Gemeente Herent TOELICHTENDE NOTA (Art.22 Gemeentedecreet) Gemeenteraad: 11 februari 2014. *** OPENBARE VERGADERING *** 1 Interleuven – buitengewone algemene vergadering 26.03.2014. Gelet op artikel 44 van het Vlaams decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, wordt aan de raad gevraagd het mandaat te bepalen. - afgevaardigde: Lut Rampelbergh - plaatsvervanger: Wouter Vlassak 2 Belasting op de economische activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen. – Rechtvaardigingsbesluit. De raad neemt kennis van het schorsingsbesluit d.d. 14.01.2014. Aan de raad wordt gevraagd om het raadsbesluit van 12.11.2013, houdende invoering van een belasting op de economische activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen voor het aanslagjaar 2014 te handhaven krachtens onderstaande motivering: Overwegende dat de gemeenteraad van Herent op 12.11.2013 een belasting op economische activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen heeft ingevoerd; Overwegende dat de belasting verschuldigd zou zijn voor het aanslagjaar 2014; Overwegende dat de Gouverneur van Vlaams-Brabant (hierna “de Gouverneur”) op 14.01.2014 bovenvermeld belastingreglement van de gemeente heeft geschorst vermits hij van mening is dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden door dit belastingreglement; Overwegende dat de Gouverneur hierbij verwijst naar artikel 255 en volgende van de gemeentewet, de artikelen 10, 11 en 172 van de gecoördineerde grondwet, het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincieen gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreten van 28.05.2010 en 17.02.2012, het voormelde besluit van de gemeente Herent van 12.11.2013, en het besluit van de gemeente herent van 13.11.2012 houdende vaststelling van de belasting op de economische activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen, het schorsingsbesluit van de Gouverneur van 25.01.2013 inzake het besluit van de gemeenteraad van Herent van 13.11.2012, het besluit van de gemeenteraad van 19.03.2013 waarbij het gemeenteraadsbesluit van 13.11.2012 werd gehandhaafd, het ministerieel besluit van 22.04.2013 houdende vernietiging van het gemeenteraadsbesluit van 13.11.2013, en het besluit van de gemeente Herent van 13.12.2005 houdende vaststelling van de belasting op economische activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen, het schorsingsbesluit van de Gouverneur van 24.02.2006 inzake het besluit van de gemeenteraad van Herent van 13.12.2005, het besluit van de gemeenteraad van Herent van 18.04.2006 waarbij het gemeenteraadsbesluit van 13.12.2005 werd gehandhaafd, het ministerieel besluit van 30.06.2006 houdende vernietiging van het gemeenteraadsbesluit van 13.12.2005 en het arrest van de Raad van State 213.750 van 8.06.2011 houdende verwerping van het beroep tot vernietiging van het ministerieel besluit van 30.06.2006; Overwegende dat de Gouverneur argumenteert, verwijzend naar bovenvermeld arrest van de Raad van State, dat het onderworpen zijn aan de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting weliswaar een objectief criterium is maar geen verband houdt met de aard en het doel van de belasting op economische activiteiten en bijgevolg geen aanvaardbaar onderscheidingscriterium is en dat het gelijkheidsbeginsel derhalve is geschonden; Overwegende dat het schorsingsbesluit de argumentatie herneemt van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel in zijn tussenvonnis van 27.01.2012 inzake het verzoek tot schadevergoeding van de gemeente Herent ten laste van het Vlaams Gewest daar de vernietiging van het belastingreglement d.d.. 13.12.2005 door het vermeld ministerieel besluit van 30.06.2006 een fout uitmaakt die schade heeft veroorzaakt voor de gemeente Herent (artikel 1382 BW). Dat volgens dit tussenvonnis het criterium van onderscheid tussen belastingplichtigen dat berust op