Arenberggebouw – Arenbergstraat 5 – 1000 Brussel Tel: 02 209 47 21 – Fax: 02 209 47 15 Spierhypertrofie bij ouderen: is krachttraining aan hoge belastingen noodzakelijk? AUTEURS VAN ROIE E., DELECLUSE C. REDACTEUR BLOEMEN D. INSTITUUT KU Leuven, Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen (FaBeR) ABSTRACT Het menselijk verouderingsproces gaat gepaard met een zorgwekkende daling in spiermassa en spierkracht, wat dramatische gevolgen heeft voor de levenskwaliteit van ouderen. Een verminderde spierkracht en spiermassa leidt immers tot functionele achteruitgang en een verhoogd risico op vallen en valgerelateerde breuken, waardoor ouderen uiteindelijk hun onafhankelijkheid verliezen. Krachttraining is dé methode bij uitstek om deze dalingen tegen te gaan. Om optimale winsten in spiermassa te realiseren, stellen internationale richtlijnen een hoge belasting van 70-85% van het individueel krachtmaximum voorop. In de praktijk blijken heel wat ouderen, omwille van fysieke beperkingen en gebrek aan motivatie, echter vaak niet in staat om te trainen met deze relatief hoge weerstanden. Krachttraining met lage belastingen zou dus meer geschikt kunnen zijn voor ouderen. Echter, tot op heden blijft het onduidelijk of krachttraining met lage belastingen even effectief kan zijn bij ouderen voor het induceren van spierhypertrofie als krachttraining met hoge belastingen. In dit artikel bespreken we een theorie die de noodzaak van hoge belastingen voor spierhypertrofie in vraag stelt. De resultaten van recent vergelijkend onderzoek tussen krachttraining met hoge en lage belasting worden hierbij toegelicht. Sleutelwoorden hypertrofie, ouderen, krachttraining, spiervermoeidheid Datum 01/04/2015 Contactadres [email protected] Disclaimer: Het hierna bijgevoegde product mag enkel voor persoonlijk gebruik worden afgehaald. Indien men wenst te dupliceren of te gebruiken in eigen werk, moet de bovenvermelde contactpersoon steeds verwittigd worden. Verder is een correcte bronvermelding altijd verplicht! Spierhypertrofie bij ouderen: is krachttraining aan hoge belastingen noodzakelijk? FaBeR – KU Leuven – april 2015 Spierhypertrofie bij ouderen: is krachttraining aan hoge belastingen noodzakelijk? Hoewel krachttraining in de jaren ’70 en ’80 een zeer negatief imago kende, wordt krachttraining heden ten dage terecht beschouwd als een essentieel onderdeel binnen gezondheidsgerelateerde fysieke fitheid voor alle leeftijden. De ouderenpopulatie in het bijzonder is sterk gebaad bij krachttraining. Wetenschappelijk onderzoek heeft immers aangetoond dat het natuurlijke verouderingsproces gepaard gaat met een daling in spiermassa en 1,2 spierkracht. Vanaf een leeftijd van 50 jaar zal de spiermassa van een individu gemiddeld met 1% per jaar afnemen.1 De jaarlijkse daling in spierkracht en spierpower blijkt zelfs op te lopen tot 2% à 5%.2,3 Deze daling leidt tot een achteruitgang van de functionele mogelijkheden, tot een verhoogd risico op vallen en valgerelateerde breuken, wat maakt dat ouderen sterk afhankelijk worden van anderen in het dagdagelijks functioneren.4,5 Krachttraining is dé methode bij uitstek om deze functionele achteruitgang tegen te gaan.6 Dit maakt dat er een groeiende noodzaak is om krachttrainingsprogramma’s te optimaliseren voor ouderen. 