Waterkeringen (pdf) - Hoogheemraadschap van Rijnland

Algemene regel 12
Aanbrengen van voorzieningen in de kern- en beschermingszone van
regionale waterkeringen
13.24004
1
Inleiding
Rijnland is verantwoordelijk voor de zorg voor de waterkeringen in het gebied tussen Wassenaar,
Gouda, Amsterdam en IJmuiden. Om veiligheid te bieden tegen overstromingen heeft Rijnland de
mogelijkheid om waterkeringen te beschermen. De basis hiervoor is de zogenoemde Keur: een set van
gebods- en verbodsbepalingen. Deze bepalingen zijn nader uitgewerkt in beleidsregels en algemene
regels. Beleidsregels vormen een toetsingskader bij vergunningverlening, algemene regels formuleren
voorwaarden waarbinnen zonder vergunning werken mogen worden uitgevoerd.
Deze notitie betreft de algemene regel voor het aanbrengen van voorzieningen in de kern- en
beschermingszone van regionale waterkeringen. Na een inhoudelijke toelichting (paragrafen 2 en 3),
volgt een overzicht van de artikelen uit de algemene regel (paragraaf 4). In paragraaf 5 is aangegeven
hoe met de meldingsplicht moet worden omgegaan. Ten slotte wordt in paragraaf 6 een aantal
artikelen toegelicht.
Het kan behulpzaam zijn om, naast deze notitie, ook de algemene toelichting op de beleidsregels en
algemene regels te raadplegen. Verder is er een begrippenlijst, die uitleg geeft aan de vaktermen. Alle
documentatie is te vinden op www.rijnland.net.
2
Kader
2.1 Verbod in de Keur
Op grond van de Keur (artikel 3.1.1) is het zonder vergunning van het bestuur verboden in, op, onder
en/of boven waterstaatswerken en hun beschermingszone werkzaamheden te verrichten en vaste
stoffen, voorwerpen te brengen of te hebben of te houden op andere dan daarvoor kennelijk bestemde
plaatsen.
Op grond van artikel 4.1 kan het bestuur van het hoogheemraadschap bij algemene regeling bepalen
voor welke handelingen, werken of werkzaamheden, onder daarbij te stellen algemene voorschriften,
de verboden uit artikel 3.1.1 niet van toepassing zijn.
2.2 Toepassingsgebied
Deze algemene regel is van toepassing op de kern- en beschermingszone van regionale waterkeringen
binnen het beheergebied van Rijnland. De situering van deze zones is vastgelegd in de legger
waterkeringen (www.rijnland.net/regels/legger/kaarten_regionale). De algemene regel geldt niet voor
de primaire waterkeringen binnen Rijnland. Dit zijn de keringen langs de Noordzee, de
Spaarndammerdijk en de Goejanverwelledijk.
Per voorziening is aangegeven of deze bij alle regionale keringen mogen worden aangelegd of
uitsluitend bij die regionale keringen waarvan is aangetoond dat deze aan de normering voldoet.
Momenteel zijn diverse projecten in uitvoering, waarbij de regionale keringen worden
gereconstrueerd. Na oplevering van deze projecten voldoen de keringen aan de normen.
Voor de aanleg van een deel van de voorzieningen is het noodzakelijk de aanleg van te voren te
melden. Dit is per voorziening aangegeven.
2.3. Raakvlakken met ander beleid
 Algemene regel 3: Kabels en leidingen – Huisaansluiting in de kern- en beschermingszone van
regionale waterkeringen.
1






Algemene regel 4: Geotechnisch en milieukundig bodemonderzoek binnen de kern- en
beschermingszone van waterkeringen.
Algemene regel 6: Voorzieningen voor het aanleggen van vaartuigen.
Algemene regel 7: Terassteigers.
Beleidsregel 4: Compensatie verhard oppervlak.
Beleidsregel 7: Kunstwerken.