de al dan niet inschrijving in de bevolkingsregisters van de gemeente objectief en redelijk verantwoord is in het licht van het nagestreefde legitieme doel, d.i. het op een redelijke wijze spreiden van de belastingdruk over alle personen die van de gemeentelijke diensten en infrastructuur gebruik maken. Dat bijgevolg het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden en het Vlaams Gewest door het belastingreglement van 13.12.2005 te vernietigen een fout heeft begaan;. Dat, volgens het schorsingsbesluit van de Gouverneur d.d.. 14.01.2014, het oordeel van de Raad van State vervat is in een arrest dat gezag van gewijsde heeft en door de overheid moet gerespecteerd worden; GEEN AFWEZIGHEID VAN REDELIJKE VERANTWOORDING EN DUS GEEN SCHENDING VAN HET GELIJKHEIDSBEGINSEL Overwegende dat natuurlijke personen onderworpen zijn aan de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting, terwijl vennootschappen, onderworpen aan de vennootschapsbelasting of de rechtspersonenbelasting, niet onderworpen mogen worden aan zulke aanvullende gemeentebelasting in de vorm van opcentiemen op de vennootschapsbelasting of de rechtspersonenbelasting gelet op het verbod, ingeschreven in artikel 464 WIB; Overwegende dat de gemeente in het verleden, met het oog op het nastreven van een redelijke spreiding van de belastingdruk over de verschillende genieters van de gemeentelijke dienstverlening en infrastructuur, een belasting heeft gevestigd vanaf dienstjaar 1996 tot dienstjaar 2005 op de rechtspersonen die een economische activiteit uitoefenden binnen de gemeente; dat deze rechtspersonen immers eveneens genieten van de gemeentelijke dienstverlening en infrastructuur en, daarentegen, niet onderworpen zijn aan de aanvullende gemeentebelasting; Overwegende dat de Gouverneur op 08.03.2005 heeft beslist om het belastingreglement van de gemeente van 14.12.2004 (dienstjaar 2005) te schorsen daar het feit dat alleen bepaalde rechtspersonen die een economische activiteit uitoefenden in de gemeente en dus niet natuurlijke personen met economische activiteit in de gemeente werden belast, in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel; Overwegende dat de gemeente als gevolg daarvan besliste om, bij reglement van 13.12.2005, een belasting in te voeren op de economische activiteiten van de rechtspersonen en van de niet in de gemeentelijke bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen; Overwegende dat de Gouverneur in zijn schorsingsbesluit van 24.02.2006 stelde dat er geen afdoende redelijke verantwoording bestaat voor de ongelijke behandeling van de economische activiteiten uitgeoefend door natuurlijke personen naargelang deze personen al dan niet in de bevolkingsregisters van de gemeente zijn ingeschreven en dat het gelijkheidsbeginsel derhalve is geschonden. Dat de Gouverneur in zijn schorsingsbesluit betreffende het reglement van de gemeente van 13.11.2012, idem voor het reglement van de gemeente van 12.11.2013, dat gelijkaardig is aan het reglement van 13.12.2005, hetzelfde stelt; Overwegende dat de Gouverneur op deze manier lijkt te stellen dat het invoeren van een onderscheid op basis van het al dan niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente een criterium is dat niet redelijk verantwoord is zodat het gemaakte onderscheid in strijd is met het gelijkheidsbeginsel; Overwegende dat deze stelling van de Gouverneur niet kan worden gevolgd; Overwegende dat de gemeente de belastingdruk op een redelijke wijze wenst te spreiden over alle personen die van de gemeentelijke diensten en infrastructuur gebruik maken; Overwegende dat de natuurlijke personen die ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente onderworpen zijn aan de aanvullende gemeentebelasting, terwijl de natuurlijke personen die niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente niet onderworpen zijn aan de aanvullende gemeentebelasting