Toelichting gemeenteraad 11 februari 2014

Gemeente Herent
TOELICHTENDE NOTA
(Art.22 Gemeentedecreet)
Gemeenteraad: 11 februari 2014.
*** OPENBARE VERGADERING ***
1
Interleuven – buitengewone algemene vergadering 26.03.2014.
Gelet op artikel 44 van het Vlaams decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke
samenwerking, wordt aan de raad gevraagd het mandaat te bepalen.
- afgevaardigde: Lut Rampelbergh
- plaatsvervanger: Wouter Vlassak
2
Belasting op de economische activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de
gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen. –
Rechtvaardigingsbesluit.
De raad neemt kennis van het schorsingsbesluit d.d. 14.01.2014. Aan de raad wordt gevraagd
om het raadsbesluit van 12.11.2013, houdende invoering van een belasting op de economische
activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters
ingeschreven natuurlijke personen voor het aanslagjaar 2014 te handhaven krachtens
onderstaande motivering:
Overwegende dat de gemeenteraad van Herent op 12.11.2013 een belasting op economische
activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters
ingeschreven natuurlijke personen heeft ingevoerd;
Overwegende dat de belasting verschuldigd zou zijn voor het aanslagjaar 2014;
Overwegende dat de Gouverneur van Vlaams-Brabant (hierna “de Gouverneur”) op
14.01.2014 bovenvermeld belastingreglement van de gemeente heeft geschorst vermits hij van
mening is dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden door dit belastingreglement;
Overwegende dat de Gouverneur hierbij verwijst naar artikel 255 en volgende van de
gemeentewet, de artikelen 10, 11 en 172 van de gecoördineerde grondwet, het decreet van 30
mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincieen gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreten van 28.05.2010 en 17.02.2012, het voormelde
besluit van de gemeente Herent van 12.11.2013, en het besluit van de gemeente herent van
13.11.2012 houdende vaststelling van de belasting op de economische activiteiten van de
rechtspersonen en van de niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven
natuurlijke personen, het schorsingsbesluit van de Gouverneur van 25.01.2013 inzake het
besluit van de gemeenteraad van Herent van 13.11.2012, het besluit van de gemeenteraad van
19.03.2013 waarbij het gemeenteraadsbesluit van 13.11.2012 werd gehandhaafd, het
ministerieel besluit van 22.04.2013 houdende vernietiging van het gemeenteraadsbesluit van
13.11.2013, en het besluit van de gemeente Herent van 13.12.2005 houdende vaststelling van
de belasting op economische activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de
gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen, het schorsingsbesluit
van de Gouverneur van 24.02.2006 inzake het besluit van de gemeenteraad van Herent van
13.12.2005, het besluit van de gemeenteraad van Herent van 18.04.2006 waarbij het
gemeenteraadsbesluit van 13.12.2005 werd gehandhaafd, het ministerieel besluit van
30.06.2006 houdende vernietiging van het gemeenteraadsbesluit van 13.12.2005 en het arrest
van de Raad van State 213.750 van 8.06.2011 houdende verwerping van het beroep tot
vernietiging van het ministerieel besluit van 30.06.2006;
Overwegende dat de Gouverneur argumenteert, verwijzend naar bovenvermeld arrest van de
Raad van State, dat het onderworpen zijn aan de aanvullende gemeentebelasting op de
personenbelasting weliswaar een objectief criterium is maar geen verband houdt met de aard
en het doel van de belasting op economische activiteiten en bijgevolg geen aanvaardbaar
onderscheidingscriterium is en dat het gelijkheidsbeginsel derhalve is geschonden;
Overwegende dat het schorsingsbesluit de argumentatie herneemt van de rechtbank van eerste
aanleg te Brussel in zijn tussenvonnis van 27.01.2012 inzake het verzoek tot
schadevergoeding van de gemeente Herent ten laste van het Vlaams Gewest daar de
vernietiging van het belastingreglement d.d.. 13.12.2005 door het vermeld ministerieel besluit
van 30.06.2006 een fout uitmaakt die schade heeft veroorzaakt voor de gemeente Herent
(artikel 1382 BW).