Nota waterkeringen “Zicht op veilige keringen”, deel 2 beleidsregels (2010)
3
Toelichting van de activiteit
Voorzieningen die gelegen zijn in de kern- of beschermingszone van een regionale waterkering
kunnen van invloed zijn op het functioneren van de waterkering. Voor een aantal van deze
voorzieningen (zoals palen, paden en schuurtjes) geldt dat de aanwezigheid slechts een beperkt risico
voor het waterkerend vermogen met zich meebrengt, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
De voorzieningen waar het om gaat, en de voorwaarden die hierbij gelden, worden in de volgende
paragrafen behandeld.
4
Voorwaarden
Voor de onderstaande voorzieningen in de kern- en beschermingzone van een regionale waterkering is
geen vergunning op grond van de Keur (artikel 3.1.1) vereist, indien wordt voldaan aan de
voorwaarden die in de volgende artikelen worden genoemd.
Artikel 1: Begripsomschrijving
Begripsomschrijving. In deze voorwaarden wordt verstaan onder:
a. Waterkering: kunstmatige hoogten, waterscheidingen en die (gedeelten van) natuurlijke
hoogten of hooggelegen gronden, met inbegrip van de daarin of daaraan aangebrachte werken,
die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben.
b. Kernzone: de centrale gedeelten van waterstaatswerken die als zodanig in de legger zijn
aangegeven.
c. Beschermingszone: aan een waterstaatswerk grenzende zone, die als zodanig in de legger is
opgenomen.
d. Kruin: het vlakke, hoogstgelegen gedeelte van de waterkering.
e. Bebouwde contouren (of bebouwingscontouren): gebieden met bebouwing zoals omschreven
in de structuurvisies van de provincies Noord-Holland en Zuid-Holland en zoals gebruikt door
Rijnland in de beleidsregels voor waterkeringen.
f. Aanbrengen: het plaatsen, realiseren en hebben van objecten; onder aanbrengen wordt ook
verstaan het verwijderen van deze objecten.
g. Bestaande profiel: het bestaande oppervlak van de waterkering (grensvlak bodem en lucht) ter
plaatse voorafgaand aan het moment van het aanbrengen van een object.
Artikel 2: Gebruik materieel
Materieel, dat wordt toegepast binnen de kernzone van de waterkering, mag (incl. belading) niet
zwaarder zijn dan 8 ton.
Toepassingsgebied: alle regionale keringen.
Meldingsplicht:
- de regionale keringen waarvan is aangetoond dat deze aan de normering voldoen (zie
kaartenbijlage 10): nee;
- overige regionale keringen: tussen 6 en 8 ton: ja (onder de 6 ton geen meldingsplicht).
Artikel 3: Aanbrengen van palen
Het aanbrengen en hebben van palen is toegestaan voor een afrastering, schutting, hekwerk,
verkeersbord, straatmeubilair of voor lichte constructies.
Bij de plaatsing van palen gelden de volgende voorwaarden:
 de diameter bedraagt maximaal 0,10 m of rechthoekig maximaal 0,10 m x 0,10 m;
2
 de diepte in de grond vanaf het maaiveld bedraagt maximaal 0,75 m;
 de onderlinge afstand van de palen bedraagt minimaal 0,50 m;
 de fundatie mag (per poer) een maximaal volume hebben van 30 liter.
Palen ten behoeve van een aanlegvoorziening voor boten vallen onder het desbetreffende beleid
(Algemene regel 6 en Beleidsregel 7). Palen ten behoeve van een terrassteiger vallen onder het
desbetreffende beleid (Algemene regel 7 en Beleidsregel 7).
Toepassingsgebied: alle regionale keringen.
Meldingsplicht: nee.
Artikel 4: Aanbrengen verharding en paden
Het aanbrengen van verharding en paden is toegestaan bovenop het bestaande profiel tot een
maximum van 500 m2, indien dit geschiedt in de vorm van losse elementen waarvan de afmetingen
van de elementen niet groter zijn dan (l x b x d): 0,30 m x 0,30 m x 0,10 m.
Voor paden geldt aanvullend dat deze mogen worden aangelegd indien wordt voldaan aan de volgende
voorwaarden:
 de breedte van het pad bedraagt maximaal 1 m;
 de hoogte van de ophoging (inclusief eventuele bestrating) bedraagt maximaal 0,20 m ten opzichte
van het oorspronkelijke maaiveld;
Toepassingsgebied: alle regionale keringen.
