Huurdersplatform KleurrijkWonen Secretariaat Kon.Wilhelminalaan 39 4247 EM KEDICHEM Kenmerk Onderwerp DIR/SdB/ Adviesaanvraag huurverhoging per 1 juli 2015 Datum Bijlage: Wettelijk kader Huurprijsbeleid per 1 juli 2015 19 februari 2015 Geachte leden van het huurdersplatform, Met deze brief informeren wij u over de kaders en uitwerking van de huurverhoging per 1 juli 2015. Vervolgens vragen wij u om, conform de Samenwerkingsovereenkomst, uw advies over de voorgenomen huurverhoging per 1 juli 2015 af te geven voor 1 april aanstaande. Beleid KleurrijkWonen huurverhoging per 1 juli 2015 Binnen het, in de bijlage genoemde, wettelijke kader van de Rijksoverheid, formuleert KleurrijkWonen haar eigen beleid voor de huurverhoging in 2015. KleurrijkWonen past in 2015 niet de wettelijk toegestane maximale huurverhoging toe. Wij hanteren een beperkte, gedifferentieerde inkomensafhankelijke huurverhoging met als uitgangspunt de betaalbaarheid van de huurprijs voor onze doelgroepen. Uiteraard houden wij hierbij ook rekening met de financiële continuïteit van de organisatie. KleurrijkWonen werkt aan een nieuw algemeen huurbeleid voor de nieuwe, gefuseerde organisatie. In dit huurbeleid staat de betaalbaarheid van de huurprijs voor onze doelgroepen centraal. Daarnaast wordt de inrichting van het nieuwe huurbeleid gevormd door factoren zoals de huursombenadering en de passendheidstoets. Vooruitlopend op het nieuwe huurbeleid hebben wij bij de huurverhoging per 1 juli 2015 de beleidsuitgangspunten van dit nieuwe huurbeleid gehanteerd. Inkomen en huurprijs Bij betaalbaarheid van de huurprijs hebben we enerzijds te maken met het huishoudinkomen van de huurder(s) en anderzijds met de huurprijs van de woning. Differentiatie in de huurverhoging wordt vanuit deze twee aspecten benaderd. Voor de huurverhoging per 1 juli 2015 hebben wij beide aspecten gecombineerd. Inkomen Bij het huishoudinkomen worden in het wettelijke beleid drie categorieën onderscheiden: 1. Huishoudens met een inkomen tot en met € 34.229 2. Huishoudens met een inkomen boven € 34.229 maar niet boven € 43.786 3. Huishoudens met een inkomen boven € 43.786 Huurders uit categorie 1 en deels uit categorie 2 (tot € 38.000) vormen de doelgroepen van beleid uit ons ondernemingsplan. Voor deze groepen willen wij er zijn als het gaat om ondersteuning in het kader van betaalbaarheid van de huurprijs voor wie dat nodig heeft. Voor de toepassing van de huurverhoging per 1 juli 2015 in de sociale woningvoorraad betekent dit concreet dat afwijking van de maximale huurverhoging alleen plaatsvindt bij categorie 1 en 2. Huurprijs Als het gaat om de huurprijs van de woning, betrekken wij bij de differentiatie van de huurverhoging het percentage van de maximaal redelijke huurprijs als indicator. De maximaal redelijke huurprijs is de huurprijs die op basis van de woningwaarderingspunten mag worden gevraagd voor een woning. Het percentage van de maximaal redelijke huurprijs zegt iets over de huidige huurprijs in relatie tot de kwaliteit van de woning. Ook het Energielabel komt tot uitdrukking in de woningwaardering en daarmee betrekken we ook de energetische kwaliteit, als aspect van de betaalbaarheid/woonlasten, bij de huurverhoging. Voor de gedifferentieerde huurverhoging stellen wij de grens op 75% van de maximaal redelijke huurprijs. Voor de huurverhoging betekent dit dat sociale huurwoningen met een huidige huurprijs boven 75% van maximaal redelijk, een lagere huurverhoging krijgen dan woningen die onder deze grens liggen. Uitwerking huurverhoging Op basis van het voorstaande kiest KleurrijkWonen voor de volgende gedifferentieerde huurverhoging per 1 juli 