Meer informatie - Feest van de Filosofie

Ongelijkheid in Europa: een tragisch dilemma?
Frank Vandenbroucke
Wanneer ‘ongelijkheid’ en ‘armoede’ in Europa ter sprake komen, dan gaat het meestal over
ongelijkheid en armoede binnen de lidstaten van de Europese Unie. We hanteren cijfers waarbij we
arme Belgen vergelijken met rijke(re) Belgen, arme Nederlanders vergelijken met rijke(re)
Nederlanders, arme Bulgaren vergelijken met rijke Bulgaren… Het gaat om cijfers met een louter
nationaal perspectief. Nochtans hebben we ook cijfers voor ongelijkheid en armoede op het
Europese niveau, waarbij we Europa bekijken alsof het één land vormt. Als we deze cijfers hanteren,
ontstaat een heel ander beeld: in vergelijking met ‘de Europeanen’ zijn de meeste Bulgaren heel arm,
terwijl slechts heel weinig Belgen of Nederlanders ‘arm’ zijn in een Europese vergelijking. Als we een
echte Europese vergelijking maken, dan is er overigens in Europa evenveel ongelijkheid als in de
Verenigde Staten van Amerika.
Deze vaststellingen leiden tot een normatief dilemma. Wanneer we minder armoede en minder
ongelijkheid wensen in Europa, is onze belangrijkste bekommernis dan de relatieve armoede en
ongelijkheid binnen de individuele lidstaten van de Europese Unie? Of, moet onze belangrijkste
bekommernis zijn dat armoede en ongelijkheid op Europees niveau afnemen? Aan welke norm geven
we de voorkeur: een verzameling van ‘nationale normen’, of een echte ‘Europese norm’?
Veronderstel dat we zouden vaststellen dat relatieve armoede en ongelijkheid toenemen binnen vele
Europese landen, maar afnemen op Europese schaal (dat zou zo kunnen zijn omdat de armere
lidstaten rijker aan het worden zijn). Als dat inderdaad zo zou zijn, dan staan we op het eerste gezicht
voor een dilemma: volgens de ‘nationale normen’ zou dit een slechte ontwikkeling zijn, volgens de
‘Europese norm’ zou dit een goede ontwikkeling zijn.
De ervaring van de voorbije 10 jaar illustreert dat dit normatieve dilemma niet louter theoretisch is.
Het normatieve vraagstuk is ook niet zonder praktische betekenis voor de Europese politiek. De
vraag is immers op welke norm we een opvatting over solidariteit in Europa willen baseren. De
uitdrukking ‘solidariteit’ wordt te pas en te onpas gebruikt in het Europese debat; maar wat
bedoelen we er eigenlijk mee? Tijdens de lezing zal ik aangeven dat een idee van ‘Europese
solidariteit’ onvermijdelijk op een complex begrip van solidariteit moet steunen. Er zitten
verschillende ‘lagen’ in verweven: enerzijds nationale solidariteit (binnen lidstaten), anderzijds
Europese solidariteit (over de lidstaten). Dit complexe, gelaagde begrip van solidariteit was tijdens de
eerste fase van uitbouw van de Europese Unie gemakkelijker te hanteren dan vandaag, omdat de
Unie veel heterogener is geworden door de uitbreiding, en omwille van de creatie van de muntunie.
Staan we nu voor een ‘tragisch dilemma’, waarbij méér gelijkheid en minder armoede op het
Europese niveau onvermijdelijk samengaan met grotere ongelijkheid en armoede binnen de
lidstaten? In het tweede deel van de lezing zal ik ingaan op de vraag of er inderdaad sprake is van een
echt dilemma: laten praktische beleidskeuzes toe om dit dilemma te vermijden? Veronderstelt dit
wijzigingen in het Europese beleid?