interview en de stamboom het leukste. Het is leuk om te weten te komen hoe de wereld er vroeger uit zag en welke gewoontes er toen waren. Ik heb het altijd al leuk gevonden om oude dingen te bekijken, zoals een museum met nagemaakte winkels en cafés van vroeger of oude slaapkamers. Om erachter te komen hoe dit bij je eigen familie was, is nog leuker. Ook is het interessant om uit te zoeken van wie je afstamt, wie je familie was, waar je vandaan komt. Heel veel mensen ken je niet en dat maakt het leuk om het te weten te komen. Een leuk feitje: Mijn vader heeft een aantal jaar geleden geprobeerd om de stamboom verder uit te zoeken en uit te breiden. Hij is er daarbij in geslaagd om aan zijn kant van de familie terug te gaan tot ongeveer 1700 en daar bij heeft hij een interessante ontdekking gedaan. Onze achternaam komt eigenlijk deels uit Duitsland. Rond 1700 was er iemand met de achternaam ‘König’, in Duitsland, en over de loop van ongeveer drie tot vier generaties is dat verbasterd van ‘König’ tot ‘Keunig’ tot ‘Keuning’ en uiteindelijk tot ‘Koning’. In 1968 kregen ze thuis een tv. Ze waren daar mee het eerste gezin bij hen in de buurt met een televisie en dat zorgde er dan ook voor dat iedere middag, rond een uurtje of vier, kinderen uit de buurt en de buren bij hun tv kwamen kijken. De invloed van de televisie was echter niet echt te merken aan het leesgedrag van mijn moeder en mijn oma. Mijn opa daarentegen las helemaal niet meer en hij keek ’s avonds naar actualiteitenprogramma’s terwijl mijn oma een boek las. Wat betreft deze opdracht Nederlands heb ik veel geleerd. Ik heb niet alleen geleerd over familieleden en over hoe het lezen vroeger was, maar ik heb ook geleerd over mezelf en om naar mezelf te kijken en om dat zo goed mogelijk te verwoorden. We houden er beiden niet van als de personages in een boek te veel onrecht wordt aangedaan, we vinden dat beiden meestal te zielig. Meestal lezen we dit soort boeken toch wel uit omdat we hopen dat het later toch beter gaat met de karakters. Een voorbeeld van zo’n soort boek is “De vliegeraar”of “Duizend schitterende zonnen”. Gedicht Nelson Mandela Onze grootste angst Onze diepste angst is niet dat we ontoereikend zijn Onze diepste angst is dat we onmetelijke kracht bezitten. Het is ons licht, niet onze duisternis die ons angst aanjaagt. We vragen ons af, wie ben ik om briljant, fantastisch, talentvol, geweldig te zijn? Je bent een kind van God. Met je kleiner voordoen dan je bent, bewijs je de wereld geen dienst... We zijn geboren om de glorie van God in ons zichtbaar te maken. Die is niet in enkelen van ons, maar in iedereen. En als we ons licht laten schijnen, geven we onbewust anderen toestemming hetzelfde te doen. Als we bevrijd zijn van onze eigen angst, dan bevrijdt onze aanwezigheid automatisch ook anderen Dit gedicht komt uit de inauguratierede van Nelson Mandela, 1994 In het interview heb ik mijn moeder gevraagd naar het voorlezen in haar jeugd. Ze vertelde me dat zij als kind nooit is voorgelezen door haar ouders. Dit verbaasde mij enigszins, omdat ik me het moeilijk kon voorstellen. Zelf ben ik namelijk erg veel voorgelezen, door mijn vader en door mijn moeder. Mijn vader las me boeken voor uit de serie van “Wipneus en Pim” en door mijn moeder werd ik voorgelezen uit onder andere “Wiplala” en “Pluk van de Petteflet”. Ook heb ik al op vrije jonge leeftijd wat dikkere boeken met haar gelezen, zoals “De Telduivel” en de serie “De Kleine Kapitein”. Deze laatstgenoemde boeken heb ik zelf later nog een aantal keren gelezen, omdat ik ze erg leuk vond. Dit is dus een groot verschil tussen mijn moeder en mij. Als je dit vergelijkt met hoe mijn jeugd tot nu toe was zie je behoorlijke verschillen. Ik heb mijn hele jeugd in Hoogezand gewoond en zij in Heerlen. De omgeving is natuurlijk heel verschillend, maar