INFORMATIE over SYNAGOGE Een synagoge is een ‘huis van samenkomst’: joden komen er bij elkaar voor gebed, studie uit de Tora, het vieren van feesten en het herdenken van gebeurtenissen. De synagoge is een gebedshuis voor de joden, zoals een kerk is voor christenen en een moskee voor moslims. Een synagoge kan klein zijn, zo klein als een kamer, of heel groot, zoals de Portugese Synagoge in Amsterdam. In de joodse geschiedenis was een synagoge niet altijd het enige gebedshuis van joden. Zo’n tweeduizend jaar geleden was er een hele belangrijke plaats waar joden samenkwamen: de Tempel van Salomon in Jeruzalem. Deze tempel is door de Romeinen verwoest in het jaar 70 van de gewone jaartelling. De joden werden verdreven uit Jeruzalem en de synagogen bleven over als de enige plaats van samenkomst en gebed. Europese joden noemen een synagoge een sjoel, afgeleid van het Jiddisje woord voor school Pasteltekening van Martin Monnickendam Synagogedienst in de Grote Synagoge ter gelegenheid van het driehonderdjarig bestaan van de Amsterdamse Hoogduitse Gemeente op 14 november 1935 JHM nummer 03250 De buitenkant van de synagoge is niet belangrijk, het gaat om de inrichting van het gebouw. Er staat een ark, een kast waarin de Torarollen bewaard worden. De ark bevindt zich in westelijke landen tegen de oostelijke muur van de synagoge en geeft hiermee de richting van het gebed aan, de richting van Jeruzalem waar ooit de Tempel stond. De Torarollen in de ark worden afgeschermd door een kastdeur of gordijn. In de buurt van de ark hangt het eeuwig licht, dat brandt ter herinnering aan het licht dat ooit in de Tempel scheen. Vaak staat er ook een negenarmige kandelaar (chanoekia) schuin voor de ark: deze wordt gebruikt bij het Inwijdingsfeest (Chanoeka). In het midden van de synagoge is een verhoging waar de Tora gelezen wordt, de bima. Hieromheen staan bankjes voor de sjoelgangers, mensen die bijeenkomen in de synagoge Ga verder op de volgende bladzijde 1 SCHOOLOPDRACHT bij SYNAGOGE 1. Lees de informatietekst. • Welk gebouw werd tweeduizend jaar geleden gebruikt door de joden voor gebedsdiensten? • Is deze plek nu nog belangrijk voor joden? Leg uit. • Waarom zijn er synagogen in andere landen en plaatsen ontstaan? Leg uit. • Waarom wordt een synagoge ook wel sjoel genoemd? 2. Ga naar de website van het museum (www.jhm.nl ) en zoek in de woordenlijst (groene balk) bij de letter S van Synagoge. Klik op Synagogedienst. • Op welke dag is de belangrijkste dienst in de synagoge? • Hoeveel mannen zijn er minimaal nodig voor deze dienst? • Hoe heet dit aantal in het Hebreeuws? • En hoeveel vrouwen? • Wat vind je hiervan? Leg uit. 3. Ga naar: http://www.oorloginblik.nl/film/niod/2759421. Bekijk het filmfragment ‘Sjabbos’, opgenomen in 1932 in de Grote Synagoge van Amsterdam op de website van Oorlog in blik. • Hoe kun je zien dat dit in de Grote Synagoge is? • Welke speciale kledingstukken worden door de mannen gedragen? 4. Typ in het zoekvenster (rechtsboven) het JHM nummer: 03250. Je ziet in het klein de pasteltekening van Martin Monnickendam: Synagogedienst in de Grote Synagoge. Klik op de afbeelding. In het museum ga je over dit voorwerp vertellen. • Waar zijn op de afbeelding de ark en de bima te zien? 5. Er zijn in Nederland twee belangrijke joodse stromingen: het orthodoxe en het liberale jodendom. In een liberale synagoge hebben mannen en vrouwen dezelfde rechten en plichten en mogen mannen en vrouwen door elkaar zitten. In een orthodoxe synagoge zijn de verhoudingen traditioneel en zitten de mannen en vrouwen afgescheiden van elkaar. • Kijk naar de pasteltekening van Martin Monnickendam: onder welke stroming viel de Grote Synagoge? • Waar denk je dat de vrouwen zitten? • Wat vind je daarvan? Leg uit. • Ken je een gebedshuis uit een andere cultuur? Zo ja, welke is dat? • Wat is volgens jou het belangrijkste onderdeel van dat gebouw? • Ben je wel eens in dat gebouw geweest? Zo ja, wat betekent dat gebouw voor jou? Ga verder op de volgende bladzijde 2 Tenslotte De informatie die je hebt gevonden helpt je om een groot deel van je presentatie voor te bereiden. Tijdens je presentatie is het belangrijk dat je over de volgende punten vertelt: • Wat is je onderwerp? • Wat ben je te weten gekomen over je onderwerp? • Wat heeft het museumvoorwerp, de pasteltekening van Martin Monnickendam: Synagogedienst in de Grote Synagoge, te maken met je onderwerp? Leg uit. • Is er iets wat je aanspreekt in dit schilderij? • Wat vind je mooi/leuk/bijzonder aan je onderwerp? In het museum krijg je nog een opdracht over jouw onderwerp. Je krijgt een paar vragen over je museumvoorwerp die je samen met je klasgenoot in het museum gaat beantwoorden. Je kan deze extra informatie nog gebruiken voor je presentatie. Na de opdracht wordt de klas in tweeën gesplitst, en ga je alléén je presentatie geven. Veel succes! 3 INFORMATIE over TORA De Tora is het eerste deel van de Hebreeuwse bijbel, namelijk de eerste vijf boeken van Mozes. Tora betekent onderricht of wet. In de Tora staan leefregels en verhalen die volgens de joodse traditie de vroegste geschiedenis van de mensheid en het joodse volk beschrijven. Een gebruiksaanwijzing voor het leven, zo zou je de Tora, de Bijbel of de Koran kunnen noemen. Het zijn heilige boeken waarin voorschriften en verhalen aangeven hoe je volgens een bepaalde geloofsovertuiging een goed leven kunt leiden. Torarol. JHM nummer 005828-01 Voor religieuze joden vormt de Tora de kern van een mensenleven: als richtsnoer en een bron van informatie en inspiratie. In de synagoge wordt een Torarol, een met de tekst van de Tora beschreven rol van perkament, bewaard in een speciale kast, de heilige ark. Torarollen worden in een mooi versierde toramantel bewaard. Aan iedere Tora hangt een ketting met een aanwijsstokje waarmee de tekst van de Tora wordt aangewezen. Dit aanwijsstokje wordt een jad genoemd, wat het Hebreeuwse woord is voor hand. In een joods huis bevindt zich geen Torarol, maar wel de tekst van de Tora in boekvorm, zodat ook thuis de tekst kan worden gelezen en bestudeerd. In de synagoge wordt drie keer per week, waaronder op sjabbat uit de Tora voorgelezen, waarna de tekst kan worden uitgelegd door de rabbijn. In de Tora staan 613 geboden en verboden, leefregels dus. Ze zijn eeuwenoud en het is niet altijd even makkelijk deze voorschriften naar het leven van nu te vertalen. Hoe ga je daar dan mee om? Waar gaat de Tora nou eigenlijk echt over? Wat is de essentie? Antwoorden op deze vragen vind je in de Talmoed, een enorme verzameling van uitleg en commentaren op de tekst van de Tora. Ga verder op de volgende bladzijde 4 SCHOOLOPDRACHT bij TORA 1. Lees de informatietekst. • Wat is de Tora? • Hoe zou je de Tora kunnen beschrijven? 2. Ga naar de website van het museum (www.jhm.nl ) en zoek in de woordenlijst (groene balk) bij de letter T van Tora. Bekijk het filmpje van de Toraschrijver. • Hoe wordt de Tora geschreven? • In welke taal is de Tora geschreven? 