‘Toegang tot de Wmo’ Scholingshandleiding voor cursist en trainer Juni 2014 2.1. Kenniscentrum Gezondheid, Welzijn & Technologie Wmo werkplaats Twente, fase 2 Praktijk 2: Bundeling van diensten op het gebied van welzijn, informele zorg en formele zorg © Saxion. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechan isch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Saxion Enschede Kenniscentrum Gezondheid en Welzijn Programmalijn Community Care and Youth Wmo-werkplaats Twente, fase 2 Drs. Marleen Bratti-van der Werf (Saxion) Arie Fröberg (Scala) Nancy Gierkink en Tessa Wijers (‘t Iemenschoer/Scala) Gerard Eskes en Esther van Spall (CarintReggeland) Ruth aan de Stegge (SPH-student Saxion) Cynthia Taal (SPH-student Saxion) Dr. Margriet Braun (Saxion) Drs. Ingrid ten Haken (Saxion) Dr. Jurjen van der Helden (Saxion) Drs. Mariska Jacobs-Ooink (Saxion) Dr. Geralien Holsbrink-Engels (Saxion) 2 Scholing ‘Toegang tot de Wmo’ ‘Visievorming ten aanzien van organisatie en uitvoering van deze toegang’ Inleiding Deze scholingsmap hoort bij de scholing ‘Toegang tot de Wmo’ die is bedoeld voor studenten van de opleidingen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening en Sociaal Pedagogische Hulpverlening. De scholing wordt ingezet om alle studenten kennis te laten maken met de visie rondom de toegang tot de Wmo met als doel een eigen visie te vormen rondom de invulling van toegang. Algemeen Door de invoering van de Wmo in 2007 zijn de verantwoordelijkheden op het beleidsterrein maatschappelijke ondersteuning overgeheveld van de overheid naar de gemeente. De gemeenten hebben inmiddels een aantal jaren ervaring met de vormgeving en uitvoering van een loketfunctie als een vorm van toegang tot de Wmo. In de periode van 2013 tot 2015 worden er echter veel meer verantwoordelijkheden op het gebied van maatschappelijke ondersteuning overgeheveld van de overheid naar de gemeenten. Deze overhevelingen worden transities genoemd en vragen om een bredere en meer integrale vorm van toegang tot ondersteuning en begeleiding door de brede problematiek en de uiteenlopende doelgroepen die er gebruikt van maakt. Het doel van de scholing is om studenten te informeren over de transities en de gevolgen die deze hebben voor de vormgeving van de te toegang. Studenten worden uitgedaagd de toegang volgens eigen inzichten vorm te geven en van elkaar te leren en elkaar te helpen met het maken van de veelheid aan keuzes in dit ingewikkelde proces. Doel De scholing heeft als doel: Studenten inzicht geven in de visie van de toegang tot de Wmo. Studenten inzicht geven in de keuzes die ten grondslag liggen aan de vormgeving van de toegang tot de Wmo Studenten vormen een idee over het vormgeven van de toegang tot de Wmo 3 De resultaten die dit op dient te leveren, zijn: - Studenten hebben kennis genomen van de Wmo en de transities die aanleiding zijn tot het wijzigen van de toegang tot de Wmo - Studenten weten wat de toegang tot de Wmo inhoudt - Studenten hebben kennis genomen van de verschillende afwegingen die bepalend zijn in het vormgeven van de toegang tot de Wmo - Studenten hebben een mening gevormd ten aanzien van het vormgeven van de toegang tot de Wmo - Studenten hebben inzicht in de gevolgen van de nieuwe Wmo voor het uitoefenen voor hun beroep Doelgroep De scholing is bedoeld voor alle studenten van de opleidingen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening en Sociaal Pedagogische Hulpverlening. Maar de scholing kan ook ingezet worden bij studenten van andere sociale opleidingen. In deze map bevindt zich de inhoud van de bijeenkomsten, de bijbehorende opdrachten en de bijlagen Wij wensen u een plezierige scholing! Enschede Juni 2014 4 Bijeenkomst 1 Tijdsduur 2 uur Thema: Kennismaking met de Wmo, de transities en de keuzes ten aanzien van de toegang 1.0 Welkom Voorstellen van de trainer(s), mededelingen van praktisch en huishoudelijke aard. 1.1 Huidige visie op de toegang tot de Wmo Studenten krijgen een aantal startvragen. De deelnemers worden verzocht deze te beantwoorden, waarbij benadrukt wordt dat er geen goed of fout antwoord is. Het gaat erom te peilen hoe studenten tegen de Wmo aankijken. Door dezelfde enquête na de scholing af te nemen kan de student bepalen in hoeverre de scholing heeft geleid tot meer bewustwording. 1.2 Hoe het was De situatie van voor de transities wordt besproken. Er wordt ingegaan op het ‘recht hebben op’ vormen van ondersteuning en de grote hoeveelheid aan mogelijkheden tot financiële en materiële ondersteuning. 1.3 Uitleg toekomstige situatie Aan de hand van een presentatie wordt de toekomstige situatie in kaart gebracht. De presentatie beslaat de volgende onderwerpen: • Wmo • Wmo-loket • Kantelingsgedachte • Transities • Wat betekent de Wmo voor studenten • Sociale wijkteams • Filmpje (https://www.youtube.com/watch?v=Ssqfp29nLsE) Pauze 1.4 Toegang tot de Wmo De toegang tot de Wmo wordt toegelicht met behulp van een presentatie, waarbij ingegaan wordt op de keuzes die mogelijk zijn: Keuze 1: Wat willen we bereiken met toegang? Keuze 2: In welke mate betrekken we lokale partners bij de vormgeving van de toegang? 5 Keuze 3: Wie voert de toegang voor de gespecialiseerde vormen van de Wmo (in de toekomst) uit? Keuze 4: Is het nodig dat burgers zich voor alle vormen van ondersteuning melden bij de gemeente of kunnen bepaalde vormen van zorg of ondersteuning ook rechtstreeks ingezet worden? Keuze 5: Welke ruimte geven we aan de medewerkers die de toegang uitvoeren en welke mandaten horen daarbij? Keuze 6: Hoe zorgen we voor samenhangende keuzes ten aanzien van toegang, opdrachtgeverschap en bekostiging? Keuze 7: Organiseren we een integrale toegang of alleen de toegang voor de Wmo? Eventueel kan afgesloten worden met een filmpje: http://www.youtube.com/watch?v=ozyzrqml3KM 1.5 Opdracht Studenten gaan in groepen van 5 à 7 personen uiteen en ontwerpen hun toegang tot de Wmo waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van de eigen mogelijkheden van mensen (cliënt zelf, eigen netwerk, vrijwilligers (organisaties). De toegang moet hierbij bekeken worden door de ogen van een cliënt. Ze dienen hier de volgende uitgangspunten in mee te nemen: - Wat willen jullie bereiken met de toegang? - Welke visie willen jullie nastreven? - Wat kiezen jullie binnen de 7 genoemde keuzes en waarom? - Wat voor