LEES HET HELE ARTIKEL 1x1 BAL BEHANDELING

1
2
1 X 1 : BALBEHANDELING
Marcel Schaft
Onder balbehandeling versta ik de basisvaardigheden gooien en vangen: met links, rechts en met twee
handen, in stilstand en uit beweging. Een goede korfballer moet een bal in alle standen en posities met één
of twee handen kunnen vangen en gooien. Maar dit is nog niet genoeg. Het is ook belangrijk de bal snel te
kunnen verwerken tot schot en snel te kunnen doorplaatsen, ook als er een verdediger voor je neus staat
die dit probeert te voorkomen. Hiervoor moet de bal vaak worden overgepakt van de linker hand naar de
rechter hand of andersom. Ook dit hoort bij balbehandeling.
Waarom belangrijk
In het 1 x 1 duel is het dus belangrijk dat er zowel
met links als met rechts gevangen kan worden.
Reden hiervoor is dat het vaak nodig is de bal op de
buitenste hand aan te gooien omdat anders de
verdediger in de ballijn staat. Ook moet er met links
en rechts gegooid kunnen worden omdat je
afhankelijk van de positie van de verdediger soms
met links en soms met rechts moet inplaatsen. De
bal overbrengen van de ene hand (waarmee
gevangen is) naar de andere hand (waarmee
gegooid wordt) heet overpakken. Een goed
uitgevoerde overpakbeweging is essentieel voor een
speler in het 1 x 1 duel.
Aandachtspunten
De bal moet op de goede hoogte en strak worden
aangegooid, niet met een boogje over een
verdediger heen. Iemand die een 1 x 1 duel aangaat,
doet dat om doelpunt te maken. De bal moet dus op
hoofdhoogte worden aangegooid. Als er ruimte voor
is ook echt voor (in plaats van naast) het hoofd zodat
direct geschoten kan worden. Als hier geen ruimte
voor is op de buitenste hand, maar wel op
hoofdhoogte. In dat geval moet de bal snel verwerkt
kunnen worden, er zijn drie mogelijkheden. De bal
moet van de buitenste hand naar recht voor hoofd
worden gebracht om te schieten, de bal moet van de
ene naar de andere hand overgepakt kunnen
worden om in te plaatsen of de bal moet met
dezelfde hand (als waarmee gevangen was) worden
ingeplaatst. Het is afhankelijk van de positie van de
verdediger met welke hand je moet inplaatsen.
Veel voorkomende fouten
De beweging wordt teveel in stilstand uitgevoerd: er
wordt tijdens het vangen niet goed gereageerd op de
naderende bal. En er wordt daarna niet voldoende
uitgestapt tijdens het gooien. Hierdoor wordt te
weinig ruimte gemaakt voor het vangen en gooien.
Relatie met tactiek
Tijdens het rondspelen van de bal in de aanval, maar
bijvoorbeeld ook tijdens het wegtrekken vanuit de
paal, moeten ballen worden gegooid naar en
gevangen met de buitenste hand. In deze situaties
geldt vaak dat er een verdediger dichtbij je staat, die
je ertoe dwingt de bal met je buitenste hand te
gooien. Kun je dit niet, dan loopt het aanvalsspel
moeizaam. Vooral tegen een tegenstander die
probeert de bal ertussenuit te halen, levert dit
onnodig veel balverlies op.
Op welke manier in training meenemen
Maak er bijvoorbeeld een terugkerende oefening van
dat spelers tegenover elkaar staan en zoveel
mogelijk keer met één hand vangen, overpakken en
gooien. Gedurende het seizoen zal blijken dat dit
steeds vaker lukt. Maak de oefening dan ook steeds
moeilijker, door er op een gegeven moment
verdedigers bij te zetten. Maak er ook een gewoonte
van dat bij iedere oefening of partijtje waarbij een bal
naar links gegooid moet worden, de bal ook
daadwerkelijk met links wordt gegooid (met rechts
natuurlijk hetzelfde). Maak er ook een gewoonte van
dat dit gebeurt met uitstappen tijdens het gooien. En
het allerbelangrijkste voor de trainer: coach en
corrigeer voortdurend op de goede uitvoering, ook in
de wedstrijd.
Wanneer in training meenemen
Gooien en vangen (uit stilstand) moeten zodra
iemand begint met korfballen direct goed worden
aangeleerd zodat een speler niet de kans krijgt het
fout aan te leren. Eerst gooien met de goede hand
en met twee handen en tegelijk vangen met twee
handen. Zodra dit redelijk onder de knie is (na
enkele maanden) meteen het uitstappen tijdens het
gooien en het gooien met de ‘verkeerde hand’ erbij
nemen. Dit moet in de F en E gebeuren. Uitstappen
tijdens het gooien is ook belangrijk bij het inplaatsen
voor de doorloopbal.
Gooien en vangen moet vervolgens in de E en D
worden uitgebouwd met het vangen met één hand
en gooien en vangen uit beweging. Als zowel het
gooien als het vangen met één hand onder de knie
is, moet de zo belangrijke overpakbeweging worden
geleerd. Eerst uit stilstand (D), later uit beweging (C).
Omdat een goede balbehandeling essentieel is en
omdat over steeds grotere afstanden gegooid moet
worden, moeten gooien, vangen en overpakken in
alle jeugdteams onder de aandacht blijven.