Sociale marktwerking De vraag De planeconomie in het Oostblok is mislukt en liep vaak achter de feiten aan. De vrije markteconomie bevordert zowel de hebzucht als de ongelijkheden en de armoede van mensen en de banken- en klimaatcrisis. Zij plundert de grondstoffen der aarde en buit de kansarme bevolking in de zogenaamde Derde Wereld uit. Is er een derde middenweg die deze onrechtvaardigheden kan voorkomen? En is er misschien één echte sociale marktwerking op onze aarde, die de balans tussen rijk en arm duurzaam in evenwicht kan brengen? M. Heintzmann, Scheemda Het antwoord Uw vraag gaat in op het vraagstuk van de sociaaleconomische ongelijkheden tussen mensen. Ik kan in mijn reactie een paar punten aanstippen die volgens mij belangrijk zijn, maar een volledige beantwoording is natuurlijk onmogelijk. A. Algemeen Je zou de planeconomie van de Oost-Europese landen enerzijds en de vrije markteconomie anderzijds op een as uit kunnen zetten die de mate van regulering van de economie in samenlevingen weergeeft: Figuur 1: Mate van regulering van de economie van samenlevingen. Onder 'regulering van de economie' vallen allerlei regelingen die ingrijpen op de economie: eisen aan kwaliteit van producten, regulering van fusies en overnames, eisen aan buitenlandse bedrijven bij investeringen, eisen aan uitstoot van CO2, regulering van de arbeidsmarkt (minimumloon, collectieve arbeidsovereenkomsten (Cao’s), sociale verzekeringen) e.d. Bekijken we de geschiedenis van de afgelopen 40 jaar dan zou gesteld kunnen worden dat twee varianten van samenlevingen ondeugdelijk zijn gebleken. De vorm waarin de economie zeer strak gereguleerd werd, de planeconomie, stortte ineen in 1989. De andere vorm, vrije markteconomie, met een minimum aan regulering, bewees zijn ondeugdelijkheid met de financiële crisis van 20081. In de figuur is aangegeven met de pijl VM1 – VM2 welke ontwikkeling de kapitalistische samenlevingen (West-Europa, VS, Japan e.d.) doorgemaakt hebben vanaf 1970: zij 1 Volgens een aantal economen was 2008 slechts de eerste financiële crisis; er zou er nog een komen, in ieder geval in West- Europa. Zie bv. de uitspraken van professor Ewald Engelen, hoogleraar financiele geografie aan de Universiteit van Amsterdam. ontwikkelden zich richting steeds minder regulering van de economie via de politiek van privatisering en deregulering. Onder invloed van het neoliberalisme – met als belangrijkste vertegenwoordiger Milton Friedman – werd de bestaande regulering zover mogelijk afgebouwd met het idee dat de markt zichzelf zou corrigeren en naar een evenwicht zou tenderen. We worden nog elke dag geconfronteerd met de gevolgen van deze ideologie. Je zou een gereguleerde economie de middenweg kunnen noemen tussen deze twee uitersten. Dat komt in de huidige situatie neer op een herregulering van de economie. Daarbij valt natuurlijk ten eerste te denken aan herregulering – en herstructurering – van de financiële sector. Er zou weer een scheiding moeten komen tussen commerciële banken en spaarbanken – een scheiding die door de deregulering verdwenen is. Hetzelfde geldt voor de herinvoering van de scheiding tussen banken en verzekeringen. Ook zou opsplitsing van grote banken zodanig dat er een reeks van kleinere banken ontstaat in de rede liggen. B. Sociale ongelijkheden Een van de in het oog springende gevolgen van de neoliberale politiek is dat de ongelijkheden in de wereld sterk toegenomen zijn. Als gevolg van loonsverlagingen, afbraak van sociale uitkeringen, belastingverlagingen voor het rijkere deel van de samenleving en bedrijven zijn rijken rijker geworden, terwijl de armen armer werden. Samengevat in de woorden van de beroemde belegger Warren Buffet: "There's class warfare, all right, but it's my class, the rich class, that's making war, and we're winning." Artikel The New York Times De groeiende ongelijkheid in de samenleving heeft steeds meer de aandacht van wetenschappers getrokken. De sociologen Richard Wilkinson en Kate Pickett hebben de negatieve gevolgen van ongelijkheid in de samenleving geanalyseerd in hun boek 'The Spirit Level' – zie ook hun website The Equality Trust . Het standaard antwoord op de vraag: Hoe bestrijden we armoede en ongelijkheid in de samenleving? – mijn vertaling voor wat u 'sociale markteconomie' noemt – is doorgaans dat economische groei noodzakelijk is. Echter, hierop zijn drie dingen aan te merken. Ten eerste, de stelling dat economische groei noodzakelijk is voor armoedebestrijding suggereert dat er op