Dat volgens dit tussenvonnis het criterium van onderscheid tussen belastingplichtigen dat
berust op de al dan niet inschrijving in de bevolkingsregisters van de gemeente objectief en
redelijk verantwoord is in het licht van het nagestreefde legitieme doel, d.i. het op een
redelijke wijze spreiden van de belastingdruk over alle personen die van de gemeentelijke
diensten en infrastructuur gebruik maken.
Dat bijgevolg het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden en het Vlaams Gewest door het
belastingreglement van 13.12.2005 te vernietigen een fout heeft begaan;. Dat, volgens het
schorsingsbesluit van de Gouverneur d.d.. 14.01.2014, het oordeel van de Raad van State
vervat is in een arrest dat gezag van gewijsde heeft en door de overheid moet gerespecteerd
worden;
GEEN AFWEZIGHEID VAN REDELIJKE VERANTWOORDING EN DUS GEEN
SCHENDING VAN HET GELIJKHEIDSBEGINSEL
Overwegende dat natuurlijke personen onderworpen zijn aan de aanvullende
gemeentebelasting op de personenbelasting, terwijl vennootschappen, onderworpen aan de
vennootschapsbelasting of de rechtspersonenbelasting, niet onderworpen mogen worden aan
zulke aanvullende gemeentebelasting in de vorm van opcentiemen op de
vennootschapsbelasting of de rechtspersonenbelasting gelet op het verbod, ingeschreven in
artikel 464 WIB;
Overwegende dat de gemeente in het verleden, met het oog op het nastreven van een redelijke
spreiding van de belastingdruk over de verschillende genieters van de gemeentelijke
dienstverlening en infrastructuur, een belasting heeft gevestigd vanaf dienstjaar 1996 tot
dienstjaar 2005 op de rechtspersonen die een economische activiteit uitoefenden binnen de
gemeente; dat deze rechtspersonen immers eveneens genieten van de gemeentelijke
dienstverlening en infrastructuur en, daarentegen, niet onderworpen zijn aan de aanvullende
gemeentebelasting;
Overwegende dat de Gouverneur op 08.03.2005 heeft beslist om het belastingreglement van
de gemeente van 14.12.2004 (dienstjaar 2005) te schorsen daar het feit dat alleen bepaalde
rechtspersonen die een economische activiteit uitoefenden in de gemeente en dus niet
natuurlijke personen met economische activiteit in de gemeente werden belast, in strijd zou
zijn met het gelijkheidsbeginsel;
Overwegende dat de gemeente als gevolg daarvan besliste om, bij reglement van 13.12.2005,
een belasting in te voeren op de economische activiteiten van de rechtspersonen en van de niet
in de gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen;
Overwegende dat de Gouverneur in zijn schorsingsbesluit van 24.02.2006 stelde dat er geen
afdoende redelijke verantwoording bestaat voor de ongelijke behandeling van de economische
activiteiten uitgeoefend door natuurlijke personen naargelang deze personen al dan niet in de
bevolkingsregisters van de gemeente zijn ingeschreven en dat het gelijkheidsbeginsel derhalve
is geschonden.
