A. Geneeskundige behandelingsovereenkomst

Supplement 2 werkgroepen Verbintenissenrecht 2014-2015
A. Geneeskundige behandelingsovereenkomst
Verplichte literatuur:
B. Wessels & A.J. Verheij (red.), Bijzondere overeenkomsten, Deventer: Kluwer 2013,
nrs. 287-309.
A.J. Van, ‘De aansprakelijkheid voor gebrekkige medische hulpmiddelen – Implanon
revisited’, TVP 2011, nr. 2, p. 44-49.
R.P. Wijne, ‘Wie betaalt de schade van de patiënt in geval van een disfunctionerende
prothese’, TvGR 2012, nr. 4, p. 297-311.
Verplichte arresten:
HR 9 november 1990, NJ 1991/26 (Speeckaert/Gradener).
HR 21 februari 1997, NJ 1999/145 m.nt. C.J.H. Brunner (Wrongful birth).
HR 8 september 2000, NJ 2000/734 m.nt. A.R. Bloembergen (Baby Joost).
HR 2 maart 2001, NJ 2001/649 (Protocol-arrest).
HR 18 maart 2005, NJ 2006/606 m.nt. J.B.M. Vranken (Baby Kelly; Wrongful life).
Geneeskundige behandelingsovereenkomst
De Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) strekt tot
bescherming van de patiënt en is van dwingend recht. Van de Wgbo kan dus niet ten
nadele van de patiënt worden afgeweken (art. 7:468). De geneeskundige
behandelingsovereenkomst houdt in dat de ene partij, de hulpverlener, zich
tegenover de andere, de opdrachtgever, verbindt handelingen op het gebied van de
geneeskunst te verrichten die doorgaans betrekking hebben op de patiënt (art. 7:446).
De opdrachtgever is of de patiënt zelf of een ander die ten behoeve van een bepaalde
patiënt contracteert. De hulpverlener kan een natuurlijke persoon, veelal een arts, of
een rechtspersoon, veelal het ziekenhuis, zijn die een geneeskundig beroep of bedrijf
uitoefent. Op grond van art. 7:446 lid 4 worden keuringen in opdracht van een ander dan
de patiënt buiten het begrip behandelingsovereenkomst gesteld.
Krachtens art. 7:464 zijn de regels van afdeling 7.7.5 van overeenkomstige toepassing
op handelingen die anders dan krachtens een behandelingsovereenkomst op het gebied
van de geneeskunst worden verricht, voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich
daartegen niet verzet.
Informatieplicht
De hulpverlener moet zijn patiënt duidelijk, en desgevraagd schriftelijk, informeren over
een aantal vragen die met de behandeling samenhangen, zodat de patiënt een bewuste
keuze kan maken. Op de hulpverlener rust er dan ook een informatieplicht (art.
7:448), waarbij de hulpverlener zich laat leiden door hetgeen de patiënt redelijkerwijze
dient te weten over de aard en het doel van het onderzoek of de behandeling, over de
gevolgen en de risico’s ervan, over eventuele alternatieven en over de vooruitzichten
(art. 7:448 lid 2). De patiënt stelt en bewijst zo nodig dat er geen of geen adequate
informatie is verstrekt, waaraan de arts de plicht heeft mee te werken door voor zijn
betwisting voldoende feitelijke gegevens te verstrekken.
De informatieplicht staat nauw in verband met het toestemmingsvereiste (art. 7:450):
voor een geldige toestemming voor een behandeling moet de patiënt adequaat
geïnformeerd zijn (geïnformeerde toestemming). Soms kan het zich voordoen dat
toestemming niet kan worden gevraagd, omdat onmiddellijke hulpverlening geboden is
(art. 7:466). In dat geval kan de hulpverlener zonder toestemming van de patiënt of zijn
vertegenwoordiger meteen tot behandeling overgaan.
Dossierplicht
Art. 7:454-456 regelen de dossierplicht: de plicht een verklaring van de patiënt aan het
dossier toe te voegen, het recht van de patiënt op inzage in het dossier en op een
afschrift daarvan, en het vernietigingsrecht van de patiënt.
Facebook.com/SlimStuderen
1
Supplement 2 werkgroepen Verbintenissenrecht 2014-2015
Contractuele aansprakelijkheid hulpverlener
Er is een contractuele rechtsverhouding tussen de arts en de patiënt gezien de
geneeskundige behandelingsovereenkomst. In geval van tekortkoming in de nakoming
van deze overeenkomst is de arts aansprakelijk op grond van art. 6:74 jo. art. 7:453
voor de daardoor ontstane schade. De open norm van de zorgplicht in art. 7:453 kan
nader worden ingevuld door de medisch proportionele standaard: om de zorgplicht
verder te structureren, zijn er protocollen opgesteld, waarbij van een ziekenhuis en arts
in beginsel mag worden verwacht dat zij niet afwijken van hun protocollen. Als deze
protocollen niet worden nageleefd, wordt sneller een zorgplichtschending aangenomen
aangenomen, hetgeen makkelijk is te bewijzen voor de patiënt (Protocol-arrest).
