Evaluatie project RandstadRail Aanbevelingenrapportage Evaluatie project RandstadRail Aanbevelingenrapportage Voorwoord 2 Na een periode van intensief samenwerken is met het in gebruik nemen van het Statenwegtracé, het metrostation Rotterdam Centraal, de doorkoppeling naar metrostation Slinge en als laatste de ZoRo-busbaan op 17 november 2012 het project RandstadRail opgeleverd. Voor u ligt de aanbevelingenrapportage van de evaluatie van dit project. RandstadRail is een opvallend en zeer ambitieus project, om meerdere redenen; RandstadRail is het eerste project in Nederland waarbij lightrail grootschalig is toegepast, en zijn er innovatieve technieken gebruikt. Ook rond het veiligheidsdenken hebben innovaties plaatsgevonden, waarbij de zelfredzaamheid van de reiziger centraal staat. Het project moest worden gerealiseerd in een grootstedelijke omgeving. Er is vergaand samengewerkt tussen de twee stadsregio’s en er is door het ministerie gekozen voor een nieuwe vorm van subsidiëring met een vast bedrag. Naast opvallend en ambitieus, is het project RandstadRail ook succesvol. Ondanks de vertraging in de oplevering durf ik te stellen dat de realisatie van het project binnen de vastgestelde scope, en nagenoeg binnen de voorwaarden van de vastgestelde financiering is verlopen. Uit de analyse van de vervoersprestatie blijkt nu al dat het product RandstadRail een groot succes is. Er valt veel te leren van de aanpak en werkwijze van dit project voor de aanpak van toekomstige OV- infrastructurele werken. Waar het in de komende periode op aan komt is de verdere professionalisering van de gezamenlijke exploitatie van RandstadRail door de Haagse Tramweg Maatschappij (HTM) en de Rotterdamse Elektrische Tram N.V. (RET). Uiteindelijk is dit project immers gerealiseerd om een hoogwaardig openbaar vervoer (HOV)-alternatief te bieden voor het gebruik van de auto. Het moet dus een aantrekkelijk alternatief zijn. Hiervoor moeten we onze reizigers een stipte, frequente en comfortabele reis aanbieden. Dit project had uiteraard niet gerealiseerd kunnen worden zonder de financiële bijdrage van de stadsregio Rotterdam en de subsidie die door het ministerie van Infrastructuur en Milieu beschikbaar is gesteld. Tot slot wil ik iedereen die heeft meegewerkt aan de realisatie van dit mooie en uitdagende project hartelijk bedanken voor hun inzet. We mogen trots zijn op de invoering van een nieuw lightrail-concept dat Rotterdam en Den Haag verbindt en een nieuwe impuls geeft aan de economische ontwikkeling van de Zuidvleugel van de Randstad. Samenvatting Inleiding (hoofdstuk 1) De realisatie van RandstadRail heeft plaatsgevonden via een groot, complex en innovatief project. Het eindbeeld hiervan is gedefinieerd als ‘…het hoogwaardige openbaar vervoerssysteem in de Zuidvleugel van de Randstad dat de stedelijke openbaar vervoersnetwerken van Den Haag, Rotterdam en Zoetermeer met elkaar verbindt en het gebied ertussen ontsluit, inclusief de nieuwe Vinex-locaties.’ De planning is, afhankelijk van het projectonderdeel, in totaal twee à drie jaar uitgelopen. Het project is overeenkomstig het Programma van Eisen (PvE) gerealiseerd. Hiermee wordt invulling gegeven aan drie achterliggende behoeften van de opdrachtgevers: verantwoording afleggen over de gehanteerde werkwijze, het vastleggen van ervaringen en het doen van aanbevelingen voor mogelijk toekomstige projecten. De achterliggende verklaring voor het resultaat is vooral dat het project op alle bestuurlijke niveaus goed is aangestuurd, en dat er tussen de niveaus goed is samengewerkt op basis van heldere afspraken. De lange voorgeschiedenis van het project heeft het mogelijk gemaakt om het project een goede bestuurlijke inbedding te geven. Dit heeft een duidelijke, richtinggevende bestuurlijke overeenkomst opgeleverd. De samenwerking tussen de beide regio’s en het ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W)1 was goed. En binnen het Rotterdamse is de rolverdeling van de verschillende partijen goed uitgewerkt. De gekozen vorm met een geïntegreerde verantwoordelijkheid voor infra, materieel en de voorbereiding van de exploitatie wordt als een sterk punt gezien. Het Rotterdamse model is door bestuurders positief bevonden. Oftewel: de bestuurlijke setting waarin het project RandstadRail heeft gefunctioneerd was productief te noemen. Beoordelingskader Analyse op projectmanagementniveau (hoofdstuk 2) Om te kunnen beoordelen in hoeverre RandstadRail een succes is en om te analyseren wat hiervan de oorzaken zijn, is een beoordelingskader nodig. Hierbij worden doelstellingen en resultaten vergeleken, en de uitkomsten geanalyseerd op vooraf vastgestelde criteria. Dit gebeurt door drie invalshoeken te hanteren: (hoofdstuk 4) De opdracht voor de projectorganisatie RandstadRail (PORR) kan kort worden omschreven als: ‘het systeem RandstadRail gereed opleveren voor exploitatie.’ Het doel van deze projectevaluatie is allereerst om de bevindingen die vanuit de projectorganisatie van het Rotterdamse deel zijn opgedaan vast te leggen, en om een beoordeling te geven van de kwaliteit van het projectproces en de wijze waarop dit georganiseerd is geweest. Op projectmanagementniveau gaat het om de vraag of bestuurders (hoofdstuk 3) en projectmanagement (hoofdstuk 4) het project binnen de scope effectief hebben gerealiseerd en of hierbij een efficiënte aanpak is gehanteerd. Op beleidsniveau (hoofdstuk 5) gaat het om de vraag of het project heeft bijgedragen aan de gestelde beleidsdoelen. Beoordeling op bestuurlijk niveau (hoofdstuk 3) Op bestuurlijk niveau was het doel van RandstadRail het realiseren van een hoogwaardige vorm van openbaar vervoer (HOV). Dit resultaat is in hoge mate binnen de gestelde randvoorwaarden bereikt. Allereerst is het project gerealiseerd met een beperkt percentage overschrijding op het vastgestelde subsidiebedrag. De deelprojecten zijn conform scope/PvE gerealiseerd. Gedurende de besteksvoorbereiding en uitvoering hebben zich geregeld onverwachte gebeurtenissen voorgedaan, waar door opdrachtgevers en/of aannemers wisselend op gereageerd is. In enkele gevallen leidde dit tot verstoorde werkrelaties, maar uiteindelijk is het beoogde resultaat gerealiseerd. Financieel is het project licht over het budget heengegaan, de tijdsplanning is op onderdelen fors overschreden. Er was begrip voor de oorzaken van deze vertraging. Alle afwijkingen zijn bestuurlijk geaccordeerd. Organisatorisch is het project stevig aangestuurd. Afwijkingen en issues zijn tijdig en transparant gecommuniceerd en bestuurlijk afgedekt. 1 Sinds 14 oktober 2010 is het ministerie van Verkeer en Waterstaat samengevoegd met Ruimte en Milieu tot het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M). 3 4 Een belangrijk aandachtspunt was de informatievoorziening en de projectcommunicatie. Met name het omgevingsmanagement heeft bijgedragen aan het draagvlak voor het project in de stad. Procesmatig is in de aansturing van het project het Integratie, Test- en proefbedrijf en Overdracht (ITO)-proces steeds meer centraal komen te staan. Hierbij is integraal gestuurd op de coördinatie van de drie projecten infra, materieel en voorbereiding exploitatie. Speciale aandacht is hierbij besteed aan het safety management. De voor ITO ontwikkelde ITO-landkaart en de hierop afgestemde projectorganisatie zijn succesvol geweest. Mens en techniek moesten zodanig op elkaar worden afgestemd dat een veilig OV-systeem kon worden opgeleverd. Dit betekent dat naast de technische opgave ook een organisatieontwikkeling moest plaatsvinden, bijvoorbeeld bij de Centrale Verkeersleiding (CVL) van de RET. Nieuwe systemen, technieken en veiligheidsvoorschriften dienden in de bestaande exploitatieprocessen te worden geïntegreerd en bewezen te worden nageleefd. Door de integrale benadering en de goede organisatie en aansturing door de PORR is dit goed verlopen. Analyse op beleidsniveau (hoofdstuk 5) De doelstelling van het beleid van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W) was het realiseren van een hoogwaardige vorm van openbaar vervoer tussen Den Haag, Rotterdam en Zoetermeer, om een alternatief te bieden voor het autoverkeer over middellange afstanden en een aantal in ontwikkeling zijnde Vinex-locaties per OV toegankelijk te maken. De eerste resultaten op de vervoersprestatie en kwaliteit van RandstadRail wijzen op tevreden reizigers ten aanzien van het aanbieden van HOV. Cijfers van de komende jaren zullen bepalen in hoeverre RandstadRail daadwerkelijk voldoet aan de gestelde HOV-criteria. De lessen en aanbevelingen uit dit project zijn opgenomen in hoofdstuk 6. Inhoudsopgave Aanbevelingenrapportage Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1Aanleiding 1.2Doel 1.3 Onderzoeksopzet en afbakening 1.4Leeswijzer Hoofdstuk 2: Het beoordelingskader 2.1 Het theoretisch model Hoofdstuk 3: Analyse op bestuurlijk niveau 3.1Inleiding 3.2Doelstelling 3.3Beoordelingscriteria 3.4Resultaten 3.5Analyse 3.6 Conclusie Hoofdstuk 4: Analyse op projectmanagementniveau Inleiding 4.1 Niveau 1: de realisatieverantwoordelijkheid Beoordelingscriteria Resultaten en analyse van de resultaten per criterium Conclusies 4.2 Niveau 2: de procesverantwoordelijkheid Inleiding op het exploitatiegereed opleveren Resultaat Analyse Conclusies Hoofdstuk 5: Analyse op beleidsniveau 5.1Inleiding 5.2Doelstelling 5.3Beoordelingscriteria 5.4Resultaten 5.5Analyse 5.6Conclusie Hoofdstuk 6: Lessen en aanbevelingen 6.1 Bestuurlijke lessen en aanbevelingen 6.2 Lessen en aanbevelingen ten aanzien van het projectmanagement 6.3 Lessen en aanbevelingen ten aanzien van het beleid 1ITO-landkaart 2ITO-organisatie 6 6 6 7 10 10 11 11 11 13 13 13 17 18 18 18 18 18 25 26 26 26 26 27 30 30 30 30 30 30 30 31 31 32 33 Bijlagen Colofon 37 38 40 5 Hoofdstuk 1 Inleiding 6 1.1 Aanleiding Het project RandstadRail is afgerond! Formeel begon dit project, na een lange periode van studie, op 6 december 2001 met de ondertekening van een bestuurlijke overeenkomst tussen de stadsregio Rotterdam, het Stadsgewest Haaglanden en de minister van Verkeer en Waterstaat (V&W). In deze overeenkomst werd een ambitieus eindbeeld neergezet: ‘RandstadRail is het hoogwaardige openbaar vervoerssysteem in de Zuidvleugel van de Randstad dat de stedelijke openbaar vervoersnetwerken van Den Haag, Rotterdam en Zoetermeer met elkaar verbindt en het gebied ertussen ontsluit, inclusief de nieuwe Vinex-locaties.’ Om deze doelstelling in Rotterdam waar te maken is een groot, complex en innovatief project ontwikkeld. Groot, omdat het de realisatie van 2,4 kilometer boortunnel en een ombouw van 11 kilometer bestaand spoor en een verwachting van 35.0002 reizigers per dag betrof. Complex, omdat RandstadRail is gerealiseerd in één van de drukste regio’s van ons land, op een tracé dat gedurende de bouw van RandstadRail al voor een deel in gebruik was. En innovatief, omdat het de eerste grootschalige toepassing van lightrail betrof in ons land. Bovendien was dit een van de eerste projecten die op basis van een vast bedrag van het ministerie is gerealiseerd. Bij deze realisatie is bovendien een aantal innovatieve technieken gebruikt, bijvoorbeeld bij het boren van de beide tunnelbuizen in een stedelijk gebied. Om dit project tot stand te brengen waren een goede samenwerking vanuit de twee bestuurlijke regio’s en een goede afstemming tussen de betrokken projectorganisaties en hun omgevingen nodig. Hiermee is RandstadRail ook een heel zichtbaar project geweest, met een aanzienlijk afbreukrisico voor alle (bestuurlijk) betrokkenen. Mobiliteit is in Nederland een gevoelig onderwerp. Het autoverkeer in de Randstad kenmerkt zich al vele decennia door ernstige filevorming en vertraging. Tegelijkertijd is het OV er lange tijd niet in geslaagd een geloofwaardig alternatief te bieden voor grote groepen automobilisten. 2 Na drie jaar volledige exploitatie. Gezien de economische en ruimtelijke ontwikkelingen die ook de komende jaren in de Randstad worden verwacht, blijft het van belang om in te zetten op de zo gewenste modal shift3. Dit is gebeurd door middel van de realisatie van RandstadRail. Vanuit de exploitatiecijfers over de eerste jaren kan nu al worden gezegd: met succes. 1.2 Doel Het doel van deze projectevaluatie is allereerst om de bevindingen, die vanuit de projectorganisatie van het Rotterdamse deel zijn opgedaan, vast te leggen. Een tweede doel is om op basis van deze bevindingen en andere informatiebronnen een beoordeling te geven van de kwaliteit van het projectproces en de wijze waarop dit georganiseerd is geweest. Hiermee wordt invulling gegeven aan drie achterliggende behoeften van de opdrachtgevers van deze evaluatie: • verantwoording afleggen over de • gehanteerde werkwijze • het vastleggen van ervaringen • het doen van aanbevelingen voor mogelijk • toekomstige projecten. 1.3 Onderzoeksopzet en afbakening De voorliggende aanbevelingenrapportage is gebaseerd op een analyse van het doorlopen van het projectproces. De basis hiervoor ligt in de ervaringen die zijn beschreven in de bevindingenrapportage. De bevindingenrapportage is tot stand gekomen door interviews met 59 betrokkenen uit verschillende organisaties en deskresearch. De bevindingenrapportage bestaat uit drie delen. Deze opzet wordt weergegeven in figuur 1. Deel 1 (Bestuurlijk) en deel 2 (Projectmanagement) geven de bevindingen over het doorlopen van het proces. Deel 3 is een kwantitatieve evaluatie van prestaties en effecten die na het gefaseerd in exploitatie nemen van RandstadRail zijn bereikt. Hiermee wordt antwoord gegeven op de te ‘evalueren aspecten’ die vanuit de subsidiegever zijn gesteld bij het afgeven van de subsidiebeschikking. Elk van de drie delen van de bevindingenrapportage is zo opgebouwd dat dit ook afzonderlijk van de andere delen kan worden gelezen. 3 Modal shift is het beïnvloeden van de ene verkeersstroom ten gunste van een andere. Bijvoorbeeld van de weg naar het spoor. Figuur 1 | Opzet van de rapportages Bevindingenrapportage 7 Aanbevelingenrapportage I. Bestuurlijk II. Projectmanagement III. Kwantitatieve analyse Op basis van deze drie invalshoeken worden in deze aanbevelingenrapportage analyses gedaan, conclusies getrokken en aanbevelingen gegeven. De scope van deze projectevaluatie wordt als volgt afgebakend: • De evaluatie betreft de periode tussen de start van het project medio 2002 en het exploitatiegereed overdragen van het project aan de stadsregio Rotterdam (april 2012). • De evaluatie gaat over het Rotterdamse deel van het project RandstadRail. Raakvlakken met onder meer de gemeente Den Haag, het Stadsgewest Haaglanden en de Haagse Tramweg Maatschappij (HTM) worden wel beschreven maar maken geen onderdeel uit van deze evaluatie. • De evaluatie betreft zowel het bestuurlijke deel als het functioneren van het projectmanagement. • De evaluatie geeft een eerste kwantitatieve evaluatie van het functioneren van het vervoersproduct in de praktijk. 1.4 Leeswijzer Deze aanbevelingenrapportage is als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 2 beschrijft het analysemodel dat de basis vormt voor de analyses. Hoofdstukken 3-5 beschrijven de analyses van het project op het niveau van het bestuur (hoofdstuk 3), het projectmanagement (hoofdstuk 4) en het beleid 4 (hoofdstuk 5). Deze indeling is analoog aan die van de bevindingenrapportages. Hoofdstuk 6 presenteert het integrale eindoordeel, de ‘lessons learned’ en de aanbevelingen. 4 De bevindingenrapportage deel 3 wordt gebruikt als input voor de evaluatie van het beleidsniveau. 8 9 Om dit project tot stand te brengen, waren een goede samenwerking vanuit de twee bestuurlijke regio’s en een goede afstemming tussen de betrokken projectorganisaties en hun omgevingen nodig. Hoofdstuk 2 Het beoordelingskader 2.1 Het theoretisch model In dit hoofdstuk wordt het theoretisch kader geschetst dat in de volgende hoofdstukken wordt gebruikt om het project te analyseren. Op basis van deze analyse worden in hoofdstuk 6 conclusies en aanbevelingen weergegeven. Op projectmanagementniveau gaat het om de vraag of bestuurders en projectmanagement het project effectief hebben gerealiseerd (binnen de scope) en of hierbij een efficiënte aanpak is gehanteerd. Zie hiervoor de hoofdstukken 3 en 4. Om te kunnen beoordelen in hoeverre RandstadRail een succes is en te analyseren wat hiervan de oorzaken zijn, is een beoordelingskader nodig. Op beleidsniveau gaat het om de vraag of het project heeft bijgedragen aan de gestelde beleidsdoelen. Zie hiervoor hoofdstuk 5. Dit kader bestaat uit een set van criteria; deze criteria worden afgeleid uit de doelstellingen. In de analyse wordt ten aanzien van deze criteria een aantal scores gemeten en vervolgens wordt zo goed mogelijk achterhaald wat hiervan de achterliggende verklaring is. Het bronmateriaal voor deze beoordeling wordt gevonden in de drie delen van de bevindingenrapportage. In hoofdstuk 6 worden de ‘lessons learned’ en de aanbevelingen gegeven. De vraag hoe succesvol het project is verlopen kan op verschillende wijzen worden beantwoord. In deze evaluatie wordt het project op drie niveaus geanalyseerd; zie het onderstaande schema. Hoofdstuk 6 10 Hoofdstuk 3 Bestuurlijk niveau Hoofdstuk 3 Projectmanagement niveau Hoofdstuk 3 Beleidsniveau Figuur 2 | Drie niveaus van analyses Doelstellingen / criterria Resultaten Verklaringen / analyse Doelstellingen / criterria Resultaten Verklaringen / analyse Doelstellingen / criterria Resultaten Verklaringen / analyse Hoofdstuk 3 Analyse op bestuurlijk niveau Tabel 1 | Opdrachtgever/opdrachtnemer 11 Opdrachtgever Opdrachtnemer Overeenkomst Ministerie (subsidieverlener) Stadsregio Rotterdam Bestuurlijke overeenkomst Stadsregio Rotterdam5 Gemeente Rotterdam Uitvoeringsovereenkomst Gemeente Rotterdam RET Opdracht RET RET/Directie Strategische Projecten (DSP) 6 Interne opdracht 5 De stadsregio Rotterdam heeft samen met Stadsgewest Haaglanden ook een coördinatieovereenkomst gesloten. 6 De RET is per 1 juli 2007 verzelfstandigd in een N.V. Het college van B en W heeft gesteld dat lopende projecten zouden worden afgerond bij de RET en daar viel ook RandstadRail onder. 3.1 Inleiding 3.2 Doelstelling Achtereenvolgens worden uitgewerkt: • Doelstelling • Beoordelingscriteria • Resultaten • Analyse • Conclusies De doelstelling van het ministerie van V&W was het realiseren van een hoogwaardige vorm van openbaar vervoer in het gebied tussen Den Haag, Rotterdam en Zoetermeer om een alternatief te bieden voor de vele autoverplaatsingen in het gebied over afstanden van 10-40 kilometer, alsmede ter ontsluiting per openbaar vervoer van de in dit gebied in ontwikkeling zijnde Vinex-locaties. Figuur 3 | Overzicht bestuurlijke overeenkomsten Ministerie V&W Beschikking Overeenkomst Stadsgewest Haaglanden Stadsregio Rotterdam Coördinatieovereenkomst Uitvoeringsovereenkomst Gemeente Rotterdam Opdracht RET 12 Figuur 4 | Kosten, financiering en resultaat gebaseerd op de raming mei 2013 700,00 650,0 640,0 600,00 573,0 590,1 592,5 585,8 595,9 637,0 626,3 633,9 629,3 628,0 629,3 630,1 595,8 540,7 533,2 529,4 500,00 569,9 608,1 504,3 506,5 400,00 300,00 200,00 100,00 32,3 0,00 15,9 2,2 2,4 0,8 -3,7 -12,2 -44,2 -4,6 -9,0 -23,7 -100,00 b.o. 2002 2003 Tijdstip van de raming 2004 2006 2007 2008 Totaal kosten binnen scope Op bestuurlijk niveau zijn drie partijen te onderscheiden; elk met een eigen verantwoordelijkheid. Deze partijen zijn het ministerie van V&W, de stadsregio Rotterdam en de gemeente Rotterdam. De samenhang van de overeenkomsten tussen enerzijds de minister met de regio’s en anderzijds binnen de regio is weergegeven in figuur 3. Voor een uitgebreide beschrijving van deze overeenkomsten wordt verwezen naar de bevindingenrapportage deel 1, hoofdstuk 2. De overeenkomsten zijn: • de bestuurlijke overeenkomst van 6 december 2001; • de beschikkingsaanvraag d.d. 6 maart 2002 en afgifte 11 december 2002; • de coördinatieovereenkomst van 26 april 2002; • de uitvoeringsovereenkomst van 30 mei 2002; • de opdracht van de gemeente Rotterdam aan de RET d.d. 17 juli 2002. juni 2009 2010 Totaal financiering binnen scope 2011 2012 2013 Resultaat De bestuurlijke overeenkomst heeft uiteindelijk geleid tot een opdracht aan de gemeente Rotterdam waarin wordt gevraagd: 1. alle noodzakelijke werkzaamheden voortvloeiende uit de bestuurlijke overeenkomst, de coördinatieovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst, ten behoeve van de voorbereiding en realisatie van het project RandstadRail te verrichten of laten verrichten. 