Dat de Gouverneur in zijn schorsingsbesluit betreffende het reglement van de gemeente van
13.11.2012, idem voor het reglement van de gemeente van 12.11.2013, dat gelijkaardig is aan
het reglement van 13.12.2005, hetzelfde stelt;
Overwegende dat de Gouverneur op deze manier lijkt te stellen dat het invoeren van een
onderscheid op basis van het al dan niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de
gemeente een criterium is dat niet redelijk verantwoord is zodat het gemaakte onderscheid in
strijd is met het gelijkheidsbeginsel;
Overwegende dat deze stelling van de Gouverneur niet kan worden gevolgd;
Overwegende dat de gemeente de belastingdruk op een redelijke wijze wenst te spreiden over
alle personen die van de gemeentelijke diensten en infrastructuur gebruik maken;
Overwegende dat de natuurlijke personen die ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van
de gemeente onderworpen zijn aan de aanvullende gemeentebelasting, terwijl de natuurlijke
personen die niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente niet
onderworpen zijn aan de aanvullende gemeentebelasting hoewel zijn, indien zij economisch
actief zijn in de gemeente, toch kunnen genieten van de dienstverlening en infrastructuur van
de gemeente, net zoals de rechtspersonen die economisch actief zijn in de gemeente;
Overwegende dat het bijgevolg redelijk verantwoord is om een onderscheid te maken tussen
natuurlijke personen al naargelang zij ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de
gemeente vermits de natuurlijke personen die niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters
niet bijdragen voor het gebruik van de gemeentelijke infrastructuur en dienstverlening;
Overwegende bovendien dat het Hof van Cassatie op 4.01.2002, in navolging van het Hof van
Beroep te Brussel op 19.05.2000, reeds heeft geoordeeld dat het redelijkerwijze verantwoord
is om een onderscheid te maken tussen natuurlijke personen al naargelang zij ingeschreven
zijn in de bevolkingsregisters;
Overwegende immers dat het Hof van Cassatie stelde dat het voorzien in een verschillende
behandeling naargelang het al dan niet natuurlijke personen betreft die ingeschreven zijn in de
bevolkingsregisters, geen schending uitmaakt van het gelijkheidsbeginsel vermits het al dan
niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters een objectief en redelijk verantwoord
criterium uitmaakt;
Overwegende dat het Hof van Cassatie bijgevolg uitdrukkelijk heeft bevestigd dat een
onderscheid kan worden gemaakt louter op basis van het al dan niet ingeschreven zijn in de
bevolkingsregisters;
Overwegende dat het tussenvonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel d.d..
27.01.2012 inzake het reglement van de gemeente van 13.12.2005 uitdrukkelijk voorgaande
cassatie rechtspraak heeft bevestigd;
Dat dit vonnis m.n. het volgende heeft gesteld, waarbij hier het uittreksel van het vonnis dat
door het schorsingsbesluit van de Gouverneur van 25.01.2013 is geciteerd, wordt hernomen:
“De rechtbank is van oordeel dat het gelijkheidsbeginsel zich in beginsel niet verzet tegen de
aanwending van een criterium van onderscheid tussen belastingplichtigen dat berust op zijn
al dan niet inschrijving in de bevolkingsregisters van de gemeente. Een dergelijk criterium is
objectief en redelijk verantwoord, dat in verhouding staat tot het substantiële verlies van
inkomsten ten gevolge van, wat de fysieke personen betreft, het verlies van de opcentiemen en
de dotaties van het Gemeentefonds (in dezelfde zin: Cass.04.01.2002; vgl. Cass. 04.10.2007,
www.cass.be). Het nagestreefde doel is legitiem, met name de gemeentelijke belastingdruk op
een redelijke wijze spreiden over alle personen die van de gemeentelijke diensten en
infrastructuur gebruik maken. Het gehanteerde onderscheid is redelijk en objectief
verantwoord in het licht van het nagestreefde doel, vermits natuurlijke personen die een
economische activiteit uitoefenen, en ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de
gemeente geacht mogen worden de gemeente te vergoeden voor het gebruik van de
gemeentelijke diensten en infrastructuur.
Door aldus rechtspersonen en natuurlijke personen die niet zijn ingeschreven in de
bevolkingsregisters te onderwerpen aan een belasting wordt voorkomen dat het
gelijkheidsbeginsel zou worden geschonden, doordat dergelijke personen – die niet
onderworpen zijn aan de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting – alsnog
worden onderworpen aan een afzonderlijke belasting die het verlies aan inkomsten ingevolge
de niet-inschrijving in de bevolkingsregisters en het verbod vervat in het Wetboek van
Inkomstenbelastingen (artikel 464 en 465 WIB92) moeten compenseren.”;
Dat de gemeente zich schaarst achter dit vonnis en voornoemde rechtspraak van het Hof van
Cassatie;
Overwegende dat het tussenvonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel van
27.01.2012 inmiddels bij eindvonnis op 13.01.2013 van dezelfde rechtbank zijn beslag heeft
gekregen en in dit eindvonnis de schade van de gemeente werd begroot;
Overwegende dat het arrest van het Hof van Cassatie van 04.10.2007, waarnaar in het citaat
hierboven van het tussenvonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel dd.27.01.2012
wordt verwezen, een gemeentebelasting heeft goedgekeurd die alleen de economische
activiteiten belastte van rechtspersonen (dus met uitsluiting van – niet in de
bevolkingsregisters ingeschreven - natuurlijke personen). Dat dit arrest immers stelde
dat:”Een gemeente die de economische entiteiten al dan niet belast naargelang zij een
rechtspersoon zijn of niet, handelt niet onredelijk door alleen rechtspersonen te belasten. Die
beslissing kan worden verantwoord door de reden dat rechtspersonen die een economische
activiteit uitoefenen moeten belast worden aangezien zij niet of minder bijdragen tot de
gemeentelijke financiering dan de inwoners van de gemeente die aldaar een economische
activiteit uitoefenen”.