professionals zet je in? - Welke route doorlopen burgers? In de tweede bijeenkomst moeten de studenten hun toegang presenteren en uitgangspunten toelichten. Bijlagen bijeenkomst 1: Bijlage 1 Startvragen Bijlage 2 Presentatie toekomstige situatie Bijlage 3 Uitleg slides presentatie toekomstige situatie Bijlage 4 Presentatie toegang tot de Wmo Bijlage 5 Uitleg slides presentatie toegang tot de Wmo 6 Bijeenkomst 2 Tijdsduur 2 uur Thema: studenten presenteren hun toegang en praten met professionals over ervaringen uit het werkveld 2.1 Presentaties studenten Studenten presenteren hun toekomstige toegang tot de Wmo en beargumenteren de gemaakte keuzes. Na iedere presentatie is er ruimte voor feedback en discussie naar aanleiding van de ingenomen standpunten. De professionals uit het werkveld doen actief aan deze discussie mee. 2.2 Toegang tot de Wmo in Twente Presentatie naar aanleiding van het onderzoek onder de gemeentes ten aanzien van de toegang tot de Wmo. Eventueel een afsluitend filmpje Pauze 2.3 Ervaringen van professionals ten aanzien van de transities Twee professionals schetsen dilemma’s waar ze tegenaan lopen in het ontwikkelen en uitvoeren van de toekomstige toegang. 2.4 Opnieuw beantwoorden van de vragen die in bijeenkomst 1 zijn gesteld Studenten krijgen de gelegenheid om opnieuw de startvragen van bijeenkomst 1 in te vullen. Naar aanleiding hiervan wordt een discussie met de studenten gehouden over hetgeen ze geleerd en ervaren hebben. Vragen die besproken kunnen worden zijn: o Wat vraagt de nieuwe Wmo van jullie als beroepskrachten? o Hoe moet en kan er optimaal gebruik worden gemaakt van de toegang? o Wie moet er volgens jou beslissen wie er welke zorg krijgt? o Welke acties ga je eventueel ondernemen nav de bijeenkomsten? o Wat heb je geleerd van de bijeenkomsten? 2.5 Invullen evaluatieformulier Bijlagen bijeenkomst 2: Bijlage 6 Presentatie toegang tot de Wmo in Twente Bijlage 7 Uitleg slides presentatie toegang tot de Wmo in Twente Bijlage 8 Evaluatieformulier 7 Trainershandleiding Toegang tot de Wmo Eerste bijeenkomst Ad 1.0 Welkom De trainer stelt zichzelf en de medetrainers kort voor. Ad 1.1 Startvragen Deel de startvragen niet vooraf al uit. Studenten gaan het dan al lezen hetgeen voor onrust kan zorgen. Benadruk dat het niet om goed of fout gaat en dat ze het voor zichzelf moeten invullen. Het gaat om de stand van zaken op dit moment. Ad 1.2 Hoe het was Bij de uitleg van de situatie zoals deze was, kan gestart worden met de volgende vragen: * Wie hebben er huisdieren? Wie heeft er hulp bij het zorg bieden voor deze huisdieren? * Wie hebben er ouders, overgrootouders die hulp krijgen of aan wie ze zelf hulp bieden? Aan de hand van bovenstaande paradox vertelt de trainer uit eigen ervaring of aan de hand van onderstaande voorbeelden iets over de wezenlijke verandering ten aanzien van ondersteunende diensten. Twee voorbeelden van hoe het was: - Twee ouderen wonen zelfstandig samen. Na ziekte van de man is een verhuizing naar een passende woning nodig. De verhuiskosten of eventuele aanpassingen aan de woning worden vergoed ,omdat ze daar recht op hebben. - De man van een bejaarde vrouw, die zelfstandig woont, overlijdt en ze komt alleen te staan. Haar gezondheid gaat achteruit en een passende woning is nodig. Ze krijgt hiervoor een vergoeding om de woning in te richten. Daarnaast ontvangt ze ook: - Huishoudelijke hulp bij het schoonhouden van haar huis: daar had ze recht op. - Hulp bij het aantrekken van kousen: daar had ze recht op. - Een scootmobiel want daar had ze recht op. Het ding wordt nooit gebruikt. - Dagbesteding was geregeld: aanbod vanuit de zorgorganisatie. Voorbeeld eigen ouders: Ze worden steeds hulp behoevender. Wat kan het eigen gezin bijdragen? We zijn allemaal druk, druk, druk: Werk, gezin, hobby’s, de hond uitlaten. 8 Mijn ouders uitlaten moeten anderen doen! De burger moet meer gebruik maken van het eigen netwerk. Ik ben een burger. Jullie zijn burger. Wij moeten dus gebruik gaan maken van ons eigen netwerk. Het ZELF DOEN. Daar moeten we wat voor laten, voor opgeven. Dat is wennen. Had dat in de bovenstaande voorbeelden anders gekund? Waarschijnlijk wel, maar dan had de familie/het gezin andere dingen moeten laten. Het was best te regelen dat zij zouden helpen het huis schoon te houden. Het was best te regelen dat zij die kousen hielpen aan en uitdoen. Maar dat wordt toch vaak als vreselijk lastig en vervelend ervaren. We vinden het wel normaal voor onze huisdieren te zorgen maar voor onze ouders moeten anderen maar doen!? Ad 1.3 Uitleg transities Aan de hand van de PowerPoint worden de deelnemers meegenomen in de veranderingen. Deelnemers worden uitgedaagd actief vragen te stellen of zaken uit eigen ervaring toe te lichten. Als dit niet spontaan gebeurd worden deelnemers door het stellen van open vragen (wat herken jij uit dit verhaal?) bij de presentatie betrokken. In bijlage 2 en 3 zijn de slides van de presentatie en de uitleg van de slides terug te vinden. Ad 2 Toegang tot de Wmo De keuzemogelijkheden worden één voor één behandeld en toegelicht. In bijlage 4 en 5 zijn de slides van de presentatie en de uitleg van de slides terug te vinden. Ad 2.1: Opdracht Benadrukt wordt dat het uitwerken van de opdracht niet beoordeeld wordt op goed of fout. Het gaat vooral om de afwegingen die gemaakt worden. Bij de afwegingen moeten de transities meegenomen worden. 9 10 Ad 2.2: Starten met de opdrachten De deelnemers verdelen zich over groepjes van maximaal 5 deelnemers en maken afspraken wanneer ze met het uitwerken van de opdracht aan de slag gaan. Voor de presentatie is een beamer aanwezig Tweede bijeenkomst: Ad 2.1: Presentaties Deelnemers presenteren hun ‘toegang tot de Wmo’. Trainers vragen door naar motieven en betrekken andere studenten bij de discussie rondom de gemaakte keuzes. Ad 2.2: Ervaringen van de professionals Twee professionals die aan den lijve de gevolgen van de transities en de relatie tot de toegang tot de Wmo meemaken, vertellen over hun ervaringen, moeilijkheden, dilemma’s en kansen. Deelnemers worden zoveel mogelijk uitgedaagd vragen te stellen. Ad 2.3: Startvragen van dag 1 wordt nogmaals ingevuld. Met de groep in gesprek gaan over mogelijke veranderde antwoorden ten opzichte van de op de eerste dag ingevulde startvragen. 