In Speeckaert/Gradener werd bij de beoordeling van de zorgplicht van de arts de
maatstaf van zorgvuldigheid gebruikt die van een redelijk bekwaam en redelijk
handelend specialist mag worden verwacht en niet of de arts in redelijkheid tot zijn
diagnose en verrichtingen had kunnen komen. In dit geval was de arts zijn zorgplicht niet
nagekomen door de norm van goed hulpverlenerschap niet na te leven, waarop
schadevergoeding kan worden gevorderd op grond van art. 6:74 jo. art. 7:453.
Fictieve contractsrelatie
De centrale aansprakelijkheid van ziekenhuizen voor alle verrichtingen van in die
instellingen werkzame hulpverleners is geregeld in art. 7:462. Er is dan min of meer
sprake van een fictieve contractsrelatie: de rechtsverhouding tussen patiënt-arts
wordt doorgetrokken naar patiënt-ziekenhuis. In een dergelijk geval is het ziekenhuis
mede aansprakelijk voor tekortkomingen bij de uitvoering van een
behandelingsovereenkomst, zelfs als het zelf geen partij is bij die overeenkomst.
Schadevergoedingsvordering door derde
In Baby Kelly was een verloskundige tekort gekomen in de behandelingsovereenkomst
met de moeder met als gevolg een chromosomale afwijking bij baby Kelly. De vordering
tot vergoeding van immateriële schade werd de moeder toewijsbaar geacht, omdat zij
door de fout van de verloskundige niet ervoor heeft kunnen kiezen de geboorte van een
zwaar gehandicapt kind te voorkomen. Dit is een ernstige inbreuk op het fundamentele
recht tot zelfbeschikking, hetgeen moet worden gezien als een aantasting in de persoon
in de zin van art. 6:106 lid 1 sub b. De vergoeding van immateriële schade geleden door
de moeder is dan ook gebaseerd op art. 6:74 jo. art. 6:95 jo. art. 6:106 lid 1 sub b.
De vergoeding van immateriële schade geleden door de vader berust erop dat hem de
mogelijkheid is ontnomen samen met de moeder te kiezen voor het voorkomen van de
geboorte van een ernstig gehandicapt kind, zodat zijn leven aanmerkelijk en langdurig
wordt overschaduwd door de problematiek die een ernstig gehandicapt kind met zich
meebrengt. De beroepsfout van de verloskundige is dus tevens strijdig met hetgeen
volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer jegens de vader betaamt. De
vergoeding van immateriële schade geleden door de vader is gebaseerd op art. 6:162 jo.
art. 6:95 jo. art. 6:106 lid 1 sub b. De schade geleden door een derde kan alleen
vergoed worden door de arts en niet door het ziekenhuis. Het ziekenhuis is immers
slechts aansprakelijk tegenover de patiënt (art. 7:462).
Geen schadevergoeding aan derde
In Baby Joost gaat het om de rechtsgevolgen ten opzichte van de ouders als er bij de
behandeling van hun kind een medische fout wordt gemaakt. In casu vorderden de
ouders materiële schadevergoeding en smartengeld op grond van wanprestatie. Het
probleem is echter dat de ouders niet duidelijk hadden aangegeven dat zij in eigen naam
de overeenkomst hadden gesloten, zodat werd aangenomen dat de ouders als wettelijke
vertegenwoordigers van hun kind optraden.
Er waren onvoldoende feiten en omstandigheden die zouden rechtvaardigen dat de
ouders de medische behandelingsovereenkomst mede voor zichzelf zijn aangegaan.
Facebook.com/SlimStuderen
2
Supplement 2 werkgroepen Verbintenissenrecht 2014-2015
Doordat er onvoldoende grondslag aanwezig was dat de ouders partij waren bij de
overeenkomst, hadden zij geen recht op schadevergoeding, ook niet op grond van art.
6:107-108 dat een gesloten stelsel vormt.
Vergoeding schadeposten
In Wrongful birth ging het om een arts die was tekortgeschoten in de nakoming van zijn
verbintenis uit een behandelingsovereenkomst met een vrouw. De vrouw was ongewenst
zwanger geworden van haar echtgenoot, doordat de arts verzuimd had een spiraaltje te
herplaatsen, dat tijdelijk was verwijderd voor een operatie. De vrouw besloot het kind te
dragen en te houden en vorderde daarop schadevergoeding van de arts uit wanprestatie.
