Complete tekst 15 februari 2015 Openingslied Lied 272:1 en 3 Bemoediging en groet “Het bloed van Abel roept nog steeds tot ons geweten” Het is met schrik dat ik die regel, die we net gezongen hebben, nu weer teruglees, met op het netvlies nog die terroristische aanslagen in Kopenhagen van gisterenmiddag en –avond. En dan zingen we zo dadelijk “Maak uw kerk tot hoorder èn tot dader opdat de wereld weet van uw barmhartigheid.” Die vraag, dit verzoek, die bede dus eigenlijk die we zullen zingen, daar staan we niet alleen voor open als hoorders, we willen aangespoord worden tot daders, elkaar aanzetten als doeners. En als doeners bevestigen we daarmee ons besef dat Onze hulp is in de Naam van een lévende God die hemel en aarde gemaakt heeft, die trouw houdt, in ééuwigheid en niet laat varen het werk van zijn handen. De barmhartigheid van God en vrede zij met u allen. Amen Antwoordlied Lied 272:4 Tekst tot inkeer Gemeente, Een kort tekstje leg ik u voor, ter overweging, omdat het raakt aan twee begrippen die ons allen de afgelopen weken en zelfs uren vast nogal bezig zullen hebben gehouden. Mij in elk geval. We hebben er eigenlijk ook in ons openingslied al over gezongen en ik kom er vanmorgen verder op terug. Alhoewel veel meer Bijbelteksten zijn die schetsen waar ik het over wil hebben, koos ik voor vandaag 2 versregels uit het Remonstranten aansprekende bijbelboek Galaten. In het vijfde hoofdstuk staat die veel vrijzinnigen zo bekende uitspraak van de apostel Paulus: “Christus heeft ons bevrijd, opdat wij in vrijheid zouden leven; houdt dus stand en laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen.” Deze week werden wij ook via de media nog herinnerd aan die zin, want wijlen Richard von Weizsäcker die begin deze week begraven werd sprak als Bundespräsident deze woorden ook uit kort na de val van de Muur. Een páár regels verder maar in de brief van Paulus aan de Galaten staat de zin die ik u vanmorgen voorleg. Ook die zin houdt natuurlijk verband met vrijheid en komt tot ons als hoorders waarbij Paulus ons beziet als daders. Het gaat in feite om het jezelf als ‘geroepene’ weten en de strijd die wij daarvoor in of met onszelf voeren. Dat is eigenlijk zo’n beetje het thema van deze dienst Galaten 5, vers 7 en 8, waarin wij dus de gedachte van Paulus lezen: “U was zo goed op weg, wie heeft u verhinderd de waarheid te blijven volgen? 8 Niet hij die u geroepen heeft.” 1/8 Complete tekst 15 februari 2015 Moment van stilte tot inkeer Lied 170 (geheel) Inleiding tot de Bijbellezingen Gemeente, Het lied dat we zojuist zongen, maakt de eerste lezing van vanmorgen bijna overbodig. Bijna, want de eeste lezing van vanmorgen selecteerde ik vanwege een ander aspect. U begrijpt niettemin dat de lezing afkomstig is uit het boek Samuel. Preciezer gezegd: uit het eerste boek Samuel. Als u de woorden dadelijk hoort zal er vast veel herkenning en herinnering opwellen. Niettemin is er voldoende aanleiding om juist nu deze tekst te lezen; een beroemde als het gaat over roeping gaat, als het gaat over ontdekken dat je kenneliijk geroepene bent. En je ook, soms expliciet, vaker meer impliciet, de interne strijd voelt opkomen, herkenbaar aan vragen als: ‘hoor ik dat wel goed?’ En ‘waarom ik? En ook ‘kan dat eigenlijk wel?’ Samuel was één van de vroege profeten. De andere hoofdpersoon in onze lezing is Eli, één van de laatste leidinggevende rechters in het zich ontwikkelend Israël en de roep ontstond om een ambt van zeg maar staatshoofd wat stabieler, formeler en hoger te maken; dàt was de opkomst van de koningen. Waarbij ook de twijfel over die positie en titel opkwam, want God was toch koning en daarmee staat de mens niet op gelijke voet, laat staan hoger. Niettemin wees Samuel later als eerste koning Saul aan, toen David en de koningstijd eindigde met Salomo. Nu naar de tekst van vanmorgen. Daar is Eli oud en aan het eind van zijn leven. Samuel is nog jong en door zijn familie afgestaan aan de tempel van Sion; dat was waar wij over gezongen hebben. Genoeg achtergrond om de tekst te kunnen plaatsen. Na deze eerste lezing zingen wij van Lied 361 het eerste vers. Daarna lees ik u uit het Evangelie van Marcus een héél kort stuk. Ook al een heel bekende tekst en opnieuw over roeping. Het verhaal is niet alleen kort, het is ook heel beschrijvend, waardoor een toelichting niet nodig is. Na die korte tweede lezing zingen we van hetzelfde Lied 361 de verzen 4 en 6. Bijbellezingen 1 Samuel 3: 1-18 Samuel geroepen 1 De jonge Samuel diende dus de HEER, onder de hoede van Eli. Er klonken in die tijd zelden woorden van de HEER en er braken geen visioenen door. 2 Op zekere nacht lag Eli op zijn slaapplaats. Zijn ogen waren dof geworden, hij kon bijna niet meer zien. 3 Samuel lag te slapen in het heiligdom van de HEER, bij de ark van God. De godslamp was bijna uitgedoofd. 4 Toen riep de HEER Samuel. ‘Ja,’ antwoordde Samuel. 5 Hij liep snel naar Eli toe en zei: ‘Hier ben ik. U hebt me toch geroepen?’ Maar Eli antwoordde: ‘Ik heb je niet geroepen. Ga maar slapen.’ Toen Samuel weer lag te slapen, 6 riep de HEER hem opnieuw. Samuel stond op, ging naar Eli en zei: ‘Hier ben ik. U hebt me toch geroepen?’ Maar Eli antwoordde: ‘Ik heb je niet geroepen, mijn jongen. Ga maar weer slapen.’ 2/8 Complete tekst 15 februari 2015 7 Samuel had de HEER nog niet leren kennen, want de HEER had zich niet eerder aan hem bekendgemaakt door het woord tot hem te richten. 8 Opnieuw riep de HEER Samuel, voor de derde keer. Samuel stond op, ging naar Eli en zei: ‘Hier ben ik. U hebt me toch geroepen?’ Toen begreep Eli dat het de HEER was die de jongen riep. 9 Hij zei tegen Samuel: ‘Ga maar weer slapen. Wanneer je wordt geroepen, moet je antwoorden: “Spreek, HEER, uw dienaar luistert.”’ Samuel legde zich weer te slapen, 10 en de HEER kwam bij hem staan en riep net als de voorgaande keren: ‘Samuel! Samuel!’ En Samuel antwoordde: ‘Spreek, uw dienaar luistert.’ 11 Toen zei de HEER tot Samuel: ‘Let op! Ik ga in Israël iets doen waarvan ieder zo zal ophoren dat zijn beide oren tuiten! 12 Als die tijd aanbreekt zal ik alles, maar dan ook alles ten uitvoer brengen wat ik Eli en zijn familie heb voorzegd. 13 Ik heb hem aangekondigd dat ik onherroepelijk het vonnis over zijn familie zou voltrekken vanwege het wangedrag van zijn zonen: hij wist dat zij God minachtten, maar hij heeft ze niet terechtgewezen. 14 Daarom heb ik Eli’s familie gezworen dat hun schuld met geen enkel offer kan worden ingelost.’ 15 Samuel bleef tot de ochtend liggen en opende toen de deuren van het heiligdom van de HEER. Hij zag ertegen op om Eli te vertellen wat hij had gehoord. 16 Maar Eli riep hem bij zich: ‘Samuel, mijn jongen, kom eens hier!’ ‘Hier ben ik,’ antwoordde Samuel, 17 en Eli vroeg: ‘Wat heeft hij tegen je gezegd? Probeer niet het voor me te verbergen. God mag met je doen wat hij wil, als je ook maar iets achterhoudt van wat hij tegen je heeft gezegd!’ 18 Zonder iets achter te houden vertelde Samuel hem alles wat hij had gehoord, en Eli zei: ‘Hij is de HEER. Laat hij doen wat hij het beste vindt.’ ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ Lied 361:1 ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~ Marcus 1: 16-20 Simon, Andreas, Jakobus en Johannes geroepen 16 Toen Jezus langs het Meer van Galilea liep, zag hij Simon en Andreas, de broer van Simon, die hun netten uitwierpen in het meer; het waren vissers. 