2015: Inkomen (peiljaar 2013) Huurverhoging Huurver- Toegestaan hoging Max. red. <= 75% Max. red. > 75% Tot € 34.229 1,5% 0,5% 2,5% Tussen € 34.229 en € 43.786 2,5% 1,5% 3% 5% 5% 5% 2,5% 2,5% > € 43.786 Inkomen onbekend 2,5% Zoals u ziet passen wij bij de categorie “Inkomen onbekend” de basishuurverhoging toe. Echter, wij stellen deze huurders in de gelegenheid alsnog hun inkomen aan ons door te geven. Op het moment dat de huurder het huishoudinkomen, inclusief bewijsstukken, bekend maakt, passen wij ook daar het huurverhogingspercentage toe, behorend bij het huishoudinkomen en de maximaal redelijke huurprijs. 2 Overige woningen, woonwagens/woonwagenstandplaatsen en garages In de hiervoor uitgewerkte huurverhoging zijn de huurverhogingen voor de vrije sector huurwoningen, onzelfstandige woningen en woonwagens/woonwagenstandplaatsen niet betrokken. Voor deze categorieën hanteren wij de volgende percentages (met tussen haakjes het percentage dat wettelijk mag worden doorgevoerd): - Vrije sector huurwoningen (geliberaliseerde huurwoningen) (> € 710,68): 2,5% (vrij); - Onzelfstandige woningen, woonwagens/woonwagenstandplaatsen: 1% (2,5%); - Garages (parkeergelegenheden): 1%.(vrij) Bij onzelfstandige woningen en woonwagens voeren wij een inflatievolgende huurverhoging door omdat de gegevens over de maximaal redelijke huurprijs, die nodig zijn om te komen tot een differentiatie in de huurverhoging, voor deze categorieën ontbreken. Vorenstaande leidt tot de volgende uitgangspunten voor de huurverhoging per 1 juli 2015: Uitgangspunten huurverhoging 2015 KleurrijkWonen: - - Sociale huurwoningen: Huishoudinkomens tot en met € 34.229 en met een kale huurprijs ≤ 75% van de maximaal redelijke huurprijs: 1,5%; Sociale huurwoningen: Huishoudinkomens tot en met € 34.229 en met een kale huurprijs > 75% van de maximaal redelijke huurprijs: 0,5%; Sociale huurwoningen: Huishoudinkomens vanaf € 34.229 tot en met € 43.786 en met een kale huurprijs ≤ 75% van de maximaal redelijke huurprijs: 2,5%; Sociale huurwoningen: Huishoudinkomens vanaf € 34.229 tot en met € 43.786 en met een kale huurprijs > 75% van de maximaal redelijke huurprijs: 1,5%; Sociale huurwoningen: Huishoudinkomens boven € 43.786: 5%; Huurders waarvan het huishoudinkomen onbekend is: 2,5% (tenzij huurder alsnog het huishoudinkomen kan aantonen, dan passen wij ook huurverhogingspercentage toe, behorende bij het huishoudinkomen en de maximaal redelijke huurprijs); Sociale huurwoningen die na de huurverhoging boven de liberalisatiegrens ( € 710,68) uitkomen, worden hierop afgetopt; Vrije sector huurwoningen (geliberaliseerde huurwoningen) (> € 710,68): 2,5%; Onzelfstandige woningen, woonwagens/woonwagenstandplaatsen: 1%; Garages (parkeergelegenheden): 1%. Uitzonderingen Op de bovengenoemde uitwerking zijn uitzonderingen mogelijk. Deze uitzonderingen kunnen per gemeente verschillen. Het betreft woningen die op korte termijn worden gesloopt. Deze woningen krijgen, conform afspraak in het Sociaal plan, geen huurverhoging. Daarnaast heeft KleurrijkWonen een aantal woningen in de verhuur die een huurverhoging krijgen, gebaseerd op onderliggende contractafspraken. Verklaring Belastingdienst KleurrijkWonen moet de inkomensgegevens opvragen bij de Belastingdienst. De inkomensverklaring betreft het inkomenstoetsjaar 2013 (twee kalenderjaren terug). De Belastingdienst geeft geen gespecificeerde inkomensgegevens, maar alleen een verklaring of het huishoudinkomen meer dan € 43.786 is of in de categorie € 34.229 - € 43.786 valt of minder dan € 34.229 is. Ook staat in de verklaring om hoeveel bewoners het gaat als het inkomen meer is dan € 34.229 of € 43.786. KleurrijkWonen moet deze verklaring van de Belastingdienst bij het huurverhogingsvoorstel voegen als het huurverhogingspercentage hoger is dan de basishuurverhoging van 2,5%. 