Advies aan zorginstellingen t.a.v. mondzorg voor zorgafhankelijke cliënten INITIATIEF Nederlandse Vereniging voor Gerodontologie (NVGd) MANDATERENDE VERENIGINGEN Vakgroep Mondzorg Ouderen van de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten (NVM) Organisatie van Nederlandse Tandprothetici (ONT) MET ONDERSTEUNING VAN NVGd werkgroep Deelnemers aan het symposium d.d. 30 januari 2015 CONTACT NVGd Secretariaat p.a. Prof. Dr. Bronkhorstlaan 10 3723 MB Bilthoven [email protected] Alle rechten voorbehouden. De tekst uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën of enige andere manier, echter uitsluitend na voorafgaande toestemming van de NVGd. Toestemming voor gebruik van tekst(gedeelten) kunt u schriftelijk of per e-mail en uitsluitend bij de NVGd aanvragen. Adres en e-mailadres: zie boven. Inhoudsopgave concept 30 januari 2015 Voorwoord pagina 3 Inleiding pagina 4 Gebruiksaanwijzing pagina 5 Adviezen aan zorginstellingen pagina 6 Gebruikte definities pagina 9 Bijlagen pagina 10 2 Voorwoord In 1982 verscheen het eerste Nederlandse artikel over de slechte mondgezondheid van verpleeghuisbewoners. Sinds die tijd is de mondverzorging van zorgafhankelijke ouderen in algemene zin slecht gebleven: ogenschijnlijk is er weinig verandert in al die tijd. Wel is er een enorme verbetering bereikt in de mondgezondheid van de Nederlandse volwassenen, waardoor nu veel meer bewoners met eigen tanden in zorginstellingen verblijven dan ruim 30 jaar geleden. Dit verandert de noodzaak voor goede mondzorg essentieel. De mondzorgprofessie dient dit probleem niet langer geïsoleerd aan te pakken, maar te kiezen voor een aanpak die past in een multidisciplinaire kwaliteitsverbetering. Mondzorg is immers een onderdeel van de totale gezondheidszorg en staat niet op zichzelf. Gelukkig staat de mondzorg aan ouderen de laatste tijd in de belangstelling. Laten we dit momentum gebruiken om deze zorg écht te gaan verbeteren. Dit adviesdocument en het bijhorend handboek kunnen hieraan zeker bijdragen Maar er is meer nodig. Zo zal er meer bewustwording van het belang van -en bekwaamheid in- de mondverzorging bij verzorgenden moeten ontstaan. Theoretische educatie in mondverzorging en het leren van de bijhorende praktische vaardigheden moeten worden gestart of geïntensiveerd. Ook dient onderwijs in mondverzorging geborgd te worden in elk regionaal opleidingscentrum (ROC) dat een afdeling heeft voor de opleiding tot verzorgende en verpleegkundige. Op dit moment is dat niet structureel geregeld in Nederland en bepalen de centra zelf de inhoud van het onderwijsaanbod op dit terrein. Indien er geen gestructureerd primair onderwijs en bij- en nascholing in mondverzorging komt, zullen veel problemen blijven en blijven ontstaan bij zorgafhankelijke ouderen. Dit adviesdocument is tot stand gekomen met hulp van een speciaal hiervoor opgerichte werkgroep en door discussie met het werkveld (symposium georganiseerd op 30 januari 2015 in Vianen). In de werkgroep participeerden de volgende personen: - Drs. P.J.C. de Goede (tandarts) - Drs. R. Groenendijk (tandarts-geriatrie) - S.M. Hackenitz-Hoogendoorn (mondhygiënist) - A.E. Jonker (mondhygiënist) - Drs. P.F.M. Peeters (tandarts) - Drs. S. Kuiken (praktijkadviseur en projectleider werkgroep) - Dr. W.J. Klüter (tandarts-geriatrie) De actieve en constructieve bijdrage van alle betrokkenen wordt zeer gewaardeerd en op deze plaats daarvoor nogmaals alle dank. De NVGd en alle betrokkenen hopen dat dit document zal bijdragen aan een verbetering en borging van de kwaliteit van de mondzorg voor kwetsbare ouderen in zorginstellingen en in de thuiszorg. Dr. W.J. (Wim) Klüter Voorzitter werkgroep en penningmeester NVGd 3 Inleiding adviesdocument aan zorginstellingen De richtlijn ‘Mondzorg voor zorgafhankelijke cliënten in verpleeghuizen’ (NVVA, CVZ 2007) is opgesteld in opdracht van het College van Zorgverzekeringen (CVZ) en vorm gegeven door de Nederlandse Vereniging van Verpleeghuisartsen (Verenso). Mondzorg vormt een belangrijk onderdeel van de zorg. Een slechte mondgezondheid kan ernstige gevolgen hebben, zoals ondervoeding, ontstekingen, pijn en onrust. Na het uitkomen van de Richtlijn is het doel geweest deze te implementeren in alle Nederlandse verpleeghuizen. Vanaf augustus 2013 heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) tijdens inspectiebezoeken aan verpleeghuizen extra aandacht besteed aan de mondzorg. De reden hiervoor was dat de IGZ signalen ontving over onvoldoende kwaliteit van de mondzorg in de ouderenzorg. De IGZ heeft het volgende geconstateerd: - De meeste verpleeghuizen hebben geen beleid voor mondzorg. - De implementatie en borging van de Richtlijn blijft achter. - Meer dan 50% van de medewerkers in verpleeghuizen geeft aan onvoldoende kennis te hebben van mondzorg. - Bijna 70% van de bezochte instellingen heeft de beschikbaarheid van een tandarts niet geregeld. Het verlenen van kwalitatief goede mondzorg aan cliënten van zorginstellingen wordt een steeds grotere uitdaging. Ten dele wordt dit veroorzaakt door de