Beschikken op resultaat is in strijd met Wmo

Opinie
Paul Jeukens
Beschikken op resultaat
is in strijd met Wmo
Steeds vaker zie ik dat gemeenten als het gaat om hulp bij het huishouden beschikken (lees: bepalen welke voorzieningen iemand
krijgt toegewezen) op resultaat, bijvoorbeeld op het resultaat
‘een schoon en leefbaar huis’. De vaststelling van het aantal uren
wordt dan overgelaten aan de zorgaanbieder. Mijns inziens is
deze werkwijze waarschijnlijk in strijd met de Wmo en de rechtszekerheid. De CRvB heeft zich helaas nog niet uitgesproken over
deze kwestie.
Artikel 4 lid 1 van de Wmo legt het college de plicht op om een
compenserende voorziening te treffen. Dit betreft een resultaatsverplichting (zie onder andere CRvB 10-12-2008, nr. 08/3206
WMO en CRvB 28-10-2009, nr. 08/1600 WMO). Een besluit van het
college dient echter wel in het individuele geval maatwerk te zijn
ten aanzien van het te bereiken resultaat (zie onder andere CRvB
15-02-2012, nrs. 09/4472 WMO e.a). Om maatwerk te kunnen
bieden, moet het college op grond van artikel 4 lid 2 Wmo bij het
bepalen van de voorzieningen rekening houden met de individuele
persoonskenmerken en behoeften van belanghebbende.
Niet de bedoeling
Door het vaststellen van de hoogte van het aantal uren hulp bij het
huishouden ná het moment van beschikken over te laten aan de
zorgaanbieder, voldoet het college mijns inziens op het moment
van beschikken niet aan de opdracht in artikel 4 lid 1 en lid 2 van de
Wmo. De beschikking geeft er namelijk geen blijk van dat de voorziening is afgestemd op de individuele persoonskenmerken en
behoeften van belanghebbende. Bovendien weet belanghebbende
op deze manier niet precies wat hem is toegekend. Dit lijkt mij niet
de bedoeling van de wetgever en is mijns inziens in strijd met de
rechtszekerheid. Daarbij voorzie ik een praktisch bezwaar: hoe
kan het college controleren of de zorgaanbieder wel zorg verleent
die voldoet aan de compensatieplicht? De opdracht in artikel 4 lid
1 en lid 2 van de Wmo dient daarom mijns inziens bij aanvang van
het proces door het college plaats te vinden en niet pas verderop
door de zorgaanbieder.
Problemen
Ten slotte voorzie ik problemen in verband met het maken van
bezwaar indien belanghebbende het niet eens is met het door de
zorgaanbieder vastgestelde aantal uren hulp bij het huishouden.
Op grond van de artikelen 7:1 en 8:1 Awb kan bezwaar worden
wmo magazine 1 / februari 2014
Paul Jeukens
gemaakt tegen een besluit. In de beschikking van het college
staat waarschijnlijk grofweg gezegd niet meer dan dat belanghebbende in aanmerking komt voor hulp bij het huishouden
om bijvoorbeeld het resultaat ‘een schoon en leefbaar huis’ te
bereiken. Waarom zou een ‘onwetende’ burger bezwaar maken
tegen een dergelijke toekennende beschikking? Deze burger
wil waarschijnlijk pas actie ondernemen op het moment dat
het aantal uren hulp bij het huishouden door de zorgaanbieder
naar zijn mening te laag is vastgesteld. Een beslissing van een
zorgaanbieder is echter geen besluit in de zin van artikel 1:3
Awb, waardoor daartegen geen bezwaar kan worden gemaakt.
Wellicht dat geredeneerd kan worden dat de beslissing van de
zorgaanbieder (nadere) besluitvorming betreft waartegen bezwaar bij het college openstaat. De zorgaanbieder moet dan wel
een beslissingsmandaat hebben.
Paul Jeukens is juridisch vakredacteur bij Kluwer Schulinck.
19