Décision Stichting tegen kanker 01-04-2015 Klacht

BESLISSING STICHTING TEGEN KANKER 01.04.2015: KLACHT ONONTVANKELIJK
DÉCISION STICHTING TEGEN KANKER 01.04.2015: PLAINTE IRRECEVABLE
Adverteerder/Annonceur:
STICHTING TEGEN KANKER
Product-Dienst / Produit-Service:
Campagne tegen zonnebanken
De affiche toont een zonnebank waaraan een oranje bord is gehangen
met daarop de tekst “Huidkanker Turbo 3000”.
Daarbij de tekst “Zonnebanken geven meer kans op huidkanker.
Vermijd ze.” en het logo van de adverteerder.
Media/Média: Affiche
Klacht(en) / Plainte(s)
De omvangrijke klacht vanwege een beroepsvereniging kan als
volgt worden samengevat.
Na beargumenteerd te hebben waarom de Jury bevoegd is inzake
niet-commerciële reclame, voert de klaagster verschillende
redenen aan waarom de gevoerde reclame volgens haar in strijd
is met de relevante wetgeving of toch minstens met de
geconsolideerde ICC Code inzake reclame- en
marketingcommunicatiepraktijken.
1) De campagne is volgens de klaagster met name om
verschillende redenen oneerlijk, onwaarachtig en misleidend.
1a) Ten eerste is de campagne misleidend bij gebrek aan nuance
en wegens de verzwijging van essentiële gegevens over het
strenge wettelijke kader waarbinnen zonnecentra in België
opereren. De normen zijn immers dermate streng dat eventueel
risico heel sterk wordt gereduceerd.
1b) Ten tweede is de campagne misleidend omdat de campagne
eenzijdig focust op een eventueel risico op huidkanker, terwijl
zonnen op andere vlakken net veel voordelen kan hebben. Dit
uiteraard voor zover zonnen op een verantwoorde manier
gebeurt. Een Nederlandse tegenhanger van de Stichting tegen
Kanker pleit net voor verantwoord zonnen, zonder zonnecentra te
diaboliseren en/of eenzijdige en uit de context gerukte stellingen
in te nemen.
1c) Ten derde is de campagne misleidend, onwaarachtig en
oneerlijk omdat de Stichting tegen Kanker een aantal stellingen
poneert zonder nog maar de minste grond of zonder stukken die
de bewering kunnen staven. Aldus begaat de Stichting tegen
Kanker een dubbele inbreuk: enerzijds misleidt zij door
oneerlijke en onwaarachtige uitspraken en anderzijds is zij
volgens de klaagster niet in staat om alle beweringen in de
reclame van een voldoende staving te voorzien.
Na de voormelde punten meer gedetailleerd te hebben
uitgewerkt, onder meer gelet op de Belgische reglementering
inzake zonnecentra, besluit de klaagster door te stellen dat, los
van het feit dat de Stichting tegen Kanker aan de klaagster en
haar leden en sector ernstige schade toebrengt, dient te worden
vastgesteld dat ongestaafde en niet-onderbouwde campagnes ook
op andere vlakken ernstige schade (kunnen) berokkenen. Voor
zover de stellingen immers niet onderbouwd kunnen worden – en
daar ziet het minstens voor een aantal stellingen naar uit – kan de
consument immers bepaalde theorieën of stellingen geformuleerd
krijgen als bewezen feiten. De gemiddelde consument die minder
kritisch is als de informatie komt van een stichting zoals de
Stichting tegen Kanker, zal de stellingen zonder meer voor waar
aannemen. Potentieel zit hierin dus een groot gevaar van
misleiding van het publiek.
Daarnaast kan er zich ook op termijn een groot probleem stellen
met campagnes die uitgaan van instanties als de Stichting tegen
Kanker. Immers, als stichtingen en vzw’s onder het mom van het
gemeen goed of het algemeen belang zomaar om het even wat
mogen publiceren of beweren, dan riskeren dergelijke campagnes
op termijn alle geloofwaardigheid te verliezen. Dit uiteraard
bovenop alle schade die de betreffende niet-gefundeerde of
gebrekkig gefundeerde campagnes aan derden hebben
veroorzaakt.
2) Vervolgens haalt de klaagster aan dat de bedoelde reclame
denigrerend is voor een hele sector en de gebruikte bewoordingen
niet in verhouding zijn met het nagestreefde doel.
Er wordt volgens de klaagster met name een beeld geschetst van
de sector dat onjuist is. De betwiste beweringen zijn zonder enige
uitzondering nadelig voor de klaagster, haar leden en haar sector.
