Openbaar bestuur : beleid, organisatie en politiek

Openbaar bestuur : beleid, organisatie en politiek
Bovens, M.A.P.
Hoofdstuk 1: de wereld van het openbaar bestuur de jaren ’90: door asielzoekersstroom problemen voor overheidsinstellingen, met name:
•
•
•
Justitie en Volksgezondheid
Welzijn en Sport
provincies en gemeenten
beleid van omringende landen invloed op situatie Nederland (tolerantieniveau) de
regering verscherpte de condities (maar tevergeefs):
•
•
•
•
•
•
•
•
Vreemdelingenwet
snellere besluitvorming asielverzoeken
Europese afspraken voor een betere onderlinge samenhang
Vreemdelingenzaken zelfstandiger ] Immigratie / Naturalisatie Dienst
opvang en begeleiding door Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
centra voor allereerste opvang en afwijzing en regionale verblijfscentra
gemeenten quota toegewezen
2001: nieuwe Vreemdelingenwet: vooral aanpak illegaliteit
goed bestuur is afhankelijk van verstandige politiek en bestuurlijke keuzes en van
professioneel opererende en soepel samenwerkende organisaties
•
•
•
variëteit van organisaties
departementen, provincies, gemeenten, waterschappen, gemeentelijke diensten,
Nederlandse ambassades in het buitenland, penitentiaire inrichtingen, zelfstandige
bestuursorganen
verscheidenheid van activiteiten
paspoorten, uitkeringen, voedselkeuring, jacht, opvoeding, literatuur, geboorte,
misdaad, seksualiteit, vredesmissies: stimuleren, beschermen, afschaffen, aan
regels binden, preventief, reagerend
verschillende niveaus
o lokaal (gemeenten)
o regionaal (politie)
o provinciaal (provincies)
o nationaal (regering, departementen)
o Europees (organen Europese Unie)
o internationaal (NAVO, VN)
Ned. is een gedecentraliseerde = gemeenten en provincies belangrijke stem
eenheidsstaat = uniform bestuursstelsel met duidelijk primaat van de landelijke overheid
•
vage grenzen
openbaar bestuur ] geheel van organisaties en activiteiten gericht op besturing van
de maatschappij (ook: overheid, staat). openbaar slaat op de reikwijdte.
besturing [ richting geven, koers uitzetten, beslissingen
beslissingen ] wat en hoe bewerkstelligen. Beslissingen hebben een bindend
karakter op een bepaald grondgebied
overheidsorg. ] politiek bestuur ( gezagsdragers met verschuldigde
verantwoording aan democratisch gekozen vertegenwoordigende organisaties) en
ambtenaren (benoemde functionarissen ondergeschikt aan leiding voor bijstand en
uitvoering)
maatschappelijk ] tussen overheid en burgers. De overheid en het middenveld
maatschappelijk middenveld zijn krachten binnen de publieke sector
Zie ook schema’s blz. 20, 23 en 24
het ambivalente bestuur ] spanningsveld normen en verwachtingen bestuurders
Democratie: de responsieve overheid
volkssoevereiniteitsbeginsel: uit naam van het volk besturen
Democratie bepaald door electorale politiek en
maatschappelijke initiatieven
MAAR:
•
•
kabinetsformatie = gesloten proces (niet per se gelijk verkiezingsuitslag)
burgemeesters meestal benoemd en niet gekozen (betrokkenheid van burgers)
Rechtmatigheid: de behoorlijke overheid belangrijke monopolies ] belasting heffen,
wetten maken, recht spreken,
Daarom inperking en controle nodig door het recht (in naam van de wet)
m dominante normen en waarden (volk)
Ook ombudsmannen hebben een zekere invloed
Spanningen rond het rechtmatigheidvereiste:
•
•
•
individuen houden zich niet aan regels (fraude, corruptie)
regels als obstakel voor maatschappelijke problemen oplossen
spanningen binnen het recht: bescherming versus sturing
Doeltreffendheid en doelmatigheid: de presterende overheid
probleembepaling varieert in tijd, plaats, per stroming en organisatie
doeltreffendheid (effectiviteit) = behaalde vooraf geformuleerde doelstellingen
doelmatigheid (efficiency) = doeleinden met zo weinig mogelijk middelen bereiken
Integriteit: de onkreukbare overheid
•
•
•
niet omkoopbaar
geen misbruik van machtspositie
niet afwijken van ethische (beroeps)normen
DAAROM: actief integriteitbeleid (meldpunten, klachtenlijnen, Ombudsmannen)
Er is een aantal spanningsvelden voor een goed bestuur in onderlinge samenhang (VB in
boek):
•
•
•
•
doelmatigheid versus rechtmatigheid (blz. 31)
democratie versus rechtmatigheid
democratie versus doelmatigheid binnen deze polen opereren