3 De Belastingdienst stuurt in april 2015 zelf ook een brief naar de huurders waarbij het huishoudinkomen hoger is dan € 34.229 en waarvoor de corporatie een inkomensverklaring heeft ontvangen. KleurrijkWonen gaat vertrouwelijk om met de informatie die door de Belastingdienst wordt verstrekt. Bezwaarprocedure Als de huurder vindt dat de (extra) huurverhoging onterecht is, kan hij hiertegen bezwaar maken bij KleurrijkWonen. Hij hoeft geen inkomensverklaring te overleggen als hij vindt dat het huishoudinkomen niet hoger is dan de inkomensgrens (€ 34.229 of € 43.786). KleurrijkWonen moet dan namelijk een nieuwe, actuele inkomensverklaring opvragen bij de Belastingdienst. Als uit deze verklaring blijkt dat het huishoudinkomen inderdaad lager is, dan zal KleurrijkWonen het huurverhogingsvoorstel aanpassen tot het niveau dat past bij de juiste inkomensgrens. Als de huurder het bezwaar niet wil intrekken en KleurrijkWonen wil de voorgestelde huurverhoging doorzetten, dan moeten wij een uitspraak van de huurcommissie vragen over het voorstel van huurverhoging. Aanzegging huurverhoging Wij zeggen de huurverhoging conform de vormvereisten vóór 1 mei 2015 aan. In de aanzegging wordt aangegeven binnen welke termijn bezwaar kan worden gemaakt tegen het voorstel. Tot slot Met de voorgestelde huurverhoging ontziet KleurrijkWonen huurders met een laag huishoudinkomen, in relatie tot hun huurprijs. In ons voorgenomen huurbeleid houden wij rekening met de betaalbaarheid van onze woningen voor de laagste inkomens en tegelijkertijd subsidiëren wij de hoge inkomens niet. Wij verwachten met ons voorstel tegemoet te komen aan uw wens om de huurverhoging in algemene zin te beperken en in het bijzonder voor mensen met een laag huishoudinkomen. Graag nodigen wij u later dit jaar uit om de discussie over het nieuwe algemene huurbeleid met ons te voeren. Vraag aan het Huurdersplatform: Conform de afspraak in de Samenwerkingsovereenkomst, vragen wij uw advies over de gekozen richting in ons voorgenomen huurprijsbeleid. Wij verzoeken u uw advies uiterlijk op 31 maart 2015 aan ons te doen toekomen. Tijdens onze vergadering op 30 maart aanstaande bespreken wij het voorgenomen beleid voor de huurverhoging per 1 juli 2015 graag met u. Met vriendelijke groet, Jaap van Dam directeur-bestuurder 4 Bijlage - Wettelijk kader Huurprijsbeleid per 1 juli 2015 De maximale huurverhoging per 1 juli 2015 Het inflatiecijfer als basis voor de huurverhoging Het inflatiecijfer over het afgelopen kalenderjaar is 1% (Statistisch Bulletin CBS 15-01-2015). Onzelfstandige woningen, woonwagens en standplaatsen Voor onzelfstandige woningen (kamers), woonwagens en woonwagenstandplaatsen is de maximale huurverhoging per 1 juli 2015 gelijk aan het inflatiepercentage over 2014 vermeerderd met 1,5 procentpunt, te weten 2,5%. Zelfstandige woningen Voor zelfstandige woningen is de maximale huurverhoging afhankelijk van het huishoudinkomen van de huurder. Er geldt een basishuurverhogingspercentage voor alle zelfstandige woningen van inflatie +1,5%, dus 2,5%. Daarnaast is, om de doorstroming te bevorderen voor huishoudens met een inkomen boven € 34.229 een hogere huurverhoging toegestaan. Huishoudens met een inkomen tot en met € 34.229 Voor huishoudens met een inkomen tot en met € 34.229 geldt het basishuurverhogingspercentage van 2,5%; te weten de inflatie van 1% plus 1,5%. Huishoudens met een inkomen boven € 34.229 maar niet boven € 43.786 Voor huishoudens met een inkomen tussen € 