3. Ga terug naar de woordenlijst (groene balk op www.jhm.nl ) bij de letter T van Torarol. In het museum ga je over deze rol vertellen. • Van welke materialen is de Torarol gemaakt? • Op welke dag wordt er uit de Torarol gelezen? • Noem drie voorwerpen (sierobjecten) waarmee een Torarol versierd wordt. Klik in de tekst op de website op een van deze sierobjecten en beschrijf dit voorwerp. • Waarom wordt volgens jou de Torarol mooi aangekleed? • Ken je een ander boek dat bijzonder wordt ‘aangekleed’ of versierd? Licht je antwoord toe. 4. Ga terug naar de woordenlijst (groene balk) en zoek bij de letter T van tien geboden. • De tien geboden worden ook wel de tien uitspraken genoemd. Waarom? • Welk(e) gebod(en) ken jij? • Zoek op internet of in de bijbel de tien geboden op. Het hoofdstuk heet: Exodus 20: 2-14. Wat staat daar geschreven? • Wat hebben de tien geboden en de Tora met elkaar te maken? • Wat vind jij van de tien geboden? Leg uit. 5. In de informatie wordt de Tora een gebruiksaanwijzing voor het leven genoemd. • Kan jij je dat voorstellen? Leg uit. • Wat vind je ervan? • Heb jij ook een speciaal boek dat je als gebruiksaanwijzing voor je leven ziet? Ga verder op de volgende bladzijde 5 Tenslotte De informatie die je hebt gevonden helpt je om een groot deel van je presentatie voor te bereiden. Belangrijk om te vertellen zijn de volgende punten: • Wat is je onderwerp? • Wat ben je te weten gekomen over je onderwerp? • Wat heeft het museumvoorwerp, de Tora, te maken met je onderwerp? Leg uit. • Is er iets wat je aanspreekt in de Tora? • Wat vind je mooi/leuk/bijzonder aan je onderwerp? In het museum krijg je nog een opdracht over jouw onderwerp. Je krijgt een paar vragen over je museumvoorwerp die je samen met je klasgenoot in het museum gaat beantwoorden. Je kan deze extra informatie nog gebruiken voor je presentatie. Na de opdracht wordt de klas in tweeën gesplitst, en ga je alléén je presentatie geven. Veel succes! 6 INFORMATIE over SJABBAT Sjabbat is een dag van rust. Sjabbat herinnert aan God die uitrustte nadat de schepping van de wereld was voltooid en herinnert ook aan de schepping zelf. Zolang er mensen bestaan, vieren ze feesten. Feestdagen helpen je gebeurtenissen te herinneren die je niet wilt vergeten. De meeste feestdagen zijn er maar een keer per jaar, maar de belangrijkste joodse feestdag wordt iedere week op vrijdagavond en zaterdag gevierd: de sjabbat. Deze dag herinnert aan de schepping van de wereld. In de Tora staat beschreven hoe God de wereld heeft geschapen in zes dagen. De zevende dag gebruikte Hij om uit te rusten, de sjabbat. Sjabbatklok JHM nummer 01925 Volgens de joodse traditie heb je als mens de opdracht om Gods schepping te vervolmaken, dat betekent zoiets als de puntjes op de i zetten: de schepping is prachtig, maar de wereld is dat nog niet helemaal. De mens heeft de opdracht om op zijn of haar manier de wereld iets beter te maken. Hoe doe je dat volgens de joodse traditie? Door bewust te leven en door stil te staan bij de dingen die je echt belangrijk vindt zoals bijvoorbeeld: je familie, je vrienden, je gezondheid, de natuur of je vrijheid. En door je verantwoordelijk te voelen voor wat je zelf doet en niet doet, en door goed te zorgen voor de mensen om je heen, ook als het geen familie of vrienden zijn. Ga verder op de volgende bladzijde 7 SCHOOLOPDRACHT bij SJABBAT 1. Lees de informatietekst. • Wat is de belangrijkste joodse feestdag? • Waar herinnert deze aan? 2. Ga naar de website van het museum (www.jhm.nl ) en zoek in de woordenlijst (groene balk) bij de letter S van sjabbat. • Wat mag je op sjabbat niet doen? • Waarom niet? • Hoe wordt sjabbat thuis gevierd? • Wat vind je daarvan? Leg uit. 3. Ga terug naar de startpagina (www.jhm.nl ) en klik op collectie (rode balk). Klik op Zoek online in alle collecties en typ bij inventarisnummer het JHM nummer 01925 in. Je ziet de sjabbatklok. In het museum ga je over dit voorwerp vertellen. • Van welk materiaal is deze klok gemaakt? • Welke tijden worden er op de klok getoond? • Welke van deze twee klokken geeft volgens jou het einde van de sjabbat aan? 4. Ga terug naar startpagina en zoek in de woordenlijst (groene balk) bij de letter H van havdala. • Hoe wordt afscheid genomen van de sjabbat? • Welke kruiden zou jij hiervoor gebruiken? • Wat vind je ervan om op deze manier een einde aan een bijzondere dag te maken? 5. Ga naar www.jhm.nl/sjabbat en klik op de woonkamer. • Bekijk het filmpje ‘Vrijdagavond’ en lees de informatie bij de sjabbatkandelaar. Hoe viert de familie Hollander sjabbat in het Kindermuseum van het JHM? 6. De zaterdag is de joodse rustdag. • Hebben andere godsdiensten ook rustdagen? En zo ja, welke dagen zijn dit en bij welke godsdienst horen deze? • Op welke dagen vallen deze rustdagen? • Hebben deze rustdagen speciale regels over wat je wel of juist niet mag doen? 7. Heb je zelf een speciale dag in de week die zich onderscheidt van de andere dagen? • Zo ja, op welke manier? • Zo nee, vind je dat jammer? Leg je antwoord uit. Ga verder op de volgende bladzijde 8 Tenslotte De informatie die je hebt gevonden helpt je om een groot deel van je presentatie voor te bereiden. Belangrijk om te vertellen zijn de volgende punten: • Wat is je onderwerp? • Wat ben je te weten gekomen over je onderwerp? • Wat heeft het museumvoorwerp, de Sjabbatklok, te maken met je onderwerp? Leg uit. • Is er iets wat je aanspreekt in de Sjabbatklok? • Wat vind je mooi/leuk/bijzonder aan je onderwerp? In het museum krijg je nog een opdracht over jouw onderwerp. Je krijgt een paar vragen over je museumvoorwerp die je samen met je klasgenoot in het museum gaat beantwoorden. Je kan deze extra informatie nog gebruiken voor je presentatie. Na de opdracht wordt de klas in tweeën gesplitst, en ga je alléén je presentatie geven. Veel succes! 9 INFORMATIE over Eindelijk volwassen: BAR MITSWA Bar mitswa betekent: ‘zoon van het gebod’ – Als een jongen dertien wordt, wordt hij bar mitswa: volgens de joodse wet is hij dan volwassen. Een meisje wordt op haar twaalfde bat mitswa: ‘dochter van het gebod’. Iedereen kent belangrijke en feestelijke momenten in zijn leven, waarbij op een speciale manier wordt stilgestaan. Als je geboren wordt, is dat een bijzonder moment voor je ouders en familie. Volwassen worden, verliefd zijn en later misschien trouwen zijn in de eerste plaats bijzondere momenten voor jezelf. Je kunt deze belangrijke momenten ook delen met je familie of je vrienden. In veel religies of culturen hebben deze momenten een speciale viering meegekregen. Soms verschillen tradities van elkaar, maar vaak zie je ook overeenkomsten. Bar Mitswa Oorkonde van Abraham Reens JHM nummer 00809 In de meeste gevallen is het volwassen worden van kinderen gekoppeld aan de lichamelijke volwassenwording in de puberteit. In de joodse traditie zijn meisjes vanaf twaalf jaar en jongens vanaf dertien jaar volwassen. Dit betekent dat ze in staat zijn zelfstandig hun religieuze verplichtingen na te komen. Deze volwassenwording, bar of bat mitswa genoemd, wordt gevierd in de synagoge waar jongens (en in de liberale* synagogen ook meisjes) voor het eerst uit de Tora mogen lezen. Vanaf dat moment zijn ze verantwoordelijk voor hun eigen doen en laten. * Liberaal jodendom is een moderne variant met aangepaste regels en rituelen Ga verder op de volgende bladzijde 10 SCHOOLOPDRACHT bij Eindelijk volwassen BAR MITSWA 1. Lees uit de informatie op de vorige bladzijde • Op welke leeftijd is een joodse jongen volwassen? • En een joods meisje? 