VROUWELIJKE DIAKEN In het kader van de doordenking van een nieuw bestuursmodel binnen EDR Noord is de vraag naar voren gekomen of een vrouw als diaken zou kunnen dienen. De studie naar de positie van de vrouw en dan in het bijzonder met betrekking tot de vraag of een vrouw als diaken zou kunnen dienen, is voornamelijk een vraag naar de lijn die Gods Woord daarover aangeeft. Daarmee komen we direct bij het gegeven dat er vele verschillende interpretaties van teksten zijn. Zowel op exegetisch vlak als op cultuurhistorisch terrein blijkt het lastig om met zekerheid bepaalde stellingen te maken. Eerder moeten we dan spreken van waarschijnlijkheid. We zien in het Oude Testament dat vrouwen op verschillende manieren door God ingezet werden. Denk hierbij aan profetessen als Miriam, Hulda, Noadja en Deborah. Deze laatste was zelfs tijdelijk richter van Israël. Denk aan de plek die Ruth en Esther innamen. Ten tijden van Jezus' bediening was er door toedoen van verschillende rabbi's er juist een context ontstaan waarin vrouwen op allerlei terreinen een meer beperkte plaats toebedeeld kregen. Soms wordt er ronduit discriminerend over hen gesproken. Opvallend is dan dat vrouwen in Jezus' bediening een veel prominentere rol hadden. Ze voeren theologische gesprekken met Hem, ontvingen onderwijs van Jezus, de wijdere kring van zijn volgelingen bestond ook uit vrouwen, waarvan Maria, Johanna en Susanna zelfs als reisgenoten worden omschreven. Het zijn vrouwen, wanneer de twaalf discipelen Jezus verlaten, die bij zijn kruisiging aanwezig zijn. Het waren ook vrouwen, waarvan één zelfs een ex-slaaf, die de eerste getuige waren van zijn opstanding en ook als eersten dit goede nieuws moeten gaan verkondigen. Na Jezus hemelvaart zien we dat de elf overgebleven apostelen 'samen met de vrouwen' samenkwamen in wat op dat moment na Pasen het hoofdkwartier van de discipelen blijkt te zijn. Ook vrouwen ontvangen met Pinksteren de Heilige Geest en met de bijkomende gevolgen. In het boek Handelingen zien we dat vrouwen vaak genoemd worden als diegenen die als eerste tot geloof kwamen (Hand. 1:14; 12:12; 16:14, 40; 18:2, 18, 26; 21:9), zoals een zekere Damaris in Athene (Hand. 17:34). Lydia, een succesvolle zakenvrouw, komt naar voren als de eerste dopeling in ons werelddeel (Hand. 16:14-15). Zij lijkt zelfs een prominente rol te hebben in de gemeente te Filippi en wanneer Paulus later aan deze gemeente schrijft lijkt het erop dat vrouwen nog steeds een dergelijke positie bekleden (Fil. 4:2-3). Het verslag van Lukas lijkt aan te geven dat deze kerk begon op het moment dat Paulus en zijn metgezellen aan een rivieroever begonnen te verkondigen 'tot de vrouwen die er samengekomen waren' (Hand. 16:13-14), de eerste mannelijke bekeerlingen volgen pas later (Hand. 16:27-34). Mogelijk zijn vrouwen ingeschakeld geweest bij 'de dagelijkse verzorging' van behoeftigen in de gemeente in Jeruzalem (Hand. 6:1). In Joppe ontmoeten we een vrouw die Tabitha/Dorkas heet en een 'discipelin' genoemd wordt. Zij was overvloedig in goede werken en in de liefdegaven die zij schonk (Hand. 9:36). Ze was waarschijnlijk diaconaal bezig in de gemeente in Joppe. We zien dat vrouwen ook deel hebben aan de gaven van de Heilige Geest blijkens Hand. 21:9, waar we lezen dat de evangelist Filippus vier ongehuwde dochters heeft die 'profetessen' zijn. Prisca of Priscilla, wordt zelfs zes keer samen met haar man Aquila genoemd. Vier keer wordt haar naam vermeld vóór die van haar man. Opmerkelijk gezien de tijd en context waarin dit gebeurde en opgeschreven werd. Ook uit de brieven van Paulus wordt duidelijk hoezeer vrouwen ingeschakeld zijn bij het werk van de Heer. Aan het einde van de Romeinenbrief (16:1-15) valt het op dat vrouwen een duidelijke rol speelden in de Nieuwtestamentische gemeente, wanneer 10 van de 27 individuen die gegroet worden vrouwen zijn (naast de vrouwen die waarschijnlijk in het 'huis' Aristobulus en Narcissus waren). Twee van deze vrouwen worden alleen genoemd, namelijk Julia en de zuster van Nereus (vs. 15). In de acht andere gevallen heeft Paulus meer te zeggen over hun rollen. Ook wordt hier Prisca weer genoemd (Rom 16:3). Van Maria wordt gezegd dat zij 'zich veel moeite voor jullie heeft getroost' (Rom. 16:6). Paulus gebruikt hier een woord dat in het N.T. specifiek betrekking heeft op het zendings- en gemeentewerk (vgl. 1 Kor. 15:10; 16:16). Maria is dus actief in het werk van de Heer, in de opbouw van de gemeente. Hetzelfde wordt gezegd van Tryfena en Tryfosa en van de geliefde Persis, waarbij hetzelfde werkwoord wordt gebruikt (Rom. 16:12). Rufus' moeder