integriteit versus democratie
Huidige verschijningsvorm openbaar bestuur heeft een hele geschiedenis (= dus
dynamisch)
wortels in de Republiek der Verenigde Nederlanden (1648-1795)
•
•
•
•
•
klein ambtelijk apparaat (200 a 400): politieke bestuurders (regenten) uitvoering
zelf, de rest door provincies en gemeenten zelf
geen centrale overheid (macht bij de 7 provincies)
stadhouder en Staten-Generaal klein secretariaat
besluitvorming gebaseerd op consensus en pragmatisch
grote mate van zelfregulering door lokale organisaties (gilden, waterschappen,
kerken) = voorloper maatschappelijk middenveld
1795: Bataafsche republiek en 1814: Koninkrijk der Nederlanden
•
•
•
•
•
intrede eenheidsstaat: macht provincies en steden ingeperkt tot een centraal
overheidsapparaat
nationale wetboeken en centrale staatsorganen voor rechtelijke macht (Ned. bank,
Alg. Rekenkamer, ministeries van algemeen bestuur)
eerst sterk monocratisch (Koning Willem 1)
langzaam naar constitutionele democratie met een symbolisch koningschap
actieve handelspolitiek en begin infrastructuur
midden 19e eeuw
•
overheid beperkt zich onder invloed van de liberale stroming tot
nachtwakerstaken: buitenlandse zaken, defensie, koloniën, justitie, binnenlands
bestuur, financiën (slechts zo’n 1000 rijksambtenaren)
vanaf 1870
•
•
•
•
•
•
•
meer overheidsingrijpen door industrialisatie: naast de klassieke
nachtwakerstaken ook meer verzorgende en dienstverlenende taken
nutsbedrijven in de grote steden (gas, water, riolering, telefoon, openbaar vervoer)
door stedengroei en ontstaan krottenwijken planologisch en huisvestingsbeleid
door grote armoede armenzorg, arbeidswetten, arbeidsinspecties, sociale
verzekeringen
door ziekten gezondheidszorg en onderwijs
opleidingseisen en salarissen stijgen, vaste rangen, fulltime ambtelijk werk
ontstaan vakministeries (Verkeer en waterstaat, Landbouw, Volkshuisvesting)
1929
•
beurs Wall Street stort in (Ned. economische crisis en er volgde de jarenlange
depressie)
1930-1973: groei verzorgingsstaat
•
•
•
invloed econoom Maynard-Keynes (overheid cruciale rol stimuleren
bedrijvigheid in economische crisis): erkenning dat overheid markt impulsen
moest geven:
o vraag consumptiegoederen verhoogd
o werklozen moeten inkomen krijgen (= stimulatie consumptie en
kapitaalinvesteringen)
start grootschalige werkgelegenheidsprojecten
economie herstelde, ook door oorlogsdreiging (wapens)
na WO II
•
Keynesiaanse visie domineerde:
o centrale rol overheid in wederopbouw
o bewaking stabiliteit economische groei
o stimulering bedrijvigheid
o beheersing lonen en prijzen
o overheid beschermt totale bedrijfstakken tegen concurrentie en
prijsschommelingen
o wegen, telefoonnet, gas, elektriciteit, water
o bestaanszekerheid gegarandeerd (welzijn, onderwijs, gezondheidszorg,
cultuurvoorziening
1973-1982 (crisis)
•
•
•
’70: kritiek op verzorgingsstaat: moeite met vooruit zien
1973: oliecrisis en stagnatie wereldeconomie
4 problemen:
o interne complexiteit overheid
ƒ fijnmazige verdelingen
ƒ meer energie zichzelf besturen
ƒ specialistische verkokering
ƒ overheid in zichzelf gekeerd
o organisatie beleidsuitvoering
ƒ niet in Den Haag maar elders, minder uniform
ƒ beleid te algemeen geformuleerd en veel eigen interpretaties
daarvan
o tegenvallende beleidsresultaten
ƒ doelstellingen niet gehaald
ƒ te tolerante uitvoeringen
ƒ oplossing ene probleem roept ander op
o oplopende kosten
ƒ grotere omvang overheidsapparaat
ƒ meer mensen in verzorgingsstaat
ƒ babyboomers en vrouwen op arbeidsmarkt
ƒ vergrijzing
ƒ meer werkzoekenden, arbeidsongeschikten
1982-heden (hervorming)
•
•
•
•
•
•
•
•
•
ontstaan herbezinning mogelijkheden overheidssturing
beperking bemoeienis economie (bedrijvigheid verminderd door regels,etc.).
Deregulering dus.
wel normen stellen voor wat er bereikt moet worden, maar niet hoe
volkshuisvestingsbeleid naar gemeenten en corporaties
van wet - en regelgever naar raadgever, partner en marktpartij
gevaar nalatigheid
financiële hervormingen: bezuinigingen
o begrotingstekort terugdringen
o efficiency winst (verzelfstandiging, privatisering)
bestuurlijke vernieuwingen: afstand overheid en burger (geen lokettencultuur,
openingstijden aangepast aan werktijden, ontvangstruimten, homepage).