toenemende zorgzwaarte van de cliëntenpopulatie. Anderzijds is de oorzaak gelegen in de constatering dat de cliënten die nog over (een deel van) het eigen gebit beschikken steeds groter wordt. Ook krimpende budgetten en de trend naar kleinschaliger (decentraal) wonen spelen een rol. Dit alles vormt de aanleiding voor de Nederlandse Vereniging voor Gerodontologie (NVGd) zelfstandig de handschoen op te pakken. Door een intern opgerichte en breed gedragen werkgroep is dit adviesdocument ontwikkeld. Doel van dit adviesdocument is de zorginstellingen handreikingen te doen voor het verlenen van kwalitatieve en verantwoorde mondzorg. Het adviesdocument is een verzameling van richtlijnen en best practices voor het opzetten van kwalitatieve mondzorg. De handreikingen schetsen een gewenste situatie, die de instelling (en mondzorgverleners) ertoe aanzetten weloverwegen keuzes te maken in haar mondzorgbeleid en dit geïntegreerd aan te pakken. Met als doel de kwaliteit van zorg op een aanvaardbaar niveau te brengen. Het leveren van kwalitatieve en verantwoorde mondzorg in zorginstellingen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de instelling en de in de instelling werkzame mondzorgverlener. Samengevat en op hoofdlijnen heeft de NVGd met kwalitatieve mondzorg het volgende voor ogen: - De instelling faciliteert en draagt zorg voor een ruimte waarin mondzorgverleners werkzaamheden kunnen verrichten. - Instellingen (en in de instellingen werkzame tandartsen) houden zich hoofdzakelijk bezig met preventie (in tegenstelling tot een curatiecyclus). - Er is een tandarts dan wel mondhygiënist beschikbaar voor de cliënten in de instelling, waarbij de eerste screening plaatsvindt binnen zes weken na opname en vervolgens periodiek op indicatie. - De mondzorg is een vast onderwerp in het zorgplan en zorgdossier van de cliënt en als zodanig vormt het een vast onderdeel in het multidisciplinair overleg. - Er is aandacht voor een goede communicatie tussen de instelling en de mondzorgverlener en de kwaliteit van mondzorg wordt periodiek beoordeeld. Januari 2015, Nijmegen Sjoerd Kuiken en Wim Klüter 4 Gebruiksaanwijzing De werkgroep heeft aan de hand van het Toezichtinstrument Mondzorg voor zorginstellingen (Inspectie gezondheidszorg 2014) en de Richtlijn “Mondzorg voor zorgafhankelijke cliënten in verpleeghuizen” (NVVA, CVZ 2007) een zestal adviezen geformuleerd met bijhorende deeladviezen. Deze genummerde adviezen zijn vanaf pagina 6 opgenomen. Per advies wordt verwezen naar de originele plaats van herkomst (bron) en eventueel naar een toelichting in een bijlage met corresponderend nummer. Het consequent opvolgen van deze adviezen en/of het beschrijven van alternatieven die in uw eigen specifieke situatie van toepassing zijn leidt tot een adequate borging van de mondzorg in uw instelling. Veel zorgprofessionals vrezen dat ze moeten gaan werken volgens een “bureaucratisch dictee". Dit is geenszins de bedoeling van deze adviezen. Het zijn aanbevelingen over wat, wanneer en waarom het beste in een bepaalde situatie ondernomen kan worden. Iedere instelling kan binnen dit advies de ruimte creëren om de keuze te maken die het beste past bij de eigen specifieke situatie. Ter begeleiding van dit proces kunt u bij de NVGd een handboek bestellen dat u stapsgewijs leidt door alle te nemen acties. Voorts bevat dit handboek concrete voorbeelden en sjablonen om dit stappenplan op maat aan te passen voor uw situatie. Het handboek is te bestellen via [email protected] of bij het secretariaat a raison van € XX,00 NVGd Secretariaat p.a. Prof. Dr. Bronkhorstlaan 10 3723 MB Bilthoven Voor mondzorgverleners waarmee u samenwerkt is een vergelijkbaar adviesdocument opgesteld. 5 Advies aan zorginstellingen t.a.v. mondzorg voor zorgafhankelijke cliënten Dit document is een concept versie welke op 30 januari 2014 wordt besproken tijdens het symposium. Nr. Eis Referentie / bron 1.1 De instelling heeft een behandelovereenkomst gesloten met de mondzorgverlener (indien deze niet in loondienst is). In de overeenkomst zijn de verantwoordelijkheden helder vastgelegd. Bron: Richtlijn Mondzorg 3.1 (blz. 28) Bijlage B.1.1: Vastleggen verantwoordelijkheden 1.2 Bij intake dient de SOG te vragen of de cliënt gebruik wil maken van de dienstverlening op het gebied van mondzorg van de instelling (cliënten zijn vrij een andere mondzorgverlener te nemen of aan te houden). Bron: Richtlijn Mondzorg 3.1 (blz. 28) Bijlage B.1.2: Processchema mondzorg 1.3 De eindverantwoordelijkheid voor het zorgbeleid en het zorgplan liggen bij de Specialist Ouderen Geneeskunde (SOG) van de instelling. De mondzorg is een onderdeel van het totale zorgbeleid, waarvoor een mondzorgverlener wordt ingeschakeld. Oftewel, de instelling betrekt derden bij het vormgeven van de behandelingsovereenkomst met de cliënt. Dit betekent dat de behandelovereenkomst van de mondzorgverlener met de cliënt valt onder de overkoepelende behandelovereenkomst die de instelling sluit met de cliënt. Bron: Richtlijn Mondzorg 3.3 (blz. 29) Bijlage B.1.2: Processchema