De leemte is groot aan deze desk

6
zaterdag 21 maart 2015
zaterdag 21 maart 2015
7
Jouw adresboek
Elvis ontmoeten
Triest omdat je er niet meer bent.
Blij dat ik je heb gekend.
En ik zal voor altijd zorg dragen voor je adresboek!
Tot ziens, Peter!
Hoewel Peter voor de algemene pagina’s werkte en ik voor de
regioredactie, waren we toch een beetje buren op ‘Het Laatste
Nieuws’. En zoals dat gaat, knopen buren al eens een praatje
aan. Toen ik zwanger was, informeerde hij naar mijn uitgerekende datum. Toen ik vertelde dat mijn zoontje begin januari
geboren zou worden, begonnen de ogen van Peter te glinsteren.
«8 januari, de geboortedag van Elvis, dat zou mooi zijn», zei hij.
Zijn gezicht lichtte helemaal op toen ik vertelde dat ik op
16 augustus geboren ben, de dag dat Elvis overleed. «Als je bevalt
op 8 januari maak ik er een reportage over», lachte hij.
Het is maar een kleine anekdote, één van de vele korte gesprekjes die ik met Peter had. Maar nu is er alleen nog de lege stoel aan
het eiland naast mij. Peter, hopelijk mag je Elvis daarboven
ontmoeten...
Uitleg
We hebben allemaal al honderd keer naar
Marc Van Ranst gebeld en behalve honderd
keer braaf de cijfers genoteerd plus de titel
‘Wel epidemie’/‘Geen epidemie’/‘Bijna
epidemie’ al naargelang, ook honderd keer
vermeld dat griep ook dodelijk kan zijn. Pro
forma. Volledigheidshalve. Want ja, dat cijfer
is klein. Niet te verwaarlozen, maar klein.
Bejaarden worden wel eens geveld door
griep. Of, uitzonderlijk, een kind. Waar we
dan stukken over schrijven. Geen beer van
een vent. Geen collega. Niet jij, Peter.
En nu ben je er zelf
niet meer op je 48
Peter,
je was mijn allereerste vriend op de redactie. In maart 2006 kwam ik
er als verlegen groentje aangewaaid om stage te lopen bij onze
krant. Gelukkig kwam ik terecht aan jouw eiland, pal tegenover je.
Je hebt je eigenlijk wat ontfermd over mij. Me meegenomen naar de
refter om te gaan eten, mee gesakkerd over die onnozele kortjes die
ze me elke dag lieten maken. Maar vooral: me tips gegeven waar ik je
nog altijd dankbaar voor ben. Eén ervan: ‘gevoelige stukken nóóit
opsturen maar voorlezen aan de telefoon’, staat al jaren op kop.
De dag was een pak saaier als jij op het veld aan het werk was, want
jij kon al even subliem vertellen als schrijven. Toen ik na mijn stage als
freelancer begon, schoof je me nu en dan ook wat opdrachten toe
vanuit de Elvis-fanclub. Schreef ik een blogstukje, dan stuurde ik je
altijd een berichtje, opdat je ’t zou lezen. Je was mijn grootste
blogfan, of je deed toch verdraaid goed alsof. Je was súperenthousiast over mijn eerste boek en bent het meteen gaan kopen.
Ik het jouwe natuurlijk ook, en we zouden elkaars exemplaren
signeren. Het is niet meer gelukt, en daar heb ik nu spijt van.
Ik heb niet alleen spijt, ik ben vooral boos. Het is niet eerlijk, je was hier
helemaal nog niet klaar. Ik kan niet stoppen met denken aan het feit
dat je destijds medelijden met mij had omdat mijn moeder gestorven
was op haar 48ste. Veel te jong, en je was ervan aangedaan, ik zie het
je nog zeggen. En nu ben je er zelf niet meer op je 48. Het zal zo raar
aanvoelen, de krant openzwaaien en geen heerlijk vlot geschreven
pano’s van jou meer kunnen lezen. Gelijk waarover het ging, je kón ze
gewoon niet overslaan.
Peter, je zal altijd mijn ‘maestro’ blijven. En niet alleen die van mij.
