De boomhut van meneer Cornelis Verhoeven

De boomhut van meneer Cornelis Verhoeven
Van alle soorten huizen zijn boomhutten zo ongeveer
de leukste. Je moet ze namelijk zelf bouwen en om er in
te komen moet je eerst omhoog klimmen. Daarom
kunnen alleen mensen in zo’n hut komen die weten hoe
dat moet.
Toch is het raar als een volwassen meneer zo’n huis
bouwt.
Ik was negen toen ik samen met mijn ouders en mij
broer Robbert en zus Cathelijne naar Udenhout
verhuisde. Aan het eind van onze straat stond een boom
met een van de gekste dingen erin die ik ooit had
gezien. Het was een hoge boom, en halverwege was een
plateau gemaakt van allerlei verschillende soorten hout.
Op het plateau stond een huisje en aan de onderkant
ervan hing een zelfgemaakte touwladder. Omdat de
boom er tijdens het groeien helemaal geen rekening
mee had gehouden dat er iemand muurtjes in zou willen
zetten staken er aan alle kanten takken doorheen.
Eerst vond ik het er leuk uitzien, maar mijn ouders
keken helemaal niet zo enthousiast toen ik naar de
boomhut wees. Er lag een soort harige bal op het
plateau. Net toen ik wou vragen wat dat was bewoog de
prop omhoog. Het was het achterhoofd van een meneer
die naar boven had liggen kijken. Wie is dat?, vroeg ik.
Mijn moeder zei: Dat is meneer Verhoeven.
Geen homo
Meestal werd meneer Verhoeven door iedereen
genegeerd, maar bij de boomhut stonden wel eens
groepjes kinderen met hun fiets in de hand gemene
dingen naar boven te roepen. De eerste keer dat ik echt
zijn gezicht zag en zijn stem hoorde was op een
woensdagmiddag toen ik zelf iets naar boven riep. Het
was een rotdag geweest, want ik vond mijn nieuwe
school helemaal niet leuk, maar nu had ik gelukkig een
vrije middag. Ik dwaalde wat rond en toen ik langs de
boomhut fietste besloot ik af te stappen. Ik riep:
-Meneer Verhoeven!?
-Meneer Verhoeven!?
De touwladder was na onze verhuisdag verdwenen, dus
ik kon niet zelf naar boven klimmen om even te kijken.
-Meneer Verhoeven!?
Na nog een paar keer roepen verscheen opeens zijn
hoofd. Hij had een baard. Geen vieze baard, maar ook
geen modieuze.
-Ga weg! riep hij toen.
Maar ik ging niet weg.
-Bent u homo? Dat was namelijk wat de kinderen soms
riepen, en misschien woonde hij daarom niet in een
gewoon huis.
-Nee, ik ben geen homo. En nou moet je weg!
-Waarom woont u in een boom?
-Ik wil alles vanuit Gods oogpunt bekijken, daarom.
God woont in de hemel, dus van boven zie je wat God
ziet. Zou hij dat bedoelen?
-Lukt het? riep ik toen.
-Neee. Hij keek me vanaf het plateau glazig aan.
-Waarom niet?
Toen verdween zijn hoofd. Maar het kwam opeens
weer terug.
-Ik denk dat ik nog hoger moet. En nou wegwezen!
-Mag ik boven komen kijken?
Z’n hoofd verdween weer, maar opeens viel de
touwladder naar beneden. Ik klom omhoog en voor het
eerst kon ik zien hoe het plateau er aan de bovenkant
uitzag. Aan de buitenkant van het muurtje was een
soort balkon met een paar planten. Binnenin de
boomhut was het veel meer als een huis ingericht dan ik
had verwacht. Wat vooral opviel was de grote
hoeveelheid boeken die in kastjes en op de vloer en op
eigenlijk alles lagen opgestapeld. Er was ook een
zelfgemaakte schildersezel en er lagen pakken vol
schetspapier. Ik zag al die dingen toen ik naar binnen
keek door een glazen raam dat je van onderen open kon
duwen. Meneer Verhoeven had een boek in zijn hand.
-Het raam is de deur. Zei hij tijdens het lezen.
Ik duwde het raam omhoog en klom over de
vensterbank.
-Hallo, ik ben Maarten, zei ik.
-Dat weet ik, zei meneer Verhoeven.
-Wat leest u?