Werktempo overheid vergroten, organisatie besluitvorming aanpassen (naar
gemeenten)
internationale afstemming
Hoofdstuk 2: de wereld van de bestuurskunde Bestuurskunde ideeën over inrichting en werking publieke sector (politieke debat
openbaar bestuur: adviezen of bestuurlijke functies)
smalle opvatting
•
•
•
•
•
•
functioneren van overheid, vooral ambtelijk apparaat
onderscheid politiek en bestuur (beslissingen nemen en uitvoeren) aandacht voor
uitvoeringsproces
managementwetenschap: verbeteren machinerie overheid
geen discussies over inhoud beleid, maar de uitkomsten daarvan moeten het
uitgangspunt zijn
binnenkant openbaar bestuur (relaties met ambtelijk apparaat)
onderzoek naar verdeling van taken en bevoegdheden tussen individuen en
onderdelen van organisatie, en de wetten, regels en procedures van de werkwijze
en onderlinge verhoudingen binnen de organisatie
ruime opvatting
•
•
•
niet alleen overheidsbureaucratie en gezagdragers, maar ook semioverheidsinstellingen en particuliere organisaties met publieke taken
laatste jaren de overhand: veel verzelfstandigd en geprivatiseerd: belangrijke
beslissingen buiten politiek circuit en internationaal
rol informele aspecten: praktijk
invloed andere disciplines
•
recht
belang rechtsregels als ordeningskader relaties burger en bestuur en
bestuurslagen en –organen
economie
o inzicht organisatie en werking overheidsfinanciën
o impulsen ontwikkeling theorieën
sociologie
o denken over organisaties en ontwikkeling, stabilisatie en teruggang
verzorgingsstaat
psychologie
o inzicht beperkte infoverwerking en rol driften, emoties en
interpersoonlijke verhoudingen (perfecte rationaliteit is onmogelijk)
politieke filosofie
o denken over plaats, functie en inrichting overheid
o spanningsveld democratie en bureaucratie
o
•
•
•
•
•
politicologie
o kritisch verhouding politici en ambtenaren bekijken (de vierde macht)
o antropologie
ƒ specifieke omstandigheden in het niet-westen
ƒ culturele factoren op gedrag
Hoe omgaan met deze bronnen?
Visie 1 bestuurskunde als zelfstandige discipline
•
•
eigen ideeën, methoden en resultaten
lange historie, dus discipline binnen de sociale wetenschappen
visie 2 bestuurskunde als integratiewetenschap
•
•
•
bescheidener, maar pretentieuzer
overplanten van kennis is noodzakelijk
pretentie: bestuurskundigen hebben de middelen de relatieve waarde van veel
kennis vast te stellen (is nog niet het geval)
Welke producten levert de bestuurskunde?
•
•
•
•
beschrijvingen descriptie
verklaringen empirische analyse
beoordelingen normatieve analyse waardeoordelen
voorstellen prescriptie aanbevelingen
Wat zijn de doelstellingen?
•
toepassingsgerichtheid (praktische betekenis)
bestuurskunde ] streven naar toepassingsgerichtheid, meer betrokkenheid
bestuurswetenschap ] kritische, afstandelijke waarnemers
toepassingsgerichtheid door:
•
•
actuele problemen bestuderen
wisselwerking bestuurlijke praktijk
betrokkenheid mag geen inkapseling ofwel coöptatie worden: te nauwe betrekkingen
historisch overzicht
Oudheid
•
•
pogingen tot een systematisch inzicht van bestuur te komen
accent op morele en politieke vraagstukken rond rechtvaardiging en gebruik
openbare macht
Middeleeuwen
•
•
•
•
•
opkomst centrale staten: stimulans bestuurskundig denken
omvang staatstaak groeit, zo ook omvang en complexiteit staatsapparaat
meer geschreven stukken en officiële stukken
ontwikkeling rechtssystemen, rechtsgeleerden werden belangrijke adviseurs
internationale vergelijkingen
18e eeuw
•
•
•
•
•
toenemende behoefte aan juridische, financiële en bestuurlijke deskundigheid
belastingheffing geprofessionaliseerd: ontwikkeling bevolkingsadministratie
meer economische statistieken bijgehouden
opleidingscentra klerken, bestuurders en rechters
kameralistiek: Pruisische koning Frederik Willem I
o de verwerving van systematische info over rol bestuur in de maatschappij:
staat niet allen recht scheppen en handhaven, maar ook collectieve
welvaart bevorderen: mengeling geschiedschrijving, eigen waardeoordelen
vuistregels
19e eeuw
•
•
•
•
•
stagnatie ontwikkeling van deze proto-bestuurskunde, het ging nu om het
ontwikkelen van een stelsel van rechtsbescherming tegen de overheid
uitoefening publieke macht gekoppeld aan rechtsbeginselen en regels: geen macht
zonder bevoegdheid, geen bevoegdheid zonder verantwoordelijkheid
juristen in plaats van kameralisten
formeel-juridische benadering de overhand
in Engeland nog wel steeds bevordering van de deskundigheid van het ambtelijk
apparaat (koloniën) (Nortcote-Trevelyan rapport)
rond vorige eeuwwisseling
•
•
•
•
•
VS (Wilson, Goodnow): onderscheid politieke (uitzetten koers, beslissingen wat
te bereiken, ideologie, strijd, onderhandeling) en bestuurlijke kanten (uitvoering
van beslissingen)
de dagen van het spoil system: posities, overheidscontracten en vergunningen
voorbehouden aan partijgenoten, sponsors en vrienden van de gezagsdragers