2. Ga naar de website van het museum (www.jhm.nl ) en zoek in de woordenlijst (groene balk) bij de letter B van Bar Mitswa. • Hoe gaat een Bar Mitswa in de synagoge? • Is het vieren van een Bar Mitswa iets serieus of feestelijks? • Wat vind je daarvan? Leg je antwoord uit. • Is er een verschil in het vieren van de volwassenwording van een jongen en die van een meisje? • Hoe denk jij hierover? Leg uit. 3. Ga terug naar de startpagina (www.jhm.nl ) en klik op collectie (rode balk links). Klik op Zoek online in alle collecties en typ bij inventarisnummer het JHM nummer 00809 in. Je ziet de oorkonde van Abraham Reens. In het museum ga je over dit voorwerp vertellen. • Print de Bar Mitswa-oorkonde uit en bekijk het goed. Welke illustraties hebben met het jodendom te maken en welke met Nederland? • In welk jaar heeft Abraham Reens zijn Bar Mitswa gedaan? • Welke wensen staan voor Abraham op het diploma geschreven? • Zijn deze wensen uitgekomen? Leg je antwoord uit. 4. Ga naar www.jhm.nl/barmitswa en klik op de woonkamer. Bekijk het filmfragment Verrassing voor Sammi. • Hoe bereidt Sammi zich voor op zijn Bar Mitswa? • En zijn ouders? • Wat vind je daarvan? Leg uit. 5. Vieren jullie thuis of in de familie de volwassenwording van een kind? • Zo ja, hoe vieren jullie dat? • Zijn er overeenkomsten met een Bar of Bat Mitswa? Ga verder op de volgende bladzijde 11 Tenslotte De informatie die je hebt gevonden helpt je om een groot deel van je presentatie voor te bereiden. Belangrijk om te vertellen zijn de volgende punten: • Wat is je onderwerp? • Wat ben je te weten gekomen over je onderwerp? • Wat heeft het museumvoorwerp, de oorkonde van Abraham Reens te maken met je onderwerp? Leg uit. • Is er iets wat je aanspreekt in de oorkonde van Abraham Reens? • Wat vind je mooi/leuk/bijzonder aan je onderwerp? In het museum krijg je nog een opdracht over jouw onderwerp. Je krijgt een paar vragen over je museumvoorwerp die je samen met je klasgenoot in het museum gaat beantwoorden. Je kan deze extra informatie nog gebruiken voor je presentatie. Na de opdracht wordt de klas in tweeën gesplitst, en ga je alléén je presentatie geven. Veel succes! 12 INFORMATIE over VREEMDELING IN AMSTERDAM Wat betekende het om jood te zijn in Nederland in de zeventiende en de achttiende eeuw? Hoe zou het zijn om op een plek te wonen waar je je niet thuis voelt? Je mag er niet doen wat je wilt, je mag niet wonen waar je wilt, je mag ook niet trouwen met wie je wilt. En dat alleen omdat je anders bent. Je hebt dan twee mogelijkheden. Je blijft en je probeert er het beste van te maken of je gaat naar een plek toe waar je wél mag zijn zoals je bent. Maar het is niet makkelijk een nieuw leven op te bouwen in een andere stad, dorp of land. Pesachbord JHM nummer B0117 Vanaf de zeventiende eeuw emigreerden veel joden naar Amsterdam. Vaak waren ze op de vlucht voor het antisemitisme (jodenhaat). Joden kwamen zowel uit Zuid-Europa (vooral uit Spanje en Portugal) als uit Midden en Oost-Europa naar Amsterdam. Eenmaal in Amsterdam aangekomen, leek het leven beter. Joden mochten hier wonen en hoefden hun afkomst niet te verbergen; ze werden er niet om vervolgd. Toch bleef het voor de meeste joden in Amsterdam moeilijk om werk te vinden. Ze mochten namelijk geen lid worden van de gilden (beroepsverenigingen), waardoor de meeste beroepen voor joden verboden waren. Daardoor leefden de meesten van de straathandel en waren erg arm. In Amsterdam kwamen de eerste joden op het eiland Vlooyenburg wonen, in de buurt rondom het huidige Waterlooplein, samen met andere nieuwkomers. De groep joden werd steeds groter en daardoor werd de behoefte groter aan speciale joodse voorzieningen, zoals joods onderwijs, ritueel slachters, armenzorg en ook (grote) synagogen. Dat moesten ze zelf regelen, want de stad Amsterdam zorgde alleen voor de protestante (christelijke) burgers. Dit is zo gebleven tot 1796. In dat jaar werd er een wet aangenomen die alle mensen in Nederland, dus ook joden, gelijke rechten garandeerde. Maar toen waren joden al tweehonderd jaar ‘vreemdeling’ in eigen stad geweest. Ga verder op de volgende bladzijde 13 INFORMATIE over VREEMDELING IN AMSTERDAM 1. Lees de informatietekst. • Uit welke landen vluchtten de joden naar Amsterdam? • In welke buurt in Amsterdam mochten de joden wonen in de zeventiende en achttiende eeuw? • Welke vrijheid hadden de joden in Amsterdam die ze niet in hun geboorteland hadden? 2. Zoek via Youtube de film De verdwenen jodenbuurt en bekijk het filmfragment • Welke twee joodse gemeenschappen ontstaan er? • Wat waren de overeenkomsten tussen deze twee groepen? En de verschillen? • Welke twee gebouwen hebben de joden laten bouwen in de 17e eeuw? • Wat vind je ervan? Leg uit. 3. Ga naar de website van het museum (www.jhm.nl ) en typ bij plaatsen (groene balk) de A van Amsterdam. Zoek op de kaart informatie over de Waterloopleinmarkt. Lees het eerste stuk. • Waarom leefden veel joden van de straathandel? • Wat vind je ervan? Leg uit. 4. Ga terug naar de startpagina (www.jhm.nl ) en klik op collectie (rode balk). Klik op Zoek online in alle collecties en typ bij inventarisnummer het JHM nummer b0117 in. Je ziet het Pesachbord. In het museum ga je over dit voorwerp vertellen. • Wanneer en waar is dit bord gemaakt? • Hoe wordt dit aardewerk ook wel genoemd? • Waaraan kun je zien dat de gebruikers van dit voorwerp vreemdelingen waren? 5. Ga terug naar de startpagina en zoek in plaatsen (groene balk) bij N van 400 jaar joden in Nederland. Zoek op de kaart naar je eigen provincie en woonplaats of een plaats die daar dichtbij ligt. Lees het stukje over de geschiedenis van de joden in die plaats. • Welke plaats heb je gevonden? • Wanneer zijn de joden daar komen wonen? • Wanneer was die gemeenschap daar het grootst? • Wat waren de beroepen die de joden daar mochten uitoefenen? • Wist je dat hier joden wonen of hebben gewoond? 6. Wat zou voor jou een reden zijn om in een ander land te gaan wonen? • Wat zou jij dan het moeilijkste vinden? • Welk voorwerp zou je zeker mee willen nemen? Ga verder op de volgende bladzijde 14 Tenslotte De informatie die je hebt gevonden helpt je om een groot deel van je presentatie voor te bereiden. Belangrijk om te vertellen zijn de volgende punten: • • • • • Wat is je onderwerp? Wat ben je te weten gekomen over je onderwerp? Wat heeft het museumvoorwerp, het pesachbord, te maken met je onderwerp? Leg uit. Is er iets wat je aanspreekt in het pesachbord? Wat vind je mooi/leuk/bijzonder aan je onderwerp? In het museum krijg je nog een opdracht over jouw onderwerp. Je krijgt een paar vragen over je museumvoorwerp die je samen met je klasgenoot in het museum gaat beantwoorden. Je kan deze extra informatie nog gebruiken voor je presentatie. Na de opdracht wordt de klas in tweeën gesplitst, en ga je alléén je presentatie geven. Veel succes! 15 INFORMATIE over SPINOZA de filosoof ‘In een vrij land mag je denken wat je wil en zeggen wat je denkt.’ Baruch de Spinoza Baruch de Spinoza was in de zeventiende eeuw een bekende joodse filosoof*. Misschien heb je zijn naam wel eens gehoord. Zijn grootouders waren uit Portugal naar Amsterdam gekomen waar ze in vrijheid joods konden zijn. Spinoza zelf was geboren in Nederland. Hij nam niet alles klakkeloos aan wat er in de Tora geschreven stond. Hij geloofde bijvoorbeeld niet dat de Tora door God was gegeven, maar meende dat mensen de Tora hadden geschreven. Portret van Baruch de Spinoza JHM nummer B1920 Omdat Spinoza zijn ideeën ook opschreef, konden veel mensen lezen wat hij dacht. Hij raakte hierdoor in moeilijkheden met de autoriteiten. Dat wilde de joodse gemeente in Amsterdam liever niet. Die was bang dat mensen in verwarring zouden raken en dat alle joden hiervan de schuld zouden krijgen. In 1656 werd Spinoza in de ban gedaan: dat betekende bijvoorbeeld dat hij niet meer welkom was in de synagoge, er niet meer kon trouwen en ook niet joods begraven mocht worden. Lang is gedacht dat dit kwam door zijn ideeën, maar misschien had het ook te maken met de geldschulden van zijn familie die hij niet wilde afbetalen. Kortom: Spinoza was een spraakmakende figuur. Veel beroemde mensen in die tijd lieten hun portret schilderen. Spinoza wilde zijn geld daar echter niet aan uitgeven. Hij vond schilderijen maar mutas, dat is Spaans voor stom. Door een beschrijving van Spinoza door de Spaanse kapitein Miguel Perez de Maltranilla die hem in Amsterdam had ontmoet, weten we toch hoe deze filosoof er op 33-jarige leeftijd uitzag: ‘een jongeman van een mooi gestalte, fijn gevormd, met lange zwarte haren, wenkbrauwen van dezelfde kleur, een mooi gezicht.’ *filosoof: letterlijk betekent het ‘vriend van de wijsheid’, wijsgeer Ga verder op de volgende bladzijde 16 SCHOOLOPDRACHT bij SPINOZA de filosoof 1. Lees de informatietekst. • Wanneer leefde Spinoza? • Waarom waren zijn grootouders naar Nederland gegaan? • Waardoor raakte Spinoza in moeilijkheden? • Wat betekende de ban voor hem? • Wat vind je daarvan? Leg uit. 2. Ga naar de website van het museum (www.jhm.nl ) en zoek in de personenlijst (groene balk) bij de letter S van Spinoza en lees de tekst. • Bovenaan het scherm staan onder Baruch de Spinoza nog twee namen. Van wie denk je dat die namen zijn? Leg uit. • Hoe werd hij thuis genoemd? • Wat was nog een ander beroep dat Spinoza uitoefende? • Waarom denk je dat zijn grootouders naar Nederland waren gekomen? • Wat vind je daarvan? Leg uit. 3. Ga terug naar de startpagina (www.jhm.nl ) en klik op collectie (rode balk). Klik op Zoek online in alle collecties en typ bij inventarisnummer het JHM nummer b1920 in. Je ziet het portret van Baruch de Spinoza. In het museum ga je over dit voorwerp vertellen. • Wanneer is dit schilderij gemaakt? • Hoe oud was Spinoza toen? • Heeft Spinoza voor dit portret geposeerd? Leg uit. • Wat vind je daarvan? Leg uit. 4. Ga naar de website van het Gemeentearchief Amsterdam www.gaa.nl . Ga naar zoek en schrijf daar: Spinoza in de ban. Klik op ‘Presentaties > Amsterdamse schatten > Beroemd > Spinoza in de ban’ . Print de pagina uit en bekijk de afbeelding van banvloek over Spinoza. • In welk jaar is deze ban uitgesproken? • In welke taal is de ban geschreven? • Kun je de naam van Spinoza terug vinden in de ban? • Wat vind je van een ban? Leg uit. 5. Zoek via Youtube de rap Spinoza in de huis van Youssouf K. & Dikke Ferrie. • Waarom is volgens de rappers Spinoza belangrijk? • Volgens Spinoza mag je: ‘In een vrij land mag je denken wat je wilt en zeggen wat je denkt.’ Ben jij het eens met deze uitspraak van Spinoza? Leg je antwoord uit. Ga verder op de volgende bladzijde 17 Tenslotte De informatie die je hebt gevonden helpt je om een groot deel van je presentatie voor te bereiden. Belangrijk om te vertellen zijn de volgende punten: • Wat is je onderwerp? • Wat ben je te weten gekomen over je onderwerp? • Wat heeft het museumvoorwerp, het Portret van Baruch de Spinoza, te maken met je onderwerp? Leg uit. • Is er iets wat je aanspreekt in het Portret van Baruch de Spinoza? • Wat vind je mooi/leuk/bijzonder aan je onderwerp? In het museum krijg je nog een opdracht over jouw onderwerp. Je krijgt een paar vragen over je museumvoorwerp die je samen met je klasgenoot in het museum gaat beantwoorden. Je kan deze extra informatie nog gebruiken voor je presentatie. Na de opdracht wordt de klas in tweeën gesplitst, en ga je alléén je presentatie geven. Veel succes! 18 INFORMATIE over JONAS DANIËL MEIJER ‘Geen enkele maatschappij kan zich veroorloven 60.000 burgers uit te sluiten, alleen omdat ze joods zijn.’ (citaat Jonas Daniel Meijer) Portret van Jonas Daniel Meijer JHM nummer B0338 In 1795 veroverde het Franse revolutionaire leger onder leiding van Napoleon Nederland. Net als in Frankrijk werden ook hier de begrippen Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap de basis voor een nieuwe maatschappij. In 1796 kregen de joden gelijke burgerrechten in Nederland. Voor de meerderheid van de joden, de arme, veranderde er echter weinig. Ze konden nog steeds geen lid worden van sommige verenigingen en vaak werden ze onterecht van misdaden beschuldigd. Een aantal joden uit de hogere kringen zette zich in om de levensomstandigheden voor joden te verbeteren. Volgens hen werd de armoede onder de joden veroorzaakt door de beperkte beroepsmogelijkheden en doordat ze niet of nauwelijks Nederlands spraken. Zij wilden hervormingen waardoor deze achterstand zou verdwijnen. Jonas Daniel Meijer was zo’n jood uit de hogere kringen. Hij werd geboren in 1780 in Arnhem en bleek een hele slimme jongen en goede leerling te zijn: op zijn zestiende studeerde hij af als advocaat! Toen Nederland onder Frans bestuur kwam, ging Jonas voor koning Lodewijk Napoleon werken. Hij maakte de koning attent op de moeilijke omstandigheden waaronder de joden leefden. Lodewijk Napoleon was het met Jonas eens dat de verantwoordelijkheid van de koning gold voor álle burgers van het land, dus ook voor de joden. Alle inwoners waren gelijk en moesten gelijk behandeld worden. In 1815 verlieten de Fransen Nederland. Willem I kwam op de troon en Jonas Daniel Meijer werd zijn adviseur. Ook onder de nieuwe koning bleven alle burgers gelijk voor de wet. Deze regel was zo belangrijk dat hij is opgeschreven in de Grondwet van Nederland. Ga verder op de volgende bladzijde 19 SCHOOLOPDRACHT bij JONAS DANIËL MEIJER 1. Lees de informatietekst. • Wat is volgens jou integratie? • Vind je dat Jonas Daniel Meijer was geïntegreerd in de Nederlandse maatschappij? Leg je antwoord uit. 2. Ga naar de website van het museum (www.jhm.nl ) en zoek bij personen (groene balk) bij de letter M van Jonas Daniël Meijer. Lees de informatie over hem. • Er wordt over Jonas gezegd dat hij een wonderkind was. Waarom? • Hoe belangrijk vond hij kennis van de Nederlandse taal? • Was er een reden waarom joden geen gelijke rechten mochten hebben in Nederland? • Wanneer kreeg Nederland de eerste grondwet? 3. Ga terug naar de startpagina (www.jhm.nl ) en klik op collectie (rode balk). Klik op Zoek online in alle collecties en typ bij inventarisnummer het JHM nummer B0338 in. Je ziet het portret van Jonas Daniel Meijer. In het museum ga je over dit voorwerp vertellen. • In welk jaar is het geschilderd? • Hoe oud was Jonas toen? 4. Weet jij wat het eerste wetsartikel is van de grondwet? Kijk op www.stab.nl/wetgrondwet.htm Scroll naar het oranje vak en klik op hoofdstuk 1. • Leg artikel 1 van de grondwet uit in je eigen woorden. • Wat vind je van dit artikel? Leg uit. 5. Niet alleen in de tijd van Jonas Daniël Meijer zetten mensen zich in voor integratie. Kijk in de krant (of op een website van een krant) of er nu ook mensen zijn die oproepen tot integratie, bijvoorbeeld van hun eigen gemeenschap of juist van andere bevolkingsgroepen. • Wat is volgens jou belangrijk om te kunnen integreren? • Zijn dat dezelfde punten die ook Jonas Daniël Meijer belangrijk vond? Licht je antwoord toe. • Wat kan de Nederlandse bevolking doen om integratie van andere groepen makkelijker te maken? Ga verder op de volgende bladzijde 20 Tenslotte De informatie die je hebt gevonden helpt je om een groot deel van je presentatie voor te bereiden. Belangrijk om te vertellen zijn de volgende punten: • Wat is je onderwerp? • Wat ben je te weten gekomen over je onderwerp? • Wat heeft het museumvoorwerp, het portret van Jonas Daniel Meijer, te maken met je onderwerp? Leg uit. • Is er iets wat je aanspreekt in het portret van Jonas Daniel Meijer? • Wat vind je mooi/leuk/bijzonder aan je onderwerp? In het museum krijg je nog een opdracht over jouw onderwerp. Je krijgt een paar vragen over je museumvoorwerp die je samen met je klasgenoot in het museum gaat beantwoorden. Je kan deze extra informatie nog gebruiken voor je presentatie. Na de opdracht wordt de klas in tweeën gesplitst, en ga je alléén je presentatie geven. Veel succes! 