34.229 en € 43.786 geldt een maximaal toegestane huurverhoging van het basishuurverhogingspercentage plus 0,5 procent,%, dus 3%. Huishoudens met een inkomen boven € 43.786 Voor huishoudens met een inkomen van meer dan € 43.786 geldt een maximaal toegestane huurverhoging van het basishuurverhogingspercentage plus 2,5%, dus 5%. Geen maximale huurverhoging voor geliberaliseerde huurovereenkomsten Deze maximale huurverhogingen gelden niet voor geliberaliseerde huurovereenkomsten. Dat zijn huurovereenkomsten waarvan de overeengekomen huurprijs op de ingangsdatum van de huurovereenkomst boven de op dat moment geldende huurliberalisatiegrens lag. De maximale huurprijsnorm (huursomstijging) voor woningcorporaties Aansluitend op het basishuurverhogingspercentage van inflatie + 1,5 procentpunt, dat is per 1 juli 2015 2,5%, wordt ook de maximale stijging van de gemiddelde huurprijs van zelfstandige woningen van woningcorporaties per 1 juli 2015 gesteld op het niveau van inflatie + 1,5 procentpunt (2,5%). Dat betekent dat de gemiddelde huurprijs van de zelfstandige woningen op 1 juli 2015 niet hoger mag zijn dan de gemiddelde huurprijs van de zelfstandige woningen per 30 juni 2015, vermeerderd met 2,5%. Dit wordt ook wel de maximale huursomstijging genoemd. 1 Bijlage - Wettelijk kader Huurprijsbeleid per 1 juli 2015 Voor de berekening van de gemiddelde huurstijging (huursomstijging) van de zelfstandige woningen per 1 juli 2015 blijven de volgende huurverhogingen buiten beschouwing: - de huurverhogingen voor huishoudens met een inkomen boven € 34.229; - de huurverhogingen van geliberaliseerde huurovereenkomsten; - de huurprijzen van nieuwe verhuringen (eerste verhuring van een woning of opvolgende verhuring bij verhuizing van de huurder); de huurverhogingen als gevolg van woningverbetering/renovatie. Inkomensafhankelijke extra huurverhoging Inkomenspeiljaar Er wordt bij de inkomensafhankelijke extra huurverhoging uitgegaan van het inkomen van het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar van de voorgestelde huurverhoging (t-2). Hiervoor is gekozen omdat dan inkomens gebruikt worden die veelal definitief zijn vastgesteld. Bij een huurverhoging per 1 juli 2015 is dus het inkomen over 2013 bepalend. Huurverlaging na inkomensdaling Huishoudens die na een of meer inkomensafhankelijke hogere huurverhoging(en) met een inkomensdaling tot onder een van de inkomensgrenzen voor de inkomensafhankelijke huurverhoging (nu € 34.229 en € 43.786) worden geconfronteerd, krijgen recht op huurverlaging tot het niveau dat de huurprijs zou hebben bedragen als het huishoudinkomen steeds in die lagere categorie zou hebben gevallen. Er worden maximaal twee inkomensafhankelijke hogere huurverhogingen teruggebracht tot het bij het lagere huishoudinkomen toegestane niveau. In het geval dat de geldende huurprijs door een of meer inkomensafhankelijke hogere huurverhogingen tot boven de huurtoeslag huurprijsgrens is gestegen en het huishoudinkomen daarna tot onder de huurtoeslag inkomensgrens is gezakt, heeft het huishouden recht op huurverlaging tot onder de huurtoeslag huurprijsgrens, zodat het huishouden in aanmerking kan komen voor huurtoeslag. Huurders die huurverlaging wegens inkomensdaling na eerdere inkomensafhankelijke huurverhoging(en) wensen, doen daartoe volgens de gebruikelijke procedure een huurverlagingsvoorstel aan de verhuurder, met inachtneming van de indieningtermijn (ten minste twee maanden voor de voorgestelde ingangsdatum). De huurverlaging werkt dus niet terug, maar gaat gelden vanaf de voorgestelde ingangsdatum van de huurverlaging. Een huishoudinkomen kan door twee oorzaken dalen: door inkomensdaling van een gelijkblijvend huishouden of door wijziging van de samenstelling van het huishouden. Indien het huishouden een inkomensdaling tot onder de eerder gehanteerde inkomensgrens heeft doordat een verdienend lid van het huishouden is vertrokken (wijziging van het huishouden), kan de huurder op basis van het verzamelde inkomen van de overgebleven leden van het huishouden een huurverlaging voorstellen. 