dit moment onvoldoende middelen zijn om dat te doen en de armoede te laten verdwijnen. Dit is zonder meer onjuist; er zijn middelen genoeg. Dat valt goed te zien aan de hoeveelheid geld die verborgen weggezet is in belastingparadijzen2. De afgelopen decennia worden namelijk ook gekenmerkt door de sterke opkomst van belastingparadijzen, waar bedrijven en rijken hun geld kunnen verbergen en onttrekken aan belastingheffing. Volgens een schatting van de econoom James Henry was daar per einde 2010 tussen de 21 tot 32 biljoen dollar3 heen gesluisd – en een belangrijk deel van dat geld komt uit de Derde Wereld: The Price of Offshore-, Revisited . Bestrijding van de belastingparadijzen dient dan ook zeer hoog op de agenda te staan. Ten tweede, economische groei betekent niet dat armoede of ongelijkheid verdwijnt. De econoom Joseph Stiglitz zegt bijvoorbeeld het volgende in zijn boek 'The Price of Inequality' (2012): “But even before the crisis, the American economy had not been delivering what had been promised: although there was growth in GDP (Gross domestic De Kaaiman eilanden staan als belastingparadijs bekend, maar ook Nederland en Groot-Brittannië zijn belastingparadijzen. Zie bv. de documentaire op http://taxodus.net/ ; en http://old.socialwatch.org/en/informesTematicos/123.html 2 3 1 biljoen = 1000 miljard (in het Engels: 1 trillion) product), most citizens were seeing their standards of living erode. (...) for most American families, even before the onset of the recession, incomes adjusted for inflation were lower than they had been a decade earlier.” (p. 9, epub uitgave). Hetzelfde geldt voor een land als India: wel economische groei, maar de armen hebben er maar weinig van gezien. Mijn centrale punt hier is dan ook dat bestrijding van armoede en ongelijkheid op dit moment niet hoofdzakelijk een kwestie is van meer productie, maar op de allereerste plaats van een gelijkere verdeling van de productie. Daarbij valt te denken aan verbetering van minimumlonen, versterking van de sociale uitkeringen, en natuurlijk handhaven en versterken van de progressieve inkomstenbelasting. Hoe kan deze betere verdeling van de welvaart bereikt worden? In principe is duidelijk welke regulering daarvoor noodzakelijk is, maar hoe kan dit gerealiseerd worden? Als we de geschiedenis bestuderen, dan zien we dat twee groeperingen een rechtvaardiger verdeling tot stand wisten te brengen. Overigens zal ik hierbij teruggrijpen op de Nederlandse geschiedenis, en de geschiedenis van Groningen in het bijzonder. 1. Socialistische, communistische en sociaal-democratische partijen tezamen met vakbonden zijn van oudsher op dit gebied actief geweest. Zij hebben gestreden voor hogere lonen, gelijkmatiger verdeling, sociale uitkeringen e.d. zodanig dat armoede verminderd werd en meer gelijkheid in de samenleving ontstond. In de stad Groningen vind je dit nog terug. In 1885 is in café De Beurs (Folkingestraat, hoek Vismarkt) de Sociaaldemocratische Bond opgericht, met Ferdinand Domela Nieuwenhuis als een van de leiders. De plaquette aan de zijkant van het café getuigt van deze gebeurtenis – zie figuur 2. Figuur 2. Plaquette café de Beurs, Groningen 2. Ook een aantal vooruitstrevende christenen en liberalen in Nederland was in de 19e eeuw de mening toegedaan dat er iets moest gebeuren aan de armoede en wantoestanden bij de werkende bevolking. De meest bekende van hen is wel de in 1837 in Groningen geboren liberaal Samuel van Houten die het meest bekend geworden is vanwege zijn wet tot beperking van de kinderarbeid, het 'kinderwetje van Van Houten' in 1874. Hij schreef op 25 mei 1869: “Sedert eene reeks van jaren is het bedroevend verschijnsel opgemerkt, dat de groote vermeerdering der productie en de reusachtige ontwikkeling van nijverheid en verkeer zoo weinig aan de lagere volksklassen ten goede gekomen zijn; - ja, dat daardoor evenzeer de armoede als de rijkdom zijn toegenomen, en dat zij zelfs de strekking hebben, om de ongelijkheid in de verdeeling der middelen tot levensgenot te vermeerderen.” Figuur 3. Titelblad van de collectie columns van Samuel van Houten (1869): De Toekomst onzer finantiën. De noodzakelijkheid en uitvoerbaarheid eener doortastende hervorming in ons belastingstelsel aangeweezen. Groningen, Van Giffen. Te vinden in de universiteitsbibliotheek van de RUG. Van Houten ijverde dan ook voor wetgeving die de zwaksten zou beschermen en daardoor armoede en wantoestanden zou verminderen – zie o.a. zijn kinderwetje dat beoogde grenzen te