Arrondissementsparket Den Haag

Arrondissementsparket Den Haag
Postadres postbus 20302,2500 EH Den Haag
RTL Nederland
T.a.v. Dhr. P. Klein
Postbus 15016
1200 TV Hilversum
Onderdeel
Contactpersoon
Doorkiesnummer(s)
Datum
Pa¡ketnummer
Ons kenmerk
Uw kenmerk
Bijlage(n)
Onderwerp
Beleid & Strategie
HO administratie
o88 6997874
l1 februari
2015
Gaarne bij uw reactie
onderdeel, contactpersoon,
parketnummer / ons kenmerk
en datum vermelden
HO 15.WO8.17076
WOB-verzoek
¿
è
%
Geachte heer Klein,
Bij brief van 24 december 2OI4 heeft u een verzoek ingediend als bedoeld in artikel
3, eetste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob). Uw verzoek heeft
betrekking op het onderzoek van de Rijksrecherche naar het lekken van namen
voor de functie van de Nationale ombudsman.
Uwverzoek
Meer specifiek geeft u aan dat uw verzoek ziet op het hele onderzoek van de
Rijksrecherche, inclusief alle getuigenverhoren, processen-verbaal en processenverbaal van bevindingen. U vraagt mij om bij de beslissing op dit verzoek te
betrekken dat een deel van de getuigen publieke figuren (Tweede Kamerleden)
betreft. U betrekt in uw verzoek de stelling dat er geen valide grond is om namen
van deze personen weg te lakken.
De ontvangst van uw verzoek is schriftelijk bevestigd bij brief van 31 december
2014, kenmerk HO f5.WO8.f 7076.
Met deze brief beslis ik op uw verzoek.
Wettelijk kader
U heeft een verzoek gedaan op grond van de Wob. Uitgangspunt van de Wob is dat
er, in het belang van een goede en democratische bestuursvoering, voor degene die
om informatie verzoekt een recht op openbaarmaking van de informatie bestaat.
Het bestuursorgaan kan de openbaarmaking van de gewaagde informatie
achterwege laten wanne er zich (één of meer) van de in de artikelen 10 en I I van de
wet genoemde uitzonderingsgronden of beperkingen voordoen.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat de Wob voor een bijzondere
openbaarheidsregeling wijkt. Dit is slechts het geval indien deze regeling een
uitputtend karakter heeft en neergelegd is in een wet in formele zin. Een regeling is
eerst uitputtend indien deze ertoe strekt te voorkomen dat door de toepassing van
de Wob afbreuk zou worden gedaan aan de goede werking van de materiële
bepalingen in de bijzondere wet (zie de uitspraak van de Afdeling van 7 februari
2007 ECLI:NL:RVS:2007:42795 1).
Inventarisatie
Naar aanleiding van uw verzoek heb ik gezocht naar documenten die bij het
arrondissementsparket Den Haag berusten. Daarbij heb ik het onderzoeksdossier
dat is ingezonden door de Rijksrecherche aangetroffen.
Beoordeling van uw verzoek
Op 23 decembet 2OL4 heeft het Openbaar Ministerie een persbericht uitgebracht
met de uitkomsten van het onderzoek. In dat persbericht is, binnen de kaders van
de Wob en de Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging, reeds alle
informatie openbaar gemaakt die openbaar gemaakt kan worden.
Met betrekking tot het onderzoeksdossier overweeg ik als volgt.
Het dossier van het onderzoek naar het lekken van de namen voor de functie van
de Nationale ombudsman opgemaakt door de Rijksrecherche is door de officier van
justitie verkregen in de uitoefening van zijn ambt en heeft een vertrouwelijk
karakter. Het dossier bestaat uit meerdere processen-verbaal van
(getuigen)verhoren en processen-verbaal met betrekking tot de inzet van
bijzondere opsporingsmiddelen. Het gaat om niet-openbare informatie die de
officier van justitie heeft ontvangen in het kader van een opsporingsonderzoek en
het bevat gevoelige gegevens over personen die mogelijk strafbare feiten hebben
gepleegd. Een strafrechtelijk onderzoek en de inzet van (bijzondere)
opsporingsbevoegdheden is aan strikte regelgeving onderworpen. De wetgever
heeft nauwkeurig omschreven wie kennis mag nemen van informatie die in het
kader van een strafrechtelijk onderzoek is verzameld. De informatie is niet voor
eenieder toegankelijk en zelfs ten aanzien van de betrokkene(n) bij de strafzaak
worden beperkingen gesteld. De aard van het strafrechtelijk onderzoek en de
ingezette bevoegdheden brengt derhalve een grote mate van vertrouwelijkheid met
zich mee. Gelet op artikel 13 (jo. f44 jo.142) Wet op de rechterlijke organisatie
(hierna: Wet RO) is de officier van justitie gehouden deze gegevens geheim te
houden, tenzij de wet tot verstrekking verplicht of zljn ambt daartoe noodzaakt.