mondzorg 1.4 Binnen 24 uur na opname inventariseert de verzorgende de mondgezondheid en de zelfzorg van de cliënt en legt die vast in een observatieformulier dat aan het zorgdossier wordt toegevoegd. Bron: Richtlijn Mondzorg 3.3 (blz. 29) Bijlage B.1.2: Processchema mondzorg 1.5 Binnen 2 weken na opname van cliënt wordt het mondverzorgingsplan opgesteld voor de dagelijkse mondverzorging (of eerder in geval van een geconstateerde slechte mondgezondheid) en aan het zorgdossier toegevoegd. Bron: Afgeleide van Richtlijn Mondzorg 3.3 (blz. 29 en 30) Bijlage B.1.2: Processchema mondzorg 1.6 Binnen 6 weken na opname van cliënt wordt door de tandarts het mondzorgplan opgesteld (of eerder bij een geconstateerde slechte mondgezondheid) en koppelt deze terug naar de coördinerend zorgverlener mondzorg. Bron: Afgeleide van Richtlijn Mondzorg 3.3 (blz. 29 en 30) Bijlage B.1.2: Processchema mondzorg 6 1.7 De regels vanuit de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) zijn van toepassing op het mondzorgplan. Bijlage B.1.7: Praktijkwijzer ‘WGBO in de praktijk’ 1.8 De mondgezondheid van de patiënt komt als vast thema in het multidisciplinair overleg (MDO) aan de orde. De mondzorgverlener neemt (periodiek) deel aan dit overleg. Bron: Richtlijn Mondzorg 3.2 (blz. 28) 1.9 De instelling ziet erop toe dat de bevindingen van de mondzorgverlener worden vastgelegd in het cliëntdossier (= zorgdossier). Bron: IGZ Toezichtinstrument Mondzorg voor zorginstellingen (punt 2.3) 2.0 De instelling ziet erop toe dat de tandarts / mondhygiënist beschikken over actuele medische gegevens van de cliënt. Bron: IGZ Toezichtinstrument Mondzorg voor zorginstellingen (punt 2.3) 2.1 Voor de cliënten in de instelling is een tandarts / mondhygiënist beschikbaar voor de reguliere periodieke controle conform het mondzorgplan en eventuele spoedgevallen. Bron: IGZ Toezichtinstrument Mondzorg voor zorginstellingen (punt 1.2) 2.2 De instelling heeft een coördinerend zorgverlener mondzorg aangesteld als eerste aanspreekpunt voor verzorgenden en verpleegkundigen. De coördinerend zorgverlener mondzorg is o.a. verantwoordelijk voor het coördineren van de interventies die afwijken van de reguliere mondzorg. Bron: Richtlijn Mondzorg 3.3 (blz. 29) 2.3 Verzorgenden en verpleegkundigen worden regelmatig geschoold. Dit gebeurt tenminste eenmaal per jaar. Bron: Richtlijn Mondzorg 3.3 (blz. 29) 3.0 De mondzorgverleners werken volgens de WIP-richtlijn. Dit is mogelijk voor tandheelkundige behandeling in een behandelruimte in een instelling en dan is punt 3.1 van toepassing. Voor het verlenen van zorg bij cliënten thuis geldt dat niet volledig conform de WIP-richtlijn gewerkt kan worden. In dat geval zijn de punten 3.2 t/m 3.4 van toepassing. 3.1 De instelling voorziet de mondzorgverlener van een behandelruimte inclusief materiaal en apparatuur en is verantwoordelijk voor deugdelijk onderhoud aan apparatuur. Bron: Richtlijn Infectiepreventie in de tandheelkundige praktijk Bron: Richtlijn Tandheelkundige Radiologie Bijlage B.3.1: Nadere specificatie hygiëne eisen 3.2 In de thuiszorg worden alleen niet-kritische handelingen uitgevoerd. Bron: WIP-richtlijn Bijlage B.3.2: Niet-kritische handelingen 7 3.3 Het transport van schoon en vuil instrumentarium dient te worden uitgevoerd conform de uitgangspunten uit bijbehorende WIP-richtlijn. Bijlage B.3.3: Uitgangspunten bij bewaren en transporteren van gebruikt instrumentarium voor sterilisatie 3.4 Onafhankelijk de setting van de zorgverlening dient de mondzorgverlener altijd te beschikken over de minimale uitrusting. Bijlage B.3.4: Uiteenzetting minimale uitrusting voor ambulante zorg en zorg in behandelruimte 4.1 Mondzorgverlening is het meest succesvol als het onderdeel uitmaakt van de algehele dagelijkse verzorging van de kwetsbare oudere. Derhalve is de inzet van alle betrokkenen nodig. In het team kunnen de volgende rollen vertegenwoordigd zijn: tandarts, mondhygiënist, tandprotheticus, preventieassistent, coördinerend zorgverlener mondzorg en dagelijkse (mantel)zorgverleners. Bijlage B.4.1: Functieomschrijving en verantwoordelijkheden 4.2 De in de instelling werkzame mondzorgverleners hebben kennis van de bijzonderheden van de doelgroep en kunnen en willen preventieve behandelingen uitvoeren. Bijlagen B.4.1: Functieomschrijvingen en verantwoordelijkheden 5.1 De Kwaliteitswet Zorginstellingen verplicht zorginstellingen hun eigen kwaliteit te bewaken, te beheersen en te verbeteren. De instelling is verantwoordelijk voor het opstellen van een kwaliteitsjaarverslag. De mondzorgverlener en instelling evalueren eenmaal per jaar de kwaliteit van zorgverlening en leggen dit vast. Bron: Kwaliteitswet Zorginstellingen 5.2 De zorginstelling voert jaarlijks op basis van de inspectiemodule een interne audit uit naar de kwaliteit van de mondzorg. Bron: IGZ Toezichtinstrument Mondzorg voor zorginstellingen 6.1 De instelling heeft (of is aangesloten bij) een onafhankelijke klachtencommissie, waarin de mondzorgactiviteiten ook meelopen. Alle klachten tussen cliënten en de mondzorgverlener