bestuurskunde moest managementwetenschap worden
in Europa later ontwikkeld: negentiende-eeuwse juridische traditie bleef lang
heersen: rond eeuwwisseling meeste ambtenaren door deskundigheid
Max Weber: inspirator Europees denken over overheidsorganisaties
Het ambtelijk apparaat ontwikkelde zich tot zo’n deskundige en efficiënte organisatie dat
zij de gezagsdragers kon gaan bedreigen
•
problematiek grootstedelijk bestuur een ander impuls: sterke groei, maar veel
sociale problemen: noodzaak professionalisering bestuur
na WO II
•
•
•
•
•
•
tijdens wederopbouw werden beperkingen van slechts een juridische benadering
duidelijk: combinaties
ontwikkeling bestuurskundeopleidingen (École Nationale d’Administration)
VS: bestuurskunde al in begin 20e eeuw een groei-industrie: nu concurrentie van
de moderne policy sciences
’80: ideologische discussie over taken kwaliteit van overheid en organen
Europa: in Engeland bleef bestuurskunde ingebed in politicologie, maar nu
zelfstandiger
Ned. : na start in 1928 in ’70-’80 in bloei als zelfstandige wetenschap
De ontwikkelingen van het vakgebied
als sedimentatie: opeenstapeling ] oudere lagen niet meer waarneembaar, maar
verdwijnen niet. 4 lagen te onderscheiden:
1. orthodoxe laag
o openbaar bestuur verbeteren door ontwikkeling wetenschappelijk
onderbouwde managementtechnieken
o uitgangspunt is scheiding politiek en bestuur
o bestuur = politiek neutraal instrument voor algemeen belang voor
uitvoering van democratisch, politieke beslissingen (doeltreffend,
doelmatig)
o bestuurskunde bedrijfsleer voor overheid (White)
o bestuurskunde geïnspireerd door Taylor (scientific management)
ƒ observaties naar arbeidsproductiviteit om die te verhogen
ƒ inspiratiebron voor Gulick en Fayol
2. empirisch-analytische laag
o werkelijkheid bleek complexer en bevatte meer spanningen
o sceptischer over mogelijkheid algemeen toepasbare principes
o invloed positivisme: niet met normen, maar met empirische feiten bezig
zijn
o gedrag zo objectief mogelijk beschrijven en verklaren vanuit algemene
wetmatigheden
o Simon: aanval orthodoxe laag
o minder aandacht formele structuur, maar hoe organisaties en beslissingen
tot stand komen
o openbaar bestuur niet meer gezien als één organisatie met verschillende
onderdelen, maar als samenstel van een groot aantal organisaties, het
gedrag op elkaar af gestemd
veel empirisch onderzoek
opkomst van de beleidswetenschap: ’60 explosieve groei verzorgingsstaat
maatregelen om sociale problemen op te lossen (wetten,
beleidsprogramma’s)
behoefte aan planmatigheid en doeltreffendheid: bestuurskunde richtte
zich op beleidsanalyse
3. de normatief-politieke laag
o ’60: scheiding politiek en bestuur onder vuur
o meer interesse ambtelijke macht (steeds meer invloed)
o groeiende bezorgdheid a-democratie: politiek slecht controleerbaar
o pleidooi minder instrumentele bestuurskunde: te ver verwijderd van
maatschappelijke en politieke context van het openbaar bestuur
o inzetten voor bevordering democratische waarden (openheid,
responsiviteit, billijkheid)
o ’70: verzorgingsstaat in de problemen: beleidsevaluaties vaak negatief
ƒ doelstellingen niet gehaald, besteding ondoelmatig, druk
economische crisis
o pijnlijke keuzes noodzakelijk: verdeling van schaarste in plaats van
verdeling welvaart
o organisatie en werkwijze steeds meer zelf als oorzaak problemen gezien
4. nieuw publiek management
o ’90: ontwikkeling neo-orthodox denken over nieuw publiek management
(Osborne, Gaebler)
o oude benaderingen in eigentijds jasje
o scheiding politiek en bestuur herleefde
o blauwdrukbenadering weer terug
o taak- en rolverdeling tussen overheden en andere partijen herijkt
o publieke vraagstukken niet per definitie voor de overheid
o overheid moet zakelijk zijn: goed georganiseerd, nuchter over rol,
creativiteit, doeltreffendheid en doelmatigheid
o
o
Hoofdstuk 3: sturing en beleid in openbaar bestuur Sinds ’80: ] nadruk terugtred overheid:
•
•
•
bezuinigingen
regelvermindering
decentralisatie
] opleving marktdenken: publieke problemen oplossen via
prijsmechanisme van vraag en aanbod i.p.v. politiek-bestuurlijke mechanisme van
overheidsinterventie
Sinds ’90: ] van terugtred naar liberalisering: zelf vraag en aanbod van goederen of
diensten op elkaar afstemmen, de overheid organiseert en ziet toe
sturing = overheid bevordert afstemming doen en laten van burgers en maatschappelijke
organisaties
•
•
minimale vorm: sociale orde in stand houden: vreedzaam en voorspelbaar
maatschappelijk verkeer
ambitieuzer: verandering onderdelen sociale orde
Ook andere groepen kunnen sturen: maatschappelijke zelfsturing
•
•
•
•
•
maatschappelijke zelfsturing = groeperingen dragen waarden uit, lossen
problemen op en benutten kansen zonder overheidsinterventie
bedrijven, belangenorganisaties, actiegroepen, sociale bewegingen, kerken, etc.