-Ik lees alleen nog poëzie. Filosofie is allemaal
hetzelfde en de wetenschap kan je op een gegeven
moment zelf wel bedenken. De heilige boeken heb ik
ook uit.
-Waarom leest u zoveel?
-Dat zei ik al, ik wil alles vanuit Gods oogpunt
bekijken.
-Waarom wilt u dat? deze meneer was echt vreemd
-Vroeger wou ik op alle op alle vragen een antwoord
hebben, om iedereen te kunnen helpen. Zei hij. Ik weet
nu alles, maar ik ben er achter gekomen dat niemand zit
te wachten op antwoorden.
-Toen ontdekte ik dat ik met mijn antwoorden niet
alleen iedereen kan helpen, maar dat ik ook iedereen
kan begrijpen. En daar heeft verder ook niemand iets
aan, maar nu ik iedereen begrijp kan ik God kennen.
Snap je?
Ik knikte, maar meer omdat ik dat wilde dan omdat ik
hem echt snapte.
-Niemand kan namelijk in zijn eentje God kennen,
omdat God voor elk mens anders bestaat. Maar door de
poëzie te lezen die iedereen schrijft en die te begrijpen,
kan ik via de poëzie toch elke kant van God kennen.
-Maar ik schrijf geen poëzie, begrijpt u mij dan ook?
Vroeg ik.
-Je vragen zijn poëzie Maarten. Je gezicht is poëzie, je
lichaamstaal. Ik weet nu heel veel.
Ik keek hem vragend aan.
-Bijvoorbeeld: Je bent een paar keer van school
gewisseld en ik kan aan je zien dat je nieuwe school
voelt alsof het niet jouw school is. Je hebt les van een
juf, want als je elke dag een man zou horen zou je niet
zo aan mijn lippen hangen. Dat je in je eentje omhoog
durft te roepen bij mijn boomhut terwijl al je
leeftijdsgenoten alleen in groepjes zo dapper zijn zegt
ook veel.
-Vanuit Gods oogpunt kan ik zien dat je groot zal zijn
en in de toekomst veel zal betekenen…
-En nou moet je weg!
Ik bedankte meneer Verhoeven en die avond voelde ik
me heel erg opgelucht, alsof ik een grote ruzie gehad
had met iemand die nu uit het niets helemaal was
opgelost.
Geen pedofiel
Thuis vertelde ik mijn broer dat meneer Verhoeven
alles van mij leek te weten. Dat ik al veel scholen had
gehad en dat mijn nieuwe niet de mijne was. Omdat hij
het ook over God had gehad zei ik tegen mijn broer dat
ik dacht dat meneer Verhoeven een profeet was.
Robbert studeerde sinds een jaar psychologie en
geloofde sinds die tijd helemaal niets meer van wat je
hem probeerde wijs te maken. Hij zei dat er wat mis
was met meneer Verhoeven. Toen ik vertelde dat de
boomhut vol lag met boeken wilde hij een keer mee om
te kijken.
Zo gebeurde het dat ik de volgende woensdagmiddag
samen met Robbert onder de boom van meneer
Verhoeven stond.
-Meneer Verhoeven?! riep ik.
-Meneer Verhoeven?!
Uiteindelijk kwam zijn hoofd tevoorschijn.
-Hallo en ga weg! Riep hij terug.
Het was de eerste keer dat mijn broer het gezicht van
meneer Verhoeven zag. Opeens riep Robbert:
-Bent u pedofiel? Daarom woont hij namelijk niet in
een normaal huis, gaf hij als toelichting. Ik keek
omhoog.
-Nee, ik ben geen pedofiel. En nu wegwezen!
Meneer Verhoeven keek er weer glazig bij, maar ik wist
ondertussen dat je niet echt weg hoefde.
-Mogen we naar boven komen?, riep ik.
De touwladder kwam naar beneden en Robbert en ik
klommen omhoog. Meneer Verhoeven zat weer met een
boek in zijn hand en hij was opnieuw erg aardig.
Robbert was aan het begin heel bot, maar hij stelde
steeds meer vragen en ging steeds sneller praten. Ik zat
er bij en luisterde.
Ze hadden het over de psychologie, hoe het komt dat
mensen soms tegelijk aan hetzelfde denken. En over
filosofie, of er een betere naam bestaat voor de huidige
tijd in plaats van het post-postmodernisme. Ze hadden
het over de biologie, hoe het kan dat menselijke
hersenen zo duidelijk een ontstaansgeschiedenis lijken
te hebben terwijl God volgens de Bijbel de mens in één
dag maakte.