Overwegende dat, a fortiori, het gelijkheidsbeginsel niet schendt een belastingreglement dat,
zoals in casu, zowel rechtspersonen treft als natuurlijke personen die economisch actief zijn in
de gemeente doch daar niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters.
Overwegende dat de Gouverneur in zijn schorsingsbesluit stelt dat “het oordeel van de Raad
van State is in een arrest dat gezag van gewijsde heeft en door de overheid moet worden
gerespecteerd’;
Overwegende dat deze stelling onjuist is. Dat, zoals het tussenvonnis van de rechtbank van
eerste aanleg te Brussel dd. 27.01.2012 terecht heeft gesteld,:”… een arrest van de Raad van
State waarin een annulatieberoep wordt verworpen niet dezelfde waarde (heeft) als een
vernietigingsarrest van diezelfde Raad. Daar waar aan het vernietigingsarrest gezag van
gewijsde erga omnes toekomt, is dit niet het geval voor een arrest houdende verwerping van
een annulatieberoep. In dit laatste geval behouden de rechtbanken en hoven de mogelijkheid
om in het kader van hun wettigheidstoezicht een administratieve verordening buiten
toepassing te laten krachtens artikel 159 G.W.”. Dit wordt bevestigd door de cassatie-arresten
van 24 maart 1977 en 9 januari 1997. In de doctrine kan verwezen worden naar A. Mast,
Overzicht van het Belgisch Administratief Recht, Kluwer, 2009, p. 1069, nr. 1033;
Dat daarenboven de Gouverneur geen partij was in het geschil voor de Raad van State (de
partijen waren het Vlaams Gewest en de gemeente Herent) en dat zelfs indien de Gouverneur
partij zou geweest zijn in het geschil voor de Raad van State, quod non, het huidig geding een
ander voorwerp heeft dan het geding voor de Raad van State, m.n. het gemeentereglement van
13.11.2012 en van 12.11.2013 en niet het gemeentereglement van 13.12.2005 dat overigens
wel gelijkaardig is aan laatstgenoemd reglement maar zeker niet identiek;
Overwegende dat uit het voorgaande volgt dat het belastingreglement van de gemeente
Herent van 12.11.2013 op grond waarvan een belasting wordt ingevoerd op de economische
activiteiten in de gemeente van de rechtspersonen en van de niet in de bevolkingsregisters
ingeschreven natuurlijke personen conform het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel is;
Overwegende dat bijgevolg de beslissing van de Gouverneur van Vlaams-Brabant dient te
worden opgeheven en het geschorste besluit van 12.11.2013 op basis waarvan de belasting
wordt ingevoerd rechtsgeldig dient te worden verklaard,
3
Politieverordening betreffende het beheer van huishoudelijke afvalstoffen (en vergelijkbare
bedrijfsafvalstoffen) ingevolge nieuwe regelgeving.
Toepasselijke regelgeving:
- de nieuwe gemeentewet;
- het gemeentedecreet;
- het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen
en afvalstoffen, inzonderheid afdeling 3 van hoofdstuk 3 huishoudelijke afvalstoffen, artikel
26 tot en met artikel 28;
- het besluit van 17 februari 2012 van de Vlaamse regering tot vaststelling van het Vlaams
reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (hierna
het VLAREMA) en latere wijzigingen;
- het besluit van de Vlaamse regering van 7 januari 2008 tot vaststelling van het
Uitvoeringsplan Milieuverantwoord Beheer van Huishoudelijke Afvalstoffen en van 28
januari 2000 tot vaststelling van het Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van
Kleine Ondernemingen;
De gemeente heeft beheersoverdracht verleend aan het intergemeentelijk
samenwerkingsverband EcoWerf.