minder mogelijkheid dan overheid terug te vallen op een wettelijke taak en positie
soms meer hulpbronnen: geld, deskundigheid, contact, sociale steun, gebruik
maken van anti-overheidsstemming
VB: woningbouwverenigingen
sturing wisselwerking overheid en middenveld
•
•
•
doelstellingen overheid en maatschappelijke organisaties vaak parallel
wederzijdse aanvullende middelen en invloedsmogelijkheden
daarom vaak samenwerking: overheid grote lijnen, organisaties de concrete
invulling
marktmechanisme
•
•
marktmechanisme = bij voldoende concurrentie tussen aanbieders van goederen
en diensten: keuzevrijheid consumenten
zo ontstaat een optimaal niveau van productie en een efficiënte maatschappelijke
allocatie van middelen: markt stuurt dus niet doelgericht, maar schept een situatie
voor spontaniteit
Zonder overheid sprake van ongecontroleerde machtsuitoefening, recht van de sterkste,
marktimperfecties
welvaartstheorie ] visies op redenen en beperkingen overheidssturing
reden 1: preventie monopolies en kartels
problemen markt
•
•
•
concurrentie garandeert kwaliteit voor de consument
natuurlijk evenwicht verstoord door monopolie of kartels: ontstaan vooral door
overname van concurrenten, fusering en het sluiten van
samenwerkingsovereenkomsten. consumentensoevereiniteit aangetast, zodat de
aanbieders de belangrijkste troeven in handen hebben
concurrentie moet hoe dan ook in stand gehouden worden
problemen overheidssturing
•
steun beginsel consumentensoevereiniteit, maar ook geneigd kartels door de
vingers te zien
reden 2: productie collectieve goederen
beperkingen markt
•
•
•
•
collectieve goederen kunnen door iedereen gebruikt worden, niemand kan
daarvan worden uitgesloten: is economisch niet erg aantrekkelijk
voorbeeld = defensie (in vredestijd geen animo) infrastructuur (wel gebruik, geen
geld)
freeriding = wel ervan profiteren , maar er iet aan meebetalen omdat anderen dat
wel zullen doen
in dit soort situaties is overheidsoptreden gewenst: belastingheffing
problemen overheidssturing
•
•
er zijn maar weinig zuiver collectieve goederen (NS)
dan vaak besloten tot privatisering en concurrentie
reden 3: regulering externe effecten
beperkingen markt
•
•
•
•
vrije markt stimuleert een omvangrijk aanbod
negatieve effecten: vervuiling en risico’s, slechte arbeidsomstandigheden
individuele producenten kunnen kosten dikwijls op de maatschappij afwentelen
en dus zichzelf niet beperken: overheidsoptreden is nodig om de marktwerking te
reguleren
vooral bij milieuvervuiling
problemen overheidssturing
•
door overheidsinterventie problemen voor bedrijfsleven: verhoging kosten,
mogelijke schading concurrentievermogen (vb: mestbeleid) + mogelijk uit de
internationale markt + bureaucratisering (weinig coördinatie).
reden 4: beheersing merit goods
beperkingen markt
•
•
wenselijk geacht bepaalde goederen toegankelijk te maken voor een breed publiek
(VB: cultuurproducten). Stimuleren met bijv. subsidies. Overheid bemoeit zich
hier vanuit allocatie – en verdelingsmotieven met de marktwerking.
Bepaalde producten beperken, wat onwenselijk (alcohol, tabak). Ontmoedigen.
problemen overheidssturing
•
overheidsbeslissing om goederen en diensten niet geheel aan de vrije markt over
te laten is een politieke afweging. Onvoorspelbaarheid in zigzagbeleid en
onbedoelde effecten. Mogelijke grootscheepse regelontduikingen, criminaliteit.
reden 5: compenseren verdelingseffecten
beperkingen markt
•
markt produceert maatschappelijke ongelijkheden = scheve verdelingseffect. Ter
compensatie neemt de overheid maatregelen en stimuleert zij zelforganisatie. VB:
progressief belastingsstelsel, openbaar onderwijs, subsidies.
problemen overheidssturing
•
verzet belastingbetalers, adviseurs. Wetten nodig. Meer timide burgers schieten er
eerder bij in.
Zie schema op blz. 81.
beleid voornemens, keuzes en acties van een of meer bestuurlijke instanties gericht op de
sturing van een bepaalde maatschappelijke ontwikkeling (concretisering van sturing)
•
•
•
•
beleid betreft de concretisering van sturing op specifieke maatschappelijke
terreinen.
politieke verantwoording
positieve connotatie (verstandig en voorzichtig)
beleid is niet per definitie rationeel handelen (machtsuitoefening)
beleidsvorming documentvorming na uitgebreide analyses, besprekingen en
onderhandelingen met veel betrokkenen
•
•
•
informatie verzamelen, analyseren, verspreiden: beslissing
beleidsuitvoering ] omzetting van beleidsvoornemens en politieke beslissingen in
daadwerkelijk bestuurlijk optreden
pas doeltreffend bij onderlinge samenwerking: deskundigheid, bevoegdheid en
middel.