21 INFORMATIE over De Amsterdamse jodenbuurt Zo was het vijf uur, in de winter, als de man met de zuurwagen voorbij reed die luid zijn “Karoutje! Karoutje! riep. (J. Loopuit, Ochenebbisj 1999) Begin 1900 woonden er ruim zestigduizend joden in Amsterdam, vooral in de oude jodenbuurt: het Waterlooplein, in de wijken rond de Jodenbreestraat en de Weesperstraat. Sommige joden hadden een redelijk bestaan als winkelier, marktkoopman, straathandelaar of diamantbewerker. Velen hadden echter geen vast werk en scharrelden hun kostje bij elkaar. Dit deel van de joodse bevolking behoorde tot de allerarmste inwoners van de stad en had weinig contact met andere Amsterdammers, behalve op de markt en in de straathandel. Harington JHM-nummer B2158 In de jaren twintig begon de gemeente Amsterdam met de afbraak van de sloppen en krotten in de oude jodenbuurt en veel arme joden verhuisden naar nieuwbouw in Amsterdam-Oost. De middenklasse ging naar de wat betere Rivierenbuurt in het zuiden van de stad. Door de aanwezigheid van synagogen, joodse bedrijven en winkels, en de typisch joodse markt- en straathandel bleef de oude buurt wel het hart van joods Amsterdam. Hoewel in de nieuwe wijken de leefomstandigheden veel beter waren, verlangden de bewoners soms op nostalgische wijze terug naar de gezelligheid en saamhorigheid van de oude jodenbuurt. Ga verder op de volgende bladzijde 22 SCHOOLOPDRACHT bij De Amsterdamse jodenbuurt 1. Lees de informatietekst. • Geef een paar voorbeelden van beroepen die door joden werden uitgeoefend. • Waar woonden de meeste joden in Amsterdam? • In de jaren twintig verhuizen velen naar andere buurten in Amsterdam. Waarom? 2. Ga naar de website van het museum www.jhm.nl en klik op collectie (rode balk). Klik op Zoek online in alle collecties en typ bij vrije tekst in: Amsterdamse jodenbuurt 1913. Halverwege de pagina zie je een rode pijl. Klik op ‘meer treffers in Collectie > Fotos’ en bekijk de foto’s uit 1913. • Hoe zou jij deze buurt omschrijven? Licht je antwoord toe. 3. Ga terug naar Zoek online in alle collecties en typ bij vrije tekst in: harington. Bekijk de pagina van de harington. In het museum ga je over dit voorwerp vertellen. • Noem enkele Amsterdams-joodse lekkernijen. • Voor welke lekkernij werd deze ton gebruikt? • Kun je een reden bedenken waarom vooral arme mensen dit product kochten? 4. Ga terug naar de startpagina (www.jhm.nl ) en klik in de groene balk onder plaatsen de A van Amsterdam aan. Zoek Waterloopleinmarkt (halverwege de pagina) en lees het stukje. • Wanneer vestigden de eerste joden zich in deze buurt? • Waarom leefden vele joden in de buurt van de straathandel? • Wanneer ontstond de markt op het Waterlooplein? • Wat gebeurde er met de buurt tijdens de Tweede Wereldoorlog? • Bestaat de markt op het Waterlooplein nog steeds? Ga verder op de volgende bladzijde 23 Tenslotte De informatie die je hebt gevonden helpt je om een groot deel van je presentatie voor te bereiden. Belangrijk om te vertellen zijn de volgende punten: • • • • • Wat is je onderwerp? Wat ben je te weten gekomen over je onderwerp? Wat heeft het museumvoorwerp, de harington te maken met je onderwerp? Leg uit. Is er iets wat je aanspreekt in de harington? Wat vind je mooi/leuk/bijzonder aan je onderwerp? In het museum krijg je nog een opdracht over jouw onderwerp. Je krijgt een paar vragen over je museumvoorwerp die je samen met je klasgenoot in het museum gaat beantwoorden. Je kan deze extra informatie nog gebruiken voor je presentatie. Na de opdracht wordt de klas in tweeën gesplitst, en ga je alléén je presentatie geven. Veel succes! 24 INFORMATIE over MEDIENE joods leven in de provincie Een bekend bedrijf als Unox is ooit als joods familiebedrijf begonnen schaalmodel weefgetouw, JHM- nummer B2149 Mediene betekent: ‘platte land’ of’ provincie. Er wordt mee bedoeld: Nederland buiten Amsterdam. Voor de Tweede Wereldoorlog leefde het grootste deel van de Nederlandse joden in Amsterdam: er was joods Amsterdam en er was ‘buiten Amsterdam’. In de ogen van de Amsterdamse joden was Amsterdam het middelpunt waar alles om draaide. Alle overige joodse gemeenten in Nederland werden samengevat onder het begrip mediene. Rond 1900 waren er 176 kleine en grotere joodse gemeenten in Nederland. Sommige steden, zoals Den Haag en Rotterdam, hadden een grote joodse gemeenschap met meer dan tienduizend joden. Maar op het platteland waren de joodse gemeenten vaak juist heel klein. De opkomst van fabrieken aan het eind van de negentiende eeuw, de industrialisatie, had tot gevolg dat veel mensen, waaronder veel joden, naar de grotere steden gingen op zoek naar werk. Daardoor hielden sommige kleine joodse plattelandsgemeenten in de mediene op te bestaan. De meest voorkomende beroepen van joden in de mediene waren winkelier, handelsreiziger, slager en veehandelaar. Enkele joodse families slaagden erin hun bedrijfje uit te breiden tot grote ondernemingen, bijvoorbeeld in de textiel of vleesverwerkende industrie. Ga verder op de volgende bladzijde 25 SCHOOLOPDRACHT bij MEDIENE joods leven in de provincie 1. Lees de informatietekst. • Hoe groot was de joodse gemeente voor de Tweede Wereldoorlog die buiten Amsterdam leefde? • Welke twee andere steden in de Randstad hadden een grote joodse gemeenschap? • Wat betekent mediene? • Noem twee bedrijfstakken waarin joden in de mediene werkzaam waren. • Was er een groot verschil tussen het joods leven in Amsterdam en in de mediene? Licht je antwoord toe. 2. Ga naar www.jhm.nl en klik op collectie (rode balk). Klik op Zoek online in alle collecties en typ bij inventarisnummer het JHM nummer B2149 in. Je ziet het schaalmodel van het weefgetouw. In het museum ga je over dit voorwerp vertellen. • Bij welke bedrijfstak hoort het weefgetouw? • Hoe groot is het weefgetouw? • Hoe zwaar denk je dat het is? 3. Ga terug naar www.jhm.nl en zoek bij personen (groene balk) bij de letter H van Hartog Hartog. • Wie was Hartog Hartog? • Hartog Hartog had verschillende beroepen. Noem er een paar. 4. Ga weer terug naar de startpagina (www.jhm.nl ) en zoek bij plaatsen (groene balk) de O van Oss in Noord-Brabant. Lees de tekst. • Hoe heet het exportbedrijf van Hartog Hartog tegenwoordig? • Heb jij wel eens iets van dit bedrijf gegeten? • Wat vind je ervan om dit te weten? Ga verder op de volgende bladzijde 26 Tenslotte De informatie die je hebt gevonden helpt je om een groot deel van je presentatie voor te bereiden. Belangrijk om te vertellen zijn de volgende punten: • Wat is je onderwerp? • Wat ben je te weten gekomen over je onderwerp? • Wat heeft het museumvoorwerp, het schaalmodel weefgetouw, te maken met je onderwerp? Leg uit. • Is er iets wat je aanspreekt in het schaalmodel weefgetouw? • Wat vind je mooi/leuk/bijzonder aan je onderwerp? In het museum krijg je nog een opdracht over jouw onderwerp. Je krijgt een paar vragen over je museumvoorwerp die je samen met je klasgenoot in het museum gaat beantwoorden. Je kan deze extra informatie nog gebruiken voor je presentatie. Na de opdracht wordt de klas in tweeën gesplitst, en ga je alléén je presentatie geven. Veel succes! 27 INFORMATIE over JOODSE EMANCIPATIE ‘Zonder onderwijs, zonder opvoeding, zonder cultuur komen wij er nooit.’ (Henri Polak (1868 - 1943) Nederlands vakbondsbestuurder en politicus) Aan het eind van de negentiende eeuw werkten er door de industrialisatie steeds meer mensen in fabrieken. Mede door de slechte werkomstandigheden, zijn werknemers zich gaan organiseren in vakbonden om een sterkere positie te krijgen. Mede door deze stroming, politiek gesteund door het socialisme is de politieke en sociale emancipatie van de arbeiders op gang bracht. In de arbeidersbeweging waren veel joden actief en zij speelden vooral in de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond (ANDB) een belangrijke rol. Onder leiding van Henri Polak behaalde de vakbond ANDB grote successen, zoals de invoering van de achturige werkdag.. Diamantlijptafel JHM-nummer 08535 Het vakbondbestuur vond echter niet alleen de verbetering van de arbeidsomstandigheden belangrijk, maar ook de geestelijke en culturele ontwikkeling van de leden. Om die reden werd bijvoorbeeld een bibliotheek in het vakbondsgebouw ingericht. De arme en achtergebleven joodse bevolking kreeg zo toegang tot kennis en de gelegenheid zich te ontwikkelen wat de integratie in de Nederlandse samenleving ten goede kwam. Ook joodse vrouwen lieten van zich horen in de arbeiders- en in de vrouwenbeweging. Sientje Prijes en Roosje Vos zorgden in 1897 voor de oprichting van de eerste vrouwenvakbond in Nederland: de Algemene Nederlandse Naaistersbond. Alida de Jong werd in 1912 de eerste vrouwelijke betaalde vakbondsbestuurder van Nederland. Maar de bekendste feministe was Aletta Jacobs. Zij heeft onder andere gestreden voor het vrouwenkiesrecht. Ga verder op de volgende bladzijde 28 SCHOOLOPDRACHT bij JOODSE EMANCIPATIE 1. Lees de informatietekst. • Waar staat de afkorting ANDB voor? • Wat wilden zij bereiken voor hun leden? • Hoe heette de eerste vakbond voor vrouwen? • Noem een bekende joodse feministe. • Wat vind je van emancipatie? Leg uit. 2. Ga naar de website van het museum (www.jhm.nl ) en klik op collectie (rode balk). Klik op Zoek online in alles collecties en typ bij inventarisnummer het JHM nummer 08535 in. Je ziet de diamantslijptafel. In het museum ga je over dit voorwerp vertellen. • Van welke materialen is deze tafel gemaakt? • Wat voor werk werd er aan deze tafel gedaan? • Klik op de foto en vergroot deze. Rechtsboven op de tafel staat een afbeelding met verschillende diamanten. Waarom denk je dat het daar staat? 3. Er bestaan nog steeds vakbonden in Nederland. • Is een vakbond nu nog nodig? Licht je antwoord toe. • De FNV is een van de grootste vakbonden. Wie is de voorzitter? • Vind jij het belangrijk dat een vakbond wordt geleid door een man of een vrouw? Licht je antwoord toe. 5. Ga terug naar startpagina (www.jhm.nl ) en zoek bij Personen (groene balk) bij de letter J naar Aletta Jacobs. • Aletta heeft medicijnen gestudeerd. Waarom was dit zo bijzonder in haar tijd? • Hoe heeft zij dit voor elkaar gekregen? • In haar huisartsenpraktijk kreeg ze onder andere te maken met moeilijkheden van vrouwen. Noem er twee. • Later in haar leven raakt ze ook maatschappelijk betrokken en wordt ze gekozen tot voorzitter van een vereniging. Welke vereniging was dit? • Hoe denk je over Aletta Jacobs? Leg uit. 6. In 1924 schreef Aletta Jacobs haar herinneringen op. Dit boek eindigde ze met de optimistische woorden: De vrouwen gaan een betere toekomst tegemoet. • Is de positie van de vrouw verbeterd sinds Aletta Jacobs? • Zou zij het nodig vinden dat vrouwen (nog) opkomen voor hun rechten? Leg uit. Ga verder op de volgende bladzijde 29 Tenslotte De informatie die je hebt gevonden helpt je om een groot deel van je presentatie voor te bereiden. Belangrijk om te vertellen zijn de volgende punten: • • • • • Wat is je onderwerp? Wat ben je te weten gekomen over je onderwerp? Wat heeft het museumvoorwerp, de diamantslijptafel, te maken met je onderwerp? Leg uit. Is er iets wat je aanspreekt in de diamantslijptafel? Wat vind je mooi/leuk/bijzonder aan je onderwerp? In het museum krijg je nog een opdracht over jouw onderwerp. Je krijgt een paar vragen over je museumvoorwerp die je samen met je klasgenoot in het museum gaat beantwoorden. Je kan deze extra informatie nog gebruiken voor je presentatie. Na de opdracht wordt de klas in tweeën gesplitst, en ga je alléén je presentatie geven. Veel succes! 30 INFORMATIE over JODENVERVOLGING ‘Het gevoel dat de wereld min of meer discreet wegkijkt of onbewogen toekijkt als er honderdduizenden om je heen systematisch gedood worden (…) kan niet adequaat verwoord worden.’ G. Durlacher, Strepen aan de hemel (1985) stof aan de rol, JHM-nummer B1824 Op 10 mei 1940 trokken Duitse troepen Nederland binnen. Snel daarna namen de Duitse bezetters de eerste maatregelen die de joden moesten isoleren van de rest van de bevolking. In januari 1941 moesten alle joden zich laten registreren en de eerste razzia’s (drijfjachten op joden) vonden kort daarop plaats om de angst onder de joden aan te wakkeren. De anti-joodse maatregelen volgden elkaar snel op: joden mochten niet alle beroepen meer uitoefenen, ze moesten hun spaargeld inleveren, joodse kinderen mochten niet meer naar openbare scholen, joden werd verboden te telefoneren, bij niet-joden op bezoek te gaan, auto te rijden en nog veel meer. Vanaf mei 1942 moesten alle joden een gele davidster, de jodenster, op al hun kleren dragen. De Duitse bezetters, de nazi’s, richtten in februari 1941 de Joodsche Raad op. Zij gebruikten de Joodsche Raad om contact met de joodse gemeenschap te onderhouden en via de Joodsche Raad gaven zij alle anti-joodse maatregelen door. Er was ook verzet tegen de nazi’s: er werd hulp geboden bij onderduiken, er werden documenten, bonnen en identiteitsbewijzen vervalst en er werd sabotage gepleegd door bijvoorbeeld telefoonlijnen en bevoorradingstransporten onklaar te maken. Het was voor iedereen erg gevaarlijk om verzet te plegen, maar voor joden, die toch al vervolgd werden, in het bijzonder. Door alle anti-joodse maatregelen was hun bewegingsvrijheid sterk beperkt. Toch zijn ongeveer duizend joden actief geweest in het verzet; de helft daarvan heeft de oorlog niet overleefd. Ga verder op de volgende bladzijde 31 SCHOOLOPDRACHT bij JODENVERVOLGING 1. Lees de informatietekst. • Wanneer werd Nederland bezet door Nazi-Duitsland? • Waartoe dienden de maatregelen die de nazi’s uitvaardigden? • Wat is een razzia? • Noem een paar anti-joodse maatregelen. • Wat was de functie van de Joodsche Raad? • Welke vormen van verzet worden er in de tekst genoemd? • Weet jij nog een voorbeeld van verzet? • Ook joden zaten in het verzet. Wat vind je daarvan? Leg je antwoord uit. 2. Ga naar de website van het museum (www.jhm.nl ) en klik op collectie (rode balk). Klik op Zoek online in alle collecties en typ bij inventarisnummer het JHM nummer ‘B1824’ in. Je ziet de stof aan de rol. In het museum ga je over dit voorwerp vertellen • Wanneer werd de jodenster ingevoerd? • Waar kon de jodenster worden gekocht? • Waarom werd de jodenster ingevoerd? • Wat vind je daarvan? Leg je antwoord uit 3. Ga terug naar startpagina (www.jhm.nl ) en typ bij zoeken (rechtsboven) dokwerker en klik op de link. Lees de informatie over de Dokwerker. • leg uit wat de Februaristaking was? • Wanneer was deze staking? • Wat was de aanleiding voor deze staking? • Welke bedrijven deden mee aan de staking? • Wat vind je daarvan? 4. Ga naar de link http://www.joodsmonument.nl/page/274008/nl • Lees in de tweede alinea het verhaal over het gezin De Jongh uit Leeuwarden die in de Spanjaardslaan 133 woonde. Wat gebeurde er met dit gezin op 12 november 1942? • Bekijk het eerste filmpje. Hoe verliep het vertrek? • Hoe reageerden de mensen op straat? • Wat vind je daarvan? Licht je antwoord toe. • Bekijk het tweede filmpje. Wat is er gebeurd met de spullen van het gezin de Jongh? • Wat is er gebeurd met de familie? 32 Tenslotte De informatie die je hebt gevonden helpt je om een groot deel van je presentatie voor te bereiden. Belangrijk om te vertellen zijn de volgende punten: • Wat is je onderwerp? • Wat ben je te weten gekomen over je onderwerp? • Wat heeft het museumvoorwerp, de stof van rol , te maken met je onderwerp? Leg uit. • Is er iets wat je aanspreekt in de stof van rol ? • Wat vind je mooi/leuk/bijzonder aan je onderwerp? In het museum krijg je nog een opdracht over jouw onderwerp. Je krijgt een paar vragen over je museumvoorwerp die je samen met je klasgenoot in het museum gaat beantwoorden. Je kan deze extra informatie nog gebruiken voor je presentatie. Na de opdracht wordt de klas in tweeën gesplitst, en ga je alléén je presentatie geven. Veel succes! 