Er bestaat een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid bestaat voor de afvalstoffen
gedefinieerd in het VLAREMA artikel 3.1.1.
Er bestaat een terugnameplicht voor huishoudelijk verpakkingsafval, die bepaalt dat minstens
papier en karton, hol glas en plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons
selectief moeten worden ingezameld.
Ter bescherming van het leefmilieu is het noodzakelijk het huishoudelijk afval en het
vergelijkbaar bedrijfsafval tot een minimum te beperken en het afval maximaal selectief in te
zamelen.
Prioriteit dient verleend te worden aan afvalvoorkoming en hergebruik van afvalstoffen.
In tweede instantie dienen het huishoudelijk afval en het vergelijkbaar bedrijfsafval maximaal
selectief ingezameld te worden.
Er wordt naar gestreefd om de inzameling van het huishoudelijk afval en het vergelijkbaar
bedrijfsafval in de gemeenten zo optimaal mogelijk op elkaar af te stemmen.
De gemeente wil, in overeenstemming met haar gemeentelijke zorgplicht zoals bepaald in
artikel 26 van het decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en
afvalstoffen, het niet aanbieden van huisvuil via de gemeentelijke inzamelkanalen en
bijgevolg ontwijkgedrag (zoals sluikstorten, sluikstoken, afvaltoerisme naar buurgemeenten,
afvaltoerisme naar de werkgever, …) maximaal voorkomen.
De raad heeft op 12 januari 1999 de algemene bestuurlijke politieverordening wat betreft de
reglementering betreffende de selectieve inzameling van huishoudelijke afvalstoffen
aangepast.
De raad heeft op 13 september 2005 de algemene bestuurlijke politieverordening wat betreft
de reglementering betreffende het milieupark aangepast.
EcoWerf heeft een model politiereglement opgesteld op basis van het nieuwe
modelreglement van OVAM. Dit model politiereglement werd aangepast aan de nieuwe
wetgeving en aan de gewijzigde ophaalmethoden.
Het is wenselijk de bestaande algemene bestuurlijke politieverordening, meer bepaald
hoofdstuk 2: reinheid van de openbare weg, afdeling 2: ophaling en selectieve inzameling van
huishoudelijke afvalstoffen aan te passen.
De raad wordt verzocht Hoofdstuk 2: reinheid van de openbare weg, afdeling 2: ophaling en
selectieve inzameling van huishoudelijke afvalstoffen de algemene bestuurlijke
politieverordening te vervangen door het nieuwe reglement
4
Gemeentelijke bouwverordening en subsidiebesluit voor hemelwatergebruik en
infiltratievoorziening – aanpassingen ingevolge nieuwe reglementering.
De raad heeft op 14 september 1999 de gemeentelijke bouwverordening en het subsidiebesluit
voor hemelwatergebruik en infiltratievoorzieningen vastgesteld.
De raad heeft op 13 maart 2001 artikel 2 van voornoemd raadsbesluit aangepast.
De raad heeft op 11 december 2001 het besluit ingevolge de invoering van de euro aangepast.
De raad heeft op 08 juni 2004 het besluit aangepast ingevolge de provinciale
stedenbouwkundige verordening inzake afkoppeling van hemelwater afkomstig van
dakvlakken uitgezonderd de bepalingen met betrekking tot het hergebruik van het gecapteerde
water.
De raad heeft op 12 februari 2008 de reglementering met betrekking tot afkoppelingsprojecten
voor bestaande woningen door de gemeente vastgelegd.
De raad heeft op 12 februari 2008 de gemeentelijke bouwverordening en het subsidiebesluit
voor hemelwatergebruik en infiltratievoorzieningen aangepast.
De Vlaamse regering heeft op 5 juni 2013 een gewestelijke stedenbouwkundige verordening
inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing
van afvalwater en hemelwater, vastgesteld.
De bescherming van het leefmilieu behoort tot één der prioritaire opdrachten van de gemeente
behoort.
Preventieve acties en een aanmoedigingsbeleid ter voorkoming van milieuverontreiniging
hebben meer nut dan repressieve acties door politioneel optreden en verbalisering.
Drinkwater is kwalitatief te hoogwaardig om gebruikt te worden voor spoeling van toiletten,
in de tuin, voor schoonmaak en andere laagwaardige toepassingen.