1. Krachttrainingsadaptaties Krachttraining kan resulteren in een heel arsenaal van morfologische en neurale aanpassingen. Een belangrijke morfologische aanpassing die beoogd wordt, is een toename in de dwarse doorsnede van de spier en haar spiervezels, ook wel spierhypertrofie genoemd. Neurale adaptaties zijn in essentie veranderingen die het activeren van spieren vergemakkelijkt.7 Kortom, twee doelen worden nagestreefd met een krachttrainingsprogramma: 1) spieropbouw of hypertrofie, 2) het beter aansturen van spieren. Hoewel beide aspecten van cruciaal belang zijn voor een verbetering van de fysieke prestatie, zal dit artikel zich in hoofdzaak focussen op spierhypertrofie. Immers, een correcte trainingsperiodisering start met het beogen van spierhypertrofie, om op die manier de weefsels gradueel voor te bereiden op de verhoogde stress van maximale kracht- en/of powertraining. Ook bij ouderen blijft deze periodisering belangrijk als we mikken op langdurige effecten op spierkracht en spierpower: eerst de spieren (her)opbouwen, alvorens ze opnieuw te leren gebruiken. 2. Trainingsvariabelen Bij het opstellen van een krachttrainingsprogramma, zijn verschillende trainingsvariabelen van belang. De keuze die gemaakt wordt omtrent elke variabele, zal resulteren in specifieke adaptaties.8 Trainingsvariabelen kunnen volgens Fleck & Kraemer in vijf clusters ondergebracht worden: de keuze van oefeningen, de volgorde van oefeningen, de intensiteit, het trainingsvolume en de rustperiodes tussen sets en oefeningen.8 De intensiteit en het volume worden algemeen beschouwd als de primaire variabelen, die dan ook het meest onderzocht zijn in wetenschappelijke literatuur. De trainingsintensiteit wordt vaak beschreven door middel van de belasting waarmee getraind wordt. De belasting kan uitgedrukt worden als een absolute belasting (in kg), als een nummer van het herhalingsmaximum (repetition maximum, RM) of als een 2 Spierhypertrofie bij ouderen: is krachttraining aan hoge belastingen noodzakelijk? FaBeR – KU Leuven – april 2015 percentage van 1RM. Het RM reflecteert de zwaarste belasting die getild kan worden voor een specifiek aantal herhalingen. Algemeen wordt aangenomen dat belastingen van 1-6 RM het meeste voordeel opleveren voor maximale kracht en power, 6-15 RM voor spierhypertrofie, en 15+RM voor lokale spieruithouding.8,9 3. Huidige richtlijnen voor hypertrofietraining: geschikt voor ouderen? Internationale richtlijnen voor gezondheidsgerelateerde krachttraining werden ontwikkeld door American College of Sports Medicine. Deze richtlijnen stellen 2-4 sets voorop voor elke grote spiergroep, en dit op 2-3 dagen per week. Het aantal herhalingen binnen een set ligt idealiter tussen 8 en 12 en er wordt getraind tot spiervermoeidheid. Om spiervermoeidheid te realiseren binnen die range van herhalingen, dient men aldus vrij hoge belastingen te gebruiken (60-80% van 1RM). Voor ouderen raadt men aan om te starten met meer herhalingen (10-15), maar nog steeds aan vrij hoge belastingen (60-70% van 1RM).10 Internationale richtlijnen voor het optimaliseren van spierhypertrofie bij ongetrainden, liggen in dezelfde lijn: 812 herhalingen, 1-3sets aan 70-85% van 1RM.11 Hoewel er in wetenschappelijke studies uitvoerig aangetoond werd dat krachttraining aan hoge belasting veilig en effectief is voor hypertrofie en krachtwinst bij ouderen,12,13 blijven vele therapeuten en trainers sceptisch over het gebruik van hoge belastingen bij deze doelgroep.6 Immers, negatieve effecten worden toch eerder gerapporteerd na krachttraining aan hoge belastingen in vergelijking met lage belastingen.14 Daarnaast zijn ouderen ook vaak moeilijk te motiveren om te trainen met hoge belastingen. Trainingsprotocollen die gebruik maken van lagere belastingen zouden dus meer geschikt kunnen zijn voor ouderen. Maar zijn ze ook even effectief als trainingsprotocollen aan hogere belastingen? Onderstaand hoofdstuk beschrijft een theorie die de noodzaak van hoge belastingen in vraag stelt. 