De leemte
is groot aan
deze desk
Zomaar doodgaan in een paar dagen, dat kan
toch niet. Het is de ochtend nadien op de
redactie en heel de tijd denk ik dat jij hier zo
meteen gewoon terug binnenstapt en zegt,
met je wat hese stem en in de verte dat licht
Molse accent: «Neen, dat kan inderdaad
niet.» En dat je even uitlegt in jouw stijl,
snel, duidelijk, accuraat en zelfverzekerd,
BEGAAN
Toegegeven. Ik heb wel een keertje gevloekt.
Wanneer ik met de late dienst in Kobbegem zat,
zo één van die hectische avonden meemaakte —
aan twee stukken tegelijk aan het schrijven en
ondertussen ook nog zorgen dat je de laatste
Belga niet mist — en jij dan midden in dat rush
hour belde. Of ik eens snel kon kijken op welke
pagina jouw stuk was beland. «Wacht, Peter.
Secondje. Wat is de filenaam? Ha, hier heb ik het
al.» En als het dan pas op de vijftiende bladzijde
was, klonk er teleurstelling door in je stem. «Het
is toch boeiender dan dat?»
Zelf schreef ik meestal over zó verafgelegen
gebeurtenissen dat ik zelden voor die vijftien
belandde. En dus dacht ik weleens: «Lig jij
daar nu echt wakker van?» Maar dan vroeg jij:
«Is het tenminste toch mooi gelay-out?» En
wist ik weer: hier hangt er eentje aan de lijn
die gewoon heel erg begaan is met zijn werk
en daar terecht ook wat weerklank voor wil.
De verhalen die jij plukte van tussen de
mensen, verdienden absoluut een
prominente plaats.
Soms lukte het jou zelfs om een meeslepend
artikel te puren uit een reportage die eigenlijk
finaal in de soep was gedraaid. Ik herinner me
die keer dat jij naar mijn geboortedorp
uitgerukt was. Een dorp waar amper verharde
wegen naartoe lopen, om het ietwat overdreven te zeggen. Maar een dorp alleszins
waarin er heel mijn jeugd lang nimmer of
nooit iets gebeurd is dat een krantenkop
waard was. Op die ene keer na, toen een
stroper een jachtopziener neergeknald had.
Jij moest er naartoe omdat er godbetert klachten over hangjongeren waren. Man, man, wat
stelden ze zich daar eigenlijk voor? Maar toen
jij er de sfeer ging opsnuiven, bleken je onderzoeksobjecten ineens toch wel zó dreigend
dat je het op een lopen moest zetten om snel
weer in je auto te duiken. Ik heb het geamuseerd zitten lezen. Je had indertijd nog
wel wat van buik mee te dragen en ik stelde
mij het tafereel voor. Lang was je dus niet ter
plekke gebleven en veel interview was er niet
aan, maar het werd wel een meeslepend stuk.
«I love my job.» Die woorden zullen nog vaak
geciteerd worden als jouw laatste publieke
statement. Je had gelijk en de job hield van
jou. Zo moeten we dat blijven onthouden. Dat
zullen we doen.
Iemand is een bloem op je bureau komen leggen. Zo komt even
een beetje kleur terug. Mooi, maar verwelkt tegen het eind van
de dag. Zoals jij: geveld in de fleur van je leven. Al zovele keren
heb ik geschreven hoe zwaar griep kan uithalen. Maar toch niet
naar deze ‘beer’ van mijn geboortejaar? De leemte is groot aan
deze desk. Nog meer op de redactie. En al zeker bij je thuis. Ik
denk aan jullie, beste Sonja, Darja, Natalja en Jesse. Sterkte.
Achter mij, op je desk die nu leeg is, heeft
iemand een narcis neergelegd. Naast de
stekker van je MacBook die nog ingeplugd is
en waar je je naam hebt opgeschreven — die
dingen worden constant gepikt, da’s waar,
ook dat zijn collega’s, Peter. Ik zag niet wie
het was, van die bloem. Ik leg er in gedachten
een bosje bij. Er liggen er zo al veel.
Dag, Peter. Dag.
We zullen je hier hard missen.