met betrekking tot de mondzorgactiviteiten worden in eerste aanleg voorgelegd aan de klachtencommissie van de instelling. Bron: Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector 8 Gebruikte definities Mondverzorgingsplan: Plan voor de dagelijkse mondverzorging. Mondzorgplan: Lange termijn plan gericht op de mondzorg. Zorgdossier: Dossier van de totale zorg aan de cliënt. Mondzorgverlener: Overkoepelend begrip voor de aanduiding van de volgende tandheelkundige zorgverleners binnen instellingen: tandarts, mondhygiënist en tandprotheticus. Coördinerend zorgverlener mondzorg: De coördinerend zorgverlener mondzorg is het eerste aanspreekpunt voor verzorgenden en verpleegkundigen die het meest frequent contact met de cliënten hebben. Bij gerapporteerde problemen of klachten over de mondgezondheid beoordeelt de coördinerend zorgverlener mondzorg of de in het mondzorgplan beschreven mondzorg volstaat of dat de hulp van een professionele mondzorgverlener moet worden ingeroepen. De coördinerend zorgverlener mondzorg geeft aan de verzorgenden en verpleegkundigen gevraagd en ongevraagd adviezen en instructies over de mondverzorging in het algemeen of over de mondverzorging van individuele cliënten. 9 Bijlagen B.1.1 De instelling heeft een behandelovereenkomst gesloten met de mondzorgverlener(s). In de overeenkomst zijn de verantwoordelijkheden helder vastgelegd. Voorbeeld behandelovereenkomst Diverse voorbeeld overeenkomsten zijn opgenomen in het ‘NVGd Handboek’. Verantwoordelijkheden Hieronder een mogelijke specificatie van de verdeling van verantwoordelijkheden. Advies is om deze verantwoordelijkheden specifiek vast te leggen en te documenteren in het ‘NVGd Voorbeeld Handboek’. Taak Verantwoordelijke Mondzorgverlener Instelling Faciliteren mondzorgverlener X Organiseren klachtenregeling X Deugdelijk onderhouden apparatuur X Opstellen KEW dossier X Verzamelen en archiveren Veiligheidsinformatiebladen (VIB´s) X Uitvoeren en controleren waterkwaliteit X Opstellen kwaliteitsjaarverslag mondzorg X 10 B.1.2 De punten 1.2 t/m 1.6 zijn opgenomen in het processchema. Processchema Eerste onderzoek mondgezondheid en zelfzorg binnen 24 uur door verzorgende Kan de cliënt zelf de mond verzorgen? NEE Overnemen mondzorg JA Is de mondgezondheid in orde? NEE JA Onderzoek door SOG of coördinerend Opstellen zorgplan door SOG binnen 2 zorgverlener mondzorg binnen 2 weken: weken: benoemen doelen en acties op basis is de mondgezondheid in orde? van medische anamnese, onderzoek en wensen cliënt JA NEE Screening tandarts/mondhygiënist binnen Directe verwijzing tandarts: opstellen Screening tandarts binnen 6 weken; 6 weken; opstellen mondzorgplan tandarts mondzorgplan tandarts opstellen mondzorgplan tandarts Processtappen Samengevat de processtappen vanaf de intake van een cliënt. 1. Binnen 24 uur na opname inventariseert de verzorgende de mondgezondheid en de zelfzorg van de cliënt en legt die vast in een observatieformulier dat aan het zorgdossier wordt toegevoegd. 2. Binnen 2 weken na opname van cliënt wordt het mondverzorgingsplan opgesteld voor de dagelijkse mondverzorging en aan het zorgdossier toegevoegd. 3. De Specialist Ouderen Geneeskunde (SOG) van de instelling vraagt de nieuwe cliënt of hij/ zij gebruik wil maken van de mondzorgverlening van de instelling. Indien de cliënt hiervan gebruik wil maken: a. De familie tekent voor het gebruik van deze zorg. b. De SOG stelt een interne verwijsbrief op naar de mondzorgverlener van de instelling. 4. Op basis van de interne verwijsbrief van de SOG is de tandarts verantwoordelijk voor het opstellen van het mondzorgplan binnen 6 weken na opname van de cliënt. 11 Inhoud mondverzorgingsplan en mondzorgplan Diverse voorbeeld plannen zijn opgenomen in het ‘NVGd Handboek’. Mondzorgplan De tandarts wil vooraf op de hoogte zijn van: - de indicatie van de bewoner: PG versus somatisch; indien somatisch: de ZZP-indicatie; - het algemeen zorgplan (Activiteiten Dagelijks Leven - ADL); - beknopte medische informatie: aandoeningen en medicatielijst; - het mondverzorgingsplan. Zo gewenst wordt het tandheelkundig dossier bij de vorige mondzorgverlener opgevraagd, relevant zijn vooral röntgenfoto’s en het implantaatpaspoort. Na het statussen van het gebit, wordt met inachtneming van de bovenstaande aandachtspunten door de tandarts een mondzorgplan opgesteld, wat afgestemd is op de wenselijkheid, haalbaarheid en risico's. Hierbij wordt rekening gehouden met de wensen van de bewoner / diens familie en klachten. De tandarts controleert het opgestelde mondverzorgingsplan en stuurt dit zo nodig bij. De frequentie van recall ligt bij dentaten tussen de 3 à 6 maanden; bij edentaten 1x per jaar. Voor sommige cliënten is het noodzakelijk de recall en professionele mondreiniging nog vaker uit te voeren, bijvoorbeeld met een frequentie van 3 à 6 weken. Het mondzorgplan wordt opgenomen in het zorgdossier. Bij bijzonderheden rapporteert de tandarts direct terug aan de SOG. 12 B.1.7 De regels vanuit de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) zijn