4. Activatie van spiervezels en het size principle Spiervezels zullen enkel hypertrofiëren als ze daadwerkelijk gerekruteerd en tot vermoeidheid gebracht worden tijdens training. Wanneer een training spierhypertrofie als doel voorop stelt, is het dus belangrijk om zoveel mogelijk spiervezels te rekruteren en vereenvolgens te vermoeien. Er zijn globaal genomen twee types van spiervezels: type I spiervezels en type II spiervezels. Type I spiervezels, ook wel ‘uithoudings’-vezels genoemd, contraheren (= samentrekken) met trage snelheid en produceren eerder een lage kracht, maar zijn wel goed bestand tegen vermoeidheid. Type II spiervezels zijn daarentegen veel krachtiger en sneller, maar minder bestand tegen vermoeidheid. Krachttraining zal zich hoofdzakelijk focussen op de type II spiervezels, daar deze ook het meeste potentieel hebben om te hypertrofiëren.15 Spiervezels worden aangestuurd vanuit het centrale zenuwstelsel via een motoneuron. Eén enkel motoneuron en alle spiervezels die door dit neuron aangestuurd worden, vormen een motorische eenheid. Volgens Henneman worden motorische eenheden 3 Spierhypertrofie bij ouderen: is krachttraining aan hoge belastingen noodzakelijk? FaBeR – KU Leuven – april 2015 gerekruteerd in een specifieke volgorde, ook wel het ‘size principle’ genaamd. Dit principe stelt dat de kleinste motorische eenheden die ook de minst krachtige spiervezels (type I) aansturen, als eerste gerekruteerd worden. Nadien worden progressief ook de grotere, meer krachtige motorische eenheden (type II spiervezels) aangestuurd om de geleverde kracht aan te houden of te verhogen.16 Algemeen werd lange tijd aangenomen dat de rekrutering van deze type II spiervezels enkel mogelijk was wanneer hoge belastingen (>60% van 1RM) gebruikt werden,17 maar dit lijkt in strijd met het ‘size principle’.18 Uiteraard zal een enkele beweging aan hoge belasting resulteren in het rekruteren van een groter aantal type II spiervezels dan een enkele beweging aan lage belasting. Echter, wanneer een submaximaal gewicht getild wordt tot het punt waarop de spier uitgeput raakt, dan zullen initieel gerekruteerde spiervezels vermoeid geraken en zullen ook de type II spiervezels aangesproken worden om de kracht te leveren die noodzakelijk is om de trainingsset af te werken. De toepassing van het ‘size principle’ lijkt dus aan te geven dat niet zozeer de belasting op zich, dan wel het trainen tot spiervermoeidheid cruciaal is in het beogen van spierhypertrofie.18,19 Volgend hoofdstuk omschrijft een trainingsstudie bij ouderen die de proef op de som neemt. In dit hoofdstuk worden enkel hypertrofische adaptaties besproken. Lezers die bijkomend geïnteresseerd zijn in winsten met betrekking tot spierkracht en functionaliteit, kunnen deze elders nalezen.20 5. Lage belasting even effectief voor hypertrofie als hoge belasting? Een trainingsstudie bij ouderen Onderzoek dat een vergelijking maakt tussen krachttraining aan hoge of lage belasting met betrekking tot hypertrofische winsten bij ouderen, is tot op heden eerder schaars. Eén van de weinige trainingsstudies bij ouderen die hypertrofie vergeleek na 24 weken trainen aan 80% van 1RM of aan 50% van 1RM, rapporteerde geen significante verbetering in beide groepen.21 Bijkomend onderzoek was dus noodzakelijk. Het doel van deze studie was om na te gaan of krachttraining aan lage belasting even effectief is om hypertrofie te bereiken als krachttraining aan hoge belasting na een trainingsperiode van 12 weken. Alle trainingsprogramma’s eindigden in spiervermoeidheid. Omdat het vooralsnog onduidelijk was of het uitvoeren van een maximaal aantal herhalingen aan lage belasting werkelijk voldoende zou zijn om de type II vezels aan te sturen en te vermoeien, werden er twee krachttrainingsprotocollen met lage belasting ontwikkeld. Eén protocol waarbij de belasting constant bleef tijdens de trainingsset, één protocol waarbij de belasting verhoogd werd na 60 herhalingen. De verhoging van de belasting zou immers een bijkomende