vooral ook de mensen. Als ik in Limburg ben merk ik altijd dat de mensen heel hartelijk en open zijn. Dit is een groot verschil met de mensen hier in Groningen. Die zijn vaak wat meer gesloten en nors. Ook heb je een verschil in taal en gewoonten. Een goed voorbeeld is met eten. Toen mijn oma van moeders kant nog leefde aten we wel eens rollade. In Groningen eet men die koud, maar in Limburg juist warm. Dit wisten de oma’s niet en zo zei mijn oma van vaders kant tijdens het eten: ‘Het smaakt me heel goed, jammer dat de rollade koud geworden is’. Hierop keek iedereen haar verbaasd aan. Ook een groot verschil tussen onze jeugd is dat ik me niet kan voorstellen hoe het zou zijn zonder tv. Mijn oma had die luxe toen niet en deed daarom hele andere dingen. Zo luister ik bijvoorbeeld vrijwel nooit naar de radio. Toch zei ze dat ze zich nooit heeft verveeld. Wat ik ook leuk vind om te zien is dat mijn vader een echt buitenkind was. Vroeger speelde ik ook vaak buiten: Voetballen, hutten bouwen en tikkertje. Toen ik wat ouder werd, zwakte dit af, omdat ik ook een televisie en een computer had. Deze had mijn vader nog niet en dus had hij niet veel keus en bleef buiten spelen. Weer een verschil dat afhangt van de tijd waarin wij zijn opgegroeid. Dat mijn vader meer buiten speelde dan ik heeft overigens niet veel verschil gemaakt in het leesgedrag dat wij ontwikkeld hebben. Ook heeft het gebrek van computers en televisies in zijn tijd niet voor een stimulans gezorgd om te gaan lezen en de aanwezigheid van deze apparaten in mijn jeugd evenmin. Hoewel er dus veel verschillen zijn in hoe wij zijn opgevoed en wat wij in onze jeugd tot onze beschikking hadden, heeft dit niet geleid tot twee sterk uiteenlopende leesontwikkelingen tussen mij en mijn vader. We zijn allebei geen echte lezers. We pakken er niet snel een boek bij en de boeken die wij dan wel gelezen hebben zijn veelal strips. Dit zijn dan vaak ook nog eens dezelfde strips geweest. Mijn vader en ik kijken dus op eenzelfde manier tegen lezen aan en dit vind ik heel bijzonder, gezien het feit dat wij een totaal andere jeugd hebben gehad. Allien M'n vader is een bouwer Z'n bouw loit boi de doik Ik zien 'm heêl veer skrape As ik 't veld in koik. M'n vader het een skuitje Dat bringt 'm nei de bouw Hoi moet den alles kloete Dat is een hêle sjouw. In 't veld deer staat een boetje Heêl op 't achterstik 't skot dat is van planke 't dak is van oud blik. Deer zien je haast gien minse Deer is gien naaste buur M'n vader is alliendig Allien mit de netuur. Uit mijn verhaal is te concluderen dat ik de kansen en mogelijkheden heb gekregen om mijn kennis en literatuur te ontwikkelen en dit heeft mijn opa niet gekregen. Het verschil tussen ons is dan ook dat ik veel proza heb gelezen en hij helemaal niets. Het is erg jammer dat mijn opa niet weet hoe het is om je helemaal in te leven in een boek, maar wel weet ik zeker dat als mijn opa in mijn tijdsperiode was opgegroeid en ik in het zijne, dat het verhaal nu andersom zou zijn. Ging je ook uit? Naar bepaalde cafés bijvoorbeeld. Het was in die tijd natuurlijk niet gebruikelijk om als jonge meid uit te gaan. Ik ging echter vaak stiekem naar Hotel Dik. Hier waren af en toe feesten van de zeevaartschool. Hierbij was het traditie om in het lang te komen. Van te voren hoorde je aan je ‘date’ te melden welke kleur jurk je aan zou hebben en dan namen de mannen een passende corsage mee voor op de jurk. Hotel Dik rond 1950 Op de vraag aan welk gedicht mijn pake speciale herinneringen heeft, bleef het lang stil. Hij vertelde mij dat hij nooit veel gedichten heeft gelezen, aangezien hij zich liever wilde inleven in een verhaal. Hij herinnerde zich wel dat hij met zijn dochters en ook wel met zijn kleinkinderen, vaak gedichtjes van Annie M.G. Schmidt las, vooral uit de bundel “Iedereen heeft een