hoewel zijn, indien zij economisch actief zijn in de gemeente, toch kunnen genieten van de dienstverlening en infrastructuur van de gemeente, net zoals de rechtspersonen die economisch actief zijn in de gemeente; Overwegende dat het bijgevolg redelijk verantwoord is om een onderscheid te maken tussen natuurlijke personen al naargelang zij ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente vermits de natuurlijke personen die niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters niet bijdragen voor het gebruik van de gemeentelijke infrastructuur en dienstverlening; Overwegende bovendien dat het Hof van Cassatie op 4.01.2002, in navolging van het Hof van Beroep te Brussel op 19.05.2000, reeds heeft geoordeeld dat het redelijkerwijze verantwoord is om een onderscheid te maken tussen natuurlijke personen al naargelang zij ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters; Overwegende immers dat het Hof van Cassatie stelde dat het voorzien in een verschillende behandeling naargelang het al dan niet natuurlijke personen betreft die ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters, geen schending uitmaakt van het gelijkheidsbeginsel vermits het al dan niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters een objectief en redelijk verantwoord criterium uitmaakt; Overwegende dat het Hof van Cassatie bijgevolg uitdrukkelijk heeft bevestigd dat een onderscheid kan worden gemaakt louter op basis van het al dan niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters; Overwegende dat het tussenvonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel d.d.. 27.01.2012 inzake het reglement van de gemeente van 13.12.2005 uitdrukkelijk voorgaande cassatie rechtspraak heeft bevestigd; Dat dit vonnis m.n. het volgende heeft gesteld, waarbij hier het uittreksel van het vonnis dat door het schorsingsbesluit van de Gouverneur van 25.01.2013 is geciteerd, wordt hernomen: “De rechtbank is van oordeel dat het gelijkheidsbeginsel zich in beginsel niet verzet tegen de aanwending van een criterium van onderscheid tussen belastingplichtigen dat berust op zijn al dan niet inschrijving in de bevolkingsregisters van de gemeente. Een dergelijk criterium is objectief en redelijk verantwoord, dat in verhouding staat tot het substantiële verlies van inkomsten ten gevolge van, wat de fysieke personen betreft, het verlies van de opcentiemen en de dotaties van het Gemeentefonds (in dezelfde zin: Cass.04.01.2002; vgl. Cass. 04.10.2007, www.cass.be). Het nagestreefde doel is legitiem, met name de gemeentelijke belastingdruk op een redelijke wijze spreiden over alle personen die van de gemeentelijke diensten en infrastructuur gebruik maken. Het gehanteerde onderscheid is redelijk en objectief verantwoord in het licht van het nagestreefde doel, vermits natuurlijke personen die een economische activiteit uitoefenen, en ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente geacht mogen worden de gemeente te vergoeden voor het gebruik van de gemeentelijke diensten en infrastructuur. Door aldus rechtspersonen en natuurlijke personen die niet zijn ingeschreven in de bevolkingsregisters te onderwerpen aan een belasting wordt voorkomen dat het gelijkheidsbeginsel zou worden geschonden, doordat dergelijke personen – die niet onderworpen zijn aan de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting – alsnog worden onderworpen aan een afzonderlijke belasting die het verlies aan inkomsten ingevolge de niet-inschrijving in de bevolkingsregisters en het verbod vervat in het Wetboek van Inkomstenbelastingen (artikel 464 en 465 WIB92) moeten compenseren.”; Dat de gemeente zich schaarst achter dit vonnis en voornoemde rechtspraak van het Hof van Cassatie; Overwegende dat het tussenvonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel van 27.01.2012 inmiddels bij eindvonnis op 13.01.2013 van dezelfde rechtbank zijn