van toepassing op het mondzorgplan. Aangaan behandelingsovereenkomst in mondzorgplan De tandarts bepaalt de zorgrichting en legt deze vast in het mondzorgplan. De tandarts vraagt instemming hierop (en legt de instemming vast) van SOG, de afdeling (verzorgenden kunnen de inhoud afwegen tegen de praktische uitvoerbaarheid) en patiënt/familie. Regels over informatie en toestemming (afkomstig uit de Praktijkwijzer ‘WGBO in de praktijk’) Patiënten die op een tandheelkundige behandeling zijn aangewezen, zijn doorgaans genoodzaakt zich daarvoor tot een tandarts te wenden. Zij leggen hun tandheelkundige zorgvraag voor aan de tandarts en de tandarts komt in overleg met de patiënt tot een passend zorgplan en/of behandelplan om het tandheelkundig probleem te verhelpen of verergering daarvan te voorkomen. De scharnier in deze relatie en de daarbij passende keten van activiteiten vormen informatie en toestemming. Een reguliere behandelingsovereenkomst begint met uitwisseling van gegevens. De patiënt geeft aan wat zijn vragen/klachten zijn, de tandarts stelt nadere vragen. De tandarts heeft de plicht om de patiënt adequaat te informeren. De patiënt is van zijn kant ook informatie verschuldigd en moet naar beste weten meewerken aan de behandeling. Het verstrekken van relevante informatie en vragen van toestemming is niet alleen een wettelijke plicht (art 7: 448, 449, 450 BW). Informatie en toestemming bepalen ook de sfeer van de tandartspatiëntrelatie. Deze relatie wordt doorgaans getypeerd als een vertrouwensrelatie. Of daarvan sprake is hangt af van de wijze waarop de tandarts en de patiënt onderling informatie uitwisselen en van de wijze waarop wederzijdse overeenstemming aan de basis ligt van de tandheelkundige behandeling. Informatie en toestemming bepalen daarnaast in belangrijke mate de kwaliteit van de tandartspatiëntrelatie. De doeltreffendheid van de behandeling is ervan afhankelijk. Bovendien zijn informatie en toestemming de basiselementen van patiëntgerichtheid en patiëntvriendelijkheid. Tenslotte is toestemming voor de tandarts het groene licht om de behandeling te starten. Deze toestemming moet de patiënt weloverwogen verlenen, waartoe adequate informatie van de kant van de tandarts onontbeerlijk is. Zo zijn informatie en toestemming aan elkaar geketend. Een onderscheid kan worden gemaakt tussen: - expliciete toestemming - impliciete toestemming - veronderstelde toestemming Hoewel de wet niet bepaalt of de toestemming expliciet of stilzwijgend moet worden gegeven, verdient het in het algemeen aanbeveling deze toestemming door de patiënt expliciet te laten geven. Soms is het vanzelfsprekend dat de patiënt toestemming geeft, bijvoorbeeld als hij ergens uitdrukkelijk om heeft gevraagd. Ook kan de tandarts de toestemming soms uit zijn gedragingen afleiden (patiënt komt op afspraak om een kies te laten vullen). Zolang de toestemming niet is verleend mag niet tot behandeling worden overgegaan. Non-verbale toestemming mag niet te gemakkelijk worden aangenomen. Niet expliciet afwijzen betekent niet dat de patiënt toestemming geeft. De patiënt mag een gegeven toestemming te allen tijde intrekken. 13 Voor verrichtingen van niet-ingrijpende aard mag toestemming worden verondersteld. Of een verrichting van ingrijpende aard is, hangt af van de omstandigheden. Niet alleen de tandheelkundig inhoudelijke aspecten zijn daarbij van belang, maar ook wat met de verrichting wordt beoogd en wat de gevolgen zijn. Als de patiënt een niet-ingrijpende verrichting weigert, mag niet worden gehandeld. Het veronderstellen van de toestemming betekent niet dat de tandarts de patiënt niet hoeft te informeren. Evenzo geldt dat een en ander in het dossier moet worden vastgelegd. 14 B.3.1 De instelling voorziet de mondzorgverlener van een behandelruimte inclusief materiaal en apparatuur en is verantwoordelijk voor deugdelijk onderhoud aan apparatuur. Hier volgt een nadere specificatie van deze eis. Situatie: behandelkamer in tehuis (intramurale zorg) De basis voor hygiënisch werken is een duidelijke scheiding tussen schoon en vuil. We onderscheiden daarom twee soorten ruimten: - Kritische ruimten: Behandelruimte en ruimte voor reiniging, desinfectie en sterilisatie van instrumentarium en materialen. o In deze ruimten wordt gewerkt met patiënten, patiëntenmateriaal en met vuil en schoon instrumentarium. o Er gelden speciale hygiënemaatregelen m.b.t. kleding en persoonlijke beschermingsmiddelen. o In kritische ruimten staat alleen meubilair dat voor de functie van de ruimte noodzakelijk is. o Vloeren en meubilair zijn zo veel mogelijk glad en goed te reinigen. o De werkbladen zijn glad en naadloos en bestand tegen toegestane reinigings- en desinfectiemiddelen. - Niet-kritische ruimten: Overige ruimten zoals toiletten, eetruimte, entree, gang en wachtkamer. o In deze ruimten wordt niet behandeld, is geen patiëntenmateriaal aanwezig en wordt geen instrumentarium verwerkt. o In deze ruimten worden geen persoonlijke beschermingsmiddelen gedragen en gelden geen speciale hygiënemaatregelen