17 Jezus zei tegen hen: ‘Kom, volg mij! Ik zal van jullie vissers van mensen maken.’ 18 Meteen lieten ze hun netten achter en volgden hem. 19 Iets verderop zag hij Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes, die in hun boot bezig waren met het herstellen van de netten, 20 en direct riep hij hen. Ze lieten hun vader Zebedeüs met de dagloners achter in de boot en volgden hem. ~~~~~~~~~~~~~~~~ Lied 361:4 en 6 ~~~~~~~~~~~~~~~ Overdenking Gemeente, Geroepen worden, roeping, navolging, twijfel, innerlijke strijd. Geroepen worden, kent u dat gevoel? Dat is nog net iets anders als ‘geroepene zijn’. 3/8 Complete tekst 15 februari 2015 Ik zeg dat niet zo, alsof bij dat laatste een gedachte hoort als ‘doe niet zo belachelijk’. In vrijzinnige kringen zijn we op dat gebied meestal helemaal niet zo uiterlijk actief, veel meer introvert en sober; we lopen niet te koop met onze gevoelens en al helemaal niet met ons geloof, laat staan met zoiets als roeping. Ons geloven – ik zeg het bewust als werkwoord - lijkt zich meer af te spelen in de sfeer van de ‘stille diplomatie’. Nu heeft ook dat soms verrassende uitkomsten. Maar als liberaal gelovigen èn als Hollanders zijn we ook heel snel van het type ‘doe nu maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’. Die actuele campagnekreet van de Remonstranten doet mij er ook aan denken: “Geloven begint bij jezelf”. Ja maar laat het daar dan ook maar blijven! Is de reactie die het in eigen kring wel eens oproept. Niet dat een geloof hebben gek is, maar we behoren inmiddels wel tot een bedenkelijk kleine minderheid; zéker als we er ook nog voor uit komen en zoiets zots doen als op zondagmorgen door weer en wind naar de kerk gaan en zonder koffie een uur op oncomfortable stoelen gaan zitten. Artikelen in dagblad Trouw van vorige week maken wel duidelijk, ondanks de enorme beperkingen van het achterliggende onderzoek, dat wij hier met elkaar vanochtend niet meer van deze tijd zijn. Maar, dat voelt eigenlijk tóch wel goed; voor mij tenminste wèl. Ik ben ook blij hier weer heel veel bekende gezichten te zien. Overigens werd ik vorige week via datzelfde Trouw toch ook wel weer gesteund, toen ik op de opiniepagina een artikel las van een zekere Wim Jansen. Hij is de predikant van de samenwerkingsgemeente van Remonstranten en Vrijzinnig Protestanten in de Koorkerk in Middelburg. Misschien heeft u het artikel ook gelezen. Het begon zo mooi relativerend toen hij schreef: ‘als iemand mij vraagt of ik geloof in God’ dat zijn antwoord dan is ‘Heb je even?’ En hij vervolgens aangaf: ‘want zowel het woord ‘geloof’, als het woord ‘God’ is niet eenduidig. Kijk, dacht ik, zó iemand zou wel eens bij Pauw aan tafel mogen schuiven, of bij Jinek op de bank. Maar hij gaat medio dit jaar al met pensioen, dus dat zal wel niet meer gebeuren. In goede, welgeformuleerde zinnen gaf hij vervolgens aan waarom geloven in een god zo complex is. En daarmee ook dat het door Trouw gepubliceerde onderzoek eigenlijk niets voorstelt, omdat het langs rationele lijnen één betekenis hecht aan geloven en daarmee ook aan God. En dat terwijl wij hier vanochtend bij elkaar zitten, als met elkaar verbonden groep, maar we ook van en met elkaar best weten dat we nauwelijks aan elkaar uit kunnen leggen wat ons geloof inhoudt. Wèl wat het voor ons betékent. Om nog maar niet over God te praten. Wim Jansen kwam in zijn artikel via een omweggetje terecht bij Etty Hillesum. Het is niet voor het eerst dat haar naam hier