2 Bijlage - Wettelijk kader Huurprijsbeleid per 1 juli 2015 De huurder kan daarbij gebruik maken van het verzamelinkomen van de overgebleven leden van het huishouden in het laatst verstreken kalenderjaar. De huurder voegt daartoe inkomensverklaringen (voorheen IB60-formulieren) van alle overgebleven bewoners over het laatst verstreken kalenderjaar bij het huurverlagingsvoorstel. En omdat verhuurders niet op de hoogte zijn van het aantal bewoners van hun huurwoningen, voegt de huurder ook een uittreksel uit de BRP (voorheen GBA) van een van de bewoners bij waaruit blijkt hoeveel bewoners op dat moment op het woonadres staan ingeschreven. Indien de verhuurder niet instemt met het huurverlagingsvoorstel, kan de huurder het huurverlagingsvoorstel voorleggen aan de Huurcommissie. Indien de Huurcommissie van oordeel is dat het gezamenlijke verzamelinkomen van de overgebleven leden van het huishouden lager is dan de inkomensgrens die is gehanteerd bij de huurverhoging en het huurverlagingsvoorstel redelijk acht, gaat de huurverlaging in op de voorgestelde ingangsdatum van de huurverlaging. Indien het huishouden een inkomensdaling heeft doordat het inkomen van een of meer leden van het huishouden daalt (gelijkblijvend huishouden), dan blijkt pas na het verstrijken van het kalenderjaar waarin de inkomensdaling plaatsvindt wat het jaarinkomen van het huishouden in dat kalenderjaar is en of de inkomensdaling leidt tot een huishoudinkomen onder de eerder gehanteerde inkomensgrens. Een huurder kan direct na de inkomensdaling een huurverlaging voorstellen op basis van het actuele inkomen. Daarbij voegt de huurder ook een uittreksel uit de BRP (voorheen GBA) van een van de bewoners bij waaruit blijkt hoeveel bewoners op dat moment op het woonadres staan ingeschreven. Als de verhuurder van oordeel is dat het aannemelijk is dat de inkomensdaling leidt tot een jaarinkomen van het huishouden tot onder de inkomensgrens die gehanteerd is bij de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging(en), kan de verhuurder instemmen met de voorgestelde huurverlaging. Een verhuurder kan bijvoorbeeld tot dat oordeel komen als de huurder met pensioen is gegaan en het huishoudinkomen daardoor op jaarbasis onder de inkomensgrens zakt. Indien de verhuurder niet met het huurverlagingsvoorstel instemt – bijvoorbeeld omdat de verhuurder een inkomensstijging later in het jaar niet uitsluit – kan de huurder het huurverlagingsvoorstel aan de Huurcommissie voorleggen. De Huurcommissie kan echter niet op basis van een of meer maandinkomen(s) beoordelen of het huishoudinkomen van het lopende kalenderjaar tot onder de inkomensgrens daalt of niet; het huishoudinkomen is immers het totale verzamelinkomen van alle leden van het huishouden. Aan de hand van een maandsalaris of maanduitkering kan de Huurcommissie dus niet het (toekomstige) verzamelinkomen van het lopende jaar herleiden. Wil een huishouden in dit geval een huurverlaging kunnen afdwingen via de Huurcommissie, dan zal het dus (eventueel opnieuw) een huurverlagingsvoorstel moeten doen op basis van het door de Belastingdienst vastgestelde gezamenlijke verzamelinkomen van het verstreken kalenderjaar waarin de inkomensdaling plaatsvond. 3
© Copyright 2025 ExpyDoc