succes: middelen aanwezig en de juiste doelgroep
beleidsevaluatie ] regelmatige beoordeling
•
•
controlerende organen
reflectie op het eigen functioneren
Er bestaan twee bestuurskundige visies op beleid en beleidsprocessen. Hier een
uiteenzetting:
essentie van beleid: rede vs macht
analytische visie
•
•
•
•
•
•
•
•
•
oplossen van problemen, doelgerichtheid en weloverwogen handelen
kort na WOII tot bloei, hoogtepunt ’60 – ’70
poging optreden overheid wetenschappelijk te stoelen
expansie vroeg om verwetenschappelijking voor effectiviteit, efficiency en
legitimiteit
maatschappij is object van sturing door instanties binnen en buiten overheid
gedragingen van burgers, bedrijven en andere maatschappelijke organisatie
doelgericht te beïnvloeden
beleid is product van doelbewuste keuzes
rationele afweging van voor - en nadelen van alternatieve handelswijzen
beslissende keuze door top beleidsvoerende instantie
politieke visie
•
oorzaken voor tegenstellingen in maatschappij
o verschillende posities en verschillende belangen (werkgever en
werknemer)
o conflicten ook gevolg van ideologische, religieuze en culturele verschillen
(abortus, euthanasie)
o steun voor beleid is een eerste vereiste (compromissen)
beleidsproces: orde vs strijd
analytische visie
•
•
•
beleid als een reeks min of meer opeenvolgende fasen (op logische wijze
verbonden)
fasecyclus steeds opnieuw doorlopen, tenzij beëindiging
helpt orde te scheppen in de chaotische opeenvolging van gebeurtenissen
politieke visie
•
•
•
•
•
geen sprake van een scherpe scheiding tussen fasen
permanente en soms chaotische strijd
oplossingen zijn vaak op zoek naar problemen
bij crisis onder hoge tijdsdruk beleid maken
regelmatig wordt beleid niet uitgevoerd: eigen initiatief
beleidsvorming: kennistoepassing vs onderhandeling
analytische visie
•
•
•
•
•
•
•
rationaliteit tot uitdrukking in het proces van beleidsvorming
beleidsvorming = analyseren oorzaken van probleem + ontwikkelen van
alternatieve oplossingen + kiezen oplossing
eerste twee = beleidsvoorbereiding, laatste stap = beleidsbepaling: politieke
wilsvorming
beleidsproblemen geanalyseerd in termen van oorzaak en gevolg: veldmodel
construeren (blz. 89)
maatschappij is geheel van actoren en factoren: met elkaar verbonden in ketens
van oorzaak en gevolg
maakt niet duidelijk hoe de beslissingen tot stand komen
zie schema blz. 91
politieke visie
•
•
•
•
•
aandacht voor het verloop van besluitvormingsprocessen en minder op de stappen
hoe standpunten omgezet in bindende beslissingen?
Meestal resultaten die niet sterk afwijken van de bestaande situatie
Lindblom: overheid ontwikkelt zich in democratische stelsels meestal
incrementeel ( = stukje bij beetje)
sterke invloed politieke krachtveld
beleidsuitvoering: programmering vs voortgezette strijd
analytische visie
•
•
•
•
•
centraal is gedragsbeïnvloeding van de doelgroepen van het beleid
maatschappelijk probleem oplossen door verandering gedrag burgers en
organisaties
keuze voor een instrument is een optimaliseringsprobleem (doelmatig en
doeltreffend)
uitvoeringsorganisaties ook een middel: doelen realiseren
schema blz. 93
politieke visie
•
•
strijd om inhoud van het overheidsbeleid iet alleen tijdens beleidsvorming, maar
gaat door in de uitvoeringsfase (vb: ambtelijke tegenstand. beleid ontwijken:
belastingvlucht, snelheidsovertredingen, zwart werken)
burgers zijn geen gewillige schakels (baten en kosten)
beleidsevaluatie: onderzoek vs opiniering
analytische visie
•
•
beleidsvoering als leerproces (voortdurend aanpassen)
beleidsevaluaties en feedback
politieke visie
•
•
hard gewerkt, weinig behoefte aan evaluaties die teleurstellend kunnen zijn
invloed uitoefenen op de condities van evaluatie
Hoofdstuk 4: beleid en omgeving beleid is een vorm van coproductie ] verschillende overheden en maatschappelijke
organisaties komen overeen zich bepaalde verplichtingen op te nemen
beleid is een vorm van concurrentie ] (machts)strijd
coproductie en concurrentie zijn dus manieren om met de omgeving om te gaan.
Beleidsvoering is zo
omgevingsmanagement geworden ] weten wat er buiten leeft, eigen plaats in krachtveld
kennen, resoluut anticiperen op anderen, omgaan met andere culturen en aanpassing aan
veranderende omstandigheden, politiek en psychologisch onderhandelen
beleid beïnvloed door maatschappelijke factoren die zich gedeeltelijk onttrekken aan de
directe controle van beleidsvoerders ] een verzameling van die factoren = een context
8 contexten
1. geografische context
o ruimtelijke factoren in de analyse betrekken
2. sociaal-culturele context
o rekening houden met demografische en sociaal-culturele factoren
(bevolkingsgrootte, samenstelling, levensbeschouwelijke opvattingen,
immigratie, ontkerkelijking, vergrijzing, individualisering)
3. economische context
o internationale factoren (wereldeconomie, wisselkoers euro, olieprijzen,
ontwikkeling bruto nationaal product, ontwikkeling werkgelegenheid)
o pogingen beïnvloeding: macro-niveau: sociaal-economisch, budgettaire en
fiscaal beleid
4. technologische context
o in beweging brengen of chaos veroorzaken
o door nieuwe technologie economische groei, maar ook mogelijk een
bedreiging van milieu en veiligheid (tweeslachtigheid)
5. juridische context
o rechtmatigheid van het openbaar bestuur
o taakverdeling en evenwicht tussen wetgevende, uitvoerende en rechtelijke
macht
o recht begrenst de macht van de staat tegenover de burger: strookt het
beleid wel met de wet?
6. historische context
o voorgaand beleid is gestold: juridische verplichtingen, verwachtingen bij
doelgroep
o daarom beleid via geleidelijkheid (erfenis)
7. politieke context
o politieke opvattingen en machtsverhoudingen: welk beleid voldoende
steun?