prikkel kunnen geven om type II vezels aan te sturen. a. Proefpersonen Zesenvijftig ouderen tussen 60 en 80 jaar namen deel aan deze studie. Exclusiecriteria waren gestructureerde participatie in uithoudingstraining of krachttraining in de laatste 6 maand voor de start van de studie. Bijkomende 4 Spierhypertrofie bij ouderen: is krachttraining aan hoge belastingen noodzakelijk? FaBeR – KU Leuven – april 2015 exclusiecriteria waren gekende knie-, rug- en heupproblemen die training verhinderden, cardiovasculaire en neurologische aandoeningen. De proefpersonen werden gerandomiseerd over de drie trainingsgroepen: krachttraining aan hoge belasting (HIGH, n=18, ♂8 ♀10), krachttraining aan lage, constante belasting (LOW, n=19, ♂9 ♀10) en krachttraining aan lage belasting waarbij de belasting verhoogd werd na 60 herhalingen (LOW+, n=19, ♂9 ♀10). Leeftijd, gewicht, lengte, BMI, functionaliteit en baseline spierkracht en -massa waren niet significant verschillend tussen de groepen (p<0.05). b. Onderzoeksopzet Proefpersonen namen deel aan een krachttrainingsinterventie van 12 weken. Er werd 3x per week onder supervisie van een fitnessinstructeur getraind op een leg press en leg extension (Technogym, Gambettola, Italy). Dit zijn fitnesstoestellen voor de bovenbeenspieren. HIGH voerde 2 sets uit van 10-15 herhalingen tot uitputting (1min. rust tussen sets). De belasting werd initieel ingesteld op 80% van 1RM. LOW voerde 1 set uit van 80-100 herhalingen tot uitputting. De belasting werd initieel ingesteld op 20% van 1RM. LOW+ voerde 60 herhalingen uit aan 20% van 1RM, waarna de belasting verhoogd werd tot ongeveer 40% van 1RM en 10-20 herhalingen uitgevoerd werden tot uitputting (geen rust tussen sets). In alle groepen werden proefpersonen aangemoedigd om de oefening verder te zetten als uitputting niet bereikt werd na de voorgeschreven herhalingen. De belasting werd verhoogd bij de volgende trainingssessie als proefpersonen meer herhalingen konden uitvoeren dan het voorgeschreven aantal. Voor (pre) en na (post) de 12 weken interventie werd spiervolume van het rechterbovenbeen gemeten aan de hand van een CT-scan. In het midden van het bovenbeen werd een dwarse doorsnede van 10mm dikte in beeld gebracht, waarna het totale spiervolume berekend werd. Figuur 1 toont een dwarsdoorsnede van het bovenbeen, in beeld gebracht met een CT-scan. De paarse zone wordt hier beschouwd als spierweefsel (Hounsfield Units: 0-100). Figuur 1: Dwarsdoorsnede van het midden van het bovenbeen, gemeten aan de hand van een CT-scan. c. Resultaten Er werden geen negatieve bijwerkingen van de interventie gerapporteerd in HIGH, LOW of LOW+. Alle 56 proefpersonen vervolledigden de interventie, dus er was geen drop-out tijdens de studie. Proefpersonen namen gemiddeld deel aan 95.7%, 95.8% en 95.3% van het aantal trainingssessies in respectievelijk HIGH, LOW en LOW+. Het spiervolume van het rechterbovenbeen steeg significant van pre naar post, en deze stijgingen waren niet verschillend tussen de groepen: HIGH steeg met 3.2% (p=0.003), LOW met 2.4% (p=0.002) en LOW+ met 2.6% (p=0.016). Figuur 2 plot de individuele procentuele veranderingen in spiervolume voor de verschillende groepen. 5 Spierhypertrofie bij ouderen: is krachttraining aan hoge belastingen noodzakelijk? FaBeR – KU Leuven – april 2015 Figuur 2: Plot van de individuele procentuele verschillen in spiervolume van pre naar post voor de drie trainingsgroepen (adapted from Experimental Gerontology).20 d. Discussie In deze studie werd nagegaan of krachttraining aan lage belasting, uitgevoerd tot uitputting, evenveel hypertrofie kan opleveren als traditionele krachttraining aan hoge belasting. Deze vraag is heel belangrijk voor ouderen, gezien het gebruik van hoge belastingen vaak uitgesloten