En ze hadden het over de kerk. Daarover zei meneer
Verhoeven:
-De kerk is er om de wereld te verlossen. Maar de kerk
heeft enorme moeite om de wereld te begrijpen.
Daarom lukt het haar niet om Gods woord door te
geven. Ze ziet dat de wereld zich niet aangesproken
voelt, maar de kerk weet niet wat ze verkeert doet. God
heeft al lang oplossingen klaargelegd, maar de kerk
pakt ze niet omdat ze die niet wil zien. Als maar naar
mij hadden willen luisteren…
Hij zei ook:
-De afkeer die de wereld heeft tegen de kerk heeft de
kerk zelf veroorzaakt. Ik heb dat leren inzien, maar
niemand in de kerk zit te wachten op mijn mening.
Eigenlijk zat meneer Verhoeven een beetje te zeuren.
Robbert zei verontwaardigd:
-Dat is niet waar meneer Verhoeven! Ik ben
geïnteresseerd in uw mening!
Toen het al bijna donker begon te worden klommen we
naar beneden omdat – hoe kan het ook anders – meneer
Verhoeven had gezegd dat weg moesten gaan. Toen we
terugliepen naar huis zijn Robbert:
-Vreemd, ik voel me na onze ontmoeting met meneer
Verhoeven heel erg opgelucht. Het is net of ik al die
tijd met iemand ruzie had, en dat die ruzie nu uit het
niets is opgelost.
Katrolletjes
Er begon toen een hele gekke tijd. Op de een of andere
manier verspreide het gerucht zich als een lopend
vuurtje dat meneer Verhoeven alles bleek te weten. Er
stonden steeds vaker mensen beneden aan de boomhut
naar boven te roepen, en steeds vaker staarde meneer
Verhoeven glazig naar beneden. Hij was voor iedereen
erg aardig. Tenminste, voor de mensen die niet meteen
wegliepen als hij zei dat ze weg moesten gaan.
Het grootste probleem was de touwladder. Ik vond het
altijd leuk om er in te klimmen, maar de meeste grote
mensen, en meisjes trouwens ook, hadden er veel
moeite mee. Ik had daar iets op bedacht en meneer
Verhoeven wilde graag dat ik het maakte. Het was heel
simpel. Touw, een klein schot en een paar katrollen.
Aan de vier hoeken van het schot ging het touw de
boom in. Langs de katrolletjes kon meneer Verhoeven
zich vervolgens naar beneden laten zakken.
Het werkte heel goed. Niemand hoefde meer naar
boven te klimmen en bijna dagelijks liet meneer
Verhoeven zich naar beneden voor de mensen die om
advies kwamen vragen. Dat ging maanden zo door.
Geen profeet
Mijn zus Cathelijne was nog nooit bij meneer
Verhoeven geweest. Ik was heel erg trots dat ik hem
had kunnen helpen met de katrolletjes en ik wilde graag
dat ze hem ook zou ontmoeten. Ze wist dat hij bekend
stond als iemand die de dingen vanuit Gods perspectief
kan bekijken; ook voor mensen die hij niet kent. Maar
als we het met Cathelijne over meneer Verhoeven
hadden zei ze altijd dat ze geen profeet nodig had. Als
God dat wilde zou ze het wel direct tegen haar zeggen.
Op een vrije woensdagmiddag kreeg ik haar toch zover
om te gaan kijken bij de boomhut. Zodra we buiten
stonden konden we zien dat meneer Verhoeven al
bezoek had, want meneer Verhoeven bungelde
ongeveer een meter boven de grond aan de vier
touwtjes. Tegenover hem stonden ongeveer vijf
mensen.
We liepen er heen, maar opeens zagen we de vijf
mensen wat naar achter springen. Meneer Verhoeven
zat nu heel scheef op het schot en probeerde zichzelf al
spartelend weer omhoog te takelen. Dat lukte met
moeite.
Zodra we onder de boom stonden vroeg ik aan de
mensen die juist weg wilde lopen wat er gebeurt was.
Een van de mannen zei:
-Een touw brak, en zodra die man met z’n voeten de
grond raakte schoot hij in paniek! Wat een mafkees.
We wachtten even tot ze weg waren. Toen riep ik:
-Meneer Verhoeven?!
-Meneer Verhoeven?!