stellen aan de kinderarbeid. Ook pleitte hij als liberaal voor het recht van werknemers zich te organiseren in vakbonden – iets dat in de recente neoliberale opvattingen niet terug te vinden valt. Immers, in het begin van de jaren 80 van de vorige eeuw waren het de Amerikaanse president Ronald Reagan en de Engelse Prime Minister Margaret Thatcher die vakbonden te vuur en te zwaard bestreden. De bovenstaande opmerkingen laten een onderdeel buiten beschouwing: de internationale economische relaties tussen landen. Over het algemeen bestaat er in Derde Wereld landen veel armoede. Een deel van de oorzaak is boven al aan de orde gekomen: het wegsluizen van geld naar belastingparadijzen. Een andere reden voor de armoede daar is het bestaan van een internationale arbeidsdeling tussen landen. Landen zijn (steeds meer) met elkaar verbonden omdat zij allemaal een deel van een product maken. Neem bijvoorbeeld een product als sportschoenen van Nike, of de iPhone van Apple. De grondstoffen komen uit het ene land, daar worden in een ander land tussenproducten van gemaakt, terwijl in weer andere landen het eindproduct tot stand komt. In zo'n geval spreken we van een internationale 'waardeketen'. Een bedrijf zal er alles aan doen om haar eindproduct zo goedkoop mogelijk aan te bieden: dat vergroot het marktaandeel voor dat bedrijf, er wordt goed verkocht dus, en voor de consument is het prettig: immers de prijs is laag. Kortom, van daaruit bestaat er prijsdruk op de rest van de bedrijven in de waardeketen. Stel nu dat iemand in Nederland een paar sportschoenen koopt voor 100 euro. Dat betekent dat al degenen die gewerkt hebben aan het product 100 euro te verdelen hebben. De verdeling van die 100 euro is niet gelijk: hoe machtiger een bedrijf is en des te minder concurrentie het heeft, des te meer verdient dat bedrijf ten koste van de anderen in de keten. Het zal dus permanent zoeken naar de goedkoopst mogelijke oplossing. Een van die goedkope oplossingen is om te produceren waar de lonen het laagst zijn. Bekende lagelonen landen zijn Bangladesh en China. En het gaat niet alleen om lage lonen, maar natuurlijk ook om lange werktijden, gebrekkige medische voorzieningen, kinderarbeid e.d. - zie een recent rapport over toestanden in de waardeketen van het bedrijf Apple: Apple finds rights violations in supply chain. Armoede en ongelijkheid op internationaal vlak tegengaan betekent dat de lonen in de lage-lonen landen omhoog moeten. Dat heeft echter weer tot gevolg dat de prijs van het eindproduct hoger wordt. Ofwel: de consument in Nederland betaalt dan voor de hogere lonen in de Derde Wereld. Is de Nederlandse consument uit dit voorbeeld daar inderdaad toe bereid? De bereidheid van de consument wordt mede bepaald door het inkomen dat hij/zij heeft: hoe lager dat is, des te groter de weerstand tegen prijsverhoging. Kortom: als de ongelijkheid in de ontwikkelde landen toeneemt en het inkomen daar verlaagd wordt (door bv. afbraak van sociale verzekeringen, loonmatiging of loonsverlaging), zal dat een internationale herverdeling van inkomen negatief beïnvloeden. In de Verenigde Saten bijvoorbeeld – een land waar de ongelijkheid veel groter is dan in Nederland – moeten mensen soms al twee banen hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. En, voor alle duidelijkheid: ook het bedrijf dat de producten verkoopt zal niet gecharmeerd zijn van lagere winsten. Algemeen: de ongelijkheid in de rijke landen hangt zeer nauw samen met de ongelijkheid tussen landen. Tot slot nog het derde punt dat aan te merken is op het recept van economische groei voor de bestrijding van armoede en ongelijkheid. Dat is sterk gerelateerd aan een ander punt dat u aanstipt, dat van de milieuvervuiling en plundering van grondstoffen. Economische groei is over het algemeen sterk gerelateerd aan grondstoffenwinning enerzijds en uitstoot anderzijds. Maar wanneer de verdeling van die economische groei erg ongelijk is, zal er veel meer economische groei nodig zijn om armoede te bestrijden. In die zin zorgt een gelijkere verdeling ervoor dat minder groei nodig is, ofwel dat er minder grondstoffen en uitstoot nodig zijn om de armoede te verminderen. Ofwel: hoe gelijker de verdeling van opbrengsten, des te minder economische groei is nodig om armoede te bestrijden. Meer gelijkheid in de verdeling heeft dus ook gunstige effecten op het milieu. Met vriendelijke groet, Dr. D.H.M. Akkermans Faculteit Economie en Bedrijfskunde Rijksuniversiteit Groningen
© Copyright 2024 ExpyDoc