staart”. Een aantal humoristische gedichten vond hij wel leuk om te lezen, en ook heeft hij hartelijk kunnen lachen om het volgens mij niet bij uitstek humoristisch bedoelde gedicht “De tuinman en de dood” van P. N. van Eyck. Het gedicht is geschreven voor zijn geboorte, namelijk in 1926 en hij heeft het op school voor het eerst gelezen. Zelf zag hij geen diepere laag in het gedicht, omdat hij alleen de leuke kant wilde zien en er niet over wilde na denken. De lerares heeft er echter lang over gesproken en alle leerlingen moesten het gedicht uit hun hoofd leren. Het leesgedrag van mijn oudtante en mijn eigen leesgedrag verschilt enorm, op een aantal manieren. Mijn tante haar jeugd was tijdens de oorlog. Er was weinig geld beschikbaar en wat over was werd geïnvesteerd in het leger. Om deze reden was het veel moeilijker om in die tijd boeken te lezen. Er waren geen bibliotheken, maar wel boekhandels. Elk boek dat je wilde lezen, moest je dus ook kopen. Ten eerste was er dus weinig geld om boeken te schrijven, en ten tweede was er ook niet veel geld om de boeken vervolgens te kopen. Dit is nu heel anders: er is in elke plaats wel een bibliotheek die voor iedereen beschikbaar is en boeken kun je eventueel zelfs kopen in een supermarkt. Iedereen heeft wel een aantal boeken op de plank liggen. Sterker nog, mensen met een “e-reader” hebben soms wel duizend boeken in huis. Dit heeft het gevolg dat de boeken, die in de tijd van mijn tante erg schaars en luxe waren, erg in aanzien zijn gedaald. Het is niet meer speciaal om een boek te hebben. Denkend aan Holland, het land dat in mij leeft Meester mag ik maandag houden? Dinsdag gaat mijn zuster trouwen, woensdag ben ik ziek, donderdag kan ik niet, vrijdag moet ik naar de buren, zaterdag moet ik schrobben en schuren en zondag is de dag, waarop ik niet werken mag De reden dat ik minder lees dan in de periode dat ik op de basisschool zat, is misschien wel de toegenomen elektronische mogelijkheden. Bijna uit gewoonte lees ik de verhalen van vrienden op Twitter en Facebook. Ook betrap ik mezelf er vaak op dat ik zonder belangrijke reden de zoveelste herhaling van een televisieprogramma bekijk. Als ik niets te doen heb, komt het lezen van een spannend, avontuurlijk boek niet eens meer in me op. Ondanks dat ik minder boeken ben gaan lezen, ben ik wel steeds meer het nieuws gaan volgen. Voornamelijk in de krant. Net als mijn ouders, vind ik het heerlijk om in de ochtend een papieren krant te lezen. Mijn oma kon zich nog herinneren dat ze voor de eerste keer naar de basisschool ging. Dit vind ik erg opmerkelijk, omdat ik het van mezelf niet eens meer weet. Het enige nadeel van de basisschool was dat kinderen werden geslagen als zij niet goed luisterden naar hun leraar. Mijn opa en oma vonden dat dit probleem de laatste jaren goed is aangepakt. Na de basisschool is mijn oma de toenmalige huishoudschool gaan doen en daarnaast moest zij werken op het land. Na school of soms binnen de schooltijden was het heel gebruikelijk dat kinderen hun ouders hielpen om de oogst binnen te halen. ‘Wat leuk’, was de reactie van mijn oma op de vraag of ik haar zou mogen interviewen voor een opdracht van het vak Nederlands. Een andere reactie had ik, als kleinkind, ook niet verwacht van mijn oma. Dit omdat mijn grootouders graag praten met hun kleinkinderen over gebeurtenissen uit hun jeugd. Mijn oma gaf haar leven een acht, omdat ze nu erg gelukkig is. Ze woont vlakbij haar familie en dat geeft mijn oma een goed gevoel en rust. Op latere leeftijd heeft hij veel vakliteratuur gelezen, dit kwam vooral door het feit dat hij dit voor zijn cursus moest lezen. Ook las hij graag boeken van Karl May (indianen) en Jules Verne (reis om wereld in 80 dagen). Hij interesseerde zich vooral in natuurboeken, de Tweede Wereldoorlog, wereldgeschiedenis en heeft een brede