CULTUUR IN DE GEVARENZONE De waarde van kunst en cultuur voor de kwaliteit van leven, voor ontwikkeling en ontplooiing, voor het verbinden en het welzijn van mensen is onomstreden. Ook het economische belang, de waarde als vestigingsfactor voor bedrijven en het toeristische belang staan niet ter discussie. Onderwerp van debat is telkens weer: wie zal dat betalen? In welke mate draagt de overheid bij? En wat mag worden verwacht van culturele instellingen zelf, van hun publiek, van donateurs en sponsors? De afgelopen jaren stond het provinciale culturele beleid in het teken van het bevorderen van cultureel ondernemerschap met als doel organisaties minder afhankelijk te maken van subsidie. Met dat oogmerk is het budget voor de Gelderse culturele instellingen vanaf 2011 met ongeveer 1/3 gekort (collegeaccoord). Dit in de verwachting dat deze korting zou worden opgevangen door cultureel ondernemerschap en door bijdragen van sponsors en bedrijfsleven. De provinciale bezuiniging kwam bovenop de bezuinigingen die het rijk doorvoerde. Het ondernemerschap kreeg inderdaad een impuls. Er ontstonden nieuwe culturele producten, de diversiteit en de onderlinge samenwerking namen toe. Maar de groei van inkomsten was helaas niet zodanig dat de bezuinigingen werden gecompenseerd. Niet alleen de instellingen in de grote steden leden onder deze ontwikkelingen, maar ook daarbuiten, in de regio, merkte men de gevolgen. Waarom lukte het niet om substantieel meer eigen inkomsten te verwerven? Bedrijven hebben onder de huidige economische omstandigheden eerder minder dan meer middelen beschikbaar voor sponsoring. Uit een onderzoek van de Raad voor Cultuur bleek dat de mogelijkheden om additionele inkomsten uit de markt te verwerven zijn overschat. Instellingen in de Randstad hebben het daarbij relatief makkelijker dan daarbuiten. Een andere factor was dat veel culturele instellingen tegelijk dongen naar de gunsten van het bedrijfsleven, iets wat zich ook voordeed richting fondsen en particulieren. De stapeling van kortingen van rijk en provincie maakte het nog lastiger. De laatste mogelijkheid om extra inkomsten te verwerven, het verhogen van toegangsprijzen, heeft ook zijn beperkingen, op straffe van het wegblijven van de bezoekers. Aan de kostenkant is evenmin veel te halen. Culturele arbeid biedt weinig mogelijkheden tot verhoging van efficiency. Waar bedrijven middels automatisering en ict-technologie kosten besparen, is dat voor de uitvoerende kunsten nauwelijks mogelijk. Dat is en blijft arbeidsintensief mensenwerk. Vernieuwing en diversificatie van het aanbod leiden bovendien vaak tot verhoging van de productiekosten. “de mogelijkheden om additionele inkomsten uit de markt te verwerven zijn overschat” Door dit alles zijn culturele instellingen in belangrijke mate gedwongen geweest tot ingrepen die hun financiële positie verzwakte. In een aantal gevallen waren al noodconstructies nodig om de ondergang te voorkomen. Het gevolg is dat de Gelderse culturele instellingen er anno 2015 minder gezond voor staan dan op het eerste oog lijkt. Het voornemen om het provinciale subsidie de komende jaren terug te brengen naar 50% van het oorspronkelijk subsidie (Eindbalans GS 20112015), zal dan ook desastreus uitpakken. Met de teloorgang van de Gelderse culturele instellingen verdwijnt er meer dan alleen hun ‘primaire’ culturele producten, zoals concerten en voorstellingen. De culturele verschraling zal breder zijn. De negatieve gevolgen zullen zich uitstrekken tot de cultuureducatie voor scholen, de begeleiding van amateurs (koren ed), aanbod voor speciale doelgroepen en de interactie met het beroepsonderwijs (Artez). Ook de beeldbepalende optredens en de grote evenementen waarmee de stad aantrekkelijk wordt voor bezoekers en toeristen zullen eronder leiden. De binnensteden, die door het afnemende winkelbezoek toenemend afhankelijk worden van een levendig cultureel klimaat, zullen het nog moeilijker krijgen. Ook het economische vestigingsklimaat zal schade ondervinden. Kunst en cultuur zijn kortom een belangrijk werkzaam bestanddeel in de samenleving. “Het voornemen om het provinciale subsidie de komende jaren terug te brengen naar 50% van het oorspronkelijk subsidie zal desastreus uitpakken.” In het licht van het voorgaande doen de ondertekenaars van deze brief een oproep aan de Gelderse politiek. Verkiezingen zijn hét moment om beleid te heroverwegen. Laat wat in vele decennia, en zelfs in meer dan 100 jaar is opgebouwd, niet teloor gaan. Ondernemerschap bevorderen is goed, maar het moet niet ontaarden in roofbouw, met culturele verschraling of zelfs verdwijning als gevolg. Willen we in Gelderland een levend cultureel klimaat behouden, dan moet worden teruggekomen op de bezuinigingen en moet fors worden geïnvesteerd om het tij te keren zodat er een structureel gezonde basis ontstaat voor culturele instellingen. Cultuur alleen als kostenpost te beschouwen zou een fatale vergissing zijn. Er is meer dan economie. Zoals Albert Einstein zei: “Everything that can be counted doesn’t necessarily count and everything that counts cannot necessarily be counted.” “Cultuur alleen als kostenpost te beschouwen zou een fatale vergissing zijn.” Introdans Toneelgroep Oostpool Theatergroep Kwatta NJO de ereprijs Het Gelders Orkest Museum het Valkhof Museumpark Oriëntalis Cultuurmij Oost Gelders Erfgoed
© Copyright 2024 ExpyDoc