beslag heeft gekregen en in dit eindvonnis de schade van de gemeente werd begroot; Overwegende dat het arrest van het Hof van Cassatie van 04.10.2007, waarnaar in het citaat hierboven van het tussenvonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel dd.27.01.2012 wordt verwezen, een gemeentebelasting heeft goedgekeurd die alleen de economische activiteiten belastte van rechtspersonen (dus met uitsluiting van – niet in de bevolkingsregisters ingeschreven - natuurlijke personen). Dat dit arrest immers stelde dat:”Een gemeente die de economische entiteiten al dan niet belast naargelang zij een rechtspersoon zijn of niet, handelt niet onredelijk door alleen rechtspersonen te belasten. Die beslissing kan worden verantwoord door de reden dat rechtspersonen die een economische activiteit uitoefenen moeten belast worden aangezien zij niet of minder bijdragen tot de gemeentelijke financiering dan de inwoners van de gemeente die aldaar een economische activiteit uitoefenen”. Overwegende dat, a fortiori, het gelijkheidsbeginsel niet schendt een belastingreglement dat, zoals in casu, zowel rechtspersonen treft als natuurlijke personen die economisch actief zijn in de gemeente doch daar niet ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters. Overwegende dat de Gouverneur in zijn schorsingsbesluit stelt dat “het oordeel van de Raad van State is in een arrest dat gezag van gewijsde heeft en door de overheid moet worden gerespecteerd’; Overwegende dat deze stelling onjuist is. Dat, zoals het tussenvonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel dd. 27.01.2012 terecht heeft gesteld,:”… een arrest van de Raad van State waarin een annulatieberoep wordt verworpen niet dezelfde waarde (heeft) als een vernietigingsarrest van diezelfde Raad. Daar waar aan het vernietigingsarrest gezag van gewijsde erga omnes toekomt, is dit niet het geval voor een arrest houdende verwerping van een annulatieberoep. In dit laatste geval behouden de rechtbanken en hoven de mogelijkheid om in het kader van hun wettigheidstoezicht een administratieve verordening buiten toepassing te laten krachtens artikel 159 G.W.”. Dit wordt bevestigd door de cassatie-arresten van 24 maart 1977 en 9 januari 1997. In de doctrine kan verwezen worden naar A. Mast, Overzicht van het Belgisch Administratief Recht, Kluwer, 2009, p. 1069, nr. 1033; Dat daarenboven de Gouverneur geen partij was in het geschil voor de Raad van State (de partijen waren het Vlaams Gewest en de gemeente Herent) en dat zelfs indien de Gouverneur partij zou geweest zijn in het geschil voor de Raad van State, quod non, het huidig geding een ander voorwerp heeft dan het geding voor de Raad van State, m.n. het gemeentereglement van 13.11.2012 en van 12.11.2013 en niet het gemeentereglement van 13.12.2005 dat overigens wel gelijkaardig is aan laatstgenoemd reglement maar zeker niet identiek; Overwegende dat uit het voorgaande volgt dat het belastingreglement van de gemeente Herent van 12.11.2013 op grond waarvan een belasting wordt ingevoerd op de economische activiteiten in de gemeente van de rechtspersonen en van de niet in de bevolkingsregisters ingeschreven natuurlijke personen conform het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel is; Overwegende dat bijgevolg de beslissing van de Gouverneur van Vlaams-Brabant dient te worden opgeheven en het geschorste besluit van 12.11.2013 op basis waarvan de belasting wordt ingevoerd rechtsgeldig dient te worden verklaard, 3 Politieverordening betreffende het beheer van huishoudelijke afvalstoffen (en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen) ingevolge nieuwe regelgeving. Toepasselijke regelgeving: - de nieuwe gemeentewet; - het gemeentedecreet; - het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, inzonderheid afdeling 3 van hoofdstuk 3 huishoudelijke afvalstoffen, artikel 26 tot en met artikel 28; - het besluit