genoemd wordt. Zij was een seculiere joodse, bij uitstek met een filosofische inslag en een, wat Jansen noemt, rijk geestelijk leven. Hij citeerde haar mooi: “Dat allerdiepste en allerrijkste in mij, waarin ik rust – dat noem ik God“ Krijg dat maar eens over de bühne in een televisie -praatprogramma op prime-time. Ook zijn slotopmerking, dat de ervaring van Etty Hillesum ‘dus’ betekent dat God bestaat; neen, het was haar keuze dàt God te noemen, zoals anderen het ‘licht’ noemen, of ‘systeem’. Wim Jansen voelde zich en was daardoor geroepen om in het openbaar te reageren. Vanuit zijn opleiding en vak heeft hij niet alleen de ervaring en de vaardigheid, de door oefening ontwikkelde gave; hij deed het met óvergave, vanuit die roeping. En zoiets kan ons allemaal overkomen, voor grote en voor kleine dingen. Zo was het ook bij Samuel. 4/8 Complete tekst 15 februari 2015 Die werd geroepen en het is duidelijk dat hij nog niet eens wist waarvoor. Tot driemaal toe werd hij geroepen en nog was hij niet overtuigd; de oude Eli moest het hem nog toelichten en toen begon het voor hem betekenis te krijgen. Bij die driemaal moet ik wel altijd denken aan wat mijn oude leermeester Anne van der Meiden ons indertijd leerde: ‘mensen nemen iets pas voor wáár aan, als ze dezelfde boodschap tenminste viermaal hebben gehoord, liefst uit verschillende bronnen.’ Nou kijk maar: Eli was de vierde en andere bron! Daarom is dat verhaal van Marcus ook zo verrassend; die vissers laten zo ongeveer ter plekke alles uit hun handen vallen en volgen Jezus. Het is gewoon volstrekt ongeloofwáárdig. Daar moeten van alles aan vooraf zijn gegaan. Dat is er ook en dat is te lezen in Bijbelteksten die behoren bij deze periode in het kerkelijk jaar. Vandaag is het de laatste zondag van epifanie, de periode in het teken van de openbaring van de heilige geest. In de christelijke wereld begint dat rond Driekoningen met die tekst over de doop van Jezus door Johannes. Vóór die doop zegt Johannes ‘Na mij komt iemand die méér vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om me voor hem te bukken en de riemen van zijn sandalen los te maken. Ik heb jullie gedoopt met water, maar hij zal jullie dopen met de heilige Geest.’ En als na de onderdompeling voor de doop Jezus weer gaat staan, dan lezen we daar: “Op het moment dat hij uit het water omhoogkwam, zag hij de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen, en er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.’ Dat was de gebeurtenis die hier aan voorafging en dat, die hemelse en goddelijke openbaring, die ging natuurlijk rond als een lopend vuurtje. Ondertussen ging Jezus volgens het verhaal naar Galilea en zo komt hij ook te wandelen bij het meer. “Kom, volg mij, ik zal van jullie vissers van mensen maken” en die twee doen dat. En even later dus ook die Jakobus en z’n broer Johannes. Kan het onwaarschijnlijker? Okay, de Bijbel is natuurlijk maar een samenvatting van alles wat er gebeurd is. Maar dan nog; het is toch veel meer onwaarschijnlijk dan overtuigend? Nu wil ik nog best aannemen dat de reputatie van Jezus hem vooruitgesneld is. En ik weet ook wel dat de Bijbel gebaseerd is op oral history en er 17 of 18 eeuwen terug flink in is gesneden, geknipt en geplakt. En de kans is ook groot dat die vier mannen, die vissers, geen droog brood meer verdienden in hun business en ze misschien wel dachten: alles is beter dan dit. Aan de andere kant: ook vandaag de dag maken we mensen mee die zich laten leiden door één of andere, al of niet charismatische figuur en die volgen, bijna ogenblikkelijk, die door verbale overreding zich laten leiden