2. zich in te spannen voor een optimale afstemming met de voorbereiding en realisatie van andere (infrastructurele) projecten op het grondgebied van de stadsregio, zoals het sleutelproject Rotterdam Centraal en de Vinex-locatie Westpolder/Bolwerk. 3. het project exploitatiegereed op te leveren. 3.3 Beoordelingscriteria Op het bestuurlijk niveau is het project RandstadRail geslaagd wanneer aan de volgende criteria is voldaan: • Het project wordt gerealiseerd binnen de vastgestelde financiering. • Het project wordt conform de vigerende planning opgeleverd. • Het door het ministerie goedgekeurde PvE is gerealiseerd. • De regio’s hebben de wettelijke eisen nageleefd (bijvoorbeeld bij aanbesteding). • De continuïteit van het OV en reizigersstromen heeft ongehinderd doorgang gevonden. 3.4 Resultaten Vanuit de projectorganisatie bezien is het bestuurlijke niveau vooral bedoeld om de weg te effenen voor een effectief en goed verlopend projectproces. De bestuurlijke afspraken dienden als randvoorwaarden: 1. Het project wordt gerealiseerd binnen het subsidiebedrag, zijnde een lumpsum. Het project is gerealiseerd voor een bedrag van a 629 miljoen. Dit betekent dat het project is gerealiseerd met een lichte afwijking ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde financiering. Hierop is een overschrijding ontstaan van circa 3,8%. In figuur 4 wordt het financiële resultaat over de jaren van uitvoering weergegeven.  Ten opzichte van andere infrastructurele projecten in stedelijke omgevingen is dit een beperkte overschrijding te noemen. 2. Het project wordt conform de vigerende planning opgeleverd. De planning is in totaal zo’n twee tot drie jaar uitgelopen door procedurele oorzaken, technische complicaties, afstemmingsproblemen met andere projecten en discussies met o.a. enkele aannemers. Alle consequenties die dit met zich heeft meegebracht zijn bestuurlijk afgedekt. 3. Het project wordt conform het door het ministerie goedgekeurde PvE gerealiseerd. Het PvE voldeed op het moment dat de beschikking werd afgegeven nog niet aan de gestelde voorwaarden. Aan de beleidskant van het ministerie is een extra inspanning verricht en is een werkgroep in het leven geroepen. Uiteindelijk is het PvE per juli 2003 vastgesteld, waarna de beschikking kon worden uitgevoerd. Alle partijen geven aan tevreden te zijn over de naleving. Meerdere geïnterviewden geven wel aan dat een toetsing achteraf een zeer zinvolle exercitie zou zijn. Er is behoefte aan duidelijkheid over wat er van dit PvE uiteindelijk is waargemaakt. 3.5 Analyse Opvallend is dat dit grote, innovatieve project, zeker op scope en financiën, is gerealiseerd binnen de gestelde randvoorwaarden. • In technische zin is het project volledig volgens plan gerealiseerd. • De uitloop in tijd en geld is verklaarbaar. Er was begrip voor de oorzaken die aanleiding waren voor de overschrijdingen in geld (3,8%) en de vertraging in tijd, die afhankelijk van het projectonderdeel twee à drie jaar bedraagt. • Aan de randvoorwaarden, die zijn gesteld ten aanzien van de uitvoeringswijze, is eveneens voldaan (de uitvoeringswijze komt aan de orde bij de behandeling van de resultaten op projectniveau). De vraag is hoe dit goede resultaat is bereikt. Op bestuurlijk niveau zijn diverse niveaus betrokken bij het project, elk met hun eigen onderliggende afsprakenkader (zie figuur 3 in paragraaf 3.2). Hier volgt een korte analyse per bestuurlijk niveau. 13 14 15 16 Analyseniveau ministerie/ Stadsgewest Haaglanden/ stadsregio Rotterdam De bestuurlijke overeenkomst wordt door de betrokken partijen als een zeer goed kader gezien voor de realisatie van het project.7 Zowel het ministerie V&W als de regio’s geven aan dat de samenwerking goed is verlopen.8 Analyseniveau stadsregio Rotterdam/ Stadsgewest Haaglanden Het is uniek te noemen dat er een bestuurlijke overeenkomst is gesloten met twee bestuurlijke regio’s, die samen verantwoordelijk zijn gesteld voor de realisatie van een dergelijk project. Het ministerie V&W stuurde vooral aan op de realisatie van de scope; zolang hierin geen afwijkingen naar voren kwamen die van invloed waren op de functionaliteit, was in de ogen van het ministerie de regio aan zet. Het ministerie is niet ontvankelijk gebleken voor verzoeken tot extra medefinanciering, omdat er geen formele scopewijzigingen zijn geweest die van invloed waren op de functionaliteit. In de bestuurlijke overeenkomst is veel nadruk gelegd op duidelijkheid in verantwoordelijkheid: iedere regio is verantwoordelijk voor de totstandkoming van RandstadRail op haar grondgebied, uitgezonderd het gezamenlijke project, waarvoor een gezamenlijke verantwoordelijkheid bestaat. Deze beslissing heeft positief doorgewerkt: er is geknipt op de bestuurlijke grens. Het ministerie is in de bestuurlijke overeenkomst akkoord gegaan met tijdige voorfinanciering op basis van de start van de mijlpalen; dit heeft gezorgd voor een aanzienlijk rentevoordeel voor het project waarmee bij de financiering van het project rekening was gehouden. Alle betrokkenen geven aan hier zeer tevreden mee te zijn. De coördinatieovereenkomst bevat de afspraken over de onderlinge afstemming en integratie van de (gezamenlijke) deelprojecten. Ook de coördinatie van het toekomstige beheer, onderhoud en de exploitatie zijn hierin geregeld. Door de bestuurders zijn nauwelijks inhoudelijke opmerkingen over deze overeenkomst gemaakt; de overeenkomst is voornamelijk door het projectmanagement gebruikt. In de praktijk is de gezamenlijke Stuurgroep met Haaglanden nauwelijks bijeengekomen. Dit wordt toegeschreven aan een goed functionerend gezamenlijk Project Management Team (PMT). De gezamenlijke directieraad is vanaf begin 2003 niet meer bij elkaar gekomen. Er is over en weer gezorgd voor tijdige en volledige voortgangsrapportages. Dit zorgde voor transparantie en onderling vertrouwen. In de ogen van de regionale partijen was de bestuurlijke overeenkomst niet duidelijk over de extra kosten die gemaakt zouden moeten worden om het sleutelproject Rotterdam Centraal en RandstadRail op elkaar te laten aansluiten. Ook is in de ogen van de regionale partners de door de minister vastgestelde prijscompensatieindex, die is gebaseerd op de Index Bruto Overheidsinvesteringen (IBOI), een zeer matige indicator van de werkelijke situatie in de markt. Betrokkenen geven aan dat, terugkijkend op het proces, de regio’s goed hebben ingespeeld op politiek-bestuurlijk kansrijke momenten. De rol van het ministerie is als mager ervaren ten aanzien van de aanspreekbaarheid op aanvullende financiering. 7 Ten aanzien van het sleutelproject Rotterdam Centraal en de ZoRo-busbaan waren de afspraken overigens minder duidelijk. Hier wordt op teruggekomen in hoofdstuk 4. 8 Opvallend is wel dat waar Rijkswaterstaat bijvoorbeeld harde eisen stelt ten aanzien van de kwaliteit en de professionaliteit van haar infra-aannemers, deze toets in bestuurlijke zin, onderling, niet wordt uitgevoerd. Er is als vanzelfsprekend aangenomen dat regio’s capabel waren de uitvoering ter hand te nemen. In de gevolgde aanpak worden de verschillen tussen de beide regio’s overigens duidelijk. De stadsregio Rotterdam heeft de verantwoordelijkheid voor de realisatie van het exploitatiegereed opleveren van RandstadRail belegd bij de gemeente Rotterdam. Het Stadsgewest Haaglanden heeft er de voorkeur aan gegeven de coördinatie van het exploitatiegereed opleveren (procesverantwoordelijkheid) bij zichzelf te houden, en hierbinnen de realisatie van het infrastructurele deel te beleggen bij de gemeente Den Haag. Analyseniveau stadsregio Rotterdam / gemeente Rotterdam De stadsregio heeft de realisatie van het project via de uitvoeringsovereenkomst opgedragen aan de gemeente Rotterdam; waarbij de stadsregio eindverantwoordelijk bleef voor het ministerie en voor de door het ministerie toegekende financiering. Tevens was de stadsregio verantwoordelijk voor de coördinatie van het bestuurlijk overleg met de andere gemeenten. Achteraf is de stadsregio van mening de eigen rol niet geheel duidelijk te hebben gemaakt. Wel wordt gesteld dat de stadsregio zich altijd heeft ingespannen om de bestuurlijke besluitvorming te faciliteren. Analyseniveau gemeente Rotterdam De gemeente was belast met de uitvoering van het project; de wethouder Verkeer en Vervoer was bestuurlijk verantwoordelijk. Over de (financiële) voortgang werd periodiek gerapporteerd aan de raad. Binnen de gemeente is de RET als tak van dienst integraal verantwoordelijk gesteld voor de realisatie van het project; deze keuze lag voor de hand omdat de RET/ Directie Strategische Projecten (DSP) op dat moment al andere OV-projecten onder haar hoede had, en omdat het goed was de RET met haar kennis van het vervoersbedrijf en als beoogd exploitant nadrukkelijk bij