van 17 februari 2012 van de Vlaamse regering tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (hierna het VLAREMA) en latere wijzigingen; - het besluit van de Vlaamse regering van 7 januari 2008 tot vaststelling van het Uitvoeringsplan Milieuverantwoord Beheer van Huishoudelijke Afvalstoffen en van 28 januari 2000 tot vaststelling van het Uitvoeringsplan Gescheiden Inzameling Bedrijfsafval van Kleine Ondernemingen; De gemeente heeft beheersoverdracht verleend aan het intergemeentelijk samenwerkingsverband EcoWerf. Er bestaat een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid bestaat voor de afvalstoffen gedefinieerd in het VLAREMA artikel 3.1.1. Er bestaat een terugnameplicht voor huishoudelijk verpakkingsafval, die bepaalt dat minstens papier en karton, hol glas en plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons selectief moeten worden ingezameld. Ter bescherming van het leefmilieu is het noodzakelijk het huishoudelijk afval en het vergelijkbaar bedrijfsafval tot een minimum te beperken en het afval maximaal selectief in te zamelen. Prioriteit dient verleend te worden aan afvalvoorkoming en hergebruik van afvalstoffen. In tweede instantie dienen het huishoudelijk afval en het vergelijkbaar bedrijfsafval maximaal selectief ingezameld te worden. Er wordt naar gestreefd om de inzameling van het huishoudelijk afval en het vergelijkbaar bedrijfsafval in de gemeenten zo optimaal mogelijk op elkaar af te stemmen. De gemeente wil, in overeenstemming met haar gemeentelijke zorgplicht zoals bepaald in artikel 26 van het decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, het niet aanbieden van huisvuil via de gemeentelijke inzamelkanalen en bijgevolg ontwijkgedrag (zoals sluikstorten, sluikstoken, afvaltoerisme naar buurgemeenten, afvaltoerisme naar de werkgever, …) maximaal voorkomen. De raad heeft op 12 januari 1999 de algemene bestuurlijke politieverordening wat betreft de reglementering betreffende de selectieve inzameling van huishoudelijke afvalstoffen aangepast. De raad heeft op 13 september 2005 de algemene bestuurlijke politieverordening wat betreft de reglementering betreffende het milieupark aangepast. EcoWerf heeft een model politiereglement opgesteld op basis van het nieuwe modelreglement van OVAM. Dit model politiereglement werd aangepast aan de nieuwe wetgeving en aan de gewijzigde ophaalmethoden. Het is wenselijk de bestaande algemene bestuurlijke politieverordening, meer bepaald hoofdstuk 2: reinheid van de openbare weg, afdeling 2: ophaling en selectieve inzameling van huishoudelijke afvalstoffen aan te passen. De raad wordt verzocht Hoofdstuk 2: reinheid van de openbare weg, afdeling 2: ophaling en selectieve inzameling van huishoudelijke afvalstoffen de algemene bestuurlijke politieverordening te vervangen door het nieuwe reglement 4 Gemeentelijke bouwverordening en subsidiebesluit voor hemelwatergebruik en infiltratievoorziening – aanpassingen ingevolge nieuwe reglementering. De raad heeft op 14 september 1999 de gemeentelijke bouwverordening en het subsidiebesluit voor hemelwatergebruik en infiltratievoorzieningen vastgesteld. De raad heeft op 13 maart 2001 artikel 2 van voornoemd raadsbesluit aangepast. De raad heeft op 11 december 2001 het besluit ingevolge de invoering van de euro aangepast. De raad heeft op 08 juni 2004 het besluit aangepast ingevolge de provinciale stedenbouwkundige verordening inzake afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken uitgezonderd de bepalingen met betrekking tot het hergebruik van het gecapteerde water. De raad heeft op 12 februari 2008 de reglementering met betrekking tot afkoppelingsprojecten voor bestaande woningen door de gemeente vastgelegd. De raad heeft op 12 februari 2008 de gemeentelijke bouwverordening en het subsidiebesluit voor hemelwatergebruik en infiltratievoorzieningen aangepast. De Vlaamse regering heeft op 5 