De Odusseia van een uitvoerend musicus, een fragment uit Jan Michiels’ cri-de-coeur waarin de auteur op zoek gaat naar de wortels van onderzoek in Muziek, met name de klassieke canon van het Westerse pianorepertoire. Het broodnodige onderzoek in muziek kan enkel volbracht worden door de uitvoerder zelf – in media res – al uitvoerend. De uitvoerder die – gevangen in de kloktijd van χρὀνος (Chronos) – diezelfde tijd bespeelt om het καιρὀς (Kairos) – moment – te ontmoeten. Kairos, staat in het antieke Griekse denken voor dat intermezzo van ongemeten tijd waarin verleden, heden en toekomst elkaar ontmoeten. Een moment dat men bij de lokken moet grijpen, een moment waarin snelle beslissingen moeten genomen worden, een moment waar onverwachte mogelijkheden zich kunnen voordoen. Elk uitvoerend musicus, die vanop een podium een compositie moet overbrengen naar een luisterend publiek, voelt en weet precies waar het over gaat. In de muziek vertoeven is een totaal andere ervaring dan over muziek schrijven. Het is een expertise die in haar domein even veeleisend en omvangrijk is als om het even welke andere wetenschappelijke expertise. Daar gaat deze tekst over: aantonen dat een toegewijde uitvoerder het dichtst kan staan bij een grensverleggend onderzoek in de muziek. Bijvoorbeeld, het zoeken naar de allereerste creatieve vonk die leidde tot een geschreven partituur. Het zoeken naar het Prometheus-vuur van Beethoven ... Om deze vonk aanschouwelijk te maken in woorden moet ik mij als kunstenaar richten tot de Muzen, die leveren immers ook de methodologie van componisten: Ὰνδρα µοι εννἐπε, µουσα, πολὑτροπον, ὅς µἀλα πολλἀ πλἀχθη. Bezing mij, o Muze, de vindingrijke man, die zeer veel rondzwierf ..., de openingszin van Homeros' Odusseia. Odysseus is gevangen op het eiland van Kalypso (laten we deze verleidelijke figuur als metafoor nemen voor de fascinatie van de uitvoerder voor zijn eigen kunnen) en zoekt na zijn vrijlating de weg terug naar zijn thuiseiland, Ithaca, en zijn echtgenote Penelope (laten we haar de Muziek noemen – maakt zij immers geen weefgetouw?). In de methodologie voor dit project verbind ik deze Odusseia met diverse titels (“eilanden”) van een opera uit de late twintigste eeuw: 'Prometeo' van Luigi Nono dat een muziek-filosofisch parcours volgt. (I.PROLOGO) Een uitvoerder (laten we hem O. noemen) kan zich bezighouden met filosofen als Schopenhauer, Nietzsche, Deleuze, Serres, Benjamin, Cacciari, ... die vele bladzijden gewijd hebben aan muziek. Wat is muziek, waar komt ze vandaan? (II.ISOLA PRIMA) Natuurlijk is voor O. ook de musicologische erfenis van de vorige eeuwen van groot belang: wat staat er in de partituur, hoe analyseert men die, hoe noteerde men muziek? Dit is een immens eiland met een grote diversiteit. En op (III.ISOLA SECONDA-IO,PROMETEO) gaat O. - een meester in transformaties - in gesprek met zijn eigen mythologie. Wat betekenden χρὀνος en καιρὀς in de klassieke oudheid? En hoe probeerde Friedrich Hölderlin in (IV.ISOLA SECONDA-HÖLDERLIN) die klassieke geest terug op te roepen? Waarom is het juist Hölderlin die zovele componisten uit de tweede helft van de twintigste eeuw heeft geïnspireerd? Of kunnen we in (V.ISOLA SECONDA-STASIMO PRIMO) ook latere literatuur vinden die de muziek van de klassieke westerse canon in haar context plaatst? Proust (À la recherche du temps perdu), Musil (Der Mann ohne Eigenschaften), Mann (Doktor Faustus), Calvino (Invisible Cities), Powers (The singing of our time), ...? In (VI.INTERLUDIO PRIMO) kan O. zich samen met sociologen afvragen wat de plaats van de westerse klassieke muziek is in onze huidige maatschappij. Vermoedelijk is hij toch mede verantwoordelijk voor het brandend houden van