33 INFORMATIE over WEGGAAN OF BLIJVEN? ‘Er zijn weinig joden in de diaspora die zich nooit hebben afgevraagd of zij in Israël zouden willen wonen.’ (Y. Koren en C. Vecht, Verzonken heimwee. Joods hier Israëlisch daar (1988)) Na de Tweede Wereldoorlog voelden veel joodse overlevenden zich niet meer thuis in Nederland. Terwijl Nederland in hoog tempo begon aan het herstel en de wederopbouw van het land, konden zij hun ervaringen nauwelijks delen en zagen ze weinig toekomst voor zichzelf. Ook leefde er de angst voor nieuwe vervolgingen. Zij keken wantrouwend naar de Nederlandse samenleving waar de deportatie van meer dan honderdduizend joden had kunnen plaatsvinden en zij geen bescherming hadden gekregen van de staat. Affiche - Proclamatie Joodse Staat JHM-nummer 02368 Veel joden dachten over emigreren. Tussen 1946 en 1953 verlieten volgens de officiële statistieken 4.450 joden Nederland, maar dit aantal ligt waarschijnlijk hoger. Na het uitroepen van de staat Israël in 1948 leek dit een goede bestemming: 1.200 Nederlandse joden verhuisden naar de nieuwe joodse staat. Maar joden gingen ook naar andere landen: 1.400 mensen vertrokken naar de Verenigde Staten, de rest ging naar Canada en Australië. Tussen 1950 en 1986 vestigden zich in totaal 9.800 Nederlandse joden in Israël. Ga verder op de volgende bladzijde 34 SCHOOLOPDRACHT bij WEGGAAN OF BLIJVEN? 1. Lees de informatietekst. • Hoe voelden veel joden zich direct na de Tweede Wereldoorlog in Nederland? • Wat waren hun gevoelens over de Nederlandse samenleving? • Hoeveel joden zijn uiteindelijk geëmigreerd? • Naar welk land emigreerden de meeste joden? • Waarom denk je dat dit land op de eerste plaats stond? • Wat vind je daarvan? Leg uit. 2. Ga naar de website van het museum (www.jhm.nl ) en klik op collectie (rode balk). Klik op Zoek in alle collecties online en typ bij inventarisnummer het JHM nummer 02368 in. Je ziet het affiche Proclamatie joodse staat 16 mei 1948. In het museum ga je over dit affiche vertellen. • Wat gebeurde er op 16 mei 1948? • In welk gebouw in Amsterdam werd dit gevierd? • Welke organisatie had deze middag georganiseerd? • Wat vind je daarvan? Leg uit 3. Ga terug naar de startpagina van de website en zoek in de woordenlijst (groene balk) bij de letter Z van zionisme. • In welk jaar is de staat Israël uitgeroepen? • Wanneer is het zionisme ontstaan? • Wat was het doel van het zionisme? • Wat vind je daarvan? Leg uit. • Waarom zouden mensen naar Israël willen emigreren? 5. Veel joden die niet naar Israël emigreren, willen wel op een andere manier het land steunen. • Welke manieren kan jij bedenken om een land of volk te steunen? • Ken je andere (bevolking)groepen in Nederland die een speciale binding hebben met een bepaald land? Geef een voorbeeld. • Zijn er overeenkomsten met de joodse band met Israël? Leg uit. • Heb jij een speciale binding met een ander land? Leg uit. Ga verder op de volgende bladzijde 35 Tenslotte De informatie die je hebt gevonden helpt je om een groot deel van je presentatie voor te bereiden. Belangrijk om te vertellen zijn de volgende punten: • Wat is je onderwerp? • Wat ben je te weten gekomen over je onderwerp? • Wat heeft het museumobject het affiche Proclamatie joodse staat 16 mei 1948 te maken met je onderwerp? Leg uit. • Is er iets wat je aanspreekt het affiche Proclamatie joodse staat 16 mei 1948 • Wat vind je mooi/leuk/bijzonder aan je onderwerp? In het museum krijg je nog een opdracht over jouw onderwerp. Je krijgt een paar vragen over je museumvoorwerp die je samen met je klasgenoot in het museum gaat beantwoorden. Je kan deze extra informatie nog gebruiken voor je presentatie. Na de opdracht wordt de klas in tweeën gesplitst, en ga je alléén je presentatie geven. Veel succes! 36 INFORMATIE over PESACH Met Pesach vieren joden de bevrijding uit de Egyptische slavernij, ruim drieduizend jaar geleden. Zolang er mensen bestaan, vieren of herdenken zij belangrijke gebeurtenissen. Deze speciale dagen helpen de mens gebeurtenissen te herinneren die niet vergeten mogen worden. Stel je voor dat je familie ooit vervolgd is. Dat er een tijd was dat je ouders, grootouders of voorouders slaven waren en slecht behandeld werden. Je kunt je dan misschien indenken hoe belangrijk het is om het moment te vieren dat aan die tijd een einde kwam en jouw familie weer vrij was. Veger en blik JHM nummer 07625 Zo’n feest vieren de joden ieder jaar in de lente: Pesach. Met Pesach vieren zij de bevrijding van de joden uit de slavernij in Egypte, ruim drieduizend jaar geleden. Voorafgaand aan dit lentefeest maken zij hun huis grondig schoon en verwijderen zij alle producten die bereid zijn met gist, zoals brood en koekjes, uit het huis . Tijdens Pesach eten joden matzes. Dit platte brood herinnert aan de haast om weg te komen uit slavernij, waardoor er geen tijd meer was om het deeg te laten rijzen. Het verhaal van de uittocht uit Egypte wordt verteld tijdens een speciale maaltijd, de seider. Kinderen stellen vragen: Waarom eten we matzes en geen brood? Waarom vertellen jullie ons ieder jaar dit verhaal? Ouders geven antwoord op alle vragen en vertellen het verhaal van de uittocht alsof zij zelf destijds uit Egypte zijn bevrijd. Ga verder op de volgende bladzijde 37 SCHOOLOPDRACHT bij PESACH 1. Lees de informatietekst. • Wat wordt er met Pesach gevierd? • In welk jaargetijde valt Pesach? 2. Ga naar de website van het museum (www.jhm.nl ) en zoek in de woordenlijst (groene balk) bij de letter P van Pesach. • Wie heeft de joden uit Egypte bevrijd? • Wie wilde dat de joden in Egypte als slaven bleven werken? En waarom denk je dat hij de joden niet wilde laten gaan? • Welke bevrijding wordt er nog meer gevierd tijden Pesach? • Wat vind je ervan? Leg uit. 3. Wat mogen joden volgens de joodse traditie tijdens Pesach niet eten? Waarom niet? • Wat eten ze daarvoor in de plaats? • Wat betekent ‘koosjer voor Pesach’? • Hoe wordt een huis koosjer gemaakt voor Pesach? • Wat vind je ervan? Leg uit. 4. Ga terug naar de startpagina (www.jhm.nl ) en klik op collectie (rode balk). Klik op Zoek in alle collecties online en typ bij inventarisnummer het JHM nummer ‘07625’ in. Je ziet de veger en blik. Klik op de afbeelding: in het museum ga je over dit voorwerp vertellen.. • Wat heeft het veger en blik te maken met Pesach? Leg uit. 5. Ga terug naar de woordenlijst (groene balk op www.jhm.nl ) bij de letter P van Pesach. • Hoe wordt de eerste avond van Pesach gevierd? • Welke rol heeft het jongste kind? • Wat vind je van ervan? Leg uit. 6. Ga naar www.jhm.nl/pesach en klik op de woonkamer. Klik op de rode cirkel op de tafel. • Waarom ligt het radijsje op de pesachtafel? • Wat ligt er nog meer op de sederschotel? Wil je meer zien van de seder van de familie Hollander? Bekijk gerust de andere gekleurde cirkels, en ook die in de andere kamers. 7. Heb jij een feest dat je ieder jaar viert? • Is dit een belangrijk feest voor jou? Leg je antwoord uit. • Heb je ook speciale gerechten voor dit feest? • Zie je overeenkomsten met Pesach? 