juni 2013 een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, vastgesteld. De bescherming van het leefmilieu behoort tot één der prioritaire opdrachten van de gemeente behoort. Preventieve acties en een aanmoedigingsbeleid ter voorkoming van milieuverontreiniging hebben meer nut dan repressieve acties door politioneel optreden en verbalisering. Drinkwater is kwalitatief te hoogwaardig om gebruikt te worden voor spoeling van toiletten, in de tuin, voor schoonmaak en andere laagwaardige toepassingen. Met het gebruik van hemelwater wordt de mogelijkheid geschapen om minder drinkwater te verbruiken en op te pompen uit de grondwaterlagen. Hiermee wordt het aanwenden van een schaarse grondstof op een oordeelkundige en duurzame manier beperkt. Verdrogingsverschijnselen worden tegengegaan, met gunstig effect op de versterking/het behoud van de biodiversiteit. Hemelwaterputten kunnen als bufferopvang van hemelwater dienen en zo de druk op het gemeentelijke rioleringsstelsel verkleinen, de overstorten minder frequent doen werken en het zuiveringsproces vergemakkelijken. Hemelwater moet maximaal worden afgekoppeld van de openbare riolering en maximaal worden hergebruikt. Door de aanleg van infiltratievoorzieningen en buffer- en bergingscapaciteit moet er minder water worden afgevoerd, wordt de afvoer bovendien vertraagd en worden de grondwaterreserves worden aangevuld. De bestaande gemeentelijke verordening het hergebruik van het hemelwater verplicht met een minimale aansluiting van 2 aftappunten, namelijk 1 WC en een buitenkraan of wasmachine en een buitenkraan. Het is wenselijk om deze minimale aansluitingen te behouden. Het is wenselijk de gemeentelijke verordening en het subsidiereglement af te stemmen op de gewestelijke verordening, De raad wordt verzocht de gemeentelijke bouwverordening en het subsidiebesluit voor hemelwatergebruik en infiltratievoorzieningen aan te passen. 5 Mastellestraat nr. 69 – opheffen ondergrondse erfdienstbaarheid – ontwerp van akte. Op 9 november 2009 werd er een akte voor de vestiging van een ondergrondse erfdienstbaarheid ondertekend tussen de gemeente en de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers wonende te 3020 Herent, Mastellestraat nr. 69. Nadien werd door het college van burgemeester en schepenen in vergadering van 9 augustus 2010 echter beslist om over te gaan tot de aanleg van een RWA-leiding in de Groenstraat vanaf de Mastellestraat tot aan de bestaande grachten in de Groenstraat, ter vervanging van de aanleg van riolering en grachten op privéterrein in de Mastellestraat - bijgevolg zal er geen riolering worden aangelegd op het terrein Mastellestraat nr. 69, eigendom van de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers. De vestiging van erfdienstbaarheden op het terrein Mastellestraat nr. 69 is bijgevolg niet nodig. Door het college van burgemeester en schepenen werd in vergadering van 23 augustus 2010 dan ook de intrekking beslist van de ondergrondse erfdienstbaarheden voor de aanleg van een regenwaterriolering voor de afwatering van een deel van de Mastellestraat op het terrein Mastellestraat nr. 69, eigendom van de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers, en werden de geassocieerde notarissen Lacquet & Croes aangesteld voor de verrichtingen in dit dossier. Door de gemeenteraad werd reeds in vergadering van 8 februari 2011 een ontwerp van akte voor de opheffing van de ondergrondse erfdienstbaarheid goedgekeurd doch deze kon tot op heden niet ondertekend worden door de betrokkenen omwille van een onenigheid betreffende de terugbetaling van de vergoeding voor de erfdienstbaarheid. De heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers zouden akkoord gaan met een eventuele terugbetaling van een deel van de ontvangen vergoeding voor de ondergrondse erfdienstbaarheid – voorstel terugbetaling van 50 % van de vergoeding dit omwille van de