11 BIJLAGE 1 STARTVRAGEN Startvragen bijeenkomst 1 ‘Toegang tot de Wmo 1. Het doel van de Wmo is: O met zo min mogelijk budget zorg en welzijn vormgeven. O te komen tot eigen verantwoordelijkheid. O het vergroten van de sociale samenhang, participatie en de zelfredzaamheid zo hoog mogelijk is. O het vormgeven van collectieve ondersteuningsvormen in plaats van individuele ondersteuningsvormen. 2. De veranderingen die sinds de invoering van de Wmo plaatsvinden: O vind ik positief, omdat ze bijdragen aan sociale samenhang. O vind ik positief, omdat ze bijdragen aan meer professionalisering in het sociale domein. O vind ik negatief, omdat het alleen een bezuinigingsmaatregel is. O vind ik negatief omdat er minder banen zijn in de zorg. 3. Wat versta jij onder transities? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… 4. Door de invoering van de transities: O kan ik mijn rol als professional blijven uitvoeren zoals ik gewend ben O wordt er van mij meer specialistische kennis gevraagd O wordt er van mij meer generalistische kennis gevraagd O zal ik meer moeten investeren in mijn competenties op het gebied van ondersteuning aan mantelzorgers en vrijwilligers 12 5. Wat versta jij onder participatiesamenleving? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… 6. Voor mij is het belangrijk me te ontwikkelen tot een specialist want: O als specialist kan ik een bepaalde vraag het beste beantwoorden; ik weet er immers alles van O door gebruik te maken van internet weten mensen al heel veel; als specialist weet ik dan net iets meer O naast mijn specialisme weet ik ook erg veel van andere probleemgebieden en ben ik dus breed inzetbaar 7. Wijkgericht werken betekent voor mij vooral: O iemand die een kantoor heeft in de wijk en waar een burger naar toe kan als hij/zij hulp nodig heeft O dat elke wijk een volledig aanbod van hulpverlening heeft O als sociaal werker de krachten in de wijk in te zetten om elkaar als bewoners te kunnen vinden, helpen en versterken. 8. Om een hulpvraag goed te kunnen beantwoorden: O moet ik een uitgebreid gesprek voeren, het liefst bij iemand thuis O moet iemand zich bij mij melden: vraaggericht O kan ik gebeld, gemaild of bezocht worden; wat de klant wil O heb ik minimaal twee gesprekken nodig om alle leefgebieden goed te kunnen onderzoeken 9. Wat is volgens jou kwalitatief goede hulpverlening? ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… 10. Na mijn studie wil ik: O in een extramurale instelling werken O als ambulant begeleider werken voor een doelgroep O een rol als nieuwe professional uitvoeren O als ambulant begeleider werken voor gezinnen 13 BIJLAGE 2 PRESENTATIE TOEKOMSTIGE SITUATIE 14 5/27/20 Inhoud Wmo/ Transities • • • • • • • Wmo Wmo-loket Kantelingsgedachte Transities Wat betekent Wmo voor studenten Sociale wijkteams Filmpje • Vragen Wmo (1) • Wat is Wmo? - visie - vroeger: 9 prestatievelden - nu: 4 maatschappelijke doelen • Komst 2007 Wmo-loket (1) Wmo (2) • WNS • 8 bakens: 1.Gericht op de vraag achter de vraag 2.Gebaseerd op de eigen kracht van de burger 3.Direct er op af 4.Formeel en informeel in optimale verhouding 5.Doordachte balans van collectief en individueel 6.Integraal werken 7.Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht 8.Gebaseerd op ruimte voor de profession al Wmo-loket (2) • Loket functie - Frontoffice - Backoffice • Taken: - Participatie bevorderen - Cliënten ondersteunen - Vanuit gehele context benaderen - Onafhankelijkheid bewaren 15 BIJLAGE 3 UITLEG SLIDES PRESENTATIE TOEKOMSTIGE SITUATIE SLIDE 3 • Wat is Wmo? Wmo staat voor Wet Maatschappelijke Ondersteuning. De wmo wil meer samenhang creëren tussen diverse onderdelen van sociaal beleid door deze in één wet onder te brengen. Met de wmo zou de maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid, ook van mensen met een beperking, moeten toenemen. Daarnaast zouden actief burgerschap en sociale samenhang sterker moeten worden. Gemeenten krijgen de verantwoordelijkheid om hiertoe beleid te voeren, binnen alles wat onder de wmo valt. Tot 2007 was de rijksoverheid hiervoor verantwoordelijk, vanaf 2007 is er een start gemaakt met de overdracht van deze belangrijke taken naar de gemeenten. Dit wordt gedaan vanuit de gedachte dat de gemeente zaken efficiënter kunnen regelen doordat zij meer betrokken zijn en dichter bij de inwoners staan. Zoals net verteld is het hoofddoel van de Wmo in een woord samengevat, ‘meedoen’. Hoe doen jullie mee? Visie: De Wmo wil dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en mee kunnen doen in de samenleving, eventueel met behulp van vrienden, familie of bekenden. De gemeente biedt hierbij ondersteuning om zo goed mogelijk te kunnen participeren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de eigen kracht van de burger en de samenleving. De gemeente ondersteunt bijvoorbeeld vrijwilligers en mantelzorgers. De Wmo regelt ook de hulp bij het huishouden en zorgt voor goede informatie over de ondersteuning die mensen kunnen krijgen. Eerder kende de Wmo 9 prestatie velden. Deze prestatie velden zijn nu onderverdeeld in 4 maatschappelijke doelen die centraal staan. Dat zijn de volgende doelen: - redzaamheid bevorderen - participatie vergroten - actief burgerschap - sociale samenhang verbeteren Met deze vier doelen wordt bedoelt dat men meer zelf moet gaan doen vanuit eigen kracht. Daarna kan er met behulp van vrijwilligers, mantelzorgers en andere burgers (bijvoorbeeld de buurman) gekeken worden naar wat de mogelijkheden zijn, voordat er professionele hulpverlening wordt ingezet. 