het project te betrekken. Toen de RET in januari 2007 een N.V. werd, en daarmee op afstand van de gemeente kwam te staan, heeft zij conform het ontvlechtingsdocument9 onverminderd als opdrachtgever kunnen blijven functioneren. Deze rolwisseling is niet van invloed geweest op de werkrelatie van de RET met de gemeente. De coördinerende taak ten aanzien van de realisatie van het sleutelproject Rotterdam Centraal is belegd bij (de directeur) Gemeentewerken10. Het grootste probleem voor RandstadRail was dat het jaren heeft geduurd voordat dit sleutelproject op gang kwam. Binnen de gemeente heeft de projectdirecteur RET/DSP de realisatie- en procesverantwoordelijkheid voor het exploitatiegereed opleveren van RandstadRail gekregen. Hiertoe is het projectbureau voor de projectorganisatie RandstadRail (PORR) ingericht. Deze vorm, waarbij de PORR een verantwoordelijkheid heeft voor het realiseren en exploitatiegereed opleveren van RandstadRail, is goed bevallen. Bestuurlijke issues De kwaliteit van de bestuurlijke (en ambtelijke) samenwerking is in de praktijk met name gebleken tijdens het oplossen van de ‘bestuurlijke issues’. Hiervan zijn er de nodige geweest; op het gebied van de scope, de integrale planning/de versnellingsmaatregelen en de financiën. Kenmerkend is geweest dat de projectorganisatie heeft geprobeerd zoveel als mogelijk zelf op te vangen en de mijlpalen ten aanzien van tijd (en geld) te handhaven. Wanneer dit door omstandigheden niet mogelijk bleek, hebben de Stuurgroep en het college van burgemeester en wethouders (B en W) de voorgestelde wijzigingen steeds geaccepteerd. Voor de inhoudelijke behandeling van deze kwesties wordt verwezen naar de bevindingenrapportages. 3.6 Conclusie De lange voorgeschiedenis van het project (over RandstadRail wordt al gepraat sinds begin jaren ‘90) heeft het mogelijk gemaakt het project een goede bestuurlijke inbedding te geven. Dit heeft een duidelijke en richtinggevende bestuurlijke overeenkomst opgeleverd. De samenwerking tussen de beide regio’s en het ministerie was goed. Binnen het Rotterdamse is de rolverdeling van de verschillende partijen goed uitgewerkt. De gekozen vorm, met een geïntegreerde verantwoordelijkheid voor infra, materieel en de voorbereiding van de exploitatie wordt als een sterk punt gezien. Het Rotterdamse model is door bestuurders als positief beoordeeld. Wat hierin ook heeft meegespeeld is dat de ‘Rotterdamse cultuur’ heeft meegewerkt aan een ‘can do’-houding. Oftewel: de bestuurlijke setting waarin het project RandstadRail heeft gefunctioneerd was productief te noemen. Of zoals een bestuurder het citeerde: “Het doel van alle inspanningen was het realiseren van de ambities, en dat is gelukt.” De Stuurgroep RandstadRail is een overlegvorm, waarin de wethouder wordt geïnformeerd over het project, en waar afstemming plaatsvindt over de te nemen besluiten in het college en de raad. De voorzitter van de Stuurgroep heeft een dubbele rol – portefeuillehouder binnen de stadsregio en wethouder voor de gemeente – dit heeft in de praktijk echter niet tot conflicten geleid. 9 Ontvlechtingsdocument (bron: http://www.bds.rotterdam.nl/) 10 Gemeentewerken is per 1 mei 2011 opgenomen in de cluster Stadsontwikkeling van de gemeente Rotterdam 17 Hoofdstuk 4 Analyse op projectmanagementniveau 18 Inleiding Naast de verantwoordelijkheid die de PORR heeft om de infrastructurele werken zoals beschreven in de bestuurlijke overeenkomst te realiseren, wordt zij ook gevraagd om de infrastructurele werken, het materieel dat hierop gaat rijden en de voorbereiding van de exploitatie te integreren tot een werkend systeem. De PORR stond hiermee feitelijk voor een dubbele opgave, die met verschillende verantwoordelijkheden gerealiseerd moest worden. Eenrealisatieverantwoordelijkheid voor de infra en een coördinerende verantwoordelijkheid voor de infra, materieel en de voorbereiding van de exploitatie. In de praktijk gaan deze twee verantwoordelijkheden uiteraard hand in hand. Echter, omdat juist de toevoeging aan de opdracht het ‘exploitatiegereed opleveren’ geleid heeft tot een aantal bruikbare inzichten, die in het kader van de conclusies en aanbevelingen voor een grotere doelgroep van belang kunnen zijn, wordt hier specifiek aandacht aan besteed. Concreet betekent dit dat deze paragraaf zich richt op: 1. Niveau 1: Realisatie van het infraproject conform de bestuurlijke overeenkomst, de zogenaamde realisatieverantwoordelijkheid. 2. Niveau 2: De coördinatie van de projecten infra, materieel en exploitatie, de zogenaamde procesverantwoordelijkheid. Per niveau worden de volgende punten uitgewerkt: • Doelstelling • Beoordelingscriteria • Resultaten • Analyse • Conclusies 4.1 Niveau 1: de realisatieverantwoordelijkheid (Beoordelingscriteria, resultaten en analyse, conclusies) Op niveau 1, de realisatieverantwoordelijkheid, draait het in dit project om de realisatie van de scope: een tweetal deelprojecten, samengesteld uit een groot aantal bouwwerken. Om de mate waarin deze zijn gerealiseerd te beoordelen, wordt vooral gekeken naar aspecten van projectbeheersing. Hoofdvraag in dit hoofdstuk is: is de scope gerealiseerd, en wat is hiervoor de juiste analyse? Beoordelingscriteria In deze paragraaf worden de resultaten beoordeeld ten aanzien van de aspecten: • Geld • Tijd • Kwaliteit • Organisatie • Informatie • Communicatie De scope van het project RandstadRail bestaat uit de realisatieopgave van de infrastructuur van de deelprojecten Statenwegtracé en Overig Deelproject Rotterdam. Deze scope is oorspronkelijk vastgelegd in de bestuurlijke overeenkomst, en gaandeweg bijgesteld door een aantal scopewijzigingen (bevindingenrapportage deel 2). Scopewijzigingen hebben niet geleid tot een aanpassing van de functionaliteit. In hoeverre de scope is gerealiseerd valt af te meten uit het opgeleverde eindproduct. Resultaten en analyse van de resultaten per criterium Geld Subcriterium: realiseren van de scope binnen het projectbudget, op basis van een goede financiële beheersingssystematiek. Resultaat: Ten opzichte van de bestuurlijke overeenkomst sluit het project (naar verwachting) af met een lichte overschrijding op het totaal. Dit resultaat kan nog beïnvloed worden door lopende rechtszaken. Analyse: Een belangrijke positieve bijdrage aan het financiële resultaat heeft ongetwijfeld gelegen in de gunstige aanbestedingsresultaten. Ook positief is dat het opgenomen rentebedrag (rente-inkomsten vanuit de mijlpalen) in de begroting hoger is uitgevallen dan verwacht ondanks de lage rente, hetgeen de verdienste is geweest van de projectorganisatie. Er is strak gestuurd op scopewijzigingen, waarbij gold: ‘de initiator betaalt’. Wel heeft het project in enkele gevallen een risico genomen door een scopewijziging uit te voeren zonder dat de financierder vastgesteld was. De projectorganisatie is in het geval van gewijzigde veiligheidseisen achteraf veilig gesteld door de stadsregio Rotterdam. Tegenvallers op het resultaat betroffen de moeilijk beheersbare VAT-kosten, de mindere compensatie vanuit de IBOI, meerwerk en versnellingsmaatregelen. Tijd Subcriterium: realiseren van het project binnen de gestelde termijn en op basis van een integrale planning. Resultaat: Het project heeft de einddatum van de integrale planning moeten bijstellen. De oorspronkelijke ingebruikname was gepland op 28 maart 2008. Het resultaat is dat RandstadRail vanaf 11 december 2011 van Den Haag Centraal via Rotterdam Centraal doorrijdt naar Slinge. Op 16 augustus 2010 is het Statenwegtracé, inclusief station Blijdorp, in gebruik genomen. Dit laatste in aanmerking genomen betekent dit een vertraging van twee tot drie jaar op de oorspronkelijke planning. Analyse: De vertraging bij het realiseren van de deelprojecten kent meerdere oorzaken. Bij de realisatie van het Statenwegtracé was het in eerste instantie de aannemer zelf, die bij de start van het project een vertraging introduceerde door onderschatting van het werk. Het verwijderen van de groutankers die tijdens het boren ontdekt werden, heeft het boren drie maanden vertraagd. Tenslotte bleek het elektrotechnische (ET) deel van de tunnel ondermaats te zijn uitgevoerd. Het herstelwerk hieraan heeft geleid tot veel problemen en vertraging, waarop de PORR uiteindelijk zelf heeft ingegrepen. Bij de realisatie van metrostation Rotterdam Centraal zijn complicerende factoren opgetreden die de voortgang hebben beïnvloed. Hier speelt mee dat het sleutelproject Rotterdam Centraal langer in de planfase zat dan oorspronkelijk was aangenomen. Als gevolg hiervan was één van de gemaakte afspraken: de sloop van de Westvleugel van het station Rotterdam Centraal, nog niet gerealiseerd. De werkzaamheden rond het metrostation en de aanlanding van de boortunnel dreigden hiermee vertraagd te worden. Onderhandelingen met onder andere de Nederlandse Spoorwegen (NS) leverden geen resultaat op. De gemeente en stadsregio hebben hierop bewust het risico genomen deze werkzaamheden op haar kosten te laten uitvoeren om de voortgang zo min mogelijk te belemmeren. Tenslotte hebben ook onvoorziene constructieve- en technische problemen in de ondergrond en problemen bij de toegepaste vrieswandtechniek voor vertraging gezorgd. Ook de realisatie van de ZoRo-busbaan heeft een behoorlijke vertraging opgelopen. Oorzaken hiervan zijn problemen met de vaststelling van het tracé en de beperkte aandacht van de leiding van de PORR hiervoor. Dit onderdeel is ten tijde van de evaluatie aanbesteed en per 17-11-2012 opgeleverd. Een aantal potentiële vertragingen is teruggebracht door het inzetten van versnellingsmaatregelen. Deze hebben over het algemeen een positieve (in)directe invloed gehad op de gerealiseerde einddatum (zie ook beoordelingscriterium Organisatie). 