is. De resultaten toonden aan dat de mate van hypertrofie (2.4-3.2%) onafhankelijk was van de externe belasting die gebruikt werd. Hiermee ondersteunt deze studie onze hypothese uit hoofdstuk 4 dat niet zozeer de belasting op zich, dan wel het trainen tot spiervermoeidheid cruciaal is in het beogen van spierhypertrofie. Onze resultaten zijn in lijn met voorgaand onderzoek, waarbij aangetoond werd dat krachttraining aan hoge of lage belasting even efficiënt kan zijn om winsten in spiermassa te boeken bij jongvolwassenen, als er tenminste getraind wordt tot spiervermoeidheid.22,23 Dit is vermoedelijk omdat het trainen tot spiervermoeidheid het aantal geactiveerde spiervezels zal maximaliseren. Wel is het belangrijk om aan te geven dat we alleen maar kunnen veronderstellen dat we een gelijkaardige hoeveelheid spiervezels aangesproken hebben in HIGH, LOW en LOW+. Het is immers zeer moeilijk om patronen van de rekrutering van motorische eenheden te meten tijdens dynamische contracties. 6 Spierhypertrofie bij ouderen: is krachttraining aan hoge belastingen noodzakelijk? FaBeR – KU Leuven – april 2015 6. Praktische implicaties voor krachttraining bij ouderen Zoals algemeen aanvaard wordt voor krachttraining bij beginners van eender welke leeftijd, zal het van belang zijn om met een familiarisatieperiode te starten. Deze periode, die een 4-tal weken kan duren, wordt gekenmerkt door een eerder lage trainingsintensiteit die gradueel opgebouwd wordt.24 Oefeningen en correcte uitvoeringen worden aangeleerd en de contractiele weefsels kunnen geleidelijk aanpassen en zich voorbereiden op de volgende trainingscyclus die hypertrofie en krachtwinsten zal beogen. In de hypertrofieperiode is het van belang dat oefeningen uitgevoerd worden tot spiervermoeidheid (zie hoofdstuk 4). Zowel krachttraining aan hoge als aan lage belasting blijkt veilig en geschikt te zijn voor ouderen als het gesuperviseerd wordt door professionals. Maar welke methode dient er nu in de praktijk best gebruikt te worden? Een eerste vraag die gesteld kan worden, is of er een contra-indicatie is voor het gebruik van hoge belastingen. Als dat het geval is, kunnen lage belastingen gebruikt worden. Als er daarentegen geen contraindicaties zijn, kan het interessant zijn vanuit motivationeel standpunt om ouderen zelf te laten kiezen of ze liever trainen met hoge of lage belastingen. De keuze bij het individu zelf leggen, kan immers het gevoel van autonomie verhogen, wat mogelijks een positieve invloed heeft op het volhouden op lange termijn. Cruciaal is wel dat de begeleider goed opvolgt of er daadwerkelijk getraind wordt tot spiervermoeidheid. Ouderen hebben immers de neiging om de trainingsbelasting voor zichzelf te laag in te stellen volgens het beoogde aantal herhalingen,25 waardoor de gewenste trainingsresultaten ook uitblijven. Daarnaast kan het ook nuttig zijn om trainingsbelastingen te laten variëren over de tijd heen. Hoewel het trainen tot spieruitputting voordelig is voor hypertrofie, dient deze periode ook niet te lang te duren zodat overtraining en burn-out vermeden worden.26 Een periode van 12 tot 16 weken van hypertrofietraining lijkt voldoende voor ouderen. In een derde fase is het van belang om de bekomen krachten spiermassawinsten ook te kunnen vertalen naar een betere functionaliteit. Literatuur heeft al aangetoond dat powertraining, uitgevoerd aan matige belastingen maar met hoge snelheden, belangrijke winsten met betrekking tot functionaliteit oplevert bij ouderen.27 Powertraining vraagt wel veel controle over lichaamsbewegingen, waardoor de veiligheid soms in vraag gesteld kan worden. Een trainingsaanpak waarbij gradueel meer functionele oefeningen toegevoegd worden, kunnen een alternatief zijn als powertraining niet geschikt is. De