m.b.t. kleding. De instelling beschikt idealiter over twee (of meer) verschillende kritische ruimten, te weten: 1. Ruimte voor patiëntenbehandeling De spatzone reikt tot een straal van 2,5 meter rondom het hoofd van patiënt. Door correct gebruik van nevel afzuiging kan de spatzone aanzienlijk worden verkleind. o In de omgeving waar de aerosolen terecht kunnen komen mogen (tijdens een behandeling) geen andere patiënten behandeld worden of materiaal liggen dat ook voor andere patiënten gebruikt wordt. o Om werkbladen goed te kunnen reinigen en desinfecteren mogen deze uitsluitend apparatuur en instrumentarium bevatten die voor de individuele behandeling noodzakelijk zijn. 2. Ruimte voor reiniging-, desinfectie- en sterilisatie (RDS) werkzaamheden Idealiter worden de reiniging-, desinfectie- en sterilisatiewerkzaamheden ondergebracht in een aparte ruimte. o Er wordt een zichtbare scheiding tussen schoon en vuil binnen de kritische ruimten gerealiseerd. De routing binnen de RDS-ruimte kan worden gestuurd door de opstelling van de apparatuur en de werkbladen. o Berg geen schone materialen op in kasten aan de vuile kant van de RDS. 15 Indien het niet mogelijk is de reiniging-, desinfectie- en sterilisatiewerkzaamheden onder te brengen in een aparte ruimte, moeten de functies in tijd gescheiden worden en dient de werkwijze in een protocol te zijn vastgelegd. Andere eisen binnen de kritische ruimten zijn: - De waterkranen zijn voorzien van elleboog-, sensor- of voetbediening. - Zeep- en handalcoholdispensers zijn aanwezig. - Verbanddoos en oogdouche zijn aanwezig. - Een naaldencontainer is aanwezig in de behandelkamer. - De instelling beschikt over de noodzakelijke apparatuur voor reiniging, desinfectie en sterilisatie van instrumentarium en materialen. Zo niet dan kan de tandarts dit tegen een vergoeding verzorgen. - De instelling beschikt over apparatuur om hand- en hoekstukken te reinigen, te desinfecteren en zo nodig te steriliseren. - Instrumentarium wordt machinaal gereinigd en gedesinfecteerd in een thermodesinfector. - De instelling beschikt over voldoende hand- en hoekstukken om deze voor iedere patiënt te vervangen. - De apparatuur voor reiniging, desinfectie of sterilisatie is goedgekeurd en geschikt voor het beoogde gebruik. - Aan de apparatuur vindt periodiek (jaarlijks) onderhoud plaats. Onderhoudsrapporten en onderhoudsstickers zijn aantoonbaar in de instelling aanwezig. - De behandelunit is voorzien van terugslagkleppen (antiretractie kleppen) of er wordt met een flessysteem gewerkt (goedkopere oplossing) Eisen m.b.t. röntgenfoto’s zijn: - Vanuit het ALARA-principe dient bij het maken van een opname gebruik te worden gemaakt van F-speed films of een digitaal systeem en rechthoekige begrenzing van de röntgenbundel. - De instelling dient bij gebruik van röntgen apparatuur te beschikken over een volledig en up-todate KEW dossier. Het KEW dossier bevat alle documenten die betrekking hebben op het melden, installeren en gebruiken van het röntgentoestel en de uitvoering van de röntgenwerkzaamheden. 16 B.3.2 De mondzorgverleners werken volgens de WIP-richtlijn. Dit is mogelijk voor tandheelkundige behandeling in een behandelruimte in een instelling. Voor het verlenen van zorg aan huis geldt dat niet volledig conform de WIP-richtlijn gewerkt kan worden. Daarom wordt geadviseerd alleen niet-kritische handelingen uit te voeren in de thuiszorg. De volgende handelingen worden als niet-kritisch aangemerkt en mogen aan huis (ambulante zorg) uitgevoerd worden: - screening, intake, anamnese - controle ondersteunt door (draagbare) lamp of bril met lamp - prothetische consulten (dat wil zeggen beoordelen drukplaats eventueel met aanbrengen pijnstillende zalf of tissue conditioning) - prothetische behandelingen, zoals: o beslijpen prothese bij drukplaats o correctie prothese m.b.t. occlusie en articulatie o buigen ankers o rebasing en reparaties o nieuwe prothetische voorzieningen - enkele conserverende behandelingen, zoals: o beslijpen scherp afgebroken element o diagnostisch onderzoek bij pijnklacht - preventie, zoals: o instructie mondhygiëne aan patiënt en begeleider ( EVV-er) o zonder afzuiging: tandsteen verwijderen met handinstrumentarium en polijsten voor zover daar geen bloedige gingiva aanwezig; o met afzuiging: tandsteen verwijderen met ultrasoon (cavitron) Alle genoemde behandelingen worden uitgevoerd met steriel verpakt instrumentarium en zoveel mogelijk disposables. Er is aandacht voor reiniging, desinfectie en sterilisatie en het afgesloten (verpakt) vervoeren van gecontamineerd materiaal en instrumentarium. Denk daarbij ook aan desinfectie van de afdrukken. 