Meteen verscheen zijn verwarde hoofd over de rand van
het plateau. Hij zei niets.
Cathelijne en ik keken hem aan. Toen riep ze:
-Bent u een profeet? Tegen mij fluisterde ze: ik geloof
nooit dat dat de reden is dat hij in een boomhut woont.
-Nee, ik ben geen profeet. En nou wegwezen!
-Mogen we omhoog komen? Riep ik. Cathelijne keek
me streng aan. Ik keek streng terug.
De touwladder kwam naar beneden en wij klommen
omhoog. Het raam was open en we stapten er doorheen
alsof het de gewoonste zaak van de wereld was.
Dit keer zat meneer Verhoeven niet te lezen, maar hij
zat op de grond met zijn hoofd tussen zijn knieën. Ik
ging schuin naast hem zitten en mijn zus bekeek zijn
spulletjes. Toen ze een van de schetsboeken had
doorgekeken ging ze tegenover de man zitten.
-U heeft mij getekend, zei ze.
Ik had de tekeningen nooit gezien, maar nu schrok ik.
Dat vond Cathelijne vast niet leuk. Maar uit hoe ze
keek bleek dat niet, ze was juist heel rustig.
-Mooi, zei ze.
Toen keek meneer Verhoeven op. Hij keek nog glaziger
dan normaal.
-Cornelis, je maakt nooit oogcontact. Zei ze toen. Ik
ben hier.
Hij keek een paar keer weg, maar toen keek hij haar
aan. Heel lang. En opeens begon hij te huilen.
Cathelijne zei verder niet veel. Hoe oud ben je? Kwam
nog voorbij, waarop werd gezegd: 28. En: die baard he?
Maar er was al genoeg gesproken. De rest van ons
gesprek kon die middag zonder woorden.
Geen moeder
Het enige dat verder eigenlijk bijzonder is om te
vertellen over Cornelis Verhoeven is dat na het gesprek
met Cathelijne langzaam maar zeker steeds minder
bijzonder aan hem was. De baard ging eraf. Zijn inzicht
in mensen werd minder en ook zijn populariteit
verdween vrij rap. Al snel kwam er een aluminium trap
onder de boomhut zodat dat gedoe met de touwladder
en helaas ook met de katrolletjes verleden tijd was. Als
iemand nog om een profetie kwam vragen klom hij
gewoon netjes naar beneden. Hij legde dan rustig uit
dat hij dat niet meer deed, maar dat de raadvrager vast
mensen in zijn eigen buurt had die advies konden
geven.
Voordat hij in een gewoon huis ging wonen kwam hij
nog wel eens bij ons over de vloer. Hij praatte dan
vooral met Cathelijne. Ze was tien jaar jonger, maar hij
was haar voor de grap moeder gaan noemen.
Ik vroeg hem eens naar zijn katrolletjestijd. Hij vertelde
dat hij zich vreemd genoeg weinig van die tijd kon
herinneren.
-Ik was zo slim omdat ik gestrest was, Maarten. Door
mensen te na te tekenen voelde het alsof ik ze kon
aanraken. En door mensen te zeggen wat ze wilde horen
voelde het alsof ik toegang had tot hun geest. En dat
zonder dat ik ze in de ogen hoefde te kijken.
Het is nu bijna twintig jaar later en nu heb ik, Maarten,
dezelfde leeftijd als Cornelis Verhoeven toen. Als zoon
van een dominee en vast voornemens God te dienen
door Jezus te volgen en de kerk te helpen helder te zien
vraag ik me dit af. Wat moet ik leren van geschiedenis
van meneer Verhoeven? Welke vraag zou Jezus aan het
einde stellen als de het verhaal van de boomhut een
gelijkenis zou zijn geweest? Wie heeft goed over God
gesproken, zoals aan het einde van het Bijbelboek Job?
Nee, iedereen in het verhaal heeft min of meer goed
over God gesproken. Wie had de beste relatie met God?
Ook niet, want alle personages zochten God op hun
eigen manier. Ik denk deze: wie is in dit verhaal de
naaste van Cornelis geweest. En wie was dat?
Die keer dat ik hem vroeg wat hij zich van de tijd in de
boomhut herinnerde zei hei:
-Het is vreemd, maar het voelde of ik al die tijd een
ruzie had. Toen ik voor het eerst oogcontact maakte
was het net alsof die toen uit het niets helemaal was
opgelost.