Code belangenverstrengeling

C ode ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling
Op grond van artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht dient de raad zijn adviestaak zonder vooringenomenheid te
vervullen. Om aan dit vereiste te kunnen voldoen, wordt in dit document beschreven (1) welke situaties onverenigbaar
zijn met het lidmaatschap van de Onderwijsraad en (2) hoe tijdens het adviesproces oneigenlijke beïnvloeding door
belangenverstrengeling kan worden voorkomen. Ten slotte wordt kort ingegaan op de (3) door de Onderwijsraad
nagestreefde transparantie.
(1)
Het lidmaatschap van de Onderwijsraad is onverenigbaar met een geprofileerde functie in de landelijke overleg- en/of
besluitvormingsstructuur voor hetzelfde onderwijsveld, voor zover het de beleidsvoorbereidende fase betreft. Het
lidmaatschap is eveneens onverenigbaar met geprofileerde deelname aan het bestuur van een landelijke organisatie die
zich behartiging van de deelbelangen van een of meer soorten onderwijs ten doel stelt.
(2)
Een belangrijk uitgangspunt bij het voorkomen van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is
proportionaliteit.
Proportionaliteit geeft aan dat de maatregelen die genomen worden om oneigenlijke beïnvloeding te voorkomen, in
verhouding moeten staan tot de ernst van de mogelijke belangenverstrengeling. Deze ernst wordt bepaald door twee
factoren:
1. het risico dat de inbreng van het betrokken lid zal worden gekleurd door meespelende belangen; en
2. de schade die dit zou kunnen toebrengen aan de inhoud en geloofwaardigheid van het advies.
Bij de besluitvorming om een lid niet of onder bepaalde voorwaarden te laten participeren in een adviestraject, zal het
proportionaliteitsprincipe leidend zijn. Omdat er daarnaast geen harde criteria met een algemene geldigheid kunnen
worden ontwikkeld, zal er altijd ruimte blijven bestaan voor discussie over de beoordeling tussen de beide uitersten
(volledige deelname en volledige uitsluiting). Naarmate het belang groter wordt ingeschat en dichter bij het specifieke
onderwerp komt, zal de aarzeling over deelname groter worden.
Als uitsluiting zou leiden tot het blokkeren van expertise die eigenlijk niet gemist kan worden, kan deelname aan een
commissie plaatsvinden onder voorwaarde dat betrokkene bij behandeling en besluitvorming van het specifieke dossier
zich uit de beraadslaging terugtrekt. Ook kan overwogen worden dat deelname aan de commissie niet mogelijk is, maar
de inbreng van gewenste expertise wordt gerealiseerd door middel van een hoorprocedure. In beide gevallen moet het
volstrekt duidelijk zijn dat het desbetreffende lid niet structureel bij het adviestraject wordt betrokken.
Verantwoordelijkheid
Voorzitter, vice-voorzitter en secretaris zijn verantwoordelijk voor het beleid betreffende oneigenlijke beïnvloeding.
Daarnaast zijn de leden verantwoordelijk voor het tijdig melden van eventuele belangen, niet alleen bij aanvang, maar
ook tijdens het adviestraject. Soms worden immers leden benaderd door partijen die belang hebben bij de uitkomst van
het advies en kan dus tijdens het proces een belangenconflict ontstaan.
(3)
Transparantie houdt in dat de functies van de leden en de overige van belang zijnde personalia geregistreerd en
gepubliceerd worden op de website van de raad. Ook wordt op de website jaarlijks een overzicht gegeven van welke
leden bij de voorbereiding van in het werkprogramma opgenomen adviesonderwerpen worden betrokken.