Meldingsplicht: nee.
Artikel 5: Aanbrengen lichte constructies
Het aanbrengen van lichte, ongefundeerde of lichtgefundeerde constructies is toegestaan, indien wordt
voldaan aan de volgende voorwaarden:
 de constructie is gebouwd met lichte materialen: hout, kunststof of een vergelijkbaar licht
materiaal;
 de oppervlakte bedraagt maximaal 20 m2;
 de vloer bestaat uit losse elementen waarvan de afmetingen van de elementen niet groter zijn dan
(l x b x d): 0,30 m x 0,30 m x 0,10 m;
 indien houten vloerdelen worden gebruikt dienen deze demontabel te zijn;
 er vindt geen ingraving in de kade plaats;
3
 de grondaanvulling onder de constructie bedraagt maximaal 3 m ;
 de constructie wordt niet gefundeerd, of wordt gefundeerd op palen die voldoen aan de in artikel 3
vermelde voorwaarden.
Toepassingsgebied: de regionale keringen waarvan is aangetoond dat deze aan de normering voldoen
(zie kaartenbijlage 10).
Meldingsplicht: ja.
Artikel 6: Aanbrengen en hebben van beplanting
 Binnen de bebouwde contouren (zoals aangegeven op kaartenbijlage 7) is nieuwe beplanting in de
vorm van bomen of hagen toegestaan, indien de bovenkant van de kroon op maximaal 5 m hoogte
wordt onderhouden; voor bomen geldt daarnaast dat de onderlinge afstand minimaal 10 m
bedraagt.
 Zowel binnen als buiten de bebouwde contouren is bestaande beplanting van beperkte omvang
toegestaan, indien de bovenkant van de kroon op maximaal 5 m hoogte wordt onderhouden.
Toepassingsgebied: alle regionale keringen.
3
Meldingsplicht: nee.
Artikel 7: Aanvullende mogelijkheden op brede kades
Worteldoek en/of grind mag worden toegepast, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
 De kruinbreedte van de waterkering bedraagt ten minste 8 m.
 Het worteldoek op een afstand van ten minste 1,5 m van de waterkant (boezemwater) wordt
toegepast.
 Het grind op een afstand van ten minste 1,5 m van de waterkant (boezemwater) wordt toegepast en
er onder het grind worteldoek wordt aangebracht.
Toepassingsgebied: de regionale keringen waarvan is aangetoond dat deze aan de normering voldoen
(zie kaartenbijlage 10).
Meldingsplicht: nee.
Artikel 8: Tijdelijk verwijderen/verplaatsen
De rechthebbende en/of gebruiker van het/de in deze algemene regel genoemde werk(en) dient
dit/deze werk(en) op aanschrijving van Rijnland tijdelijk te verwijderen, dan wel op aanwijzing van
Rijnland te verplaatsen, indien Rijnland daartoe verzoekt voor werkzaamheden in het kader van beheer
en onderhoud. Een dergelijk verzoek zal ten minste een week van tevoren schriftelijk kenbaar worden
gemaakt aan de rechthebbende en/of gebruiker van het/de betreffende werk(en).
5
Meldingsplicht
Artikel 9
a. De aanleg van een meldingsplichtige voorziening dient 2 weken voorafgaand aan de uitvoering
schriftelijk te worden gemeld.
b. Als het werk niet binnen 6 maanden na melding is uitgevoerd komt de melding te vervallen.
c. Een melding als bedoeld in het eerste lid wordt schriftelijk gedaan via het daartoe bestemde
formulier (http://www.rijnland.net/loket/vergunningen/watervergunning_per) en omvat in ieder
geval:
I.
naam en adres van degene die het werk gaat uitvoeren of daartoe opdracht heeft verstrekt;
II.
het adres of de locatie waar het betreffende werk uitgevoerd zal worden;
III.
de gegevens omtrent het aan te leggen werk, zoals:
 de aard van de voorziening;
 te gebruiken materieel;
 een situatietekening;
 X- en Y-coördinaten van de voorziening;
 de toe te passen materialen.