16 Komst 2007 In 2007 is als eerste een deel van de thuiszorg, namelijk de huishoudelijke hulp overgeheveld van AWBZ naar Wmo Daarnaast zijn ook de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en de Welzijnswet vervangen door de Wmo. De Overige veranderingen die te maken hebben met de wmo worden later toegelicht onder het kopje ‘transities’. SLIDE 4 Welzijn Nieuwe Stijl WNS is een begrip dat binnen onze opleiding veel wordt gebruikt. Echter lijkt het alsof WNS en Wmo twee aparte begrippen zijn. (dit dachten wij eerst ook) Dit blijkt niet zo te zijn, want de Wmo en WNS staan met elkaar in verbinding. De WNS kent 8 bakens die handvaten geven aan de uitvoering van de Wmo. SLIDE 5 Loket functies Het Wmo-loket (zoals de naam al zegt is het wmo-loket ook daadwerkelijk een loket), bevind zich in het gemeentehuis. Dit kan ook een website zijn en anders is er telefonisch contact mogelijk. Het loket wordt gezien als frontoffice en achter het zorgloket bevindt zich een backoffice. De backoffice bestaat uit uiteenlopende organisaties, instellingen en personen die aanvullende taken verrichten die beginnen waar het zorgloket ophoudt. Taken van het loket zijn: - Participatie bevorderen Taak beroepskracht is hierbij vooral ‘meedenken’. De mogelijkheden van de cliënt moeten worden benut en de zelfstandigheid moet worden behouden of vergroot worden. Door met de vrager mee te denken over zijn persoonlijke situatie, kan de beroepskracht samen met de cliënt vaststellen, welke voorzieningen, diensten en activiteiten zelfstandigheid en meedoen in de maatschappij mogelijk maken. - Cliënten ondersteunen Een brede, persoonsgerichte cliëntondersteuning helpt hen zoveel mogelijk de regie over hun leven in eigen handen te houden. Goede ondersteuning daarbij is onafhankelijk, 17 laagdrempelig en betrouwbaar en stelt de vraag van de cliënt centraal. (ondersteuning afhankelijk van hoeveelheid hulp cliënt nodig heeft) - Vanuit gehele context benaderen Hiermee wordt bedoelt dat er naar de gehele context moet worden gekeken, de beroepskracht brengt de verschillende leefgebieden met elkaar in verbinding, ontrafelt ze, houdt het totaaloverzicht en legt zo een verband met de hulpvraag. Het is hierbij van belang dat de beroepskracht over de kennis van de verschillende doelgroepen en de gevolgen daarvan voor het functioneren van de cliënt beschikt. - Onafhankelijkheid bewaren De Beroepskracht is integer en betrouwbaar en laat zich niet beïnvloeden door organisatorische en beleidsmatige belangen. De beroepskracht is dan ook werkzaam bij de gemeente en niet bij een instelling (bijvoorbeeld aveleijn). Zo laat hij zich niet beïnvloeden door die instelling maar is hij belangeloos. SLIDE 6 Fase 1 eerste contact In de eerste fase meldt een burger zich bij een aanmeldpunt/loket. Fase 2 vraagverheldering De taak van de medewerker van het loket is om de vraag, die telefonisch, digitaal of face-toface kan binnenkomen, te verhelderen en daar waar nodig door te vragen om de vraag achter de vraag te achterhalen (fase 2). (voorbeeld man wil scootmobiel, vraag achter vraag is gezelligheid van wijkgebouw) Fase 3 oplossingen afspreken Wanneer het om een eenvoudige vraag of vragen gaat die de medewerker van het loket direct kan beantwoorden, wordt de casus geregistreerd en daarmee afgesloten. Is de vraag niet direct te beantwoorden omdat er sprake is van een taalprobleem, een complexe vraag, een privacy-gevoelige vraag of is er ondersteuning of uitgebreide informatie en advies nodig, dan wordt er een afspraak gemaakt bij het loket of wordt een huisbezoek gepland. Dit laatste wordt in Wmo-termen ook wel een keukentafelgesprek genoemd. De gespreksvoerder die daarbij aanwezig is kan een medewerker zijn van het loket, maar het kan ook zijn dat deze functie door een andere groep medewerkers wordt uitgevoerd. Dit is afhankelijk van de keuzes die gemaakt worden in het takenpakket. In het gesprek wordt het probleem verhelderd en wordt getracht de vraag achter de vraag helder te krijgen. Vervolgens wordt gekeken welke oplossingen er mogelijk zijn, waarbij in eerste instantie naar oplossingen wordt gezocht in het informele netwerk en/of de kracht van de burger zelf. 18 Indien dat niet mogelijk is wordt gekeken naar een collectieve vorm van ondersteuning. Wanneer dit niet mogelijk is, komt een individuele vorm van ondersteuning aan bod (fase 3 en 4). Is de vraag of zijn de vragen dan alsnog te beantwoorden, dan volgt registratie en afsluiting van de casus. Fase 4 opvolging (arrangement) Is de vraag niet te beantwoorden door de gespreksvoerder en is hiervoor specialistische kennis nodig, dan wordt doorverwezen naar de backoffice die samen met de burger zal kijken naar oplossingen (fase 3 en 4). De loket functie is de eerste vorm van toegang tot de Wmo. Hier zal later meer over verteld worden. SLIDE 7 De kantelingsgedachte is heel belangrijk. Dit is eigenlijk de rode draad binnen alles met betrekking tot de Wmo. Het is een nieuwe manier van denken. Er moet namelijk gedacht worden vanuit de persoon en mogelijke oplossingen en niet vanuit bestaande voorzieningen. Het belangrijkste doel is de huidige uitvoering van de wmo zo te kantelen dat de participatie centraal staat. Om het allemaal wat duidelijker te maken: Bij De Kanteling staat niet het aanbod van de voorzieningen centraal (hulp in het huishouden, vervoer (bv. scootmobielen), rolstoelen en woonvoorzieningen), maar de vraag van de klant (vraaggericht) en de eigen mogelijkheden van de klant. - Wat kan de klant zelf? - Wat is zijn eigen kracht en zijn eigen verantwoordelijkheid? - Indien alternatieven worden gekozen, gaat het vaak om hulp van vrienden of familie. Daarnaast zijn er ook voorziening-specifieke alternatieven zoals een uitleenservice voor rolstoelen, maaltijdservice en zelf naar een geschikte woning zoeken (in plaats van een woningaanpassing). Er wordt altijd eerst gekeken naar een collectieve oplossing (voor meerdere personen), als dit niet lukt wordt er pas naar een individuele oplossing gekeken. Deze kantelingsgedachte wordt dus niet alleen gebruikt bij het Wmo-loket, maar is een nieuwe manier van denken die voor iedereen geldt die met de Wmo in aanraking komt. SLIDE 8 Wat is een transitie? Overdracht/ verandering/ overheveling 19 De rijksoverheid draagt vier belangrijke taken over aan de gemeenten, vanuit de gedachte dat de gemeente zaken doeltreffender kunnen organiseren omdat zij de inwoners beter kennen. Dit valt straks allemaal onder de Wmo. Deze 4 transities zijn plannen, dit is vooral de basis. Maar doordat het nog in ontwikkeling is, veranderd het met de dag. AWBZ - Zoals eerder verteld is in 2007 de een deel van de thuiszorg, namelijk de huishoudelijke hulp overgeheveld van AWBZ naar de Wmo. - Er zijn ook plannen dat de gemeente verantwoordelijk wordt voor begeleiding en persoonlijke vezorging, maar er is ook een mogelijkheid dat persoonlijke verzorging onder de zorgverzekering gaat vallen. Dit is nog niet helemaal duidelijk. - In 2014 wordt de aanspraak voor de functie begeleiding in de AWBZ beperkt door de aanspraak op dagbesteding te laten vervallen. Voor de functie persoonlijke verzorging vervalt in 2014 het recht op zorg bij