Wereldgezondheidsorganisatie raadt momenteel aan om ouderen twee of meerdere dagen per week aan krachttraining te laten doen.28 Hoewel een trainingsfrequentie van 2-3x/week het hele jaar door ideaal is, kan het ook nuttig zijn om een meer intense trainingsperiode, zoals een trainingscyclus van 6 maand met achtereenvolgens de periode van familiarisatie, van hypertrofie en kracht, en van power en functionaliteit, af te wisselen met een minder intense periode die gericht is op het behoud van trainingswinsten. De minimale dosis van krachttraining die nodig is om dit behoud te garanderen, moet nog van naderbij onderzocht worden. Wel is 7 Spierhypertrofie bij ouderen: is krachttraining aan hoge belastingen noodzakelijk? FaBeR – KU Leuven – april 2015 reeds aangetoond dat krachttraining aan een frequentie van 1x/week voldoende kan zijn om krachten spiermassawinsten te behouden gedurende 24-36 weken na een 12-16 weken durend krachttrainings29,30 programma. 7. Eindconclusie Spierkracht en spiermassa daalt met het ouder worden, maar krachttraining kan beschouwd worden als een geschikte methode om deze dalingen tegen te gaan. De wetenschappelijke studie die besproken werd in dit artikel toont aan krachttraining aan hoge of lage belasting tot spiervermoeidheid even effectief is om spierhypertrofie te bekomen. Hiermee onderstreept deze studie dat de huidige trainingsfilosofie, waarbij hogere belastingen als superieur beschouwd worden voor hypertrofie, in vraag gesteld of op zijn minst genuanceerd moet worden. Krachttraining aan lage belasting is waardevol bij ouderen als alternatief voor krachttraining aan hoge belasting. Naast krachttraining zullen ook uithoudingstraining en voeding een belangrijke rol spelen in het behoud van spierkracht, spiermassa en functionaliteit op latere leeftijd, maar deze thema’s vielen buiten de scope van dit artikel. 8. Referenties 1. Deschenes MR. Effects of aging on muscle fibre type and size. Sports Med 2004;34(12):809-24. 2. Delmonico MJ, Harris TB, Visser M, Park SW, Conroy MB, VelasquezMieyer P, Boudreau R, Manini TM, Nevitt M, Newman AB, Goodpaster BH. Longitudinal study of muscle strength, quality, and adipose tissue infiltration. Am J Clin Nutr 2009;90(6):1579-85. 3. Clark DJ, Pojednic RM, Reid KF, Patten C, Pasha EP, Phillips EM, Fielding RA. Longitudinal decline of neuromuscular activation and power in healthy older adults. J Gerontol A Biol Sci Med Sci 2013;68(11):1419-25. 4. Melton LJ, Khosla S, Crowson CS, O'Connor MK, O'Fallon WM, Riggs BL. Epidemiology of sarcopenia. J Am Geriatr Soc 2000;48(6):625-30. 5. Janssen I. Influence of sarcopenia on the development of physical disability: the Cardiovascular Health Study. J Am Geriatr Soc 2006;54(1):56-62. 6. Abellan van Kan G, Andre E, Bischoff Ferrari HA, Boirie Y, Onder G, Pahor M, Ritz P, Rolland Y, Sampaio C, Studenski S, Visser M, Vellas B. Carla Task Force on sarcopenia: propositions for clinical trials. J Nutr Health Aging 2009;13(8):700-7. 7. Folland JP, Williams AG. The adaptations to strength training: morphological and neurological 8 Spierhypertrofie bij ouderen: is krachttraining aan hoge belastingen noodzakelijk? FaBeR – KU Leuven – april 2015 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. contributions to increased strength. Sports Med 2007;37(2):145-68. Fleck SJ, Kraemer WJ. Designing resistance training programs. 4th ed. Champaign, IL: Human Kinetics; 2014. National Strength and Conditioning Association. Essentials of strength training and conditioning. 3rd ed. Champaign, IL: Human Kinetics; 2008. American College of Sports Medicine. ACSM's guidelines for exercise testing and prescription. 