4
6
Toelichting per artikel
Toelichting artikel 4: Aanbrengen verharding en paden
Om de staat waarin de waterkering verkeert, goed te kunnen bewaken is het onder andere van belang
een eventueel optredende vervorming of scheurvorming goed te kunnen waarnemen. Indien op de
waterkering tegels worden gelegd van afmetingen groter dan in dit artikel vermeld, dan kunnen deze
de vervorming of scheurvorming zodanig maskeren dat deze onopgemerkt blijven.
Voor de volledigheid: op basis van de voorschriften is ingraving van de verharding of van de paden
niet toegestaan; deze dienen bovenop het bestaande ter plaatse aanwezige maaiveld te worden
aangebracht.
Bij het aanbrengen van verharding of paden is de toepassing van grind of worteldoek niet toegestaan.
Bij een kadeverbetering is het vrijwel onmogelijk het grind volledig te verwijderen. Achtergebleven
grind kan voor een ongewenste porositeit van de kade zorgen. Ook bij de aanwezigheid van
worteldoek zijn vervormingen en scheurvorming in de kade niet waarneembaar, waardoor gebreken
onopgemerkt zullen blijven. De mogelijkheden die er zijn bij bredere kades, worden beschreven in
artikel 8.
Toelichting artikel 5: Aanbrengen lichte constructies
De plaatsing van een lichte constructie (bijv. een schuur, een blokhut of een tuinhuis) of het
aanbrengen van extra gewicht (grondaanvulling) op de waterkering kan gevolgen hebben voor de
stabiliteit van de waterkering. Indien deze ingrepen worden beperkt tot de omvang zoals beschreven in
dit artikel, brengen deze slechts een beperkt risico met zich mee voor het waterkerend vermogen.
Daarnaast zijn er aan de constructie maximale afmetingen gesteld om het redelijkerwijs mogelijk te
maken constructies tijdelijk te verwijderen ten behoeve van bijvoorbeeld het uitvoeren van groot
onderhoud van de waterkering.
Toelichting artikel 6: aanbrengen en hebben van beplanting
Bomen en struiken kunnen een nadelige invloed hebben op de waterkering. Toch wil Rijnland daar
waar mogelijk ruimte voor medegebruik van de waterkering geven. Om dit te realiseren maakt zij in
haar bouwbeleid onderscheid tussen bebouwde contouren (ook wel bebouwingscontouren genoemd)
en onbebouwde contouren. De bebouwingscontouren zijn vastgelegd in de structuurvisies van de
provincies Noord- en Zuid-Holland.
Bestaande beplanting met een beperkte omvang (zoals ligusterhagen, individuele struiken en kleine
bomen) kan om bovengenoemde reden worden toegestaan op alle regionale keringen, mits de
bovenkant van de kroon maximaal 5 meter hoog is. In die gevallen wordt deze beplanting geacht
legaal aanwezig te zijn. Bomen en struiken waarvan de bovenkant van de kroon hoger is dan 5 meter
voldoen niet aan de eisen in deze algemene regel. Daarvoor is een watervergunning nodig. Rijnland
zal dan per geval beoordelen of de beplanting vergunbaar is.
Binnen de bebouwde contouren is ook nieuwe beplanting van beperkte omvang (zoals ligusterhagen,
individuele struiken en kleine bomen) toegestaan als de bovenkant van de kroon op maximaal 5 m
hoogte wordt onderhouden. In die gevallen is de veiligheid van de waterkering niet in gevaar. In de
praktijk gaat het dan meestal om dorpsbebouwing langs of op een waterkering.
Buiten de bebouwde contouren is het beleid er op gericht om de vrije dijkstrekkingen ook in de
toekomst vrij te houden van beplanting en in ieder geval de hoeveelheid beplanting niet te laten
toenemen. Om die reden kan buiten de bebouwde contouren geen nieuwe beplanting worden
toegestaan zonder afweging via een watervergunning.
Toelichting artikel 7: Aanvullende mogelijkheden op brede kades
Indien de kruin van de kade een breedte heeft van ten minste 8 m zijn er op een afstand van ten minste
1,5 m vanaf de waterlijn mogelijkheden worteldoek en/of grind toe te passen, indien aan de in het
artikel genoemde voorwaarden wordt voldaan.
5