De stellingen ingenomen door de Stichting tegen Kanker zijn
tendentieus en allemaal tendentieus in eenzelfde zin die volledig
ingaat tegen de belangen van de klaagster.
Het spreekt voor zich dat het de Stichting vrijstaat om haar
standpunten te verkondigen voor zover zij niet verder gaat dan
nodig om de boodschap over te brengen.
Wat echter niet kan, is het genadeloos viseren, kleineren en in
diskrediet brengen van een hele sector die wettelijk mag bestaan
en waarvoor een wettelijk kader bestaat. De zonnecentra mogen
bestaan en zijn onderworpen aan een wettelijk kader. Hun
diensten ‘Huidkanker Turbo 3000’ noemen is ronduit beledigend
en kleinerend. In deze enkele vermelding schuilt de suggestie dat
de uitbaters van zonnecentra niet zozeer een zonnebank ter
beschikking stellen die voldoet aan de wettelijke normen, maar
wetens en willens verdelers zijn van kanker. In die enkele
vermelding schuilt een harde beschuldiging die vernietigend is
voor de reputatie van de klaagster, haar leden en haar sector. De
inbreuk op artikel 12 van de ICC-code is dan ook evident en voor
de hand liggend.
Bovendien meent de klaagster dat de gekozen woorden
overdreven zijn en niet in verhouding zijn met het nagestreefde
doel. Het nagestreefde doel is sensibiliseren en niet choqueren,
het doel is informatie verstrekken en niet beledigen. ‘Huidkanker
Turbo 3000’ is ver over de grenzen van het toelaatbare en heeft
tot doel te choqueren en te beledigen, wat in strijd is met de JEPregels inzake niet-commerciële reclame.
Volgens de klaagster spreekt het ten slotte voor zich dat het
tolereren van dergelijke campagnes op korte termijn nefaste
gevolgen heeft voor de reputatie van reclame in het algemeen.
Een dergelijke agressieve toon heeft immers geen plaats binnen
reclame en mag al helemaal geen gewoonte worden. Zou dat wel
gebeuren, dan wordt het publieke debat dat in campagnes wordt
gevoerd een hard, meedogenloos debat worden waarin geen
respect voor de waardigheid van andere deelnemers aan het
maatschappelijke leven wordt getoond.
Beslissing Jury in eerste aanleg /
Décision Jury de première instance:
Klacht onontvankelijk /
Plainte irrecevable
De Jury voor Ethische Praktijken inzake reclame (JEP) in eerste
aanleg heeft de volgende beslissing genomen in dit dossier.
De Jury heeft dit dossier onderzocht rekening houdend met de
argumenten van de betrokken partijen.
De Jury heeft met name kennis genomen van de klacht die tegen de
campagne in kwestie werd ingediend door een beroepsvereniging.
De Jury merkt dienaangaande vooreerst op dat, hoewel
beroepsverenigingen wel degelijk voorkomen in de lijst van partijen
die in beginsel klacht kunnen indienen bij de Jury in artikel 5 van het
Juryreglement, het ook voor deze categorie van potentiële klagers het
geval blijft dat hun klacht slechts ontvankelijk is indien deze is
ingediend met het oog op de verdediging van de
consumentenbelangen en/of het imago van reclame, net zoals dat het
geval is voor andere klagers.
In casu is de Jury van oordeel dat de klaagster niet aannemelijk maakt
dat zij met het aanvechten van deze sensibiliseringscampagne als
doelstelling heeft om de consumentenbelangen en/of het imago van
reclame te verdedigen.
Uit het geheel van de elementen van dit dossier blijkt naar het oordeel
van de Jury daarentegen wel degelijk dat de klacht er louter toe strekt
om de belangen van de betrokken beroepsgroep te verdedigen.
De Jury is met name van oordeel dat het inlassen van sporadische
verwijzingen naar de consumentenbelangen en/of het imago van
reclame in de betrokken klacht niet van aard is om hier afbreuk aan te
doen, te meer daar de algemene strekking van de klacht voor het
overige op onmiskenbare wijze verwijst naar de nadelige gevolgen
van de betwiste campagne voor de klaagster, haar leden en de
betrokken sector.
De Jury is derhalve van oordeel dat de klacht in kwestie niet voldoet
aan de door artikel 5 van haar reglement gestelde
ontvankelijkheidsvereisten.
Gelet op het voorgaande en op basis van voormelde bepaling, heeft de
Jury de klacht onontvankelijk verklaard.
Derhalve heeft de Jury de specifieke inhoud van de klacht niet verder
ten gronde onderzocht.
Gelieve er nota van te nemen dat deze beslissing pas definitief wordt
na het verstrijken van de termijn voor het instellen van hoger beroep.