Kleine dingen
#lovemyjob. Zoals jij je laatste post op Facebook afsloot, Peter.
Maar vandaag ben ik met lood in de schoenen de redactie
binnengestapt. Op naar mijn werkplek, naast jouw bureau.
Waar nog naamkaartjes van je rondslingeren en het stroomsnoer van je laptop. En verder: leegte. Verdomde leegte. Nog
niet te bevatten, dat je daar nooit meer zal zijn.
Een tiental dagen geleden zaten we hier voor het laatst naast
mekaar. Je vertelde enthousiast over je plannen voor alweer
een boek, over Ann Christy. Reportages en boeken, niemand
van de collega’s hier die ze in jouw tempo pennen kan. Niemand
op deze werkvloer die zo hevig ‘in de flow’ zat als jij, de laatste
jaren. «Peter krijgt hulp van Elvis», lachten we wel eens. Zeker
toen je het voor mekaar kreeg dat de paus je ontving en ook
nog een boodschap meegaf voor onze lezers. Je bleef ons verbazen met grootse verhalen. Evengoed zei je enthousiast ‘ja’
voor klussen waarmee je helemaal niet in de kijker loopt. Het
kopstuk dat aan het eind van de werkdag werd besteld. Je nam
het van me over omdat ik al een afspraak had om die avond te
gaan lopen. En ondanks de hoge toppen die jij professioneel kon
scheren, was je begaan met collega’s voor wie het even minder
vlotte. Je deed een bemoedigend woordje, toonde je bezorgd
om de goede sfeer. Bedankt, voor dat alles.
hoe het dan wel zit.
Jan naast me verwacht net hetzelfde. Ingrid
naast jou. Guy schuin tegenover jou. En
iedereen die hier verweesd zit te zitten. We
zouden het althans hopen.
Journalisten
sterven niet
Journalisten sterven niet,
ze zetten slechts een punt
achter een nooit geschreven zin
eens zij de laatste deadline
hebben overschreden
en de snelheid van het leven
hen met stijve vingers achterlaat.
Want schrijven blijven ze,
ook al vallen hart en hersens stil,
zij gaan in duizend hoofden door
met verhalen die
de tijd doorstaan
hun zweet voedt blijvend inkt
aan ruw papier.
Weet dat
wanneer de aarde hen dan toch
met tegenzin bedekt,
hun naam voor altijd
als een echo tussen bergen
tere kranten
zal weerklinken.
(Vrij naar Willie Verhegghe, ‘Renners sterven niet’)
Dag Peter,
je was al twintig jaar mijn collega
en je had het ook de komende
twintig jaar nog moeten zijn.
Maar plots is jouw plaats leeg,
hier tegenover me op de redactie.
Waar jouw laptop zou moeten
staan, liggen nu twee afscheidskranten. En een paasbloem. Een
beetje verwelkt al, dat wel, maar
het blijft een mooi gebaar.
Geen idee hoe ik moet omschrijven hoe hard we je zullen missen.
Ik — die mijn brood verdien met
schrijven — zit plots verlegen om
woorden. Het is gewoon te moeilijk. Niet te vatten. Onwezenlijk.
We zullen je missen. En het gemis
zal in kleine dingen zitten. De
héél kleine dingen. Ik moet er
steeds maar aan denken hoe je al
maandenlang de telefoon van
mijn bureau grabbelde als je
dringend wou bellen. Zodra het
gesprek beëindigd was, putte je je
steevast uit in excuses en mompelde je iets over ‘de technische
dienst die je dringend moest
contacteren om jouw eigen
exemplaar te laten repareren’. Ik
moest dan altijd even glimlachen.
Want je ondernam geen actie om
jouw toestel te laten fiksen.
Nooit. Daar had je immers geen
tijd voor, tussen al je mooie
reportages, je passie voor Elvis en
je vakbondswerk door.
En dan, een week of twee
geleden, raakte je telefoon als bij
wonder toch nog hersteld. Die
staat hier nu werkeloos op je
bureau en herinnert me alleen
nog aan het grote gemis.
Het verdriet zit in kleine dingen.
Zo is het altijd geweest.
Dag, Peter.
Het ga je goed.