pdf

p/a Lange Houtstraat 2
Datum
7 april 2015
2511 CW Den Haag
Onderwerp
Eerste reactie op Warmtevisie
T. 070 311 43 50
Afgelopen donderdag stuurde minister Kamp zijn Warmtebrief naar de Tweede Kamer. Daarin schetst
hij een visie op warmte en geeft hij een eerste aanzet voor een uitvoeringsagenda. Aedes, EnergieNederland, de Duurzame Energiekoepel, de Woonbond en een aantal gemeenten actief met warmteprojecten, waarderen de inzet van de minister en geven hierbij graag een eerste inhoudelijke reactie.
De warmtevisie van minister Kamp markeert een belangrijke, positieve, omslag in het denken bij de
rijksoverheid over de rol van warmtelevering in de energietransitie. De potentie van warmtelevering
om te komen tot substantiële besparingen op het gebruik van fossiele energie, met name gas, wordt
onderschreven. De visie geeft aan dat de toepassing van warmte gebonden is aan regio’s en
onderstreept het belang van kansrijke gebieden. De visie geeft een duidelijke analyse van de kansen,
maar ook van de obstakels die nu de verdere uitrol van warmtenetten in Nederland vertragen en
belemmeren.
Deze warmtevisie is een kantelpunt voor de warmtevoorziening in Nederland. Om de ambities te
realiseren zal echter een concrete set van beleidsinstrumenten nodig zijn én een kwantitatieve
doelstelling als “stip op de horizon”. Dit ontbreekt nu nog in de warmtebrief. De uitvoeringsagenda
biedt een goede opstap voor procesfacilitering en nader onderzoek, er ontbreekt echter concreetheid.
Met name voor de lopende initiatieven bestaat er urgentie om snel met krachtig
beleidsinstrumentarium te komen om geen kansen te missen. Aan de hand van onze praktijkervaring
zien wij verschillende mogelijkheden voor maatregelen die de ambities van de minister kunnen
realiseren. Deze concretisering is onder andere nodig als voorwaarde voor de financiering van de
aanleg van de benodigde infrastructuur en voor het faciliteren van de overstap van bestaande
gebruikers van gas naar warmte. Graag zijn wij direct betrokken bij de gewenste concretisering van de
uitvoeringsagenda. In de bijlage bij deze reactie doen wij daartoe een eerste aanzet.
M.A.E. Calon
voorzitter
Aedes
Hans Alders
voorzitter
Energie-Nederland
T.P. Bokhoven
voorzitter
Duurzame Energie
Koepel
P. Langenberg
wethouder
Gemeente Rotterdam
A. Choho
wethouder
Gemeente Amsterdam
H. Tiemens
wethouder
Gemeente Nijmegen
ENL-2015-00264
R. Paping
directeur
Woonbond
Gemeente Westland
Eerste aanzet tot concreet beleidsinstrumentarium voor de uitvoeringsagenda warmtevisie
1. Investerings- en financieringsinstrument
Met name de grotere transportnetten voor warmtelevering zijn moeilijk financierbaar, zo concludeert
de warmtevisie terecht (blz. 19). Wij bepleiten daarom realisatie van een mede-investerings-, garantieen financieringsinstrument vanuit de Rijksoverheid voor de financiering van warmtenetten.
Vormgeving daarvan lijkt mogelijk zonder beslag op de rijksbegroting. Bij het vormgeven van dit soort
instrumenten moet er ook aandacht zijn voor het knelpunt op het terrein van financiering en
boorrisico’s bij het boren naar aardwarmte. Op deze wijze kan er een krachtige samenwerkingspartner
komen op rijksniveau, die samen met provincies en/of lokale overheden en marktpartijen de aanleg
van warmte infrastructuur mogelijk maakt.
2. Verander de grondslag voor de doorrekening van warmtenetten
Door de ongelijke grondslag bij het doorreken van infrastructurele kosten tussen bijvoorbeeld de
gesocialiseerde gasnetten en elektriciteitsnetten en de warmtenetten zijn warmtenetten in het nadeel
in de onderlinge vergelijking. We pleiten hierbij voor een nadere uitwerking en analyse om te komen
tot een gelijkwaardige grondslag voor de doorrekening van energie-infrastructuur, waarbij
maatschappelijke kosten en baten worden meegerekend.
3. Stimuleringsbijdrage voor de particuliere eindgebruiker
Een belangrijk potentieel voor afzet van warmte is gelegen in de bestaande woningvoorraad in de
kansrijke clustergebieden. Om dit potentieel te kunnen benutten, vraagt dit van huurders en eigenaren
om over te willen stappen van een gasketel naar een warmte aansluiting. De drempel daarvoor blijkt in
de praktijk hoog. Het uitgangspunt ‘Niet Meer Dan Anders’ is hiervoor onvoldoende. Om over te
stappen moet aan eindgebruikers een zeker financieel voordeel worden geboden. Warmtelevering
moet een aantrekkelijke propositie voor consumenten zijn waarbij de consumentenbescherming goed
geborgd is, indien nodig door fiscale stimulering of subsidie.
Een eenmalige overstap-bijdrage voor eindgebruikers kan een belangrijke prikkel zijn voor huurders
en particuliere eigenaren om, daar waar warmtenetten bij voldoende deelname rendabel kunnen
worden aangelegd, ook daadwerkelijk die overstap te maken. Verder is verruiming van de
mogelijkheden binnen de Warmtewet nodig om nieuwe proposities mogelijk te maken zoals
bijvoorbeeld Nul op de Meter concepten met warmtelevering.
4. Ondersteunen van kansrijke warmteregio’s
De vraag naar warmte en daarmee de kans voor de toepassing van warmte is veruit het grootst in
dichtbevolkt stedelijk gebied en/of glastuinbouw gebied. Waar de warmtevisie nu ingaat op een aantal
gebieden die kansrijk zijn vanuit het oog van warmteaanbod zien wij in de praktijk de belangrijkste
ontwikkelingen plaatsvinden in de gebieden waar een grote vraag naar warmte bestaat. Het is van
groot belang om deze twee onderdelen van de warmteketen goed samen te brengen en daar
overeenstemming over te creëren op overheidsniveau. De Rijksoverheid kan hier een belangrijke rol
spelen door actief te participeren in de kansrijke warmteregio’s en een investeringsbijdrage te leveren
aan een aantal sleutelprojecten.
ENL-2015-00264
Pagina 2/2