98 DBO 31 Zondag 3 augustus Leven tot in eeuwigheid Ons

DBO 31 Zondag 3 augustus Leven tot in eeuwigheid Ons leesrooster neemt ons nog een week mee naar het evangelie van Johannes. Vanavond wil ik het in deze rubriek hebben over een woord dat kenmerkend is voor dit Bijbelboek. En dat is het woord ‘leven’. De evangelist Johannes gebruikt dit woord maar liefst 47 keer in zijn evangelie. Met dat woord wil hij de kern van het evangelie aan zijn lezers doorgeven. Ik noem een paar teksten om u een indruk te geven: ‘In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen(1:4). ‘Opdat iedereen die gelooft, in Hem eeuwig leven heeft’ (3:15). ‘U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft’ (6:27). ‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben’ (6:35). ‘Jezus zei: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’ (14:6). Wat is de betekenis van het woord ‘leven’? En dan met name ‘eeuwig leven’, een term die Johannes heel vaak gebruikt. In de Bijbel kunnen we drie soorten leven onderscheiden. De Bijbel spreekt van ‘biologisch leven’, ‘eeuwigheidsleven’ en ‘toekomstig leven’. Als ik tijd heb, wil ik over het eerste en het derde begrip zeker nog iets zeggen, maar ik begin met het tweede woord, ‘eeuwigheidsleven’, omdat mij dat het moeilijkste begrip lijkt. Wat is dat, ‘eeuwigheidsleven’? We gaan samen terug naar het begin van de Bijbel. God wees Adam op de boom van de kennis van goed en kwaad en zei: ‘daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven’ (2:17). Ik herinner mij nog heel goed dat ik deze tekst niet begreep, toen ik jong was. Ik kende het paradijsverhaal, wist van de zondeval en wat er daarna gebeurde, ik las dat de mens wél het paradijs moest verlaten, maar toch bleef leven. En dat terwijl God gezegd had: ‘op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven’. Ik begreep het niet. Adam en Eva bleven in leven en toch waren ze gestorven. Je kunt het alleen begrijpen als je iets meer weet over die verschillende betekenissen van leven. Het biologische leven van Adam en Eva hield niet op, maar het eeuwigheidsleven wel. En wat is dat eeuwigheidsleven dan? Het is het leven in diepe verbondenheid met God. Op het moment dat de eerste mensen zondigden, werd die relatie verbroken. De mens was God kwijt. En niet alleen God. De mens raakte ook zijn 98 medemens kwijt. Er kwam een breuk in de relatie met elkaar. Bovendien was er sprake van een breuk tussen de mens en de natuur. Het misverstand dat bij vele mensen leeft, is dat zij ‘het eeuwige leven’ verwarren met het toekomstige leven, het leven na dit aardse leven. Maar het eeuwige leven is niet het leven dat pas na de dood, dus in de toekomst ontvangen kan worden. Nee, het is een leven dat reeds hier en nu gekend mag worden. Het leven dat bestond toen de schepping goed was en de mens mocht leven in de juiste verhoudingen: in relatie met God, met elkaar en met de schepping. Misschien kan een ander onderscheid u ook helpen. Als de Bijbel spreekt over dood, is er sprake van hetzelfde onderscheid: we spreken van de tijdelijke, geestelijke en eeuwige dood. Om het begrip ‘eeuwig leven’ met behulp van deze woorden uit te leggen: Adam en Eva stierven de geestelijke dood op het moment dat zij zondigden. Om dit verschil duidelijk te maken, gebruiken de Bijbelschrijvers ook twee verschillende woorden voor leven. Met name het Grieks, de taal van het Nieuwe Testament, kent twee woorden voor leven: ‘bios’, als aanduiding van het alledaagse, gewone, aardse leven (dat kennen we van biologie) en ‘zoè’. En dat is het woord dat staat voor eeuwig, geestelijk leven. Als Johannes schrijft over leven, gebruikt hij dat laatste woord, bedoelt hij dat leven. En de boodschap die Hij brengt, is deze: dat door het geloof in de Here Jezus de relatie met God hersteld wordt. Niet straks, maar nu. En Johannes laat dat keer op keer horen aan de hand van wat Jezus tijdens Zijn leven op aarde heeft gezegd. Jezus heeft gezegd: ‘En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt’ (17:3). Omdat Hij alleen de relatie met God tot stand kan brengen, kan Hij Zichzelf ‘het Leven’ noemen (14:6). Een jongeman stelde Jezus eens de volgende vraag: ‘Wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?’ Jezus ’antwoord luidde: ‘Volg Mij’ (Mattheüs 19:21). Eeuwig leven begint dus in dit leven. Zoals het verbroken werd tijdens het leven van Adam, kan het ook hersteld worden in dit aardse leven. Zoals ik al zei: het is leven in de juiste verhoudingen: met God, met de mens, met de schepping. En dat leven zal door de biologische dood niet tenietgedaan worden, want de band met God blijft, door de dood heen. Als u de geschiedenis van de zondeval kent, moet u ook onthouden wat Jezus zei bij het graf van Lazarus: ‘Jezus zei tegen Marta: ‘Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven, en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid. Gelooft u dat?’ (11:25,26). 99 Ik had u beloofd ook iets te zeggen over de andere twee betekenissen van leven. Het biologische leven is het leven, zoals wij mensen dat allemaal kennen. Na de zondeval wees God ook nog een ander, verschrikkelijk gevolg van die verbroken relatie: ‘In het zweet van uw gezicht zult u brood eten, totdat u tot de aardbodem terugkeert, omdat u daaruit genomen bent; want stof bent u en u zult tot stof terugkeren’ (Genesis 3:19). Het was te verwachten. Een bloem die van zijn wortels wordt afgesneden, sterft. Zo gaat het met de natuur. Zo gaat het ook met de mens. Het biologische leven is een geschenk van God. Maar door de zonde is de echte glans van dit leven verdwenen. Het leven is door de zondeval zwaar en moeilijk geworden. Psalm 90 zegt: ‘Het meeste daarvan is moeite en verdriet’ (vers 10b). De dood is het einde. Maar over ons leven ligt niet alleen de schaduw van de dood. Door het werk van Jezus Christus is er nu ook uitzicht op een toekomstig leven. Paulus schrijft: Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. En zodra dit vergankelijke onvergankelijkheid aangedaan heeft, en dit sterfelijke onsterfelijkheid aangedaan heeft, zal het woord werkelijkheid worden, dat geschreven is: De dood is verzwolgen in de overwinning’ (1 Korinthe 15:53,54). Ik wil afsluiten met woorden van Johannes: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: De tijd komt en is nu dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen, en dat wie hem horen, zullen leven’ (5:24,25). 100