17 B.3.3 Bij het verlenen van thuiszorg dient het transport van schoon en vuil instrumentarium te worden uitgevoerd conform de uitgangspunten uit bijbehorende WIP-richtlijn. WIP-richtlijn Bewaren en transporteren van gebruikt instrumentarium voor sterilisatie Uitgangspunten: - Voor het behandelen van instrumentarium na gebruik tot aankomst in de (centrale) sterilisatieruimte gelden de volgende uitgangspunten. - Gebruikt instrumentarium dient altijd als besmet te worden beschouwd. De aard en omvang van de werkelijke contaminatie zijn onbekend. Het is onjuist onderscheid te maken tussen instrumentarium gebruikt bij "schone", dan wel bij "vuile" ingrepen. - Er dient zodanig met het gebruikte instrumentarium te worden omgegaan dat besmetting van medewerkers en omgeving wordt voorkomen. - In afwachting van verdere bewerking wordt een gebruikt instrument dusdanig bewaard, dat de daaropvolgende reiniging, desinfectie en sterilisatie niet wordt bemoeilijkt. - Uitgepakt en klaargelegd steriel instrumentarium dat niet gebruikt is, dient beschouwd te worden als mogelijk besmet en derhalve voorafgaand aan sterilisatie te worden gereinigd en gedesinfecteerd. - Verwonding aan scherp instrumentarium, zoals prikken en snijden, moet worden voorkomen. 1. Bewaren en transporteren van gebruikt instrumentarium Instrumentarium wordt na gebruik, zowel droog als nat bewaard en droog of vochtig vervoerd. 1.1 Droog bewaren - Droog bewaard instrumentarium dient zo spoedig mogelijk na afloop van de procedure naar de centrale sterilisatieruimte vervoerd te worden. Bij de reinigingsprocedure dient rekening te worden gehouden met ingedroogde bevuiling. 1.2 Nat bewaren - Indien gebruikt instrumentarium niet binnen 1 dag getransporteerd kan worden naar de centrale sterilisatieruimte, dient het ondergedompeld in een desinfecterende- of eiwitoplossende bewaarvloeistof te worden bewaard. - Het instrumentarium dient bij en na verblijf in de desinfecterende bewaarvloeistof nog steeds als potentieel besmet materiaal te worden beschouwd en met de vereiste voorzorgen te worden behandeld. Er heeft immers voorafgaand aan de plaatsing in de transportcontainer geen reiniging plaatsgevonden, zodat van een betrouwbare desinfectie geen sprake kan zijn. - Voordat daadwerkelijk transport naar de centrale sterilisatieruimte plaatsvindt, wordt de bak op de afdeling in de spoelkeuken leeggegoten. Het vochtige instrumentarium wordt vervolgens in de bak getransporteerd. Pas hierbij persoonlijke beschermingsregels toe zoals beschreven in de WIPrichtlijn: Persoonlijke beschermingsmiddelen. 1.2.1 Keuze bewaarvloeistof De keuze van de bewaarvloeistof is ondermeer afhankelijk van de manier waarop verdere behandeling en transport plaats vindt. In de meeste gevallen zal zowel een reinigende en eiwitoplossende als een desinfecterende werking zijn vereist. De werking van de bewaarvloeistof mag het materiaal niet noemenswaardig nadelig aantasten. Diverse fabrikanten leveren een bewaarvloeistof voor gebruikt instrumentarium. Deze producten zijn voorzien van een CE-markering en daarmee toegelaten op de Europese markt. De bewaarvloeistof 18 moet op de Nederlandse markt zijn toegelaten voor de desbetreffende toepassing. De gebruiker dient de gebruiksinstructies nauwkeurig op te volgen. Bij gebruik van een poeder moet conform de ARBO-wet voorzichtig te werk worden gegaan. Het poeder moet goed oplosbaar zijn in een waterige oplossing, omdat het anders zijn functionaliteit verliest en bovendien schade kan toebrengen aan het instrument. Indien het poeder niet goed is opgelost, kunnen de geconcentreerde desinfectans korrels op de bodem het instrumentarium aantasten. Ter voorkoming hiervan kan een rooster in de bak worden geplaatst. 1.2.2 Gebruik bewaarvloeistof - De bewaarvloeistof dient ververst te worden conform de gebruiksinstructie van de fabrikant. - De aanwijzingen van de fabrikant met betrekking tot de bereiding van de bewaarvloeistof, als ook de veiligheidsaanbevelingen, dienen stipt te worden opgevolgd. - Poedervormige stoffen kunnen verstuiven en worden daarom ontraden. - Indien nodig dient het instrumentarium voorafgaand aan verdere behandeling met water te worden afgespoeld. 1.3 Gereed maken voor transport op de afdeling - Bij het afgieten van de desinfecterende bewaarstof wordt beschermende kleding, een mondneusmasker, een bril of gelaatscherm en handschoenen gedragen. - Het afgieten van de desinfecterende bewaarstof dient te geschieden in een goed geventileerde ruimte. 1.4 Transport - Transport dient plaats te vinden in afgesloten transportbakken, zodat contaminatie van de omgeving uitgesloten is. Het geheel dient herkenbaar te zijn als vuil transport. - De transportbakken dienen na transport als besmet te worden beschouwd. Daarom worden zij gereinigd en vervolgens thermisch of chemisch gedesinfecteerd. - Het thermische desinfectieproces dient een effectiviteit te hebben van 1 minuut bij 80˚C of een AO-waarde van 600 (zie NEN-EN-ISO 15883). 