Toepassing van de Wob op deze gegevens doet afbreuk aan de materiële
bepalingen van de Wet RO. Waar de Wet RO het principe hanteert'geheim, tenzij',
is bij de Wob het uitgangspunt dat alle informatie openbaar is, tenzij er een belang
is dat zich tegen openbaarmaking verzet. Dit zijn twee tegenovergestelde
uitgangspunten.
In dit kader wijs ik u ook op de vergelijkbare bepalingen in de Wet politiegegevens
(hierna: Wpg), de Algemene wet op de rijksbelastingen (hierna: Awr) en de Wet op
het financieel toezicht (hierna: Wft). De Wpg bevat een geheimhoudingsbepaling
voor een ieder die kennisneemt van politiegegevens en stelt voorts strikte eisen aan
het verstrekken van deze politiegegevens aan mensen buiten de politie. De Awr en
de Wft bevatten een met artikel 13 Wet RO vergelijkbare geheimhoudingsbepaling.
In artikel 67 Awr is het eenieder verboden gegevens over personen ofzaken die
hem in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet zijn
gebleken verder bekend te maken dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de
6elastingwet, tenzij t...1. In artikel l:89 Wft is het een ieder die uit hoofde van die
wet een taak vervult of heeft vervuld verboden van vertrouwelijk verkregen
gegevens verder of anders gebruik te maken of daaraan bekendheid te geven dan
voor de uitvoering van zljn taak of de Wft wordt geêist. Het regime van de Wpg en
de geheimhoudingsbepalingen van de Awr en Wft zijn door de Ædeling als
bijzondere en uitputtende openbaarmakingsregelingen aangemerkt, omdat deze
regelingen ook als uitgangspunt hebben dat informatie geheim moet blijven, tenzlj
er een specifieke wettelijke grondslag bestaat voor het delen van de informatie.
Gelet op de Wet RO is de officier van justitie voor informatie met een vertrouwelijk
karakter die in het kader van een strafzaak is verkregen gehouden tot
geheimhouding. Natuurlijk kunnen en worden de door de officier van justitie
verkregen gegevens wel degelijk gedeeld. Dit gebeurt echter altijd op basis van een
bijzondere wettelijke bepaling, zoals artikel 13 Wet RO voorschrijft. Voor het
straþroces zljnin het Wetboek van Strafuordering (hierna: Sv) regels neergelegd
over het verstrekken van informatie door de officier van justitie aan de
verschillende procesdeelnemers. Zie onder meer de artikelen 30 e.v., SLb, I77a, 258
Sv. Deze regels verplichten de officier van justitie alle voor de zaak relevante
gegevens te verstrekken en ontheffen hem in dat geval derhalve van de
geheimhoudingsplicht. Dat betekent niet dat die gegevens met eenieder gedeeld
kunnen worden. In Sv is voor het strafproces uitputtend geregeld wie op welk
moment op welke manier kennis kan nemen van bepaalde stukken of waarom niet.