ondervonden nadelen sinds de opstart van het dossier. Betrokkenen wilden slechts verder onderhandelen over een terugbetaling van het ontvangen bedrag wanneer de afkoppelingswerken aan de betrokken woning zijn uitgevoerd - deze zijn inmiddels uitgevoerd (de eigenaars hebben op datum van 16 november 2012 het goedkeuringscertificaat van uitgevoerde werken ondertekend). Het college van burgemeester en schepenen heeft vervolgens in vergadering van 27 december 2012 beslist om akkoord te gaan met de terugbetaling van slechts 50 % van de vergoeding welke de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers wonende Mastellestraat nr. 69 te 3020 Herent hebben ontvangen bij de ondertekening van de akte voor vestiging van de ondergrondse erfdienstbaarheid voor de aanleg van de regenwaterriolering op het terrein gelegen Mastellestraat nr. 69 – hetzij aldus de terugbetaling van een bedrag van € 5.000,00 (vijfduizend euro) bij de ondertekening van de akte van opheffing van de ondergrondse erfdienstbaarheid – er werd tevens ook beslist om te stellen dat de gemeente verder niet meer wenst en zal tussenkomen in eventuele herstellingskosten aan de wegenis of tuin ter hoogte van de eigendom van de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers te 3020 Herent, Mastellestraat nr. 69. Door de notarissen Lacquet & Croes werd ons dan ook een aangepast ontwerp van akte van opheffing van de ondergrondse erfdienstbaarheid overgemaakt. besluit De raad wordt dan ook verzocht om het hiernavolgende ontwerp van akte van opheffing van de ondergrondse erfdienstbaarheid voor de aanleg van regenwaterriolering (opheffing mits terugbetaling aan de gemeente van 50 % van de vergoeding welke betrokkenen hebben ontvangen bij de ondertekening van de akte) op het terrein Mastellestraat 69, met de heer Michel Moreau en mevrouw Carolien D’Hauwers, wonende te Herent, Mastellestraat nr. 69, gekadastreerd Herent vijfde afdeling sectie D, volgens titel en kadaster nummers 235 F/deel, 234 H/deel en 230 B/2/deel (perceel nummer 235 F voor een oppervlakte van ongeveer 96 centiaren volgens titel; perceel nummer 234 H voor een oppervlakte van ongeveer 98 centiaren volgens titel en perceel nummer 230 B2 voor een oppervlakte van 1 a 7 ca volgens titel), volgens opmetingsplan opgesteld door Studieburo Quadrant te 3078 Kortenberg, Dorpsstraat 202 op datum van 29 mei 2009, goed te keuren. 6 Goedkeuring statuten welzijnsraad De raad wordt verzocht de statuten van de welzijnsraad goed te keuren. De statuten en de nieuwe werkvorm kwamen tot stand in een participatief proces. De raad zal werken met een kerngroep en thematische werkgroepen. 7 Goedkeuring statuten ondernemersraad De raad wordt verzocht de statuten van de ondernemersraad goed te keuren. 8 Vernieuwen huurovereenkomst tennisaccommodatie Wildemanspark. De huurovereenkomst met LTC Herent vzw voor de tennisaccommodaties in het Wildemanspark is afgelopen sinds 15.06.2013 en werd sindsdien stilzwijgend verlengd. Aangezien het voor de vereniging wenselijk is om duidelijkheid te hebben over de huurtermijn, is het nodig een nieuwe overeenkomst af te sluiten. De nieuwe overeenkomst zou aanvangen op 01.01.2014 en lopen over een periode van 6 jaar. Aan de raad wordt gevraagd de nieuwe huurovereenkomst goed te keuren en aan het college de opdracht te geven tot het afsluiten van de huurovereenkomst met LTC Herent vzw. 9 Vernieuwen huurovereenkomst tumblingzaal Wildemanspark. De huurovereenkomst met Wild Gym vzw voor de Tumblingzaal is afgelopen sinds 30.09.2013 en werd sindsdien stilzwijgend verlengd. Aangezien een aantal afspraken dienen geactualiseerd te worden en aangezien het voor de vereniging ook wenselijk is om duidelijkheid te hebben over de huurtermijn, is het wenselijk een nieuwe overeenkomst af te sluiten. De nieuwe overeenkomst zou aanvangen op 01.01.2014 en lopen over een periode van 6 jaar. Aan de raad wordt