Overdenking 3 augustus 2014

Zondag 4 augustus 2014 Hofkerk
Thema: “Bestaat God?”
Lezen:
Lezen:
Jesaja 44: 14-20
Handelingen 17: 16-34
Overdenking
Lieve mensen van de Hofkerk, gasten, gemeente van Jezus Christus,
Vakantie-ervaringen
Bestaat God?
Dat was de vraag die de 7-jarige Anco Visser opstuurde naar de universiteit Groningen.
Mensen mochten in het kader van het 400-jarig bestaan vragen opsturen en Anco had deze vraag
opgestuurd: bestaat God?
De vraag werd voorgelegd aan de sterrekundige Peter Barthel.
Hij schreef Anco een brief.
Als reactie op die brief schreef ook theoloog Kees van der kooi een antwoord.
Beide antwoorden stonden in juni in het dagblad Trouw.
Die artikelen zetten aan het denken en zijn een mooie basis voor een gesprek.
En voor een overdenking.
Na de vakantie zou ik daar mee bezig, had ik mezelf voorgenomen.
Op de fiets in Zwitserland en Italië kwam die vraag telkens weer bij me boven: “bestaat God?”.
Ik reed door de machtige bergen van Zwitserland,
ik zag de tunnels die de mensen erdoor hadden gemaakt,
ik zag de roofvogels die er moeiteloos overheen vlogen,
en ik dacht: God bestaat!
Ik ontmoette hele lieve mensen met mooie verhalen,
ze hielpen ons zomaar toen het zo regende,
ik zag ergens naast een bankje een hele hoop mieren onze broodkruimels meeslepen naar hun
mierenhol.
En ik dacht: God bestaat.
In Milaan zag ik de rijkdom van de mens, maar ook de vele woningen achteraf en 10 hoog, waar
mensen elke dag met moeite rondkomen.
Zwervers en asielzoekers uit Nigeria voor wie het leven overleven is.
En ik dacht: bestaat God?
We hoorden van de vliegramp in Oekraïne en van het grove geweld van Israël en Hamas in
Gaza.
En ik dacht: bestaat God?
Heeft het nog zin om elke zondag te zingen en te bidden?
Wat moet ik toch in hemelsnaam preken als ik weer thuis ben?
De antwoorden van Barthel en van der Kooi
Ik pakte de antwoorden van de sterrenkundige en de theoloog er maar weer bij.
En de antwoorden van Jesaja en Paulus.
Het antwoord van de sterrekundige was verrassend mooi.
Hij zei: God bestaat niet als een persoon die verweg in de hemel woont.
Hij bestaat in hoe jij en ik leven.
Gelovig zijn wil zeggen dat je geraakt wordt en bezield om het goede te doen.
Je voelt je geroepen om recht te doen aan de mensen om je heen.
God is niet een voorwerp buiten ons,
maar een beweging, een gebeuren, een stroom.
God is de Geest die ons diep van binnen aanspoort en aanvuurt.
Maar ook de Geest die steunt en troost en ons het gevoel geeft dat wij niet alleen zijn.
Ik vond dat een prachtig antwoord.
De theoloog van der Kooi vond het niet zo’n prachtig antwoord.
Hij vond het eigenlijk veel te mager en te weinig.
Hij schreef aan Anco: “God is méér dan een mooi woord voor ‘aardig zijn’
Hij bestaat en ziet naar ons om!
God heeft de sterren gemaakt en is anders dan wij.
God valt niet met de mensen samen.
Wij kunnen ons tot Hem richten in ons gebed en Hij laat ook merken dat Hij bestaat!
We hebben het hier over wezenlijke vragen.
Het gaat in deze antwoorden om het fundament van ons geloof.
De sterrekundige legt meer de nadruk op de mens en zijn ervaring.
De theoloog legt meer de nadruk op God en zijn openbaring van buitenaf.
Voor de theoloog Kees van der Kooi is het allemaal zekerder en vaster,
Voor de sterrekundige Peter Barthel is God minder vast.
De één zegt dat wij betekenis aan de dingen geven
de ander zegt dat wij betekenis van God ontvangen.
De één begint bij de mens, de ander bij God
Toch zijn er ook veel overeenkomsten: het gaat bij beide om de liefde tussen mensen, om de
steun van God die mensen ervaren, en om de beweging die God geeft of is.
En beide zeggen dat God uiteindelijk niet te vatten is in onze begrippen.
De antwoorden van Jesaja en Paulus
Naast deze antwoorden van Barthel en van der Kooi heb ik die prachtige gedeelten uit Jesaja en
Handelingen gelegd.
Daarin lezen we de antwoorden van Jesaja en Paulus op de vraag of God bestaat.
Als ik goed lees zie ik dezelfde dubbelheid als bij van der Kooi en Barthel.
God is uiteindelijk de grote onbekende, maar wel te ervaren!
Jesaja geeft het prachtige voorbeeld van de houthakker.
Die man is bezig met zijn werk.
Hij plant bomen, laat ze groeien en hakt ze uiteindelijk om zodat hij kan koken op een vuur.
Maar een gedeelte van het hout bewerkt tot een beeld en vereert dat als een god.
