verf & innovatie Op weg naar biobased coatings Waar staat de verfindustrie nu? In 2030 moet de helft van alle coatings in Nederland gebaseerd zijn op biomateriaal. Dat is het doel van de VVVF en VNCI. Inmiddels heeft kennisinstituut TNO een eerste stap gezet om het huidige aanbod biobased coatings te analyseren. Op naar fase twee van de Roadmap biobased coatings: de kwaliteit van de groene verven verbeteren. Te k s t : D o r i n e v a n K e s t e r e n Fotografie: Pet van de Luijtgaarden Verf bestaat nu nog grotendeels uit aardolieproducten. Vooral de kleurstof en het bindmiddel hebben vaak een petrochemische oorsprong. Maar omdat olie schaarser wordt, de verfindustrie aan steeds strengere regels moet voldoen op het gebied van CO2-uitstoot en het percentage oplosmiddelen ook voortdurend omlaag moet, is dit een doodlopende weg. Drie jaar geleden besloten de VVVF en VNCI dan ook om zich serieus met de ontwikkeling van biobased coatings te gaan bezighouden. In 2011 presenteerden zij hun ambities en mogelijkheden in de Roadmap biobased coatings, een jaar later kwam er in samenwerking met TNO een branche-innovatiecontract tot stand. Dit alles moet leiden tot meer inzicht in de stand van de techniek en kennisuitwisseling in de keten. Het idee is immers dat het doel alleen bereikt wordt als de keten de handen ineenslaat. De grondstoffen van coatings moeten straks gebaseerd zijn op biomassa: plantaardig of dierlijk (rest)materiaal. Denk bijvoorbeeld aan bindmiddel op basis van zetmeel dat afkomstig is uit afvalstromen van niet voor consumptie geschikte aardappelen. Niet alleen techniek Als eerste stap organiseerden de brancheverenigingen vorig jaar een aantal workshops voor bedrijven uit de chemische en verfindustrie, waar zij 12 verf & innovatie ‘Kwaliteit en marktaandeel van biobased gaan hoe dan ook toenemen’ met elkaar van gedachten konden wisselen over de kansen van coatings van biologische ingrediënten. Hierbij ging het vooral over de technologische (on-)mogelijkheden. Maar een succesvolle ontwikkeling van biobased coatings draait niet alleen om de techniek, maar ook om de acceptatie van de gebruikers en de commerciële haalbaarheid, zegt Corné Rentrop van TNO, die de VVVF en VNCI bij dit project begeleidt. “Of een biobased coating voldoet aan de eisen van het dagelijks gebruik, kan je natuurlijk het beste aan de schilder zelf vragen.” Daarom heeft TNO dit voorjaar de leerlingen van de Schilder^sCool Nuenen gevraagd om de proef op de som te nemen. Het doel: de kwaliteit van het huidige aanbod van biobased coatings in kaart brengen. De testverven – een biobased coating en een vergelijkbaar regulier product – werden aangeleverd door acht grote verffabrikanten. Deze verven waren heel verschillend van aard: top- en grondlagen, geschikt voor hout, staal of wanden, al op de markt of nog volop in ontwikkeling. Rentrop: “Het was een blinde applicatietest: strijkt de verf gemakkelijk uit, hoe lang is de droogtijd, wat vind je van de kleur, de geur en de dekking? De performance van de testverven heeft TNO zelf beoordeeld. Daarbij ging het bijvoorbeeld om hardheid en buitenduurzaamheid.” De uitkomsten van beide testen waren niet eendui- verf&inkt 32 - 2014 dig: soms was de reguliere coating beter, en soms de biobased variant. In de volgende ronde van het project, die eind september begint, gaan de verffabrikanten met TNO om de tafel om het applicatiegedrag en de performance van de biobased verven te verbeteren. Dat gebeurt in individuele sessies. “Wij helpen hen nieuwe biobased componenten en technologieën te zoeken. Vervolgens is het de bedoeling dat de bedrijven er zelf mee aan de slag gaan, en daarna volgt een tweede evaluatieronde met de Schilders^Cool.” Commerciële kansen Rentrop: “Het is een kwestie van ontwikkeling voordat we identieke biobased componenten hebben, met dezelfde performance als traditionele componenten.” De veronderstelling van de VVVF en VNCI is dat de ontwikkeling van biobased coatings ook commerciële kansen biedt in een wereld waar duurzaamheid de norm wordt. Toch vlakt Rentrop het belang van de factor ‘prijs’ niet uit. “De prijs is ook een onderdeel van de performance. De commerciële kansen zijn het grootst als een fabrikant biobased ingrediënten gebruikt die op grote schaal aanwezig zijn, maar nog niet worden toegepast in de verfindustrie. Bij biobased bouwstenen die identiek zijn aan hun niet-biobased equivalent – drop en replace – is er alleen een economisch voordeel als deze uit goedkope bronnen kunnen worden gewonnen. Een voorbeeld hiervan zijn de biobased aromaten die we 4 13 verf & innovatie uit lignine kunnen halen. Daarnaast wordt het interessant als de biobased component nog een extra functie introduceert, zoals zelfherstellende lagen of verbeterde barrière-eigenschappen.” Minstens gelijkwaardig De grote opgave is natuurlijk om biobased coatings te ontwikkelen die minstens gelijkwaardige eigenschappen hebben aan hun reguliere evenknieën. Ze moeten dezelfde prestaties kunnen leveren, bijvoorbeeld qua levensduur, lichtechtheid, droogtijd en hardheid. Rentrop: “Op dit moment gaat de prestatie op sommige onderdelen meer achteruit naarmate het aandeel biobased componenten hoger is. Dat kan je compenseren, maar dan wordt de verf mogelijk ook duurder. De markt zal dan dus eerder kiezen voor een regulier, goedkoper product. Maar het is een kwestie van ontwikkeling voordat we identieke biobased componenten hebben, met dezelfde performance.” Daaruit spreekt vertrouwen, maar feit is dat er nog wel verbeteringen nodig zijn aan de huidige biobased coatings. Is het realistisch om te verwachten dat deze verven in 2030 helemaal klaar en geschikt zijn om de helft van de professionele en consumentenmarkt in te nemen? “Het is nog een lange weg”, erkent Rentrop. “Maar bedenk ook dat het in verf&inkt 32 - 2014 dit project zeker ook om bewustwording gaat. We hebben een stip op de horizon gezet, en de VVVF en VNCI stimuleren hun achterban op deze manier om echt werk te maken van vergroening. De kwaliteit en het marktaandeel van biobased coatings gaan de komende jaren hoe dan ook toenemen.” • ‘We hebben een stip op de horizon gezet’ Wanneer is een coating biobased? Wanneer mag een coatings zich biobased noemen? Welk percentage van de grondstoffen moet dan een biobased oorsprong hebben? Deze ogenschijnlijk simpele vragen zijn niet zo eenvoudig te beantwoorden. TNOprojectleider Corné Rentrop: “Verf bestaat uit verschillende componenten, waarvan er sommige al sinds jaar en dag biobased zijn. Andere kan je door een biobased variant vervangen, en weer andere niet. Het percentage van biobased grondstoffen is een kwestie van de juiste definitie en welke componenten er worden meegeteld. In het project hebben we het percentage biobased gesteld als de fractie biobased van de totale organische fractie (bindmiddel, oplosmiddel en additieven) van de verf. Water nemen we in deze berekening niet mee.” 15
© Copyright 2024 ExpyDoc