19 20 De projectorganisatie is door de verschillende projectfasen heen adequaat ingericht geweest op haar uitdagingen en heeft daarmee gezorgd voor het behalen van het projectresultaat. 21 22 Kwaliteit Subcriterium: realiseren van het project op basis van de vereisten (zoals vastgesteld in het PvE). Resultaat: De scope is gerealiseerd en het projectresultaat voldoet aan de eisen van het PvE. Er is wel geconstateerd dat het PvE niet op alle onderdelen systematisch tot in de bestekken is uitgewerkt. Analyse: De scope en het PvE zouden de basis moeten zijn voor de ontwerpen en de bestekken. Voor het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam (IGWR) gold hiervoor eigenlijk dat de scope meer leidend was dan het PvE. Voor Ingenieursbureau van RET (IB/RET) was het PvE wel een goed uitgangspunt. De bestekken voor de grote civiele werken zijn opgesteld door IGWR als een Regeling Aanbesteding Werken (RAW)-bestek, en openbaar op de markt aanbesteed. De knip Het door IGWR opgestelde bestek Statenwegtracé was een RAW-bestek, waarbij besloten is om een knip te maken in de opdeling van de infrastructuur. De ervaring van de Beneluxlijn was dat de demarcatie tussen spoor en civiel op de verkeerde grens was gelegd, namelijk tussen beton en rails, en veel herstelwerk behoefde. IGWR heeft naar aanleiding daarvan naast civiel ook het spoor, de technische installaties en de laagspanningsinstallatie meegenomen in het bestek. Dat op deze manier de maatgevoeligheid in één hand kwam te liggen, bleek een zeer goede keuze. Echter, de techniek van ET-systemen is sterk aan wijzigingen onderhevig, en er ontstaan mogelijk nieuwe inzichten vanwege de tijdspanne die ligt tussen de besteksvoorbereiding en de uiteindelijke start van het project. Achteraf was het daarom beter geweest om de elektrotechnische installaties apart aan te besteden of op te nemen in het hoogspanningsbestek. Dit voorkomt grootschalige wijzigingen achteraf, zoals nu het geval was. Ten aanzien van het elektrotechnische gedeelte is hiermee ook gebleken dat IGWR minder kennis en minder mogelijkheden heeft om goed toezicht uit te voeren. Dit heeft geleid tot verscherpte aandacht van IB/RET, welke deze kennis en expertise wel bezit en extra controles heeft uit laten voeren voordat zij de tunnel verder konden afbouwen met ET/Informatie- en Communicatietechnologie (ICT)-systemen. De sturing op kwaliteit De directievoering Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV) van IGWR heeft sterk gestuurd op kwaliteit. In enkele gevallen heeft dit tot behoorlijke discussies geleid met de aannemer, die de gestelde eisen in de praktijk te hoog vond. IGWR hield echter vast aan het bestek en gaf de aannemer daarin niet veel ruimte. Dit heeft tot spanningen geleid, maar achteraf is voor de civiele en bouwkundige delen wel geleverd wat is gevraagd. Bij het boren van de tunnel heeft de directie UAV de omgeving gemonitord om snel problemen te kunnen signaleren. Dit is goed gegaan. De sturing op veiligheid Voor RandstadRail is veiligheid vanuit het principe van de zelfredzaamheid van de reiziger een belangrijk uitgangspunt. Dit principe, dat ook wel het ‘safe haven’concept wordt genoemd, is van grote invloed geweest op het ontwerp. Zo is bijvoorbeeld het ontwerp van station Blijdorp hierdoor volledig herzien. Uitgangspunt voor het ontwerp is dat bij een brand de reiziger altijd een mogelijkheid van een ‘safe haven’ wordt geboden, zoals een doorgang naar een andere tunnelbuis, aankomst op een volgend station, e.d. Uiteindelijk zijn alle bestekken gerealiseerd en ten tijde van deze evaluatie vindt de overdracht plaats. Organisatie Subcriterium: voor de organisatie zijn geen harde criteria mee te geven. Wel dient de gekozen structuur de realisatie van het projectresultaat te bevorderen. Resultaat: De projectorganisatie (PORR, als ook IGWR als IB/RET) is door de verschillende projectfasen heen adequaat ingericht geweest op haar uitdagingen en heeft daarmee gezorgd voor het behalen van het projectresultaat. Analyse: Door constant de effectiviteit van de projectorganisatie in het oog te houden en de voorliggende werkzaamheden goed in beeld te brengen, heeft de projectorganisatie zich dynamisch opgesteld. De organisatie was zo ingericht dat er naast de aandacht voor de realisatie van de deelprojecten ook veel aandacht was voor integraal denken, safety, (omgevings) communicatie en risicobeheersing. Kortom, een kleine professionele organisatie met veel verschillende expertises. Klein in omvang betekent ook een afhankelijkheid van personen en de wijze waarop deze de functie in (kunnen) vullen. Voorbeelden hierin zijn de wisselende bezetting op de controlfunctie en de planning. Een proactieve opstelling De projectorganisatie kenmerkt zich door een proactieve opstelling als zich vertragingen, overschrijdingen of problemen voordoen. Dit past ook in de ‘Rotterdamse cultuur’ en heeft zeker bijgedragen aan het projectresultaat. Voorbeelden van een proactieve opstelling zijn zichtbaar bij de sloop van de Westvleugel Rotterdam Centraal, de voorfinanciering voor het project Rotterdam Centraal, en de ingezette versnellingsmaatregelen. Voorbeeld van een versnellingsmaatregel: het combinatiescenario Politiek bestuurlijk lag het gevoelig als de tunnel gereed zou zijn, maar nog niet in gebruik kon worden genomen vanwege de aansluiting op het metrostation. Deze situatie, waarin de beide projectdelen wel of niet tijdig aangesloten konden worden, is uitgebreid gemonitord gedurende de periode van een jaar. Hierop is besloten om het combinatiescenario in te zetten, en zo de aansluiting op het metrostation tijdig te garanderen. De uitvoering van het combinatiescenario was een kostbare investering, die zich uiteindelijk niet helemaal heeft uitbetaald. De tunnel was twee maanden eerder in gebruik door deze maatregel, maar de maatregel was ingezet voor een minimaal tijdsvoordeel van drie maanden. De vraag is wat het indirecte effect van deze risicomaatregel is geweest. Door het combinatiescenario is een dreigend conflict met de aannemer beslecht en kon er tijdig gestart worden met testen en beproeven van het systeem. Deze indirecte effecten kunnen wel eens groter geweest zijn dan het directe effect. De samenwerking van de projectorganisatie met: Samenwerking met bestuur: Er is een onderlinge rolverdeling afgesproken tussen de projectdirecteur en de algemeen projectmanager. De projectdirecteur heeft alle politieke relaties onderhouden, de algemeen projectmanager stond voor de inhoudelijke vragen. Deze rolverdeling heeft goed gewerkt, ieder had zijn eigen focus. Samenwerking met het Haagse: Samenwerking met de Haagse projectorganisatie vond plaats in het gezamenlijke Projectmanagement Team (PMT). Er was een verschil in benadering van de beide projectmanagers, mede door de verschillende opdracht die zij hadden meegekregen. In het Haagse was de hoofdopdracht van de projectmanager het realiseren van infra, in Rotterdam was de opdracht aan de projectmanager om naast het realiseren van de infra ook het vervoerssysteem exploitatiegereed op te leveren. Het verschil in opdrachten is merkbaar geweest in de samenwerking, deze had wellicht intensiever kunnen zijn. De onderwerpen waarop in het PMT afstemming plaatsvond waren het PvE, de integrale veiligheid en de ET/ICT-systemen. Op deze onderwerpen hebben de regio’s elkaar goed gevonden. Samenwerking met hoofdopdrachtnemers: De samenwerking tussen de PORR en IGWR valt te omschrijven als zakelijk, waarbij IGWR een dominante positie heeft ingenomen. De PORR heeft deze positie niet of nauwelijks ter discussie gesteld en de samenwerking zo open mogelijk gehouden. Dit heeft geleid tot een redelijk goede samenwerking. De relatie tussen IGWR en haar aannemers was geen zaak van de PORR, maar aangezien met enkele aannemers een slechte werkrelatie was ontstaan, had dit invloed op de planning en vormde het daarmee een risicofactor voor het project. Tussen PORR en IB/RET was de samenwerking relationeel goed. Het IB/RET was echter meer inhoudelijk dan zakelijk gericht, waarop de PORR gestuurd heeft op meer zakelijkheid. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een goede professionele samenwerking. Voor de realisatie van het project was het noodzakelijk dat de twee hoofdopdrachtnemers van de PORR, te weten het IGWR en het IB/RET, samenwerkten. De PORR heeft ook hierin haar verantwoordelijkheid genomen en met deze partijen duidelijk gestuurd op de einddatum. Relatie met goedkeurende instanties: De PORR heeft van meet af aan de goedkeurende instanties bij het project betrokken. Bouw- en Woningtoezicht (BoWoTo), Brandweer, Inspectie van Verkeer en Waterstaat (IVW) en Independent Safety Assessor (ISA) hebben in een vroeg stadium hun eisen en wensen kenbaar kunnen maken. De met deze instanties 23 24 opgebouwde vertrouwensrelaties hebben zeker een rol gespeeld bij het resultaat van dit project in termen van kwaliteit en tijdige oplevering. Relatie met externe partijen: De overdracht van het beheer van de Hofpleinlijn van ProRail aan RET Beheer is in principe redelijk verlopen. ProRail had zojuist conform haar onderhoudsplanning herstelwerkzaamheden uitgevoerd aan de Hofpleinlijn. Ondanks een goede afhechting van afspraken bleek dat er daarna toch nog kosten gemaakt moesten worden. Bijvoorbeeld aan de bovenleiding. Een nulmeting had dit wellicht kunnen ondervangen. Financieel beheer Vanwege het karakter van de financiering en de als vaste bedragen toegekende subsidies was het belangrijk een adequaat financieel beheersysteem op te zetten en het budget zelf goed te beheersen. Het financiële beheersysteem dat aanvankelijk was ingericht bleek de complexiteit van het project en aanvullende eisen vanuit ‘control’ niet meer aan te kunnen, waarop is