gevraagd de nieuwe huurovereenkomst goed te keuren en aan het college de opdracht te geven tot het afsluiten van de huurovereenkomst met Wild Gym vzw. 10 Vernieuwen van asfalt & betonverharding in verscheidene straten over het ganse grondgebied van de gemeente – goedkeuring aangepast bestek. Door de gemeenteraad werd in vergadering van 13 november 2012 het ontwerpdossier d.d. 19 oktober 2012 voor de opdracht “het algemeen herstel en de renovatie van gemeentelijke wegen in asfalt & beton” omvattende het bestek nr. 4190 en de bijhorende kostenraming ten bedrage van € 383.286,80 + 21 % btw (= € 80.490,23) + labokosten (= € 2.000,00) = € 465.777,03 goedgekeurd - tevens werd ook het bij dit ontwerpdossier behorende Algemeen Ontwerp – coördinatieplan veiligheid en gezondheid voor het project “algemeen herstel en renovatie van gemeentelijke wegen in Herent” opgemaakt door de ontwerper, goedgekeurd. Door het college van burgemeester en schepenen werd in vergadering van 13 mei 2013 de opdracht gegund aan de laagste regelmatige bieder nl. de bvba VHP Wegenbouw, Verbindingsdok Westkaai 28 te 2000 Antwerpen tegen het nagerekende inschrijvingsbedrag van € 236.480, 50 excl btw of € 286.141,41 incl. btw - de gunning voor het dienstjaar 2013, conform het bestek, werd beperkt tot maximaal € 120.000,00 incl. btw. De voornoemde aannemer VHP Wegenbouw te Antwerpen heeft inmiddels een aantal van de door de gemeente gegeven opdrachten uitgevoerd doch op datum van 04 december 2013 heeft deze aannemer schriftelijk laten weten dat hij voor de dienstjaren 2014 en 2015 geen verdere werken meer wenst uit te voeren op het bestek 4190. De uitvoering van deze werken dient derhalve opnieuw in aanbesteding te worden gesteld doch dit kan niet gebeuren overeenkomstig het destijds goedgekeurde bestek gezien de wetgeving op de overheidsopdrachten inmiddels werd gewijzigd. Door de ontwerper Studiekantoor Kockaerts werd ons het aangepaste op datum van 17 januari 2014 opgemaakt gewijzigd bestek (aangepast aan huidige wetgeving op de overheidsopdrachten) nr. 4190-bis en bijhorende kostenraming ten bedrage van € 273.586,00 + 21 % btw (= € 57.453,06) + labokosten (= € 2.000,00) = € 333.039,06, overgemaakt. Samen met het aangepast bestek werd ons eveneens een aangepast Algemeen ontwerp – coördinatieplan Veiligheid en Gezondheid voor het project “Algemeen herstel en renovatie van gemeentelijke wegen in de gemeente Herent” volgens bestek 4190-bis, overgemaakt. De raad wordt dan ook verzocht om: - het aangepast ontwerpdossier d.d. 17 januari 2014 voor de opdracht “Algemeen herstel en renovatie van gemeentelijke wegen in asfalt & beton” omvattende het bestek nr. 4190-bis en de bijhorende kostenraming ten bedrage van € 273.586,00 + 21 % btw (= € 57.453,06) + labokosten (= € 2.000,00) = € 333.039,06, goed te keuren. - het bij het ontwerpdossier behorende aangepast Algemeen ontwerp – coördinatieplan veiligheid en gezondheid voor het project “Algemeen herstel en renovatie van gemeentelijke wegen in asfalt – bestek 4190-bis” opgemaakt door de ontwerper, goed te keuren. 11 Mededeling aan de gemeenteraad van de verslagen en einddocumenten van de raden en overlegstructuren georganiseerd door de gemeenteraad overeenkomstig artikel 200 § 1 van het gemeentedecreet. Artikel 200 § 3 van het gemeentedecreet bepaalt dat de verslagen en einddocumenten van de raden en overlegstructuren worden meegedeeld aan de gemeenteraad. Het gaat hier om de raden en overlegstructuren die overeenkomstig artikel 200 § 1 van het gemeentedecreet worden georganiseerd door de gemeenteraad en die tot opdracht hebben op regelmatige en systematische wijze het gemeentebestuur te adviseren. In het dossier dat hoort bij dit agendapunt wordt elke gemeenteraad mededeling gegeven van de bedoelde verslagen en einddocumenten. Herman ARTOIS Gemeentesecretaris Marleen SCHOUTEDEN voorzitter
© Copyright 2025 ExpyDoc