Met het gebruik van hemelwater wordt de mogelijkheid geschapen om minder drinkwater te
verbruiken en op te pompen uit de grondwaterlagen. Hiermee wordt het aanwenden van een
schaarse grondstof op een oordeelkundige en duurzame manier beperkt.
Verdrogingsverschijnselen worden tegengegaan, met gunstig effect op de versterking/het
behoud van de biodiversiteit.
Hemelwaterputten kunnen als bufferopvang van hemelwater dienen en zo de druk op het
gemeentelijke rioleringsstelsel verkleinen, de overstorten minder frequent doen werken en het
zuiveringsproces vergemakkelijken.
Hemelwater moet maximaal worden afgekoppeld van de openbare riolering en maximaal
worden hergebruikt.
Door de aanleg van infiltratievoorzieningen en buffer- en bergingscapaciteit moet er minder
water worden afgevoerd, wordt de afvoer bovendien vertraagd en worden de
grondwaterreserves worden aangevuld.
De bestaande gemeentelijke verordening het hergebruik van het hemelwater verplicht met een
minimale aansluiting van 2 aftappunten, namelijk 1 WC en een buitenkraan of wasmachine en
een buitenkraan. Het is wenselijk om deze minimale aansluitingen te behouden.
Het is wenselijk de gemeentelijke verordening en het subsidiereglement af te stemmen op de
gewestelijke verordening,
De raad wordt verzocht de gemeentelijke bouwverordening en het subsidiebesluit voor
hemelwatergebruik en infiltratievoorzieningen aan te passen.
5
Mastellestraat nr. 69 – opheffen ondergrondse erfdienstbaarheid – ontwerp van akte.
Op 9 november 2009 werd er een akte voor de vestiging van een ondergrondse
erfdienstbaarheid ondertekend tussen de gemeente en de heer Michel Moreau en mevrouw
Carolien D’Hauwers wonende te 3020 Herent, Mastellestraat nr. 69.
Nadien werd door het college van burgemeester en schepenen in vergadering van 9 augustus
2010 echter beslist om over te gaan tot de aanleg van een RWA-leiding in de Groenstraat
vanaf de Mastellestraat tot aan de bestaande grachten in de Groenstraat, ter vervanging van de
aanleg van riolering en grachten op privéterrein in de Mastellestraat - bijgevolg zal er geen
riolering worden aangelegd op het terrein Mastellestraat nr. 69, eigendom van de heer Michel
Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers.
De vestiging van erfdienstbaarheden op het terrein Mastellestraat nr. 69 is bijgevolg niet
nodig.
Door het college van burgemeester en schepenen werd in vergadering van 23 augustus 2010
dan ook de intrekking beslist van de ondergrondse erfdienstbaarheden voor de aanleg van een
regenwaterriolering voor de afwatering van een deel van de Mastellestraat op het terrein
Mastellestraat nr. 69, eigendom van de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien
D’Hauwers, en werden de geassocieerde notarissen Lacquet & Croes aangesteld voor de
verrichtingen in dit dossier.
Door de gemeenteraad werd reeds in vergadering van 8 februari 2011 een ontwerp van akte
voor de opheffing van de ondergrondse erfdienstbaarheid goedgekeurd doch deze kon tot op
heden niet ondertekend worden door de betrokkenen omwille van een onenigheid betreffende
de terugbetaling van de vergoeding voor de erfdienstbaarheid.
De heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers zouden akkoord gaan met een
eventuele terugbetaling van een deel van de ontvangen vergoeding voor de ondergrondse
erfdienstbaarheid – voorstel terugbetaling van 50 % van de vergoeding dit omwille van de
ondervonden nadelen sinds de opstart van het dossier.
Betrokkenen wilden slechts verder onderhandelen over een terugbetaling van het ontvangen
bedrag wanneer de afkoppelingswerken aan de betrokken woning zijn uitgevoerd - deze zijn
inmiddels uitgevoerd (de eigenaars hebben op datum van 16 november 2012 het
goedkeuringscertificaat van uitgevoerde werken ondertekend).