een indicatie korter dan 6 maanden en wordt de norm voor gebruikelijke zorg van 60 naar 90 minuten per week verhoogt. De AWBZ blijft wel bestaan maar alleen voor langdurige zorg. Bij de AWBZ is de kantelingsgedachte erg belangrijk. Jeugdzorg - Deze verantwoordelijkheid wordt in het voorstel voor de nieuwe jeugdwet vormgegeven als een zorgplicht van gemeenten: de jeugdhulpplicht. - De gemeente is verantwoordelijk voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van de verschillende vormen van jeugdhulp en van gecertificeerde instellingen. Zij zorgt ervoor dat ieder kind dat een vorm van jeugdhulp nodig heeft, deze ook daadwerkelijk krijgt. - In het nieuwe jeugdstelsel krijgt de gemeente de verantwoordelijkheid voor: alle vormen van jeugdhulp (inclusief specialistische hulp zoals jeugd-ggz, gesloten jeugdhulp, en het onderdeel 'preventie' van de jeugdgezondheidszorg); de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen; de uitvoering van jeugdreclassering. Participatiewet - In 2015 wordt de Participatiewet ingevoerd. Deze wet vervangt een aantal andere wetten op het gebied van werk en uitkering. (Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong.) - De gemeente gaat de wet uitvoeren en heeft veel vrijheid hoe zij dat gaat doen. Doel is dat mensen met een arbeidsbeperking betaald werk krijgen. - Als dat niet lukt, dan is maatschappelijke participatie het doel. Iedereen moet meedoen aan de maatschappij, op zijn/haar niveau. 20 Passend onderwijs - Het doel van de Wet passend onderwijs is dat voor alle leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte zo passend mogelijk onderwijs wordt gerealiseerd. - De wet gaat over het stelsel van voorzieningen voor leerlingen, die extra ondersteuning nodig hebben in het funderend onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs. - De Wet passend onderwijs is op 9 oktober 2012 aangenomen. - Vanaf 2013 is een aantal voorbereidende artikelen in werking getreden, zoals de inrichting van de samenwerkingsverbanden. Het belangrijkste element, de zorgplicht voor scholen wordt per 1 augustus 2014 ingevoerd. SLIDE 9 Andere rol Binnen de context van de Wmo en dus van de vermaatschappelijking krijgt de SPH’er, naast het ondersteunen van de cliënt, veel meer de rol van netwerker en is aanspreekpunt voor burgers, vrijwilligers, mantelzorgers en andere professionals. Er op af moeten gaan De kern van het werk van de SPH’er is onder de Wmo veranderd, dit betekent dat de opdracht van de professional ook is veranderd. De basisgedachte van de Wmo is het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie. Deze gedachte gaat veel verder dan het hulpverlenen bij een probleem en zelfredzaamheid bevorderen: het doet veel meer een beroep op de inzet van ‘anderen’ in de hulpverlening dan alleen de professional zelf. - De huidige SPH’er werkt veelal in een team en zijn werkomgeving is een veilige plek. - De Wmo doet echter een appel op de ondernemende professional die onder eigen regie zijn keuzes maakt en put uit methodieken die aansluiten bij het bevorderen van actief burgerschap. Dat betekend ook dat hij letterlijk en figuurlijk ‘erop af moet gaan’. Sociale kaart Het is belangrijk om kennis te hebben van de sociale kaart, omdat in het latere werkveld het belangrijk is om te weten welke instellingen er in de buurt zijn. Dit is omdat er later in het werkveld steeds meer samengewerkt zal worden. Integraal werken Als cliënten bij een wmo loket/ hulpverlener aankloppen, hebben ze meestal meerdere problemen, die niet door één instelling kunnen worden opgelost. Deze problemen hangen vaak ook samen. Dienst- en hulpverleners komen niet ver als ze opereren alsof ze op een eiland zitten. Goede samenwerking is belangrijk. 21 (multi-problemgezin, veel verschillende problemen en daardoor veel verschillende hulpverleners, van verschillende instellingen nodig. Deze hulpverleners helpen het gezin niet meer los van elkaar, zonder dat ze iets van elkaar afweten, maar werken juist nauw samen met elkaar.) Kwaliteitskenmerken van dienstverlening in de Wmo - Respectvol bejegenen: (cliënt serieus genomen voelt, gehoord, begrepen; vertrouwensband opbouwen) - Eigen regie versterken: (SPH’er is geneigd verantwoordelijkheid cliënt over te nemen, cliënt moet eigen regie krijgen) Verkennen cliënt, kracht en netwerk. Ondersteuning in het herontdekken van talenten, capaciteiten en vaardigheden die de zelfredzaamheid van de cliënt bevorderen. - Integraal benaderen: (Kent netwerk partners en weet het aanbod. Ondersteuning maken van keuzes, zodat er een op maat gerichte aanpak komt.) - Ontwikkelingsgericht ondersteunen: (Meer dan cliënt gelegenheid geven ontwikkelen. SPH’er vakkundig begeleiden van een leerproces. Actuele methodieken inzetten.) - Resultaatgericht ondersteunen: (Vraagt van SPH’er zakelijkheid in zijn aanpak. Heldere realistische doelen via open dialoog formuleren, waarna praktische en snelle steun wordt geboden die cliënten in staat stelt weer op eigen kracht of met op maatgerichte ondersteuning te functioneren.) SLIDE 10 Meer verantwoordelijkheden en minder financiële middelen: dat is de uitdaging waarvoor de Participatiewet, de Jeugdwet en de nieuwe Wmo, gemeenten stellen. Kunnen gemeenten deze uitdaging aan? Ja, mits ze een nieuwe stelsel van maatschappelijke ondersteuning bouwen. Sociale wijkteams kunnen de kern van dat nieuwe stelsel vormen. Het doel van verschillende wijkteams is hetzelfde: een beter op elkaar afgestemde dienstverlening aan burgers die het alleen niet redden. Ook de aanpak komt overeen: Eindhoven, Enschede, Leeuwarden, Utrecht en Zaanstad werken met sociale wijkteams. Het is hun antwoord op de 4 transities. Met sociale wijkteams komen ze tot integrale (dus voor iedereen) dienstverlening aan burgers, een fundamentele aanpassing van werkprocessen (dus een andere manier van werken dan hiervoor altijd was), informatisering en bekostigingssystemen en vooral een andere manier van denken en handelen. Participatie en eigen kracht zijn sleutelbegrippen, niet het compensatiebeginsel (Hebt u een beperking, een chronisch psychisch probleem of psychosociale problemen en ondervindt u 22 daardoor moeilijkheden bij uw zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie, dan moet uw gemeente u helpen die moeilijkheden zo veel mogelijk te compenseren. ) , recht op zorg of denken in