besloten over te gaan op een ander systeem. Het overzetten van de reeds verwerkte financiële informatie in een nieuw systeem is een nauwkeurig en intensief werk. Extra inspanning was nodig om de kwaliteit van de beheersing op peil te houden. Daarnaast hebben ook personele wisselingen tijdelijk een negatieve rol gespeeld bij het op peil houden van de kwaliteit van het systeem en de daaruit voortkomende rapportages. Informatie Rapportage en verantwoording Resultaat: Goede verantwoording aan het ministerie V&W, de projectwethouder, de projectdirecteur en de projectmanager. Analyse: In de beginfase van het project (2003) is door het ministerie V&W op basis van de eerste voortgangsrapportages een extra inspanning verricht om deze rapportages met het gewenste kwaliteitsniveau aangeleverd te krijgen. Na deze opstart zijn de rapportages altijd goed aangeleverd. Deze voortgangsrapportages werden in beginsel door de PORR opgesteld. De bijzonderheden en afwijkingen werden één keer per maand aan de directieraad gerapporteerd. Op basis van deze rapportages werd eens per kwartaal een bestuurlijke rapportage opgesteld naar de projectwethouder van de gemeente Rotterdam. Doordat deze rapportages altijd eerst werden voorbesproken in de directieraad liepen de vergaderingen met de projectwethouder in de Stuurgroep altijd goed. Eventuele meningsverschillen konden duidelijk worden gepresenteerd, maar kwamen slechts sporadisch voor. Deze bestuurlijke rapportages werden door de projectwethouder aangeboden aan de gemeenteraad, de stadsregio Rotterdam en aan het ministerie V&W. De PORR ontving op haar beurt driemaandelijkse rapportages over de voortgang en financiën door haar twee hoofdopdrachtnemers, IGWR en IB/RET, en een maandelijks hoofdpuntenrapport. Door de veelvuldige en intensieve contacten over en weer bevatten deze rapportages geen verrassingen voor de leiding van de PORR. Projectcommunicatie De projectcommunicatie is onderverdeeld in een tweetal niveaus, te weten de omgevingscommunicatie en de corporate communicatie. De omgevingscommunicatie Doel van de omgevingscommunicatie was het proactief benaderen van de omgeving voorafgaand en rondom de werkzaamheden om begrip te kweken en te behouden voor het project. Dit uiteraard gezien in het licht van een ongehinderde voortgang van het project. Resultaat: Zowel de omgeving van het Statenwegtracé als het stationsgebied is goed in kaart gebracht en elke stakeholder heeft een maatwerkbenadering gekregen. Vanuit de omgeving is veel waardering geuit over deze aanpak. Analyse: Er is door de projectorganisatie proactief ingezet op de omgevingscommunicatie. De omgevingsmanagers waren voor de omgeving goed zichtbaar en bereikbaar. Voor bewoners, bedrijven en ondernemers van het Statenwegtracé en het stationsgebied Rotterdam Centraal heeft de omgevingsmanager in een aantal zaken succesvol kunnen bemiddelen tussen project en omgeving. Voor de afhandeling van mogelijke schades en klachten is vooraf informatie verstrekt aan betrokkenen. Zo is voor ondernemers een nadeelcompensatieregeling opgesteld door de gemeente Rotterdam. Deze regeling is goed gebruikt door ondernemers, die economische schade hebben geleden ten tijde van de bouw. Met ING (Nationale Nederlanden) en het Groothandels Gebouw zijn speciale afspraken gemaakt. Met ING is een convenant gesloten, met het Groothandels Gebouw een schadeovereenkomst. Voor ING heeft het sluiten en naleven van het convenant een positieve indruk achtergelaten. Directie Groot Handelsgebouw denkt hier wat genuanceerder over. Door alle inspanningen vanuit de projectorganisatie had de omgeving een positief beeld van het eindresultaat, met daarbij acceptatie van de overlast tijdens de werkzaamheden. Wat ook heeft bijgedragen aan een positief resultaat is het Infracentrum, dat bedoeld was om enerzijds informatie te geven over de projecten in het stationsgebied en de uit te voeren werkzaamheden. Anderzijds om te fungeren als loket voor behandeling van vragen of klachten van betrokkenen. RandstadRail was hiermee transparant en bereikbaar. Tenslotte werd de communicatie die gericht was op de publieke opinie en de media altijd zorgvuldig afgestemd met de bestuursdienst van de gemeente Rotterdam en heeft de PORR zich alleen gericht op het technische deel van de communicatie. De corporate communicatie De corporate communicatie had tot doel het imago en de positionering van RandstadRail in samenwerking met de Stadsregio Haaglanden vorm te geven. Conclusies Inhoudelijk zijn de deelprojecten conform scope/PvE gerealiseerd. Bij de realisatie is het PvE leidend geweest. Gedurende de besteksvoorbereiding en de uitvoering hebben zich geregeld onverwachte gebeurtenissen voorgedaan, waar door opdrachtgevers en/of aannemers wisselend op is gereageerd. Enkele aannemers hebben onvoldoende gefunctioneerd in de ogen van de opdrachtgever. Soms leidde dit tot verstoorde werkrelaties, waarbij in één geval mediation moest worden toegepast. Voor onopgeloste claimdiscussies is in enkele gevallen een gang naar de rechter gemaakt. Op het moment van afronding van deze evaluatie lopen nog vier rechtszaken, waaronder de aansprakelijkheidsprocedure over de groutankers met ProRail. Uiteindelijk is wel gerealiseerd wat was beoogd. Financieel is het project licht over het budget heengegaan; de tijdsplanning is op onderdelen fors overschreden. Waar mogelijk zijn versnellingsmaatregelen ingezet. Alle afwijkingen zijn bestuurlijk geaccordeerd. Organisatorisch is het project stevig aangestuurd. Afwijkingen en issues zijn tijdig en transparant gecommuniceerd en bestuurlijk afgedekt. Een belangrijk aandachtspunt was de informatievoorziening en de projectcommunicatie. Met name het omgevingsmanagement heeft bijgedragen aan het draagvlak voor het project in de stad. 25 26 4.2 N iveau 2: de procesverantwoordelijkheid (beoordelingscriteria, resultaat, analyse en conclusies) Inleiding op het exploitatiegereed opleveren Binnen de RET heeft de opdracht tot het exploitatiegereed opleveren gelegen bij de RET/DSP. De drie projecten, infra, materieel en de voorbereiding van de exploitatie zijn hier binnen één projectorganisatie onder de verantwoordelijkheid van één projectdirecteur geplaatst. Hiermee was de benodigde integrale aanpak en coördinatie maximaal geborgd. De algemeen projectmanager, belast met de realisatie van de infrastructuur, kreeg tevens de coördinerende taak om de integratie van het materieel en de exploitatie van de voorbereiding met de infra binnen kosten en tijd te realiseren. De zogenaamde procesverantwoordelijkheid. Hoewel de organisatie zich altijd bewust is geweest van deze procesverantwoordelijkheid werd deze rond 2007 manifest. Binnen het project vond, nadat de verschillende civiele en bouwkundige delen waren gerealiseerd, een kanteling van activiteiten plaats. De integratie van deze delen met (vooral) de ET- en ICT-voorzieningen kwam centraal te staan waarbij onvolkomenheden in samenhang zichtbaar werden en vroegen om passende maatregelen. Gelijktijdig hieraan liep ook de uitdaging om de projecten infra, materieel en de voorbereiding van de exploitatie te integreren tot een voor exploitatie gereed systeem. Het belang van een goede gecoördineerde aanpak van de integratie van deze projecten was inmiddels diverse malen benadrukt. Voorbeelden hiervan zijn de ervaringen met het zogenaamde voorloopbedrijf, het rapport inzake de ontsporing in het Haagse en de toets van de PORRaanpak met het V-model dat onder andere toegepast wordt bij ‘system engineering’11. wordt uitvergroot. In het Integratie, Test- en proefbedrijf en Overdracht (ITO)-proces komt deze complexiteit naar voren. Beoordelingscriteria Op niveau 2, de procesverantwoordelijkheid, gaat het om het realiseren van de projectdoelstelling om het project exploitatiegereed op te leveren. Criteria voor de beoordeling hiervan zijn: 1. Is de integratie en coördinatie van de delen van het infraproject gerealiseerd en heeft hiernaast de integratie en coördinatie van de drie projecten infra, materieel en voorbereiding exploitatie geleid tot een exploitatiegereed systeem. 2. Is hiertoe een voor alle betrokkenen duidelijke projectorganisatie met eenduidige inrichting van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden gecreëerd. 3. Hebben duidelijke, afgestemde en beheerste processen van oplevering, testen, beproeven, acceptatie en overdracht plaatsgevonden. 4. Is er een goede afstemming met de toekomstige exploitant en beheerder gerealiseerd. Criterium 1, 2, 3 en 4 worden geïntegreerd behandeld. Resultaat: Deze criteria zijn volledig integraal gerealiseerd. Analyse: Bijzondere aandacht verdient hier de wijze waarop de PORR het vraagstuk van de Integratie, Test- en proefbedrijf en Overdracht (ITO) heeft aangepakt. Het doel van de ITO was het realiseren van een soepele ingebruikname en overdracht van RandstadRail en een hogere nauwkeurigheid van de bijbehorende plan-data. Om dit te realiseren was het noodzakelijk om de ‘wat, wie en wanneer’-vragen in beeld te krijgen. Geconcludeerd werd dat een extra inspanning nodig zou zijn om binnen tijd en geld op te leveren, en dat eveneens een zeer goede afstemming van de planningen tussen de betrokken partijen noodzakelijk was. Het is met name deze laatste complexe uitdaging, de integratie van infra, materieel en de voorbereiding van de exploitatie en het testen en beproeven hiervan alsook de overdracht, die in deze aanbevelingenrapportage 11 Voor een uitgebreide beschrijving zie deel 2, hoofdstuk 2.1.3. Dit is een complex proces waarbij de volgende vragen centraal staan: 1. Zijn alle infrastructurele delen geïntegreerd en is sprake van een goed getest systeem? 2. Is het materieel getest en kan het materieel in relatie tot de infrastructuur worden getest? 