De officier van justitie is belast met en verantwoordelijk voor de samenstelling van
de processtukken. Echter, de uiteindelijke beslissing over kennisneming of voeging
van stukken aan het strafdossier is steeds aan de rechter overgelaten, die de
stukken daarvoor zelfkan bekijken. De gegevens worden verstrekt om de
procesdeelnemers in staat te stellen hun rol in het strafproces te kunnen vervullen
waardoor een eerlijk proces wordt gewaarborgd. Bij het opstellen van die regels
heeft de wetgever steeds een afweging gemaakt tussen enerzijds transparantie voor
de verdachte, eventuele slachtoffers en de maatschappij, en anderzijds de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen en bescherming van
de belangen van opsporing en vervolging. Verder zijn onder meer in de Wet
justitiële en strafuorderlijke gegevens (hierna: Wjsg) regels gesteld voor het
verstrekken van strafuorderlijke gegevens door de officier van justitie. Deze wet
omschrijft heel nauwkeurig onder welke omstandigheden en voor welke doelen
informatie kan worden verstrekt. Wordt er niet aan die voorwaarden en doelen
voldaan, dan mag er geen informatie worden verstrekt. Ook biedt deze wet de
mogelijkheid voor betrokkenen om kennis te nemen van de op henzelf betrekking
hebbende strafuorderlijke gegevens.
Onder meer in voornoemde wetten zijn de voorwaarden neergelegd op grond
waarvan er door de officier van justitie kan en mag worden afgeweken van de
hoofdregel 'de gegevens zijn geheim'. Zoals blijkt geven deze wetten niet aan
eenieder de mogelijkheid om kennis te nemen van de informatie. Aftrankelijk van
de situatie, van het doel en van de stand van het strafrechtelijk onderzoek is
uitputtend geregeld wie waarvan kennis kan nemen. Deze wetten vormen in
samenhang met artikel 13 Wet RO een gesloten verstrekkingsregime dat aan de
Wob derogeert. Toepassing van de Wob op deze documenten zou afbreuk doen
aan de geheimhoudingsplicht van artikel 13 Wet RO en aan het gesloten
verstrekkingsregime dat als uitzondering op de geheimhoudingsbepaling in het
leven is geroepen.
Gelet op het voorgaande ben ik van oordeel dat artikel 13 Wet RO, al dan niet in
samenhang met het hiervoor besproken gesloten verstrekkingsregime, een
bijzondere en uitputtende openbaarmakingsregeling bevat die aan de Wob
derogeert.
Nu de officier van justitie in beginsel gehouden is de gegevens geheim te houden,
kan ik op grond van de Wob niet tot openbaarmaking overgaan. Deze gegevens zijn
door de officier van justitie verkregen in het kader van zijn ambt en hebben een
vertrouwelijk karakter, omdat ze zljn verkregen in het kader van een
opsporingsonderzoek naar personen die, zoals is gebleken uit het onderzoek, geen
strafbare feiten hebben gepleegd. Voorts merk ik op dat de Wob niet heeft te
gelden als wettelijke uitzonderingsbepaling op de geheimhouding van artikel 13
Wet RO, omdat reeds uit de tekst en de aard van de Wob volgt dat ze geen
wettelijke plicht tot verstrekking inhoudt. Er zijn immers in de Wob gronden
opgenomen om informatie niet te verstrekken. Ik wijs u ook op de Wpg. Die wet
kent in artikel 7 eenzelfde ontheffingsclausule van de geheimhoudingsbepaling en
het is vaste jurisprudentie van de Afdeling dat de Wpg derogeert aan de Wob. Ten
aanzien van de gevraagde informatie kom ik dan ook niet toe aan een beoordeling
op grond van de Wob. Gelet op het voorgaande is de Wob hierop niet van
toepassing.
Besluit
Ik heb besloten de door u gevraagde informatie niet openbaar te maken, omdat de
Wob hierop niet van toepassing is. Voor de motivering verwijs ik u naar de
beschreven overwegingen bij bovenstaande beoordeling van uw verzoek.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
De Minister van Veiligheid en lustitie,
van
namens deze,
generaal,
Hoofdofficier van justitie
Een ieder die door een beschíkking rechtstreeks ín zijn belangen ß getroffen kan hiertegen, binnen zes
weken na de dag waarop dit k bekend gemaakt, een bezwaarschrifi indienen. Het bezwaarschrift moet
door de indiener zijn ondertekend en beuat ten mírste zijn tutam en adres, de dagtekening, een
omschrijuing uan het besluit waartegen het bezwanr ß gericht en de gronden waarop het bezwaar rust.
Dít bezwaarschrift moet worden gericht aan: de Minßter uan Veiligheid en Justitie, p.a. het CoIIege
va.n procureurs-generaal, t.a.u. de afdeling Bestuu.rlijke en Juridßche Zaken, Postbus 20305, 2500 EH
Den Haag.