termen van producten. De inhoudelijke richting is helder, de manier waarop de teams zich vormen en ontwikkelen niet. Er zijn veel vragen en mogelijkheden. Eindhoven, Enschede, Leeuwarden, Utrecht en Zaanstad werken samen om deze vragen te beantwoorden. Enschede: De wijkteams richten zich vooral op mensen die (tijdelijk) niet in staat zijn om hun problemen zelf op te pakken. Het motto van de wijkteams is: de inwoner zoveel mogelijk aan zet en de wijkcoach als ondersteuner. Van belang is dat de inwoner zelf zoveel mogelijk meewerkt aan de oplossing van de problemen waar hij of zij mee kampt. Een voordeel van de wijkteams is dat de wijkcoach dichtbij de wijkbewoners werkt. Daardoor is er meer inzicht in hun krachten en talenten, in hun omgeving maar ook in de voorzieningen die er in de wijk zijn. De bedoeling van het wijkteam is dat elk gezin of individu, als er problemen op meerdere gebieden zijn, te maken krijgt met één plan van aanpak en zoveel mogelijk één hulpverlener. Hierdoor hebben mensen met minder hulpverleners te maken. Het uitgangspunt van de wijkcoach is inwoners in een wijk op weg te helpen en te ondersteunen bij het vinden van oplossingen bij (meerdere) problemen in hun dagelijks leven. In Enschede zijn wijkteams aanwezig in elk stadsdeel, deze wijkteams bestaan uit één wijkcoach en hulpverleners. Deze hulpverleners zijn werkzaam bij de volgende bedrijven: - Livio (zorgvoorziening) - MEE Twente (ondersteunen mensen met een beperking) - Stichting Maatschappelijke Dienstverlening (SMD) Enschede - Haaksbergen - Bureau Jeugdzorg - RIBW Groep Overijssel (begeleiding bij wonen, werken en welzijn) - medewerkers van de afdeling Economie & Werk van de gemeente Enschede. De gemeente verzorgt daarnaast de aansturing en ondersteuning van de teams en de huisvesting. Tactus (verslavingszorg) en Mediant (geestelijke gezondheidszorg), werken nauw samen met de teams door hun expertise in te zetten als dat nodig is. Deze zes kernpartners en twee expertisepartners werken hiervoor samen in een samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband houdt in dat de wijkcoaches in dienst zijn van hun eigen moederorganisatie en in het team hun verschillende expertises inzetten om de individuen/gezinnen te helpen. Het uitgangspunt is door samen te werken in het team, 23 bekend te raken met elkaars werkwijze en expertise om de werkwijze op termijn zo generalistisch als mogelijk te maken. Hierdoor wordt de hulpverlening efficiënter (kortere doorlooptijden) en effectiever (integrale aanpak). (minder instelling opsommen, meer als voorbeeld gebruiken) Generalisten/ specialisten/ t-shaped In de wijkteams zijn verschillende soorten professionals werkzaam. Namelijk de generalisten, specialisten en T-shaped professionals. In de basis is een generalist iemand die weinig weet van veel en een specialist is iemand die heel veel weet van weinig. (3ps opleiding voorbeeld) In een wijkteam is het nodig dat er generalisten zijn die een brede kennis hebben van de verschillende componenten in de sociale hulpverlening. De generalisten zijn de professional waar men in eerste instantie mee in aanraking komt. Op het moment dat deze professional denkt dat deze cliënt beter geholpen kan worden door een specialist, dan wordt deze doorverwezen (wordt veranderd in iemand erbij halen). Daarom is het ook belangrijk dat er specialisten zijn, zij kunnen als er meer gespecialiseerde hulp/ zorg nodig is, deze aanbieden. (koppeling wmo-loket) Een T-shaped professional (beetje van beide) is een specialist op het eigen vakgebied, maar heeft daarnaast een brede basis van kennis nodig over aangrenzende zorg- en welzijnstereinen en meer algemene disciplines zoals de politie en de sociale diensten. Hij staat sterk in zijn eigen discipline (verticale lijn) maar met nieuwsgierigheid naar en empathie voor andere disciplines (horizontale lijn). SLIDE 11 Een aantal begrippen zijn een aantal keren voorgekomen in deze presentatie. Aan de hand van dit filmpje worden de begrippen nogmaals uitgelegd. 24 BIJLAGE 4 PRESENTATIE TOEGANG TOT DE WMO Toegang Integrale toegang • De vormgeving van het (integrale) proces vanaf het moment waarop een burger zich meldt (of wordt gemeld) met een ondersteuningsvraag tot het bieden van passende ondersteuning’ (Kiewik, Gijzel & Franken (VNG), 2012) (Gemeente Houten, januari 2013) Piramidemodel voor transities Keuzes in toegang (1) • Keuze 1: Wat willen we bereiken met toegang? • Keuze 2: In welke mate betrekken we lokale partners bij de vormgeving van de toegang? • Keuze 3: Wie voert de toegang voor de gespecialiseerde vormen van de Wmo (in de toekomst) uit? • Keuze 4: Is het nodig dat burgers zich voor alle vormen van ondersteuning melden bij de gemeente of kunnen bepaalde vormen van zorg of ondersteuning ook rechtstreeks ingezet worden? Keuzes in toegang (2) • Keuze 5: Welke ruimte geven we aan de medewerkers die de toegang uitvoeren en welke mandaten horen daarbij? • Keuze 6: Hoe zorgen we voor samenhangende keuzes ten aanzien van toegang, opdrachtgeverschap en bekostiging? • Keuze 7: Organiseren we een integrale toegang of alleen de toegang voor de Wmo? (Kiewik, Gijzel & Franken (VNG), 2012; Kiewik & Gijzel, 2013) Opdracht • Ontwerp in groepen van 7 studenten jullie eigen toegang tot de Wmo. • Uitgangspunten: - Wat willen jullie bereiken met de toegang? - Welke visie willen jullie nastreven? - Wat kiezen jullie binnen de 7 genoemde keuzes en waarom? - Wat voor professionals zet je in? - Welke route doorlopen burgers? • Presenteer dit in de volgende bijeenkomst 25 BIJLAGE 5 UITLEG SLIDES PRESENTATIE TOEGANG TOT DE WMO SLIDE 1 Definitie toegang SLIDE 2 Plaatje integrale toegang SLIDE 3 In de toekomst moet er minder gebruik gemaakt worden van specialistische zorg de (tweedelijns zorg) en meer van eigen kracht en informele netwerk (ook wel 0 lijn) of door een breed scala aan toegankelijke kortdurende hulpverlening en ste ondersteuning (1 lijn). De gemeente is hier verantwoordelijk voor. Dit proces wordt door Radar (Bureau voor sociale vraagstukken) en Divosa (Vereniging van managers van sociale diensten) in een piramide uiteengezet, die gebaseerd is op het model van de gemeente Utrecht. De onderkant van de piramide wordt de 0e lijn genoemd en is de (brede) basis. Hierbij gaat het om het versterken van de eigen kracht van de burger. De daarop