is ook voor Paulus een 'moeder' geweest (Rom.16:13), wellicht een teken van haar senioriteit en ondersteunende rol. In Romeinen 16:1-15 krijgen we een inkijk in de verschillende en invloedrijke rollen die vrouwen in de gemeente hadden. We vinden hier een bredere bevestiging dat zij dienden in missionair werk en in een bepaalde vorm van leiderschap in de gemeente als sunergoi, als 'medearbeiders' van Paulus. Loïs en Eunice worden lovend genoemd door Paulus in zijn eerste brief aan Timotheüs (1 Tim. 1:5, vgl. 3:15). We lezen in 1 Timotheüs ook over vrouwen die in verband met een diaconale taak genoemd worden (1 Tim. 3:11) en over vrouwen die 'werkelijke weduwen' worden genoemd (1 Tim. 5), voor wie Paulus verdere richtlijnen opstelt. In 1 Kor. 1:11 lezen over over Chloë. Daar staat letterlijk ὑπὸ τῶν Χλόης; wat door de meeste Nederlandse vertaling omschreven wordt met de huisgenoten van Chloë. Waarschijnlijk had zij een gemeente bij haar aan huis. En zo zijn er nog meer voorbeelden te noemen. Twee vrouwen echter zijn extra opvallend. Namelijk dat we lezen over een zekere Junia, die, samen met haar man Andronicus, als apostel van Jezus wordt aangeduid. Los even van de exacte betekenis van dit woord, heeft deze aanduiding toch een zeker officieel karakter. Zij had blijkbaar een bepaalde erkende bediening. En dat geldt helemaal van Febe, die in Romeinen 16:1 redelijk officieel als diakoon van de gemeente in Kenchreeën omschreven wordt. De wijze waarop zij door de apostel Paulus aan de Romeinen voorgesteld wordt lijkt te duiden op een officiële positie als diaken. Het is niet helemaal duidelijk welke taken en positie deze vrouwelijke diakenen hadden. In hoeverre deze tijdbepaald (of tijdbeperkt?) waren is evenmin met zekerheid te zeggen. We zien dus in de Bijbel dat vrouwen op verschillende terreinen dienstbaar waren, hetzij financieel, praktisch, geestelijk, als gastvrouw, als beschermvrouw, als richter, als profetes, als apostel, als verkondigers, als diaken en allerlei andere terreinen. Ook namen zij op een bepaalde manier deel aan de gemeentelijke samenkomsten, waar wij hen in ieder geval zien bidden en profeteren. Wanneer we naar de ontwikkeling van de gemeente in het NT kijken dan is het aannemelijk dat er vrouwen als diakenen gediend hebben. Ook in de vroege kerk zien we vrouwen die als diakenen of diaconessen dienstbaar waren. De orthodox-gereformeerde prof. Jakob Van Bruggen schrijft in zijn standaardwerk over ambten in het NT het volgende: 'De raad van oudsten was ingesteld door de apostelen of hun medewerkers: diakenen en diakonessen werden later aangesteld als dit nodig was. Hun diensten kunnen heel uiteenlopend zijn. Beslissend is dat zij voor een hulpdienst een kerkelijke aanwijzing ontvingen en dat zij hun werk hebben te verrichten met dezelfde waardigheid waarmee de opzieners de gemeente leiden.'1 Het afgelopen jaar hebben wij als oudsten hierover gebeden, gelezen en in een aantal brede momenten van doordenking hierover gesproken. Wij menen als Oudstenraad dan ook dat het op Bijbelse gronden ook voor vrouwen mogelijk is om als diaken in de gemeente te dienen. Uit de Bijbel wordt duidelijk dat diakenen in de afzonderlijke gemeenten waarschijnlijk verschillende taken en posities hadden. Net zoals dat het geval was op andere terreinen, waren ook de gemeentestructuur en de daarbij komende bedieningen in ontwikkeling. We vinden in de Bijbel dan ook geen duidelijk omlijnde taakomschrijving van een diaken. Deze werd door de betreffende gemeenten zelf ingevuld. Op dezelfde manier hebben wij dat als oudsten voor EDR Noord gedaan. In de doordenking van dit onderwerp bleek dat het vrij lastig is om alleen de vraag naar het vrouwelijke diakenschap te bestuderen, zonder de vele andere zaken die raken aan dit onderwerp te bespreken. Vanuit de Oudstenraad ben ik een jaar geleden dan ook gevraagd om de vraag naar de Bijbelse positie van de vrouw breder te doordenken. Het is een zeer interessant en tegelijkertijd ook zeer ingewikkeld onderwerp. Deze doordenking is nog niet afgerond. Tussen de andere werkzaamheden door ga ik hiermee verder. Op dit moment is voor ons wel duidelijk dat wij de vrijmoedigheid hebben het diakenschap, zoals wij dat binnen EDR Noord invulling willen geven, ook open te stellen voor vrouwen. M.H. Kälin N.b. Op de website van EDR Noord (www.regenboognoord.nl/onderwijsen toerusting) is een uitgebreide studie over dit onderwerp te verkrijgen. 1 J. van Bruggen, Ambten in de apostolische kerk, Een exegetisch mozaïek (Uitgeversmaatschappij Kok – Kampen, 1984) p.117.
© Copyright 2024 ExpyDoc