3. Als dit allemaal klopt, kan dan worden gestart met het testen en beproeven van infra met het materieel en de exploitatie? In dit gehele proces spelen zeer veel partijen een rol, zoals bijvoorbeeld de vergunningverlenende instanties, de toekomstig exploitant en de beheerder, de PORR met haar opdrachtnemers en opdrachtgevers. Om de ‘wat, wie en wanneer’-vragen in beeld te krijgen is een ITO-landkaart12 ontwikkeld en is de projectorganisatie aangepast13 om deze ITO-landkaart te kunnen managen, met een zeer sterke rol voor het safety management. Hiermee is de basis gelegd voor een zeer gedegen aanpak van het integratievraagstuk, het test en proefbedrijf en de feitelijke overdracht. Er was met partijen commitment over deze aanpak en afspraken. Een tweetal overleggen, waarin onder leiding van de PORR is samengewerkt, hebben een sleutelrol gespeeld bij het succes: Het Kernteamoverleg was verantwoordelijk voor de integratie van de systemen, met daarnaast als taak afstemming en coördinatie van de activiteiten. De afstemming was op hoofdlijnen vooral gericht op de realisatie en integratie van het ondergrondse deel. Daarnaast had het kernteam als taak het voorbereiden van het test- en proefbedrijf. Ook het maken van afspraken voor het test- en proefbedrijf en goede overdracht behoorde tot het afstemmingsoverleg. Het safety management was de bindende component en lag als het ware als een deken over het proces, geïllustreerd door de aanwezigheid van safety management in beide overleggen. Conclusies Het ITO-proces is gaandeweg het project meer centraal komen te staan. Hierbij is integraal gestuurd op de coördinatie van de drie projecten infra, materieel en voorbereiding exploitatie. Speciale aandacht is hierbij besteed aan het safety management. De hiertoe ontwikkelde ITO-landkaart en de hierop afgestemde projectorganisatie zijn succesvol geweest. Waar het feitelijk om draait is of mens en techniek zodanig op elkaar zijn afgestemd dat daarmee een veilig OV-systeem wordt opgeleverd, dat voldoet aan alle eisen voor mens en omgeving. Dit betekent dat naast de technische opgave ook een organisatieontwikkeling moest plaatsvinden bij bijvoorbeeld de Centrale Verkeersleiding (CVL) van de RET. Immers, nieuwe systemen, technieken en veiligheidsvoorschriften dienen in de bestaande exploitatieprocessen te worden geïntegreerd en bewezen te worden nageleefd. Het is aangetoond dat dit is gelukt. Door de integrale benadering en de goede organisatie en aansturing door de PORR is, ondanks dat de planning krap was, goed verlopen. Dit is een mooi voorbeeld van hoe een complex proces tot een goed einde kan worden gebracht. Operationeel kenmerkte de aanpak van het kernteam zich als een commandostructuur en deze heeft goed gewerkt. Zonder deze strakke sturing was de integratie van de infrastructuur niet zo effectief tot stand gekomen. De deelnemers zijn tevreden over deze aanpak en samenwerking. In het Afstemmingsoverleg was de component van de exploitant vertegenwoordigd. Afstemming vond plaats op het gebied van voortgang, raakvlakken, ontwerp, gebruikerswensen en -eisen en overdracht. 12 Zie bijlage 1- De ITO-landkaart. 13 Zie bijlage 2- De ITO-organisatie. 27 28 29 Hoofdstuk 5 Analyse op beleidsniveau 30 5.1 Inleiding In de wetenschap dat een goed project geen garantie is voor succesvol beleid en vice versa, wordt hier in het kader van deze evaluatie een aanzet tot een beleidsevaluatie gegeven. 5.2 Doelstelling De doelstelling van het beleid van het ministerie V&W was het realiseren van een hoogwaardige vorm van OV in het gebied tussen Den Haag, Rotterdam en Zoetermeer om een alternatief te bieden voor de vele autoverplaatsingen in het gebied over afstanden van 10-40 kilometer, alsmede ter ontsluiting per openbaar vervoer van de in dit gebied in-ontwikkeling-zijnde Vinex-locaties. 5.3 Beoordelingscriteria Onder hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) wordt verstaan een snel, stipt, frequent, bereikbaar en comfortabel OV met een mooi imago op presentatieen serviceniveau14. De criteria voor HOV zoals gebruikt in de verkenningsstudie RandstadRail zijn: 1. Snelheid 2. Stiptheid 3. Bereikbaarheid 4. Frequentie 5. Comfort 6. Imago 5.4 Resultaten Het vervoersconcept is niet zo integraal geworden als was bedacht, maar is geëindigd in twee vervoersmodaliteiten die aansluiten op de lokale vervoersmodaliteit. Door vast te houden aan de lokale vervoersmodaliteit was het wel mogelijk om een fysieke koppeling te realiseren op Rotterdam Centraal tussen RandstadRail en het Rotterdamse metronet. Dit heeft als voordeel opgeleverd dat reizigers kunnen doorrijden naar Slinge zonder overstap. Aan de exploitatiekant is dit vervoersconcept ook gesplitst in twee exploitanten voor RandstadRail. Twee vervoersbedrijven, met verschillende achtergronden en culturen die moeten samenwerken in het belang van de reiziger. Dit heeft in de praktijk (nog) niet altijd ten gunste uitgepakt voor de reiziger. Onderwerpen die spelen zijn bijvoorbeeld het tonen van elkaars informatie, verstoring op het samenloopdeel en een uniforme communicatie richting de reiziger. Voor de reiziger zou een betere samenwerking tussen deze partijen kunnen bijdragen aan een hogere kwaliteit van het openbaar vervoer. 5.6 Conclusie De eerste resultaten op de vervoersprestatie en kwaliteit van RandstadRail wijzen op tevreden reizigers ten aanzien van het aanbieden van HOV. De cijfers van de komende jaren zullen bepalen in hoeverre RandstadRail daadwerkelijk voldoet aan de gestelde HOV-criteria. Opvallend is dat het HOV geen aparte pijler ‘informatie aan de reiziger’ heeft gedefinieerd, een aspect wat nu juist minder goed scoort.13 De kwantitatieve analyse van de bevindingenrapportage (deel 3) heeft een positief resultaat uitgewezen betreffende deze criteria. Ten tijde van de evaluatie kan gezegd worden dat het aantal reizigers reeds hoger is dan verwacht, dat de tien minuten frequentie wordt gehaald en dat reizigers over het algemeen tevreden zijn over de kwaliteit van RandstadRail. 5.5 Analyse Doordat de beoogde Vinex-ontwikkelingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden was RandstadRail een goede invulling ter kwaliteitsverbetering van het OV voor de beoogde afstanden (tussen de 10 en 40 kilometer). Door de sterke toename van het aantal reizigers, met name sinds de aanlanding op Rotterdam Centraal, was een hogere frequentie van tien minuten na het doorrijden naar Slinge niet alleen wenselijk, maar ook noodzakelijk om iedereen een zitplaats-kans te bieden. 14 RandstadRail de sprong naar hoogwaardig openbaar vervoer, Technisch Rapport Verkenningsstudie, 1996. 15 De barometer doet dat overigens wel. Ook hier speelt de scheiding tussen de twee vervoerders in mee. Hoofdstuk 6 Lessen en aanbevelingen 6.1 Bestuurlijke lessen en aanbevelingen • V oorafgaand aan de start van het project was sprake van een groot bestuurlijk draagvlak. De bestuurlijke overeenkomst die daarna is gesloten, heeft gezorgd voor een duidelijk kader voor het project. De regionale bestuurders hebben hierna samengewerkt om dit project tot een succes te maken. De aanbeveling is om dit (krachtige) bestuurlijke draagvlak in te zetten ten behoeve van nieuwe ambities, bijvoorbeeld voor nieuwe HOV-projecten. • Reden van alle inspanningen van het ministerie en de regio is het aanbieden van HOV aan (potentiële) reizigers. Er is een succesvolle kwaliteitssprong gemaakt. Van belang is dat nu twee exploitanten (RET en HTM) de exploitatie RandstadRail verzorgen en er een verdergaande integratie van ‘metro- denken’ versus ‘tram-denken’ wordt gerealiseerd. De aanbeveling is om de bestuurlijke aandacht die hier inmiddels voor bestaat, ook organisatorisch te verankeren. • De bestuurlijke overeenkomst tussen het ministerie en de stadsregio(s) heeft goed gewerkt. Op onderdelen zijn aanbevelingen te geven: Aanbeveling rondom de bestuurlijke knip tussen de stadsregio Rotterdam en het Stadsgewest Haaglanden: deze is op bestuurlijke grens van de regio’s gelegd zodat iedere regio verantwoordelijk was voor haar eigen deel uit de bestuurlijke overeenkomst. Voor het gezamenlijke deel is een verdeelsleutel afgesproken, dit heeft prima gewerkt en verdient navolging. Aanbeveling over de lumpsum: gebleken is dat het ministerie duidelijk stuurt op scope en PvE en het (financiële) risico bij de regio laat. Dit betekent dat voor de regio het inschatten van de risico’s en de daarbij behorende kosten een belangrijk vertrekpunt is voor de onderhandeling met het Rijk. Aanbevolen wordt om met de regionale partners een strategisch plan met risico’s op te stellen als input voor dit onderhandelingsproces. Aanbeveling over aanvullende subsidieverzoeken: het ministerie blijkt in de praktijk slecht toegankelijk voor - in de ogen van de regio redelijke - aanvullende middelen. Aanbeveling is om in de overeenkomsten geen onduidelijkheden op te nemen over financiering, zoals de paragraaf over de inpassing van het project Rotterdam Centraal -het niet tijdig verwijderd zijn van de Westvleugel van het NS gebouw- maar dit vooraf uit te onderhandelen. Aanbeveling inzake de IBOI: de IBOI wordt door alle partners, behoudens het ministerie zelf, als een veel te magere indexering gezien. Het ministerie is hierin echter onvermurwbaar. Dit betekent dat dit gegeven op een andere manier in de regionale ramingen moet worden gecompenseerd. Figuur 5 | Uitwerking productformule RandstadRail binnen het Rotterdamse en het Haagse 31 32 • Belangrijk is het vasthouden van de opgedane kennis en ervaring met lightrail: één van de redenen om deze evaluatie uit te laten voeren is het borgen van ervaringen. Aanbeveling is om de in dit project opgedane ervaringen actief te bundelen en te beheren, bijvoorbeeld in het Expertisecentrum Rail van CROW. Er is veel goede ervaring opgedaan, bijvoorbeeld met boren in een bebouwde omgeving en vrieswandmethoden. Ook is het ‘normenkader lightrail’ ontwikkeld, dat als voorbeeld kan gelden in de Europese Unie. • De organisatie waarbij de verantwoordelijkheid voor de realisatie van de infra, de aankoop van het materieel en de voorbereiding van de exploitatie in één hand zit, heeft uitstekend gefunctioneerd en er zijn door het projectmanagement methoden en technieken ontwikkeld die navolging verdienen. (Zie ook hoofdstuk 6.2). • Het project RandstadRail was goed geborgd binnen de gemeente. Nu de RET als ervaren bouwer en exploitant van HOV een zelfstandige N.V. is (januari 2007) kan de hier gekozen organisatorische rolverdeling niet meer worden toegepast. Aanbeveling kan zijn om bij nieuwe vergelijkbare projecten, de infra, het materieel en de exploitatie toch onder één projectorganisatie binnen de gemeente Rotterdam onder te brengen. Een onderzoek hiernaar kan aangeven op welke wijze commerciële exploitanten bij maatschappelijke opgaven kunnen worden betrokken. • De PORR heeft nu een tweetal opdrachtnemers (IGWR en IB/RET) afzonderlijk van elkaar aangestuurd. Aanbeveling is om deze bureaus bij een volgend project in één projectorganisatie onder te brengen. 