volgende 1 ste lijn omvat de kortdurende ondersteuning in de wijk en de verwijzing bij specialistische of langdurige zorg, die in de bovenkant van de piramide als 2 lijn wordt weergegeven. De 1 ste de lijn vormt de verbinding tussen de basis en de top. Hierin speelt de gemeente een belangrijke rol. Zij is de degene die met behulp van specialistische kennis moet bepalen of een burger in staat in zijn eigen probleem op te lossen of dat professionele ondersteuning nodig is. Deze ondersteuning krijgt in eerste instantie vorm door een breed scala aan toegankelijke kortdurende hulpverlening en ondersteuning. Wanneer blijkt dat meer specialistische hulpverlening nodig is, wordt doorverwezen naar de tweede lijn (Radar & Divosa, 2011). SLIDE 4 EN 5 Keuzes in toegang toelichten SLIDE 6 Uitleg opdracht 26 BIJLAGE 6 PRESENTATIE ONDERZOEK TOEGANG TOT DE WMO IN TWENTE 27 5/27/20 Toegang Onderzoek ‘De toegang tot de Wmo’ • De vormgeving van het (integrale) proces vanaf het moment waarop een burger zich meldt (of wordt gemeld) met een ondersteuningsvraag tot het bieden van passende ondersteuning’(Kiewik, Gijzel & Franken (VNG), 2012). • Loketfunctie • Toegang in de toekomst Onderzoek ‘Toegang tot de Wmo’ Regisseursmodel Keuze regio Twente: Methoden • 9 deelnemende gemeenten uit de regio Twente • 36 respondenten waarvan15 beleidsmedewerkers, 11 medewerkers huidige toegang en10 medewerkers toekomstige toegang • Semi-gestructureerde vragenlijst adhv vijf thema’s om de ervaringen met de huidige en toekomstige stand van zaken in kaart te brengen: - algemene gegevens - invulling loketfunctie - ervaringen met het loket - de vormgeving van de toegang tot de Wmo in de toekomst - ervaringen met een pilot Doelstelling: In kaart brengen hoe de medewerkers die actief zijn in de vorming of uitvoering van de toegang tot de Wmo deze toegang ervaren Belangrijkste Conclusies • Overwegend positieve ervaringen en een actieve en enthousiaste houding • Keuze regisseursmodel zorgt voor heldere basisgedachte • Nieuwe professional: generalist die weet waar specialisme te vinden is 28 BIJLAGE 7 UITLEG SLIDES PRESENTATIE TOEGANG TOT DE WMO IN TWENTE SLIDE REGISSEURSMODEL Binnen de regio Twente is gekozen om in de vormgeving en uitvoering van de toegang gebruik te maken gebruik te gaan maken van het regisseursmodel. Dit betekent dat er een regisseur per cliënt dan wel gezin is. De gemeente heeft in dit model een controle-functie en is eindverantwoordelijk. In dit model sluit de gemeente raamcontracten af met een aantal zorgaanbieders. Samen beslaan deze aanbieders het gehele pakket van de zorg die de Wmo levert. De regisseur heeft de verantwoordelijkheid over een aantal cliënten. De regisseur stelt een zorgplan op, dat goedgekeurd moet worden door de gemeente. Dit zorgplan bevat alle zorg die de cliënt nodig heeft en er kan invulling aan worden gegeven door de raamcontracten die de gemeente heeft afgesloten, door de sociale omgeving van de cliënt of door de beschikbare algemene (welzijns-) voorzieningen SLIDE 2 DOELSTELLING Aan de hand van ervaringen met de verschillende keuzes in toegang van gemeenten in de regio Twente, conclusies en aanbevelingen formuleren over de vormgeving van de toekomstige/’nieuwe’ toegang tot het sociale domein SLIDE 3 METHODEN • 9 deelnemende gemeenten uit de regio Twente • 36 respondenten waarvan15 beleidsmedewerkers, 11 medewerkers huidige toegang en10 medewerkers toekomstige toegang • Semi-gestructureerde vragenlijst adhv vijf thema’s om de ervaringen met de huidige en toekomstige stand van zaken in kaart te brengen: - algemene gegevens - invulling loketfunctie - ervaringen met het loket - de vormgeving van de toegang tot de Wmo in de toekomst - ervaringen met een pilot SLIDE 4 BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN/CONCLUSIES Actieve en enthousiaste houding uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat, ondanks de onduidelijkheid vanuit de overheid, iedere gemeente die heeft deelgenomen, actief is om invulling te geven aan de 29 toegang tot de Wmo. Het lijkt erop dat iedereen het belang ervan inziet en deze uitdaging met enthousiasme aanpakt. Keuze regisseursmodel zorgt voor heldere basisgedachte Nieuwe professional: generalist die weet waar specialisme te vinden is De keuze voor het regisseursmodel en het gedeelde idee over de ideale professional in deze nieuwe vorm van toegang: het gaat om een generalist met brede kennis van de sociale kaart die weet waar specialisme te vinden is, maken de basisgedachte helder en zorgen voor een startpunt om de toegang na de transities verder invulling te kunnen geven. SLIDE 5 BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN/CONCLUSIES Onduidelijkheid overheid maakt invulling transitie moeilijk Een laatste punt is dat er vanuit de overheid nog dusdanig veel onduidelijkheid is, wat het moeilijk maakt om echt stappen te ondernemen. Zoals aangegeven in hoofdstuk 2, betreft transitie het veranderen van de regels en wetten en gaat transformatie over het realiseren van de inhoudelijke effecten hiervan. Deze veranderprocessen kosten ongeveer 3 tot 5 jaar. Dat maakt het voor gemeenten moeilijk om de transitie invulling te geven, omdat ze enerzijds een plan klaar moeten hebben voor de overheid, maar anderzijds de transformatie onder medewerkers moeten stimuleren (Veld en Andersson Elffers Felix, 7 januari, 2013). Dit is terug te zien in de resultaten van het onderzoek. Gemeenten zitten nog volop in de transitie en tegelijkertijd moeten ze zich al bezighouden met de transformatie. Aandacht voor: • de Kanteling De Kanteling lijkt bij de respondenten bekend te zijn, maar het daadwerkelijk in eigen kracht zetten van de burger en zijn netwerk, lijkt nog niet bij iedere gemeente vanzelfsprekend. Een aanbeveling is om de medewerkers hierin te blijven trainen.. Ook komt er in de interviews vaker terug dat deze gedachte nog niet tussen de oren van de burger zit. • Ontschotting Ontschotting tussen de samenwerkende organisaties lijkt van essentieel belang om goede ondersteuning en hulp te bieden, maar blijkt ook heel moeilijk te zijn. Er wordt in de resultaten vaker aangegeven dat er nog geen sprake van is en dat hier aandacht aan besteed moet worden. • Wijkgerichtheid loket • Signalering en preventie 30 Uit de resultaten wordt duidelijk dat de meeste gemeente kiezen om een loketfunctie te behouden, maar daarbij wordt nauwelijks aandacht geschonken aan de wijkgerichtheid van het loket. Dit is een belangrijk aandachtspunt. Ook dient in de vormgeving van de toekomstige toegang een duidelijke preventie- en signaleringrol aanwezig te zijn. Dit lijkt nog niet overal het geval of wordt in ieder geval niet duidelijk verwoord. SLIDE 6 Begin maar en durf fouten te maken! Een eerste belangrijke aanbeveling, die door de meeste gemeenten ook al wordt uitgevoerd, is ‘Begin maar!’