8. beleidsvoeders hebben te maken met twee omgevingen:
o algemene omgeving = opinies over plaats en functie bestuur in
samenleving
o politieke omgeving = belangengroepen, specialisten, adviesorganen
situationele context
•
•
•
omgeving is dynamisch en tijd/plaats afhankelijk
voortdurende nieuwe interpretaties en vernieuwingen
rampmanagement
Er zijn verschillende actoren in het beleidsproces burgers
•
•
•
•
ervaart gevolgen van beleid
inspraak- en invloedsmogelijkheden: in de praktijk minder
meer dan kiezers of belangenbehartigers: ook klant van de overheid
daarom handvesten om verwachtingen van burgers over de overheid te benoemen
pressiegroepen
•
•
•
•
•
•
•
•
proberen van buitenaf een onderdeel of aspect van overheidsbeleid te beïnvloeden
leveren vaak ook diensten aan de leden
onderscheid politieke partijen: gericht op slechts een deel van maatschappij geen
directe verantwoordelijkheid beleid
informatie en advies en media
elkaar uitlokken
versterking van het democratisch gehalte, intermediair
kritiek op pressiegroepen:
o deelbelang boven algemeen belang
o organisatie vaak gedomineerd door oligarchie van professionals
o ondoorzichtige en ongeoorloofde lobbytechnieken
bijzondere pressiegroep: bedrijfsleven (veel contact)
politieke partijen
•
•
georganiseerd op basis van een bepaalde maatschappijvisie en concreet
programma
door kandidaten aan te stellen geestverwanten in politiek te krijgen
massamedia
•
•
•
•
•
de wereld is een mediated reality: eigen ervaringen en waarnemingen leggen af
tegen de stroom van beelden en opinies die de media dagelijks verspreiden
zowel bondgenoot als vijand van bestuurders
vragen aandacht voor politieke en maatschappelijke problemen
lijkt soms meer een mediacratie dan een democratie
journalistiek als onpartijdige waarnemers: toch een redactiebeleid, meestal sterk
gekleurd door een dominante politieke ideologie: daarom is een pluriform aanbod
noodzakelijk
externe adviseurs
•
•
•
•
van buiten het ambtelijk apparaat
Raad van State, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, KPMG
opmerkelijker: universitaire instituten, particuliere bureau’s
leveren informatie welke problemen aangepakt moeten worden, ideeën
beleidsontwikkeling, argumenten verkoop aan omgeving, instrumenten, evaluaties
•
•
•
•
in aanvulling op en ter vervanging van ambtelijke diensten
soms een publieke zichtbaarheid en reputatie: door beleidsmakers soms
doelbewust gebruikt
deskundigheid, vreemde ogen dwingen, doorbreken interne patstellingen en
conflicten
functioneren onttrekt zich aan de normale verantwoordelijkheidsstructuren, geen
open procedures voor aanbesteding adviesopdrachten
Daadwerkelijk contact tussen beleidsvoerders en omgeving in de vorm van arena’s. Deze
arena’s kennen en uiteenlopende organisatiegraad (samenstelling, duurzaamheid,
formalisering). Vaak het accent op bepaalde taken:
•
•
•
•
sociaal – economische optiek (Sociaal Economische Raad)
bestuurlijke optiek
milieukundige optiek
sociaal - culturele optiek
Verschillende functies:
•
•
adviesorganen: agendering van problemen
parlementaire commissies: meerderheden voor politieke beslissingen
Het verkeer tussen arena’s vaak door middel van gewoonten, procedures en
gedragscodes.
3 voorbeelden van arena’s
1. ambtelijke voorportalen
o interdepartementale commissies, adviesorganen, taakgroepen,
bestuursraden
o rol in beleidvormingsproces: voorstellen voorbereid, onderlinge
tegenstellingen
o adviseurs en pressiegroepen proberen beraadslagingen van ambtelijke
voorportalen te beïnvloeden door informatieverstrekking en informele
contacten
2. volksvertegenwoordiging
o gemeenteraad, provinciale staten, parlement, Europees parlement
o wetgevende en controlerende functies
o burgers en pressiegroepen willen beïnvloeden
o veel vaste commissies van specialisten van verschillende fracties:
debatteren en compromissen sluiten: vaak een routineaangelegenheid
o informele consultatie is belangrijk, ook al is er dualisme: gescheiden
verantwoordelijkheden regering en kamer
3. Brussel
o complex van arena’s (ambtelijk, politiek, beleidsvoorbereidend,
besluitvormend)
o
o
o
o
o
beleid op Europees niveau
eigen stelsels van commissies, platforms en fora (geschreven /
ongeschreven regels)
Europese Commissie en europarlemtentariërs
omcirkeld door veel (sub)nationale en internationale pressiegroepen en
lobby-organisaties
spelregels en routes variëren
Invloed van de omgeving op het beleid
de omgeving: eisen en steun
•
•
•
•
•
•
•
Easton: openbaar bestuur als open systeem (blz. 115)dat functioneert in een
onophoudelijk proces waarin inputs vanuit de omgeving in het beleidsproces
worden omgezet in uitputs (beleid) met als doel veranderingen in de omgeving
de resultaten worden beoordeeld en leiden tot nieuwe inputs
twee impulsen vanuit de omgeving: eisen en steun
rekenschap va waarden aspiraties en verwachtingen
verwerkingscapaciteit op peil houden
goed toepasbaar bij processen op lange termijn
nadruk op politieke omgeving
de omgeving: bedreigingen en kansen
•
•
calamiteiten, terroristische acties, stakingen: maatschappelijke waarden komen in
het gedrang, economische fluctuaties