Het college van burgemeester en schepenen heeft vervolgens in vergadering van 27
december 2012 beslist om akkoord te gaan met de terugbetaling van slechts 50 % van de
vergoeding welke de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers wonende
Mastellestraat nr. 69 te 3020 Herent hebben ontvangen bij de ondertekening van de akte voor
vestiging van de ondergrondse erfdienstbaarheid voor de aanleg van de regenwaterriolering op
het terrein gelegen Mastellestraat nr. 69 – hetzij aldus de terugbetaling van een bedrag van €
5.000,00 (vijfduizend euro) bij de ondertekening van de akte van opheffing van de
ondergrondse erfdienstbaarheid – er werd tevens ook beslist om te stellen dat de gemeente
verder niet meer wenst en zal tussenkomen in eventuele herstellingskosten aan de wegenis of
tuin ter hoogte van de eigendom van de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien
D’Hauwers te 3020 Herent, Mastellestraat nr. 69.
Door de notarissen Lacquet & Croes werd ons dan ook een aangepast ontwerp van akte van
opheffing van de ondergrondse erfdienstbaarheid overgemaakt.
besluit
De raad wordt dan ook verzocht om het hiernavolgende ontwerp van akte van opheffing van
de ondergrondse erfdienstbaarheid voor de aanleg van regenwaterriolering (opheffing mits
terugbetaling aan de gemeente van 50 % van de vergoeding welke betrokkenen hebben
ontvangen bij de ondertekening van de akte) op het terrein Mastellestraat 69, met de heer
Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers, wonende te Herent, Mastellestraat nr. 69,
gekadastreerd Herent vijfde afdeling sectie D, volgens titel en kadaster nummers 235 F/deel,
234 H/deel en 230 B/2/deel (perceel nummer 235 F voor een oppervlakte van ongeveer 96
centiaren volgens titel; perceel nummer 234 H voor een oppervlakte van ongeveer 98
centiaren volgens titel en perceel nummer 230 B2 voor een oppervlakte van 1 a 7 ca volgens
titel), volgens opmetingsplan opgesteld door Studieburo Quadrant te 3078 Kortenberg,
Dorpsstraat 202 op datum van 29 mei 2009, goed te keuren.
6
Goedkeuring statuten welzijnsraad
De raad wordt verzocht de statuten van de welzijnsraad goed te keuren. De statuten en de
nieuwe werkvorm kwamen tot stand in een participatief proces. De raad zal werken met een
kerngroep en thematische werkgroepen.
7
Goedkeuring statuten ondernemersraad
De raad wordt verzocht de statuten van de ondernemersraad goed te keuren.
8
Vernieuwen huurovereenkomst tennisaccommodatie Wildemanspark.
De huurovereenkomst met LTC Herent vzw voor de tennisaccommodaties in het
Wildemanspark is afgelopen sinds 15.06.2013 en werd sindsdien stilzwijgend verlengd.
Aangezien het voor de vereniging wenselijk is om duidelijkheid te hebben over de
huurtermijn, is het nodig een nieuwe overeenkomst af te sluiten. De nieuwe overeenkomst zou
aanvangen op 01.01.2014 en lopen over een periode van 6 jaar.
Aan de raad wordt gevraagd de nieuwe huurovereenkomst goed te keuren en aan het college
de opdracht te geven tot het afsluiten van de huurovereenkomst met LTC Herent vzw.
9
Vernieuwen huurovereenkomst tumblingzaal Wildemanspark.
De huurovereenkomst met Wild Gym vzw voor de Tumblingzaal is afgelopen sinds
30.09.2013 en werd sindsdien stilzwijgend verlengd. Aangezien een aantal afspraken dienen
geactualiseerd te worden en aangezien het voor de vereniging ook wenselijk is om
duidelijkheid te hebben over de huurtermijn, is het wenselijk een nieuwe overeenkomst af te
sluiten. De nieuwe overeenkomst zou aanvangen op 01.01.2014 en lopen over een periode van
6 jaar.
Aan de raad wordt gevraagd de nieuwe huurovereenkomst goed te keuren en aan het college
de opdracht te geven tot het afsluiten van de huurovereenkomst met Wild Gym vzw.
10
Vernieuwen van asfalt & betonverharding in verscheidene straten over het ganse grondgebied
van de gemeente – goedkeuring aangepast bestek.
Door de gemeenteraad werd in vergadering van 13 november 2012 het ontwerpdossier d.d.