9th ed. Philadelphia, PA: Lippincott Williams & Wilkins; 2013. American College of Sports Medicine. American College of Sports Medicine position stand. Progression models in resistance training for healthy adults. Med Sci Sports Exerc 2009;41(3):687-708. Frontera WR, Meredith CN, O'Reilly KP, Knuttgen HG, Evans WJ. Strength conditioning in older men: skeletal muscle hypertrophy and improved function. J Appl Physiol 1988;64(3):1038-44. Fiatarone Singh MA, Marks EC, Ryan ND, Meredith CN, Lipsitz LA, Evans WJ. High-intensity strength training in nonagenarians. Effects on skeletal muscle. J Am Med Assoc 1990;263(22):3029-34. Liu CJ, Latham N. Adverse events reported in progressive resistance strength training trials in older adults: 2 sides of a coin. Arch Phys Med Rehabil 2010;91(9):1471-3. 15. Thorstensson A, Hulten B, von Dobeln W., Karlsson J. Effect of strength training on enzyme activities and fibre characteristics in human skeletal muscle. Acta Physiol Scand 1976;96(3):392-8. 16. Henneman E. Relation between size of neurons and their susceptibility to discharge. Science 1957;126(3287): 1345-7. 17. McDonagh MJ, Davies CT. Adaptive response of mammalian skeletal muscle to exercise with high loads. Eur J Appl Physiol Occup Physiol 1984;52(2):139-55. 18. Carpinelli RN. The size principle and a critical analysis of the unsubstantiated heavier-is-better recommendation for resistance training. J Exerc Sci Fit 2008;6(2):6786. 19. Fisher J, Steele J, Bruce-Low S, Smith D. Evidence-based resistance training recommendations. Med Sport 2011;15(3):147-62. 20. Van Roie E, Delecluse C, Coudyzer W, Boonen S, Bautmans I. Strength training at high versus low external resistance in older adults: Effects on muscle volume, muscle strength, and force-velocity characteristics. Exp Gerontol 2013;48(11):1351-61. 21. Vincent KR, Braith RW, Feldman RA, Magyari PM, Cutler RB, Persin SA, Lennon SL, Gabr AH, Lowenthal DT. Resistance exercise and physical performance in adults aged 60 to 83. J Am Geriatr Soc 2002;50(6):1100-7. 9 Spierhypertrofie bij ouderen: is krachttraining aan hoge belastingen noodzakelijk? FaBeR – KU Leuven – april 2015 22. Mitchell CJ, Churchward-Venne TA, West DW, Burd NA, Breen L, Baker SK, Phillips SM. Resistance exercise load does not determine trainingmediated hypertrophic gains in young men. J Appl Physiol 2012;113(1):71-7. 23. Ogasawara R, Loenneke JP, Thiebaud RS, Abe T. Low-load bench press training to fatigue results in muscle hypertrophy similar to high-load bench press training. Int J Clin Med 2013;4:11421. 24. Peterson MD, Gordon PM. Resistance exercise for the aging adult: clinical implications and prescription guidelines. Am J Med 2011;124(3):194-8. 25. Elsangedy HM, Krause MP, Krinski K, Alves RC, Hsin Nery CC, da Silva SG. Is the self-selected resistance exercise intensity by older women consistent with the american college of sports medicine guidelines to improve muscular fitness? J Strength Cond Res 2013;27(7):1877-84. 26. Schoenfeld BJ. The mechanisms of muscle hypertrophy and their application to resistance training. J Strength Cond Res 2010;24(10):285772. 27. Tschopp M, Sattelmayer MK, Hilfiker R. Is power training or conventional resistance training better for function in elderly persons? A meta-analysis. Age Ageing 2011;40(5):549-56. 28. World Health Organization. Global recommendations on physical activity for health, 2010. Retrieved February 22th 2014 from http://whqlibdoc.who.int/publicati ons/2010/9789241599979_eng.pdf?u a=1. 29. Bickel CS, Cross JM, Bamman MM. Exercise dosing to retain resistance training adaptations in young and older adults. Med Sci Sports Exerc 2010;43:1177-87. 30. Trappe S, Williamson D, Godard M. Maintenance of whole muscle strength and size following resistance training in older men. J Gerontol A Biol Sci Med Sci 2002;57(4):B138-B143. 10
© Copyright 2024 ExpyDoc