God is in dit voorbeeld dus een verlengstuk van ons eigen leven.
De houthakker schept zijn eigen god.
Zijn god komt voort uit zijn eigen verlangens en behoeften.
Dat is absurd, zegt Jesaja.
Zien ze dan niet dat dit bedrog is,
dat ze zichzelf voor het lapje houden?
Het is puur egoïsme!
In heel de geschiedenis hebben mensen dit gezegd over God en het geloof:
“De mens heeft voor zichzelf een god bedacht en hij projecteert al zijn verlangens en behoeften
op die God.
Zijn behoefte aan veiligheid, troost en geluk”
Hoe zit dat bij ons?
Zijn wij in de Hofkerk eigenlijk alleen maar bezig met het scheppen van onze eigen god,
of hebben wij de ervaring dat er meer is dan wat wij zelf kunnen bedenken?
Heeft God ons geschapen of hebben wij God geschapen…?
Jesaja gelooft heel duidelijk in een God die ONS heeft geschapen en die boven ons uitgaat.
Mensen die buigen voor hun eigen beeld hebben een beperkt inzicht.
Ook Paulus geeft een dergelijk antwoord.
In dat beroemde stuk uit Handelingen 17 zien we hem over de markt van Athene lopen.
Hij lijkt wel een soort toerist die zich verbaast over de andere wereld waar hij in terechtgekomen
is.
De mensen in de stad zijn zeer nieuwsgierig naar wat Paulus te vertellen heeft.
Hij schijnt een boodschapper van vreemde goden te zijn,
hij schijnt het over Jezus te hebben en een godin die ‘Opstanding’ heet…
Ik moet denken aan de mensen op de markt in Oldenzaal,
die vaak helemaal niet meer weten waar het in het christendom over gaat
en wat er in een kerk allemaal gebeurt…
Maar ze zijn in Athene wel nieuwsgierig!
Ook dat zien we steeds meer om ons heen: de mensen zijn nog steeds bezig met religie en
zingeving en ze zijn ook weer wat meer onbevangen voor de kerk en het geloof.
Paulus ziet in de stad allemaal beelden van afgoden.
Maar ook een altaar met de tekst: “voor de onbekende god”.
Daar blijft Paulus staan.
“De god die jullie bij dit altaar vereren, dat is de god waar ik van kom vertellen.
Mijn God is de God die hemel en aarde heeft gemaakt,
die adem geeft aan de mens,
die niet woont in tempels
die zich niet laat vastleggen in blokken hout of steen.
Hij heeft de tijd en de plaats van volken bepaald
en Hij heeft een man aangewezen die het oordeel over de mensheid zal vellen.
het doel van de mens is om deze God te zoeken en te vinden.
Deze God roept op tot een nieuw leven”
Zo, dat is klare taal.
Een geloofsbelijdenis in notendop.
Daar kun je ook wel weer mooi over doorpraten op de markt…
Wat Paulus zegt en gelooft is mooi.
Je wordt er warm van.
Maar je kunt er ook wel weer vragen bij stellen.
Hoe weet Paulus dit allemaal zo zeker?
Als wij geen beeld van God kunnen maken van God,
dan kunnen wij toch ook geen vast DENKbeeld van Hem maken?
Ik denk eigenlijk dat het mooier is om bij dat lege altaar te blijven staan,
bij die onbekende god,
bij een leeg midden.
Dat lijkt niets, maar het is denk ik alles.
Paulus lijkt het allemaal zeker te weten, maar hij zegt ook:
“het blijft een tasten, een zoeken”
In deze God bewegen wij en zijn wij.
Dat snap ik!
Ik snap dat het om ‘bewegen’ gaat.
Geloven heeft te maken met ontmoeten, je laten raken,
bewogen worden door het leed van een ander (zie Fransciscaanse zegenbede aan begin)
in beweging komen naar de ander toe,
je laten raken door de schoonheid van de natuur, van een medemens,
liefhebben, geliefd worden.
Dat alles is beweging.
Je kunt zeggen dat je bij God moet beginnen,
anderen zeggen dat je bij de mens moet beginnen,
maar waarom laten we het niet ‘in het midden’?
In de lege ruimte, bij een leeg altaar?
Zodat de wind kan waaien en er ruimte ontstaat?
Ruimte voor de ontmoeting tussen God en mens.
Wij weten niet wie God is.
Theologen niet, sterrenkundigen niet.
Wij zoeken hem tastend.
Wij ervaren God soms als het fundament van ons bestaan
als Iemand die ons liefheeft en aanvaardt,
als een kracht die ons tot de orde roept
als een stem die ons vergeeft,
als een roep die ons wakker schudt leidt naar de ander in nood.
De Remonstrantse geloofsbelijdenis verwoordt het zo:
“er is iets dat het menselijk bestaan niet vrijblijvend maakt.
Zodat wij niet ‘zomaar’ leven.
Dat is de Geest van God, die het meest duidelijk in Jezus zichtbaar was.
Dat is de Geest die ook in ons zit en in de ander,
de Geest die regelmatig oplicht in liefde, ontmoeting en bewogenheid.
Amen.