tot de meest opzienbarende, vaak ook verschrikkelijke handelingen. Kijk, bij Samuel zien we nog iets van twijfel, van innerlijke strijd eigenlijk; Gaat het om mij? Ben ik die geroepene? Dat kan toch eigenlijk niet? En zelfs als Eli die roeping bevestigt, is daar nog steeds twijfel. Maar Simon en Andreas? Jakobus en Johannes? Bedenkelijk, zó blind volgen ze, zeggen wij nú, van een afstand - in de tijd. Geen teken van twijfel of van innerlijke strijd. Weet u wat het woord voor die innerlijke strijd in het arabisch is? Jihad. Die innerlijke strijd dat is eigenlijk zelfs de ‘gróte jihad’; de strijd van de mens tegen verleidingen en tegen zijn ego, tegen het zèlf in ons, dat zich niet bewust is van goed en kwaad. Daarnaast heb je dan de kleine, of uiterlijke jihad: dat is de gewapende strijd tegen degenen die de islam of de eenheid van de islamitische heerschappij bedreigen. Daarbij hoort ook de strijd tegen ongelovigen. 5/8 Complete tekst 15 februari 2015 Deze uiterlijke jihad wordt beschouwd als een collectieve verplichting onder verantwoordelijkheid van een islamitisch heerser, een kalief. Dat wil dus zeggen dat er, wanneer een moslimstaat wordt bedreigd of aangevallen, veel menskracht wordt gemobiliseerd om het land te verdedigen. Om die kleine jihad een deugdelijke basis te geven, wordt zoals we onlangs merkten een kalifaat opgericht. Dat is dan het draagvlak, om uit naam van het geloof de wapens op te pakken. En ondertussen zijn wij in onze geloofsgemeenschappen bezig met mooie jaarthema’s. Zoals u misschein weet is dat bij de Remonstranten dit jaar ‘levenskunst’. Daarmee is een verband te leggen. Ik las in de afgelopen weken een boekje met de titel ‘Levenskunst’ van professor L.J. van Holk. Deze belangrijke vrijzinnige theoloog, die ruim dertig jaar verbonden was aan de Leidse universiteit, hield in 1941 een lange lezing over Levenskunst. Pas jaren na de oorlog is daarvan een boekje gemaakt. Ergens in dat boekje definieert en bevraagt hij levenskunst: [ik citeer] “Levenskunst is steeds, zo bij voorspoed als bij tegenspoed, de kunst om het bereikbare te herkennen en na te streven. Zullen wij dan ook de hang om het onbereikbare en onmogelijke te verwerkelijken nog levenskunst mogen noemen.?” En vervolgens geeft hij zelf een mooi antwoord: “Dat hangt er geheel van af, of wij te maken hebben met een streven uit ijdele eerzucht en zelfoverschatting, danwel met het volgen van een onafwijsbare plicht, het volbrengen van een heilige plicht, in roeping ontvangen. Deze twee mogelijkheden kunnen gemakkelijk met elkaar worden verward en velen zijn het slachtoffer geworden van een onberaden boven zichzelf uit willen reiken. Ik heb deze alinea’s gelezen en herlezen; je zou zeggen: de herkenning met de gebeurtenissen in het decennium voor de Tweede Wereldoorlog klinken er in door, maar het geeft ook te denken over wat zich hier en nu, bij en rond ons afspeelt. Dat hele hoofdstuk overigens, naar mijn idee het sterkste, verdient het om ook nu goed gelezen te worden. Het gaat om ‘levenskunst’ en in dat kader in feite om wie je op welke wijze en om welke reden volgt en hoe je die keuzes maakt en je daarbij jouw beperkingen herkent en overschatting van je zelf en van ‘de goede zaak’ voorkomt. Als we op die manier naar levenskunst kijken, als we onze innerlijke strijd bij het maken van keuzes niet te hoog verheven laten worden, maar ons daarbij richten op onze roeping: een betrokken deelnemer aan onze samenleving te zijn, waarbij wij open staan voor alles dat ons kan inspireren, dan kennen en aanvaarden wij onze roeping; dan is het aardse leven goed, omdat de hemel ons