media legt nadruk op de schaduwzijden
onbeheersbare omgeving
•
•
•
•
•
•
wederzijdse invloed beleidsvoerders en omgeving (inzichtelijk en hanteerbaar)
beheersbaarheid omgeving ligt zeer complex
technologische vernieuwingen: Einstein
angst vernietigingswapens, nucleaire revolutie, nog minder beheersbaarheid
internationale politieke en economische ontwikkelingen: NAVO, EU
internationale ontwikkelingen bepalen sterk het beleid
beheersbare omgeving
•
•
•
•
classificatie van de omgeving: taak is beperken complexiteit omgeving
met behulp van schema’s en criteria een eigen omgeving construeren
wat buiten classificatie of categorisering valt, bestaat eigenlijk niet
classificatie is onvermijdbaar (rechtszekerheid en rechtsgelijkheid), maar ook
problematisch (geen recht aan complexe en fijnmazige patronen)
Hoofdstuk 12: Agenda: openbaar bestuur in beweging Bepalende factoren oor de komende jaren
internationalisering
•
•
•
•
•
•
•
vorm van schaalvergroting
internationale verdragen: verplichting op bovennationaal niveau (NAVO)
VN en EU: nieuwe bestuurslaag: dwang, niet alleen intergouvernementele
unanimiteit maar ook door meerderheidsbesluiten
bevorderd door onderhandeling, wilsvorming en bureaucratische organisaties op
transnationaal niveau
sterke samenhang met mondialisering van de economie: creatie van een level
playing field: gelijke kansen
internationale beleidsconcurrentie: nationale en subnationale overheden die met
elkaar wedijveren om economische bedrijvigheid
Wordt de overheid door de economie geregeerd?
informatisering
•
•
•
•
•
•
•
•
•
drijvende kracht achter internationalisering
internationale mogelijkheden voor burgers via ICT
moeilijker voor nationale overheden om greep te houden op de ontwikkelingen:
dit alles is deterritorialisering
ook kansen om de werking en kwaliteit van het openbaar bestuur te verbeteren
o democratie versterken door directere benadering politici
o mening bevolking peilen
ICT versterkt bestaande trends
Informatisering is de horizontalisering van het openbaar bestuur: voor de overheid
vaak een lastig kenbare omgeving
o maatschappelijke turbulentie
o snellere proliferatie
dienstverlening aan de burger verbeteren
ander uiterlijk loket en backoffice
van streetlevel (ruime discretionaire bevoegdheden voor bureaucraten) naar naar
systeemlevel ( via het computersysteem)
liberalisering
•
•
•
•
•
•
overheid neemt niet alles zelf voor hun rekening
een 1 op 1 relatie tussen publiek belang en het publieke eigendom van producent
of dienstverlener is niet meer vanzelfsprekend: rol private partijen is groter nu
eigendom is slechts een optie, naast vele andere
inschakelen private partijen = het overlaten aan de markt ( = geen zero sum game)
overheidsingrijpen blijft noodzakelijk
nieuwe beleidsvragen:
o Hoe voorkomen wij een privaat monopolie?
Hoe zorgen wij voor gelijke kansen?
Hoe realiseren wij via de markt de milieudoelstellingen?
ook de rolverdeling wijzigt:
o EERST overheid als regelgever, beleidsmaker, toezichthouder
gecombineerd met de rol van eigenaar van de uitvoeringsorganisatie in de
sector
o NU door deze rolverdeling oneerlijke concurrentie/belangenverstrengeling
ƒ overheid is tegelijkertijd belanghebbende en beoordelaar
het toezichthouderschap is een instrument om de ministeriële
verantwoordelijkheid te ondersteunen: nu de eis daarbij van objectiviteit en
deskundigheid
o onafhankelijkheid in de oordeelsvorming: beperking min.
Verantwoordelijkheid
volledige liberalisering kan resulteren in onderaanbod of overaanbod
regulering en toezicht noodzakelijk
o
o
•
•
•
•
mediatisering
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
groeiende betekenis massamedia
onze wereld is in belangrijke mate bepaald door sjablonen en filters massamedia
media ook invloed op openbaar bestuur: deze invloed als indicatie voor het
democratisch gehalte, dus als kritische toeschouwers van de gevestigde machten
eerst aandacht algemene gang van zaken in de politiek, maar nu ook belangrijke
processen in het ambtelijk apparaat (vaak meer informatie)
parlementaire democratie bestaat bij de gratie van de massamedia
media is nu ook een machtig instituut geworden
spin doctors = media manipulatoren in politieke dienst
media zelf ook onderworpen aan hun eigen eisen qua transparantie en controle
concurrentie binnen de media (ook publiek en commercieel)
wetpogingen al snel in strijd met de universele persvrijheid: daarom nadruk op
aanscherping van interne gedragscodes (normen en waarden toetsen)
parlementair onderzoek
agenda
•
•
•
•
•
•
•
bestuurskunde nauw verbonden met bestuurspraktijk
internationalisering openbaar bestuur vraagt om internationalisering
bestuurskunde
multi level governance = complexe patronen van samenwerking en beïnvloeding
binnen netwerken van internationale, nationale en regionale actoren.
zowel empirische als normatieve vragen
digitale overheid en digitale democratie
trend tot verdere liberalisering en privatisering vraagt om een nauwere
samenwerking met de economische wetenschap (marktomstandigheden,
marktsturing)
communicatiewetenschappen:belangrijk beleidsinstrument