19 oktober 2012 voor de opdracht “het algemeen herstel en de renovatie van gemeentelijke
wegen in asfalt & beton” omvattende het bestek nr. 4190 en de bijhorende kostenraming ten
bedrage van € 383.286,80 + 21 % btw (= € 80.490,23) + labokosten (= € 2.000,00) = €
465.777,03 goedgekeurd - tevens werd ook het bij dit ontwerpdossier behorende Algemeen
Ontwerp – coördinatieplan veiligheid en gezondheid voor het project “algemeen herstel en
renovatie van gemeentelijke wegen in Herent” opgemaakt door de ontwerper, goedgekeurd.
Door het college van burgemeester en schepenen werd in vergadering van 13 mei 2013 de
opdracht gegund aan de laagste regelmatige bieder nl. de bvba VHP Wegenbouw,
Verbindingsdok Westkaai 28 te 2000 Antwerpen tegen het nagerekende inschrijvingsbedrag
van € 236.480, 50 excl btw of € 286.141,41 incl. btw - de gunning voor het dienstjaar 2013,
conform het bestek, werd beperkt tot maximaal € 120.000,00 incl. btw.
De voornoemde aannemer VHP Wegenbouw te Antwerpen heeft inmiddels een aantal van
de door de gemeente gegeven opdrachten uitgevoerd doch op datum van 04 december 2013
heeft deze aannemer schriftelijk laten weten dat hij voor de dienstjaren 2014 en 2015 geen
verdere werken meer wenst uit te voeren op het bestek 4190.
De uitvoering van deze werken dient derhalve opnieuw in aanbesteding te worden gesteld
doch dit kan niet gebeuren overeenkomstig het destijds goedgekeurde bestek gezien de
wetgeving op de overheidsopdrachten inmiddels werd gewijzigd.
Door de ontwerper Studiekantoor Kockaerts werd ons het aangepaste op datum van 17
januari 2014 opgemaakt gewijzigd bestek (aangepast aan huidige wetgeving op de
overheidsopdrachten) nr. 4190-bis en bijhorende kostenraming ten bedrage van € 273.586,00
+ 21 % btw (= € 57.453,06) + labokosten (= € 2.000,00) = € 333.039,06, overgemaakt.
Samen met het aangepast bestek werd ons eveneens een aangepast Algemeen ontwerp –
coördinatieplan Veiligheid en Gezondheid voor het project “Algemeen herstel en renovatie
van gemeentelijke wegen in de gemeente Herent” volgens bestek 4190-bis, overgemaakt.
De raad wordt dan ook verzocht om:
- het aangepast ontwerpdossier d.d. 17 januari 2014 voor de opdracht “Algemeen herstel en
renovatie van gemeentelijke wegen in asfalt & beton” omvattende het bestek nr. 4190-bis en
de bijhorende kostenraming ten bedrage van € 273.586,00 + 21 % btw (= € 57.453,06) +
labokosten (= € 2.000,00) = € 333.039,06, goed te keuren.
- het bij het ontwerpdossier behorende aangepast Algemeen ontwerp – coördinatieplan
veiligheid en gezondheid voor het project “Algemeen herstel en renovatie van gemeentelijke
wegen in asfalt – bestek 4190-bis” opgemaakt door de ontwerper, goed te keuren.
11
Mededeling aan de gemeenteraad van de verslagen en einddocumenten van de raden en
overlegstructuren georganiseerd door de gemeenteraad overeenkomstig artikel 200 § 1 van het
gemeentedecreet.
Artikel 200 § 3 van het gemeentedecreet bepaalt dat de verslagen en einddocumenten van de
raden en overlegstructuren worden meegedeeld aan de gemeenteraad. Het gaat hier om de
raden en overlegstructuren die overeenkomstig artikel 200 § 1 van het gemeentedecreet
worden georganiseerd door de gemeenteraad en die tot opdracht hebben op regelmatige en
systematische wijze het gemeentebestuur te adviseren. In het dossier dat hoort bij dit
agendapunt wordt elke gemeenteraad mededeling gegeven van de bedoelde verslagen en
einddocumenten.
Herman ARTOIS
Gemeentesecretaris
Marleen SCHOUTEDEN
voorzitter