begroet. Gewoon hier. Amen Gebed Gemeente, Ik ga u graag voor in gebed en geef daarbij vooraf al aan dat ik ons gebed voltooi met het Onze Vader; dat léés ik u voor in de nieuwe vertaling zoals die vier maanden terug wereldkundig werd in de Bijbel in Gewone Taal. Eeuwige, Wij beseffen en aanvaarden dat wij onze roeping niet vinden in de zekerheid van wat wij belijden, maar in verwondering over wat ons toevalt en geschonken wordt; 6/8 Complete tekst 15 februari 2015 dat wij onze verantwoordelijkheid niet kunnen baseren op onverschilligheid en hebzucht, maar in wakkerheid en verbondenheid met al wat leeft; dat ons bestaan niet voltooid wordt door wie we zijn en wat we hebben, maar door wat oneindig groter is dan wij kunnen bevatten. Door dit besef geleid, geloven wij in uw Geest, die al wat mensen scheidt te boven gaat maar hen bezielt tot wat heilig is en goed, opdat wij, zingend en zwijgend, biddend en handelend, u eren en dienen. Door dit besef geleid, geloven en ervaren wij dat uw Geest ons inspireert en uw verbond met ons waarheid is en blijft. Wij bidden dat ieder de daden van onze roeping mag meemaken en dat we zó, als samenleving van rechtvaardigen, elkaar vinden in het vrederijk waarin wij onze waarden delen. Wij bidden dat voor ons, hier in onze geloofsgemeenschap, maar meer nog voor hen die lijden, om wat dan ook, hier in onze omgeving van familie en vrienden, alsook elders. Wij bidden dat óók voor hen die vaak niet meer weten hoe samen leven in vrede kan zijn, zou moeten zijn, voor hen die slachtoffer zijn van voortdurend oorlogsgeweld, van menselijk geweld, van strijd uit naam van een geloof, dat ons ook de afgelopen weken zo diep geraakt heeft. Wij bidden ook voor de slachtoffers van natuurgeweld. En wij bidden voor hen die van roeping weet hebben, maar zich daarvan in hun werkelijkheid geen voorstelling kunnen maken. In de stilte van ons gebed zoeken wij naast de woorden ook de gevoelens om wat de komende tijd gaat brengen, toch over te brengen aan hen die we niet met woorden kunnen bereiken, maar waarvoor we het vertrouwen in de Eeuwige als uitdrukkingsmiddel gebruiken. Onze gedachten over en gevoelens bij wat komen gaat bekronen wij met het gebed dat wij samen uitspreken om onze verbondenheid te delen met allen in de wereld. Onze Vader in de hemel laat iedereen u eren. Laat uw nieuwe wereld komen. Laat op aarde uw wil gedaan worden, net zoals dat in de hemel gebeurt. Geef ons vandaag het eten dat we nodig hebben. En vergeef ons wat we fout gedaan hebben, want wij hebben ook andere mensen hun fouten vergeven. Help ons om nooit tégen u te kiezen. En bescherm ons tegen de macht van het kwaad. Want u bent koning, u regeert met grote macht, voor altijd. Amen. Slotlied Lied 662 (geheel) Uitzending en zegen “Gedreven door de Geest, gaan wij getroost de weg van alle vlees” 7/8 Complete tekst 15 februari 2015 Gedreven door de Geest: zó, daarmee weten wij onze roeping overeind te houden. Laat dat nu voor ons een levensdoel zijn, gewoon wéten dat ook wij geroepenen zijn, niet in de zin van uitverkoren met uitsluiting van anderen, neen integendeel ! Maar wel geroepen, aangesproken, door de Geest Zó gesterkt door dat besef kunnen we weer gaan naar onze plaats en taak in onze samenleving, met een hanteerbaar gevoel van verantwoordelijkheid voor de wereld en haar vele noden. Laten we daarom gaan van hier naar ons huis en onze levensopdracht, onder Gods zegen: De Heer zegene u en behoede u De Heer doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig De Heer verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede! Amen 8/8
© Copyright 2024 ExpyDoc