19 B.3.4 Onafhankelijk de setting van de zorgverlening dient de mondzorgverlener altijd te beschikken over de minimale uitrusting. Uiteenzetting van de minimale uitrusting voor thuiszorg en zorg in een tandheelkundige behandelruimte A. Werken bij cliënt aan huis De volgende zaken zijn voor het werken bij cliënt aan huis minimaal noodzakelijk: - diverse steriel verpakt basissetjes (spiegel, sonde, pocketsonde, pincet) - afdruklepels en desinfectie afdrukken - gasbrander - mobiele koffer - extra (behandel)verlichting - ultrasone tandsteenapparaat met diverse tips (alleen indien wordt gewerkt met adequate afzuiging zoals een Aspiject) - mondreinigingsartikelen (assortiment tandenborstels, tandpasta, protheseborstel, swabs, ragers, stokers, fluoridegel, CHX-gel, gazen, Pro denture cleansing solution, vaseline, bijtblokjes, bekers, servetten - Eurosept voor desinfectie En daarnaast uiteraard ook: - disposable handschoenen - disposable mond/neusmasker - disposable trays - rapportageformulieren of PC/tablet voor dossiervorming - recepten Desgewenst is dit uit te breiden met: - portable techniekmotor - diverse setjes hoek/handstukken (rood, groen, eventueel blauw) eventueel met disposable polijstkopjes - polymerisatielamp - schudmachine - verdovingsspuit, anesthesie, naalden en naaldencontainer - fotocamera (mondopnames) - lettertang / labelmaker B. Tandheelkundige behandelruimte De volgende zaken zijn in de tandheelkundige behandelruimte minimaal noodzakelijk: - behandelstoel - extractieset tangen en hevels - diverse setjes hoek/handstukken (rood, groen, eventueel blauw) - handinstrumentarium - ultrasoon tandsteenapparaat met diverse tips - techniekmotor (eventueel draagbaar of op unit) - polymerisatielamp - schudmachine - naaldencontainer - afdruklepels en desinfectie afdrukken 20 - gasbrander tandarts- en assistente stoeltjes extra (behandel)verlichting amalgaamafscheider indien daadwerkelijk met roterend instrumentarium gewerkt wordt oogdouche verbanddoos afvalemmer 21 B.4.1 Functieomschrijvingen en verantwoordelijkheden mondzorgverlening. Een tandarts is verantwoordelijk voor het opstellen van een mondzorgplan en voor de uitvoering daarvan. In overleg met de leden van het team bepaalt hij welke taken aan welke persoon worden gedelegeerd. Ook de mogelijkheid om zorg aan huis te leveren dient hierbij overwogen te worden. Mondhygiënisten hebben een centrale rol te vervullen. Zij kunnen een eerste en een periodiek onderzoek van de mondgezondheid verrichten en veel gegevens verzamelen voor het in overleg met de tandarts op te stellen of te evalueren mondzorgplan, vooral op het terrein van de ondersteuning en preventie. Daarnaast draagt de mondhygiënist zorg voor de uitgebreidere of intensievere professionele preventieve en eventueel eenvoudige curatieve behandelingen. Tandprothetici houden zich strikt genomen alleen bezig met vervaardiging en evaluatie van uitneembare kunstgebitten ter vervanging van de natuurlijke gebitselementen. Preventie-assistenten voeren eenvoudige professionele preventieve behandelingen uit op aanwijzing en onder begeleiding van een mondhygiënist of een tandarts. Zij kunnen ook deze twee zorgverleners assisteren bij de intensievere preventieve en curatieve behandelingen. Een laatste belangrijke taak is het geven van specifieke individuele instructie over het toepassen van adequate methoden van monden prothesehygiëne aan kwetsbare ouderen zelf en hun (mantel)zorgverleners. Coördinerend zorgverleners mondzorg fungeren vooral op afdelingsniveau. Zij coördineren en stimuleren de mondverzorging van alle bewoners met als primaire doelstelling de ondersteuning en de preventie. Daarnaast inventariseren zij individuele mond(zorg)problemen van de kwetsbare ouderen en leggen deze voor aan de tandarts/mondhygiënist. Voor de kwetsbare ouderen en hun (mantel)zorgverleners is de coördinerend zorgverlener mondzorg het eerste aanspreekpunt en de primaire informatiebron. Vooral de dagelijkse (mantel)zorgverleners hebben een belangrijke taak bij de dagelijkse ondersteuning en preventie. Team van mondzorgverleners: het is zeer wenselijk dat naast een tandarts een mondhygiënist in de uitvoering van het mondzorgplan participeert. Een mondhygiënist is bekend met alle essentiële inhoudelijke aspecten van mondgezondheid en mondverzorging. Een groot voordeel is bovendien dat één van de expliciete taken van de mondhygiënist het geven van voorlichting en instructie is. De mondhygiënist is hiertoe speciaal opgeleid en kan een opleidende taak hebben voor de andere leden van het team. Een team van mondzorgverleners heeft onder verantwoordelijkheid van een tandarts de volgende taken: - eerste onderzoek van de mondgezondheid bij aanmelding, periodieke onderzoeken en evaluaties; - opstellen van individuele mondverzorgings- en mondzorgplannen; - indien noodzakelijk verwijzen naar de tweedelijnszorgverlening; - individueel kenmerken van gebitsprothesen (vermelding naam en geboortedatum); - preventie en curatie; - het opstellen van individuele dieetaanbevelingen in overleg met een diëtist en evaluatie van deze maatregelen; - het aanpassen van tandenborstels en andere hulpmiddelen voor de mondverzorging van kwetsbare ouderen met functiebeperkingen in samenwerking met een ergotherapeut; - het instrueren en begeleiden van de kwetsbare ouderen zelf en hun (mantel)zorgverleners bij het uitvoeren van de dagelijkse mondverzorging; - deelnemen aan gestructureerd multidisciplinair overleg van het algemene team van zorgverleners. 22
© Copyright 2024 ExpyDoc