. Start met experimenteren, maak het niet te groot en zet stap voor stap. Durf in dit proces fouten te maken! Overzicht van lopende pilots, de onderlinge verbanden en de koppeling met de Wmodoelen - Uit de conclusies wordt duidelijk dat de overkoepelende Wmo-gedachte niet (duidelijk) terug lijkt te komen in de verschillende ideeën en gedachten over de vormgeving van de toekomstige toegang. Ook lijkt er bij sommige gemeenten een afstand te zijn tussen beleid en uitvoerend personeel, moet er, volgens de respondenten, geïnvesteerd worden in samenwerking en mist er overzicht van alle lopende pilots en de verbanden hiertussen. Een aanbeveling is om een overzicht te maken van de lopende pilots en de verbanden tussen deze vormen van toegang en hoe de centrale Wmo-gedachte hierin terugkomt . Transformatie inzetten en blijvend toetsen aan de inhoud van de transities - Een andere aanbeveling die hieruit voortkomt is om continue stil te staan bij wat de transities inhouden, zodat iedereen er hetzelfde onder verstaat. Zet dan de transformatie in en toets telkens of de gezette stappen overeen komen met de inhoud van de transities. Maak het een parallel-proces. Een burgerpanel zou dit vanuit het burgerperspectief kunnen monitoren. (Blijven) trainen kantelingsgedachte - De werkwijze die hoort bij de Kantelingsgedachte, lijkt nog niet tussen de oren van alle medewerkers te zitten. Een aanbeveling is om de medewerkers hierin te blijven trainen. De resultaten laten zien dat bevraagde medewerkers van verschillende gemeenten vinden dat de Kanteling goed wordt doorgevoerd. Een idee is om één van de loketmedewerkers van deze gemeenten in te zetten voor training. 31 Algemene financieringsstructuur om ontschotting te stimuleren - Een belangrijk aandachtspunt is de ontschotting tussen de organisaties. Een aanbeveling, waarbij niet zeker is of dit gerealiseerd kan worden, is om de medewerkers van de samenwerkende organisatie te betalen uit een algemene financiering en niet vanuit de eigen organisatie. Vanuit het onderzoek van HHM (2004) dat aangehaald wordt in hoofdstuk 2, is een medewerker binnen het zorgloket die op de loonlijst van een marktpartij staat, niet aan te raden, omdat dit de onafhankelijkheid en objectiviteit in gevaar brengt. Een ander eenvoudig en praktisch uitvoerbaar idee om de aanzet te maken tot ontschotting, is om visitekaartjes te maken met daarop de functie die iemand vervult binnen de vorm van toegang. Intensievere samenwerking op meso- en macroniveau - De samenwerking tussen gemeenten kan nog beter. Daarbij wordt aangeraden om trots te zijn op wat er bereikt wordt in de gemeente, maar om ook in staat te zijn deze kennis en ervaringen te delen. We staan samen voor een opdracht, dus concurrentie zou niet nodig moeten zijn. - De samenwerking tussen de overheid en de gemeenten kan intensiever. Een aanbeveling is om één of meerdere expertteams in het leven te roepen, die samen alle gemeenten kunnen ondersteunen in deze essentiële en grote klus. Zij kunnen door deze rol als objectieve expert de samenwerking tussen gemeenten verbeteren en de gemeenten adviseren, mede op basis van positieve ervaringen van andere gemeenten. Een opdracht voor deze expertteams kan zijn om de pilots en voorbeelden van vormgeving van toegang in Nederland overzichtelijk te maken. Misschien zijn er al hele goede en werkzame initiatieven, maar zijn ze niet bekend bij de gemeenten in de regio Twente. 32 BIJLAGE 8 EVALUATIEFORMULIER EVALUATIEFORMULIER Training: ‘Toegang tot de Wmo’ Datum: S.V.P. per vraag één hokje aankruisen 1. In hoeverre kwam de training overeen met je verwachtingen? 1 = In het geheel niet 1 2 3 4 10 = Boven verwachting 5 6 7 8 9 10 9 10 Evt. toelichting: 2. Heb je na het bezoeken van deze training een beeld gekregen van hoe het sociale domein was voor de invoering van de Wmo? 1 = Helemaal geen beeld 1 2 3 4 10 = Een compleet beeld 5 6 7 8 Evt. toelichting: 33 3. Heb je na het bezoeken van deze training een beeld gekregen van de betekenis van de Wmo? 1 = Helemaal geen beeld 1 2 3 4 10 = Een compleet beeld 5 6 7 8 9 10 Evt. toelichting: 4. Heb je na het bezoeken van deze training een beeld gekregen van hoe de Wmo er in de toekomst uit gaat zien? 1 = Helemaal geen beeld 1 2 3 4 10 = Een compleet beeld 5 6 7 8 9 10 9 10 Evt. toelichting: 5. Heb je na het bezoeken van deze training een beeld gekregen van de wijze waarop toegang tot de Wmo vormgegeven kan worden? 1 = Helemaal geen beeld 1 2 3 4 10 = Een compleet beeld 5 6 7 8 Evt. toelichting: 34 6. Heb je na het volgen van de training een mening kunnen vormen over de toegang tot de Wmo? 1= Helemaal geen mening 1 2 3 4 10 = Een duidelijke mening 5 6 7 8 9 10 Evt. toelichting: 7. Met een aantal andere studenten heb je je gebogen over jullie eigen invulling over de toegang tot de Wmo. Was het interessant om op deze manier actief na te denken over de toegang tot de Wmo? 1 = In het geheel niet interessant 10 = Zeer interessant 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Evt. toelichting: 8. Tijdens de tweede bijeenkomst is er door alle studenten een presentatie gegeven over hun toegang tot de Wmo. Vond je dit interessant om te horen? 1 = In het geheel niet interessant 10 = Zeer interessant 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Evt. toelichting: 35 9. Heb je, door middel van deze training, voldoende inzicht gekregen in de gevolgen van de nieuwe Wmo voor het uitoefenen van je toekomstige beroep? 1 = Helemaal geen inzicht 10 = Volledig inzicht 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Evt. toelichting: 10. Ik zou de training over de toegang tot de Wmo aanbevelen aan mijn medestudenten. 1 = Geheel mee oneens 10 = Geheel mee eens 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Evt. toelichting: Bedankt voor het invullen van dit evaluatie formulier! 36
© Copyright 2024 ExpyDoc