6.2 L essen en aanbevelingen ten aanzien van het projectmanagement • Kennisborging is belangrijk. Zie ook de aanbeveling gedaan bij het bestuurlijk deel. Hiernaast is de aanbeveling om het ITO-proces dat is doorlopen apart uit te laten werken in een handleiding “Het managen van het exploitatiegereed opleveren van complexe lightrail projecten”. Hierin kunnen de door de PORR ontwikkelde en toegepaste methoden en technieken zoals de ITO-landkaart, de ITO-organisatie, het integraal denken, het veiligheidsdenken, het risicomanagement e.d. toegankelijk worden gemaakt voor belangstellenden. De PORR heeft het V-model dat toegepast wordt bij ‘system engineering’ gebruikt als referentiekader en toets voor haar project. Het verdient aanbeveling bij de start van dergelijke complexe railinfraprojecten de werkwijze van ‘system engineering’ in combinatie met risicomanagement toe te passen. Hierbij komen de te integreren onderdelen en de samenhang daartussen eerder in hetontwerpproces in beeld. • De kwaliteit van het Programma van Eisen (PvE) en wat daar feitelijk van terecht gekomen is, is meerdere malen tijdens de interviews naar voren gebracht. Ondanks dat niet bij alle bestekken het PvE strikt is toegepast, is de verwachting dat de projectonderdelen aan het PvE voldoen. Aanbevolen wordt om het gerealiseerde PvE te evalueren. • IGWR heeft gewerkt met RAW-bestekken met als gevolg dat er weinig speelruimte was tussen opdrachtgever en aannemer. Dit heeft in de praktijk dan ook vaak gebotst, waarbij in één geval via bemiddeling tot een oplossing moest worden gekomen. Uiteindelijk is wel gerealiseerd wat in het contract is gevraagd. In een tijd waarin andere aanbestedingsvormen toegepast worden zoals bijvoorbeeld het Systeemgericht Contract Beheer (SCB) of Design & Construct (D&C) (maintain) is de aanbeveling om tijdens de voorbereiding van aanbestedingen de plussen en minnen van deze methoden in kaart te laten brengen in de relatie tot situaties waarin zij wel of niet effectief zijn. • De projectorganisatie kenmerkt zich als proactief. Aanbeveling is bij het inrichten van projectorganisaties te zorgen voor een projectteam dat een goede samenwerking kan organiseren; zowel intern als tussen bestuurders en organisatie. Daarnaast dienen de gewenste kwaliteiten aanwezig te zijn. • De communicatie met de omgeving is uitstekend verlopen. Aanbeveling is om vroegtijdig, open en transparant te communiceren; zowel naar het bestuur als naar de (externe) omgeving en deze proactief te benaderen. Het omgevingsmanagement is de laatste jaren uitgegroeid tot een onmisbare rol bij projecten. • De stad moest tijdens de werkzaamheden blijven functioneren. Met de geboorde tunnel is aangetoond dat boren in een stedelijk gebied mogelijk is en dat hiermee veel overlast in de stad is voorkomen. Aanbeveling is uiteraard om daar waar mogelijk dit voorbeeld te volgen. Daar waar wel overlast zou kunnen ontstaan, zijn met omliggende projecten en betrokkenen afspraken gemaakt over bereikbaarheid en diverse vormen van schadevergoedingen. Ook duidelijkheid in wat het project wel en niet kan bieden tijdens de uitvoering is essentieel. 6.3 L essen en aanbevelingen ten aanzien van het beleid • Beleidsmatig gezien is het een aanbeveling om de aanleg van hoogwaardig (regionaal) OV te combineren met de aanleg en inrichting van nieuwbouwgebieden rond de bestaande stad. Dit geeft een goede kans op gebruik van de OVmodaliteit door nieuwe groepen gebruikers. • De schaalvoordelen van HOV kunnen beter worden benut bij gezamenlijke exploitatie. Door het projectverloop was dat nu niet mogelijk, maar voor de toekomst moet dit een ambitie blijven. Het project RandstadRail bestond nu feitelijk uit twee projecten. De kern van het concept is dat er een integratie is van het binnenstedelijk en het regionaal railverkeer; dat is aan beide kanten gelukt. De doorzettingsmacht van HTM en RET is echter beperkt gebleven tot het eigen gebied. Het is een aanbeveling om de organisatorische samenwerking op exploitatie tussen HTM en RET te versterken. • Er wordt al heel lang ingezet op de modal shift. Er is een betere samenwerking tussen metro, tram en trein mogelijk; maar dan moet er wel de wil zijn om samen te werken en te integreren. In Nederland wordt (te) vaak geredeneerd vanuit de vervoersbedrijven en hun belangen en vanuit de techniek. Vanuit de overheid is ‘sober en doelmatig’ bovendien vaak het credo. Om mensen te verleiden tot het reizen per HOV kunnen hele andere benaderingen en communicatieve boodschappen nodig zijn: gemak, comfort, veiligheid en stiptheid bijvoorbeeld. Aanbeveling is om hier beleidsmatig sterker op in te zetten. • Aanbeveling is om de samenwerking rond de reisinformatie RandstadRail tussen de HTM en de RET te verbeteren. 33 34 Zowel de omgeving van het Statenwegtracé als het stationsgebied is goed in kaart gebracht en elke stakeholder heeft een maatwerkbenadering gekregen. Vanuit de omgeving is veel waardering geuit over deze aanpak. 35 Bijlagen 36 Bijlage 1 ITO-landkaart37 Bijlage 2 ITO-organisatie38 Bijlage 1 ITO-landkaart Figuur 6 | De ITO-landkaart 37 Station en tunnelinstallatie Spoor ICT- systemen Spoorbeveiliging PROEFRIJDEN Testen energievoorziening Testen interactie voertuig / spoor / tractie Energievoorziening RSG 3 Dynamische test (spoorbeveiliging) Testen integratie voertuig ICT/ CVL en tunnelveiligheid Testbedrijf Proefbedrijf CVL Toestemming IVW Toestemming IVW Functionele koppeling Top level safety cases Het antwoord op de ‘wat, wie en wanneer’-vraag rondom Integratie, Testen en Overdracht is aanvankelijk een zoektocht geweest voor de PORR. De uitkomst is uiteindelijk gevonden in de zogenaamde ITO-landkaart (figuur 6). De ITO-landkaart geeft het verificatie- en validatieproces weer, waarin staat aangegeven wie de betrokken stakeholders zijn en wat en wanneer van hen verwacht wordt in het traject van realisatie tot exploitatiegereed opleveren. Deze ITO-landkaart bleek een uitstekend instrument om het projectverloop voorspelbaar en beheersbaar te krijgen. De projectorganisatie is op de ITO-landkaart aangepast, wat heeft geleid tot een eenduidige inrichting van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, met verschillende overleggen (met verschillende doelstellingen) op het juiste niveau (hoogte) en met de juiste deelnemers (breedte). Van groot belang was dat de informatie in het project steeds op de juiste plek terecht zou komen. Bij de inrichting van de overleggen is rekening gehouden met de aspecten integratie en overdracht, in figuur 6 is deze indeling uitgebeeld. Bijlage 2 ITO-organisatie 38 Figuur 7 | De ITO-organisatie (het principe) Gericht op overdracht Uitdagingen Aanpak Gericht op integratie en realistatie ITO Safety management overleg Gericht op integrale veiligheid ITO is in figuur 7 als driehoek weergegeven, waarmee wordt uitgebeeld hoe dit proces is ingebed in het project. 1. Het Kernteamoverleg was verantwoordelijk voor de integratie en overdracht van de systemen, met daarnaast als taak afstemming en coördinatie van de activiteiten. De afstemming was op hoofdlijnen vooral gericht op de realisatie en integratie van het ondergrondse deel. Daarnaast had het kernteam als taak het voorbereiden van het test- en proefbedrijf. 2. In het Afstemmingsoverleg was de component van de exploitant vertegenwoordigd. Afstemming vond plaats op het gebied van voortgang, raakvlakken, ontwerp, gebruikerswensen en -eisen en overdracht. Ook het maken van afspraken voor het test- en proefbedrijf en goede overdracht behoorde tot het afstemmingsoverleg. 3. Safety management was de bindende component en lag als het ware als een deken over het proces, geïllustreerd door de aanwezigheid van safety management in beide overleggen. Aan het Kernteamoverleg en het Afstemmingsoverleg namen vanuit de opdrachtgever dezelfde medewerkers deel (inclusief de safety managers en de planner), waardoor de integratie en afstemming over het geheel geborgd was. 39 Colofon 40 Gedrukte uitgave Maart 2014 Opdrachtgever RET projectmanagement RandstadRail/ir. W.A. den Adel Opdrachtnemer Van Meggelen Consultancy B.V./R. van Meggelen Fotografie Aeroview Rotterdam Douwe Folkerts Hannah Anthonysz Michelle Muus Rick Keus Piet Rook Artist Impression MCW Studio’s Eindredactie Joan van der Veen Wim den Adel Ontwerp L5 communicatie + design Druk Tuijtel De RET realiseerde RandstadRail in opdracht van de Gemeente Rotterdam en de stadsregio Rotterdam
© Copyright 2024 ExpyDoc