Prometheus' vuur. Waar hoort men muziek, waarrond draait de muzikale ervaring, waarom deze muziek vandaag? Met (VII.TRE VOCI a/b) presenteert O. – in een ambitieus vervolg op de Historische Konzerte van Rubinstein – diverse concertprogramma's met werken van drie maal drie groepen van drie componisten. Met telkens wisselende combinaties: soms traditioneel en harmonieus, soms onverwacht en vol conflict. Vele andere ontmoetingen zijn mogelijk tussen de werken van deze 27 componisten, vele verhalen in het grote verhaal (o Muze !),. Stuk voor stuk kairotische knopen: combinaties die enkel uitvoerende musici van onze tijd kunnen maken, ontmoetingen die nieuwe energie oproepen en onvoorziene, ongehoorde mogelijkheden losweken uit het muziekhistorische weefgetouw van Penelope. Maar intussen zwerft O. ook nog altijd rond en doet hij nog enkele eilanden aan (VIII.TERZA,QUARTA,QUINTA ISOLA) waar hij - door Nono getransformeerd reflecteert over zijn eigen uitvoeringspraktijk in relatie tot diverse uitvoeringstradities van de composities uit het kairotische weefgetouw, zonder te vergeten dat er vandaag een grote rol is weggelegd voor het betrekken van electronica in muzikale uitvoeringen. In een (IX.INTERLUDIO SECONDO) richt O. zich nog een laatste keer tot de open zee en roept hij de Muzen aan van andere kunsten : architectuur, film, beeldende kunst,… Genoeg gesproken: "Waarover men niet spreken kan, moet men spelen" dixit Helmut Lachenmann met een grote knipoog naar Wittgenstein. Zodoende komen we aan in het eindstuk van Prometeo (X.STASIMO SECONDO) en het einddoel van Odysseus en wellicht ook Prometheus: Ithaca. De opera Prometeo kreeg als ondertitel 'tragedia dell'ascolto' mee – de Odusseia werd in de oudheid ook altijd 'gehoord' – en een uitvoerder van de westerse klassieke canon vertoeft mutatis mutandis ook in een orale traditie. Net als Odysseus zoekt hij in zichzelf, in zijn geschiedenis, in de toekomst én in het heden naar het juiste moment om zijn boog te nemen en de pijl af te schieten, die uiteindelijk de vrijers van Penelope zal verjagen. Zoals Homeros' held zijn boog beheerst – op de juiste manier, op het geschikte moment – zo ook kan een uitvoerder met een uniek kairos-moment de onderzoekers over, met, rond en naast de kunst, het zwijgen opleggen. Het zwijgen waarna het spelen volgt. De wachtende Penelope verscheurde elke dag opnieuw haar weefgetouw om niet ten prooi te vallen aan haar belagers. Enkel voor en door Odysseus zal ze haar weefgetouw kunnen afmaken. Enkel in een uitvoering kunnen we het essentiële onderzoek in muziek verrichten, in real time. Het moment is aangebroken om als uitvoerder verantwoordelijkheid op te nemen voor deze unieke expertise in al zijn onopsplitsbare complexiteit. Odysseus hoeft niet de gevangene te blijven van Kalypso; hij wordt pas πολυτρὀπος als hij zich waagt op de open zee, mét en óp zijn schip: zijn instrument. Alle eilanden die hij op zijn tocht aandoet, zijn ook maar tijdelijke haltes. Het uiteindelijke doel blijft Ithaca: Penelope – la Musica – kan hij enkel bereiken met zijn schip over de open zee. Die zee is de beste plaats, een utopie (in de Griekse betekenis zowel 'geen plaats' als 'een goede plaats'). Die utopie is ook het onderwerp van Nono's muziek: "Het oor wekken, de ogen wekken, het menselijke denken, de intelligentie, het maximum aan veruiterlijkte innerlijkheid: dát is het essentiële vandaag". Deze woorden uit 1983 hebben nog niets aan actualiteit ingeboet. Niemand kan ontkomen aan de kloktijd van Chronos, maar Kairos kan ons wél ontglippen. Laten we hem met vurige energie bij de lokken grijpen! Lees de volledige tekst op onze website www.kunstenplatformbrussel.be
© Copyright 2024 ExpyDoc