38 Tenslotte De informatie die je hebt gevonden helpt je om een groot deel van je presentatie voor te bereiden. Belangrijk om te vertellen zijn de volgende punten: • Wat is je onderwerp? • Wat ben je te weten gekomen over je onderwerp? • Wat heeft het museumvoorwerp, de veger en blik, te maken met je onderwerp? Leg uit. • Is er iets wat je aanspreekt in de veger en blik? • Wat vind je mooi/leuk/bijzonder aan je onderwerp? In het museum krijg je nog een opdracht over jouw onderwerp. Je krijgt een paar vragen over je museumvoorwerp die je samen met je klasgenoot in het museum gaat beantwoorden. Je kan deze extra informatie nog gebruiken voor je presentatie. Na de opdracht wordt de klas in tweeën gesplitst, en ga je alléén je presentatie geven. Veel succes! 39 INFORMATIE over Huwelijk of CHOEPA Choepa is een huwelijksplechtigheid, een joods huwelijk. Trouwring JHM nummer B014 Een choepa (spreek uit: goepa) kan in de synagoge, thuis of buiten plaatsvinden. Het huwelijk vindt plaats onder een huwelijksbaldakijn, een soort dakje. Er moeten getuigen aanwezig zijn en er is een (vaak mooi versierd) contract waarin afspraken zijn vastgelegd. In de joodse traditie kan je door te scheiden het huwelijk ook weer ongedaan maken. Dit is bijzonder voor een eeuwenoude religieuze traditie. Maar de bedoeling van trouwen is natuurlijk dat je samen een lang en gelukkig leven zult hebben. Ga verder op de volgende bladzijde 40 SCHOOLOPDRACHT bij Huwelijk of CHOEPA 1. Lees de informatietekst. • Waar kan een joods huwelijk plaatsvinden? 2. Ga naar de website van het museum (www.jhm.nl ) en zoek in de woordenlijst (groene balk) bij de letter K van ketoeba. • Wat is een ketoeba? • Welke afspraken zou jij willen vastleggen als je gaat trouwen? 3. Ga terug naar de startpagina en zoek in de woordenlijst (groene balk) bij de letter H van Huwelijk. • Wat is het Hebreeuwse woord voor huwelijk? • Wat is de betekenis van dit Hebreeuwse woord en wat heeft dat met het huwelijk te maken? • Wat vind je ervan? Leg uit. 4. Ga naar de startpagina en klik op collectie (rode balk). Klik op Zoek in alle collecties online en typ bij inventarisnummer het JHM nummer ‘B0149’ in. Je ziet de trouwring. In het museum ga je over dit voorwerp vertellen. • Waarom siert een huis deze trouwring? • Welk Hebreeuws woord staat er op het dak van het huis? • Ken je dit woord ook uit het Nederlands? 5. Ga terug naar Zoek in alle collecties online en typ bij inventarisnummer het JHM nummer ‘B1835’ in. Je ziet hier het schilderij joodse bruiloft van Jozef Israels. • Wanneer heeft de Jozef Israels dit geschilderd? • Welk moment van het huwelijk is op dit schilderij vastgelegd? • Denk je dat dit nog steeds zo gebeurt? Leg uit. • Wat vind je daarvan? Leg uit. 6. Heb je zelf wel eens een (religieuze) huwelijksplechtigheid meegemaakt? • Wat sprak je daarin aan? Leg uit. Ga verder op de volgende bladzijde 41 Tenslotte De informatie die je hebt gevonden helpt je om een groot deel van je presentatie voor te bereiden. Belangrijk om te vertellen zijn de volgende punten: • Wat is je onderwerp? • Wat ben je te weten gekomen over je onderwerp? • Wat heeft het museumvoorwerp, de trouwring, te maken met je onderwerp? Leg uit. • Is er iets wat je aanspreekt in de trouwring? • Wat vind je mooi/leuk/bijzonder aan je onderwerp? In het museum krijg je nog een opdracht over jouw onderwerp. Je krijgt een paar vragen over je museumvoorwerp die je samen met je klasgenoot in het museum gaat beantwoorden. Je kan deze extra informatie nog gebruiken voor je presentatie. Na de opdracht wordt de klas in tweeën gesplitst, en ga je alléén je presentatie geven. Veel succes! 42 INFORMATIE over Doorgangskamp WESTERBORK ‘Maanden lang heb ik treinen uit Westerbork zien weggaan, met de mensen. Ik heb zelfs mijn vader zien weggaan.’ Herman Italiaander, Verzonken heimwee (1988) Koffer JHM-nummer 06761 In 1939 gaf de Nederlandse regering opdracht aan de joodse gemeenschap een kamp in te richten om daar de gevluchte joden uit Duitsland op te vangen. Dit werd kamp Westerbork in Drenthe. Toen de Duitsers in mei 1940 Nederland binnenvielen, waren er in Westerbork ruim zevenhonderd joden. Het kamp bleef in eerste instantie onder Nederlands gezag. Later namen de nazi’s het over en nadat begin 1942 de nazi’s besloten de joden uit te roeien, veranderde het voormalige vluchtelingenkamp in een doorgangskamp: vanuit Westerbork werden joden naar vernietigingskampen in Oost-Europa gedeporteerd. Tussen juli 1942 en september 1944 vertrok er wekelijks een goederentrein met wagons vol met mensen naar kampen in vooral Polen, Duitsland en Tsjechië. Bijna 104.000 joden, 245 Roma en Sinti en enkele tientallen verzetsstrijders zijn daar omgebracht. Het dagelijks leven in Westerbork leek op het eerste gezicht draaglijk. De leiding was deels in handen van daartoe aangewezen joden. Er was onderwijs, sport, ziekenzorg en één keer per week cabaret. Dit alles was bedoeld om de mensen rustig te houden en opstand te voorkomen. Maar altijd was er de angst voor het wekelijkse transport op dinsdag, voor de trein naar het oosten. Ga verder op de volgende bladzijde 43 SCHOOLOPDRACHT bij Doorgangskamp WESTERBORK 1. Lees de introductietekst. • Wanneer is Westerbork in gebruik genomen? • Voor wie was het kamp bedoeld? • Vanaf 1942 viel het kamp onder het naziregime en begonnen de transporten naar de vernietigingskampen. Hoe vaak vonden deze plaats? • Wat was de eindbestemming van de transporten naar het oosten? • Wat kun je vertellen over het dagelijks leven in het kamp? • Wat vind je daarvan? Leg uit. 2. Ga naar de website van het museum (www.jhm.nl ) en klik op collectie (rode balk). Klik op Zoek in alle collecties online en typ bij inventarisnummer het JHM nummer ‘06761’ in en klik op Koffer 1938-1941. Je ziet de koffer. In het museum ga je over dit voorwerp vertellen. • Van wie was deze koffer? • Wanneer is hij geboren? • Wat was het beroep van Leon Cohen na de Tweede Wereldoorlog? • Wat is een klaar-over? 3. Ga terug naar de startpagina van de website en zoek bij personen (groene balk) bij de letter K van Leo Kok. • Wat was het beroep van Leo Kok? • Hoe is Leo in Nederland terecht gekomen? • En de rest van zijn familie? • Hoe lang heeft Leo in Westerbork gezeten? • Wat vind je daarvan? Leg uit. 4. Leo Kok heeft in Westerbork veel tekeningen gemaakt van het dagelijks leven. Ga terug Zoeken in alle collecties online. Typ bij vervaardiger Leo Kok in. Klik halverwege de pagina op de rode pijl met ‘meer treffers in Collectie > Museumstukken’. • Zoek een tekening uit de museumcollectie uit die voor jou het leven in Westerbork duidelijk weergeeft. Print deze uit en neem het mee naar het museum voor je presentatie. 5. Iedere week konden de kampbewoners ‘genieten’ van een cabaret, een toneelstuk of ander optredens. • Waarom lieten de nazi’s dit toe? • Hoe heette het theatergezelschap in Westerbork? • Wat deed Leo voor deze voorstellingen? • Hoe voelt dat om dit te weten? Leg uit. 44 6. Westerbork is tegenwoordig een herinneringsplek en het heet Herinneringscentrum Kamp Westerbork, www.westerbork.nl • Vind jij het belangrijk dat Herinneringscentrum Kamp Westerbork nog steeds bezocht kan worden? Leg je antwoord uit. Ga verder op de volgende bladzijde Tenslotte De informatie die je hebt gevonden helpt je om een groot deel van je presentatie voor te bereiden. Belangrijk om te vertellen zijn de volgende punten: • Wat is je onderwerp? • Wat ben je te weten gekomen over je onderwerp? • Wat heeft het museumvoorwerp, de koffer, te maken met je onderwerp? Leg uit. • Is er iets wat je aanspreekt in de koffer? • Wat vind je mooi/leuk/bijzonder aan je onderwerp? In het museum krijg je nog een opdracht over jouw onderwerp. Je krijgt een paar vragen over je museumvoorwerp die je samen met je klasgenoot in het museum gaat beantwoorden. Je kan deze extra informatie nog gebruiken voor je presentatie. Na de opdracht wordt de klas in tweeën gesplitst, en ga je alléén je presentatie geven. Veel succes! 45
© Copyright 2024 ExpyDoc