interesse in de Oudheid. De boeken over de oorlog spreken hem het meest aan, zoals de boeken Engelandvaarders van Klaas Norel en Exodus van Leon Uris. Toen hij klein las hij niet graag Groningse boeken, ook waren er in die tijd niet veel Groningse boeken. Maar nu op latere leeftijd leest hij steeds meer in het Gronings ,vooral van Jan J. Boer. Als klein kind werden we beiden voorgelezen, alleen het verschil is uit een ander soort boek. Ik werd voorgelezen met sprookjes en fantasierijke verhalen en mijn opa werd voorgelezen uit de Bijbel. Hij werd meestal na het eten aan tafel voorgelezen. Als klein kind werd hij niet veel voorgelezen door zijn ouders, omdat die aan het werk moesten. Pas toen hij op de basisschool kwam, begon hij kleine boekjes te lezen. In deze periode zie ik een vergelijking, omdat we beiden begonnen met boekjes lezen op school. Naast school zijn we beiden gaan lezen, alleen de manier hoe we aan die boeken kwamen verschilde. Hij leende de boeken van school of van een boekenclub, want in die tijd was er niet veel geld om aan boeken uit te geven. Ze vierden thuis altijd de christelijke feestdagen zoals Kerstmis. Ook deden ze aan Sinterklaas en werden verjaardagen altijd gevierd. Ze kent nog erg veel kinderliedjes uit haar jeugd, zoals: Een karretje op de zandweg reed, Op de grote stille heide, ’t Ros Beiaard doet z’n ronde, Daar komt Jaap de groenboer aan, Al in een groen groen knolleknolleland, Onder moeders paraplu, Het regent oh wat regent het, Alle weken tweemaal moet ik in het bad, Het Angelus klept in de verte, Guusje ziet een negerjongen, ‘k zag twee beren broodjes smeren. Met dit voorwerp kan ik een stukje familiegeschiedenis symboliseren. Het voorwerp is te zien op de volgende pagina. Zoals ik in het interview al beschreef, is mijn oma eerst een tijdje verloofd geweest met mijn opa. Op het feest dat mijn opa en oma toen gaven, hebben ze deze kapspiegel gekregen met daarin twee kledingborstels. Mijn moeder vond het leuk om iets van haar ouders in huis te hebben, dus nu hangt deze kapspiegel bij ons aan de muur. Of ik na de middelbare school het lezen ga ontdekken, ik heb er geen idee van. Op dit moment zou ik er geen zin in hebben. Maar, net zoals mijn vader toen hij zelf mocht kiezen wel weer ging lezen, zou dat natuurlijk bij mij ook wel kunnen gebeuren. Mijn oma was linkshandig. In tegenstelling tot nu mocht er niet linkshandig worden geschreven. Ze heeft rechtshandig moeten leren schrijven. Ze heeft er wel voordeel mee gehad, later kon ze zowel met haar linker als rechterhand schrijven. Piggelmee In het land der blonde duinen En niet heel ver van de zee, Woonde eens een dwergenpaartje En dat heette "Piggelmee." 't Waren heel, heel kleine menschjes En ze woonden - vrees'lijk lot, Want ze hadden heel geen huisje In een ouden, keulschen pot. Voor de zon en voor den regen Nooddurft had hun dat geleerd Hadden zij dien steenen pot, met d'Oop'ning naar den grond gekeerd. Toen een gat er in geslagen, Klein, maar groot genoeg toch voor Hun zoo kleine dwergenlijfjes En daar kropen zij dan dóór. 't Vrouwtje zorgde voor het eten Maar.... dat eten moest er zijn, "t Ventje ging dus daag'lijks jagen Schoot een haasje of konijn. Over de vraag naar een bekend gedicht uit zijn tijd hoefde opa niet lang na te denken. Hij kwam al vlot met het antwoord : Piggelmee. En het eerste versje volgde. Hij kende er nog veel van uit zijn hoofd. Deze versjes stonden op de verpakking van de Van Nelle koffie en thee. In totaal zijn er 91 coupletten, hierboven staan de eerste vijf. Het zijn korte grappig versjes die een verhaal vertellen. De afgelopen jaren is lezen nog steeds niet in mijn lijst met hobby’s gekomen, maar ik lees nu wel met meer plezier dan ik eerder heb gedaan. Dus wie weet verslind ik in de toekomst het een na het andere boek.
© Copyright 2024 ExpyDoc