Die vordering wordt aangeduid als wrongful birth.
De arts werd aansprakelijk gehouden voor alle vermogensschade die in zodanig verband
staat met de medische fout die hij maakte dat zij hem naar de maatstaf van art. 6:98 als
een gevolg van die fout kan worden toegerekend. De Hoge Raad achtte daarom in
beginsel de kosten van verzorging en opvoeding van het kind toewijsbaar (art. 6:74 jo.
art. 6:96 jo. art. 6:98). De vordering tot vergoeding van inkomensschade, omdat de
moeder heeft besloten een tijd niet te werken, is door het Hof afgewezen. Haar keuze om
zelf voor het kind te zorgen, komt voor haar rekening, en zij heeft niet aannemelijk
gemaakt dat en waarom de vader, die wegens chronische ziekte thuis was, niet in staat
was of zou zijn om een bijdrage te leveren aan de verzorging en opvoeding van het kind.
Het Hof had de vordering tot vergoeding van de immateriële schade afgewezen, omdat
niet was gebleken dat de vrouw geestelijk letsel had geleden. Echter, door een medische
fout is inbreuk gemaakt op het persoonlijkheidsrecht van de vrouw om te bepalen of en
wanneer zij een kind wil krijgen. Brunner heeft daarom in zijn noot aangegeven dat de
immateriële schade wel vergoed dient te worden. In Baby Kelly werd immers deze
schade vergoed op grond van inbreuk op een fundamenteel recht, waarvan in deze zaak
ook sprake is.
Risicoaansprakelijkheid gebrekkige hulpzaken
De hoofdregel is dat de aansprakelijkheid voor gebrekkige hulpzaken op grond van art.
6:77 rust op de arts, tenzij dit onredelijk is gelet op de inhoud en strekking van de
rechtshandeling waaruit de verbintenis voortspruit, de in het verkeer geldende
opvattingen en de overige omstandigheden van het geval.
De volgende argumenten kunnen gebruikt worden om risicoaansprakelijkheid op grond
van art. 6:74 jo. art. 6:77 aan te nemen:
 Als er sprake is van een resultaatsverbintenis bij een geneeskundige
behandelingsovereenkomst, waarbij het meestal gaat om feitelijke handelingen
die met een hoge mate van waarschijnlijkheid tot het beoogde resultaat zouden
leiden;
 De arts kan door zijn keuzevrijheid prijs en kwaliteit afwegen, zodat de patiënt
als ondeskundige partij vaak zal afgaan op het advies van de arts die als
deskundige partij wordt gezien;
 De eenvoud van verhaal maakt dat artsen in dienst van een ziekenhuis meestal
zijn meeverzekerd op de polis van het ziekenhuis.
De volgende argumenten tegen risicoaansprakelijkheid voor gebrekkige hulpzaken zijn:
 De arts heeft aannemelijk gemaakt dat het gebrek reeds bestond op het moment
waarop de zaak door de producent in het verkeer werd gebracht, zodat er sprake
is van productaansprakelijkheid waarvoor de producent of leverancier
aansprakelijk is;
 Weinig keuzevrijheid van de arts, bijvoorbeeld als de patiënt heeft gekozen
voor een bepaalde type zaak;
Facebook.com/SlimStuderen
3
Supplement 2 werkgroepen Verbintenissenrecht 2014-2015


Als er sprake is van een inspanningsverbintenis bij een geneeskundige
behandelingsovereenkomst, zodat een bepaald resultaat vanwege het menselijk
lichaam als ongewisse factor niet gegarandeerd kan worden;
De arts had geen kennis van het gebrekkige product en behoefde dit gebrek ook
niet te kennen.
De productaansprakelijkheid van art. 6:185 e.v. gaat uit van een risicoaansprakelijkheid
van de producent bij een door de patiënt aan te tonen gebrek in het product dat de
oorzaak is van zijn schade. In geval van een gebrekkige prothese moet aan de volgende
eisen worden voldaan:
 Dat een prothese een roerende zaak is in de zin van art. 6:187 lid 1;
 Dat de fabrikant de producent is als bedoeld in art. 6:187 lid 2;
 Dat de prothese een gebrekkig product is, waarbij maatgevend is de verwachting
van het grote publiek over de veiligheid of in geval van een specifiek product als
dit de verwachting van de redelijk handelende en redelijk denkende patiënt (art.
6:186 lid 1);
 De schade is ontstaan door lichamelijk letsel of dood (art. 6:190).
Facebook.com/SlimStuderen
4