p5_wwywong_1320122_DEF - TU Delft Institutional Repository

TU DELFT – BOUWKUNDE
REAL ESTATE & HOUSING – URBAN AREA DEVELOPMENT LAB
Meer zielen, meer ideeën, meer oplossingen
Participatie in stedelijke ontwikkeling
Wilson Wong
Wilson Wong Wai Yep Studentnummer 1320122 Balthasar van der Polweg 1072 2628ZJ Delft [email protected] / [email protected] +31 630 425 251 23 januari 2014 Technische Universiteit Delft Faculteit van Bouwkunde Master Real Estate & Housing Urban Area Development lab Hoofdmentor Tweede mentor Gecommitteerde Ir. Agnes Franzen (UAD) Ton van der Pennen (OTB) Dr. Arie Romein (OTB) Stagebegeleider Mark van de Velde (Havensteder) 2 ‘A well‐known principle of human behaviour says that when we ask someone to do us a favour we will be more successful if we provide a reason. People simply like to have reasons for what they do.’ Robert B. Cialdini, professor psychologie en marketing 3 INHOUD
Voorwoord 6 Termen en definities 7 Samenvatting 8 Management summary 21 1.0 33 Onderzoek 1.1 Introductie 1.1.1 Wetenschappelijke relevantie 1.1.2 Maatschappelijke relevantie 1.1.3 Leerdoelen 33 36 36 37 1.2 Doelstelling 37 1.3 Inkadering 1.3.1 Stedelijke gebiedsontwikkeling 1.3.2 Sociaal‐maatschappelijke context 1.3.3 Participatie bij stedelijke ontwikkeling in Rotterdam 1.3.4 Provenierswijk en omgeving 37 38 38 39 39 1.4 Uitgangspunten 40 1.5 Vraagstelling 41 1.6 Onderzoeksopzet 1.6.1 Opbouw scriptie 42 43 2.0 44 Methodiek 2.1 Algemeen 45 2.2 Toegankelijkheid van informatie 45 2.3 Interviewvragen 46 3.0 Theoretisch kader 48 3.1 Participatie 3.1.1 Invloed 3.1.2 Motieven voor participatie 3.1.3 Nadelen en risico’s 3.1.4 Formele en informele participatie 49 49 51 52 53 3.2 Stedelijke ontwikkeling 3.2.1 Procescyclus 54 56 3.3 Ontwikkeling participatie 3.3.1 Participatie in ruimtelijke planning 3.3.2 Het hedendaagse beleid 57 57 58 3.4 Benadering van bewoners 3.4.1 Drie middengroepen in Rotterdam 3.4.2 Burgerschap 59 60 61 4 4.0 Analysekader 63 5.0 Veldonderzoek 66 5.1 Casusbeschrijvingen 5.1.1 Casus 1 ‐ Proveniersplein, Noordzijde Rotterdam Centraal Station 5.1.2 Casus 2 ‐ Binnenterrein ‘Onze Tuin’ 5.1.3 Casus 3 ‐ Luchtsingel 67 67 69 70 5.2 Analyse 5.2.1 Casus 1 ‐ Proveniersplein, Noordzijde Rotterdam Centraal Station 5.2.2 Casus 2 ‐ Binnenterrein ‘Onze Tuin’ 5.2.3 Casus 3 – Luchtsingel 72 72 76 78 5.3 Bewoners in de Provenierswijk 5.3.1 Casus 1 – Proveniersplein 5.3.2 Casus 2 – Onze Tuin 5.3.3 Casus 3 – Luchtsingel 82 82 83 85 87 6.0 Conclusies & aanbevelingen 94 6.1 Aanbevelingen Reflectie 98 Bronnen 101 Bijlage 1 ‐ Participatieprocessen 105 1a Casus 1 – Proveniersplein, Noordzijde Rotterdam Centraal Station 1b Casus 2 – Binnenterrein ‘Onze Tuin’ 1c Casus 3 – Luchtsingel 105 108 109 Bijlage 2 ‐ Documentatie 110 Bijlage 3 ‐ Participatie in allerlei vormen 112 5 VOORWOORD
Deze scriptie is geschreven in het kader van de masteropleiding Real Estate & Housing aan de faculteit van Bouwkunde aan de TU Delft. Het vormt het afsluitend onderdeel van de opleiding. Het onderwerp van dit onderzoek heeft in eerste opzicht wellicht niet veel te maken met de studie waarmee dit is begonnen – architectuur. Hiermee was ik begonnen omdat ik, net als bijna iedereen die voor deze studie kiest, architect wil worden. Naarmate ik meer en meer van de vakken heb afgesloten, ervaarde ik een kloof tussen realiteit en wat er werd geleerd. Dit zat hem voornamelijk in de ontwerpvakken. De keuze voor Real Estate & Housing was dan ook makkelijk gemaakt. De onderwerpen die worden geleerd spraken me meer aan en voelden concreter, iets waar ik naar op zoek was. Participatie was achteraf gezien een logische stap verder, dichter bij de maatschappij en de realiteit. Zo dacht ik er ruim een jaar geleden niet over – ik was geïntrigeerd door participatie, maar dacht er verder niet meer over. Naarmate de richting en het onderwerp kristalliseerde, kwam ik steeds meer tegen buiten het directe veld van bouwkunde/real estate & housing. Maatschappelijke en sociale elementen spelen zich af in omgevingen waar veel mensen aanwezig zijn. Gesprekken ten behoeve van dit onderzoek versterkte dit gevoel. Het werd tastbaarder. Tijdens de studie ben je als student toch voornamelijk bezig met virtuele concepten. Ideeën, regels, plannen die alleen op papier en in gedachten, of hooguit in model, bestaan. Het duiken in de praktijk was een welkome verandering. Met dit onderzoek hoop ik een nuttige toevoeging te hebben gemaakt voor de praktijk van bewonersparticipatie. Niet alleen in gebiedsontwikkeling, maar ook bij het activeren van mensen in hun leefomgeving. Deze scriptie is niet tot stand gekomen zonder hulp van mijn begeleiders, Agnes Franzen, Ton van der Pennen en Mark van de Velde van Havensteder. Zij hebben allen geïnspireerd en ondersteund. Agnes met name voor het aansturen van het afstudeerproces. Ton met name voor het diepgaande corrigeren en kennis. En Mark voor de ervaring bij Havensteder en het aanbrengen van structuur in de chaos. De stage bij Havensteder gaf een kans om een kijkje te nemen in de keuken. Het vergemakkelijkte de toegang tot waardevolle inzichten en ervaringen die veel inzicht hebben geboden in de praktijk van participatie. Verder wil ik nog mijn vrienden bedanken voor het meelezen en de steun, jullie weten wie jullie zijn. Wilson Wong 22 januari 2014 6 TERMEN EN DEFINITIES
Een aantal veel gebruikte termen in deze scriptie. Beleid Algemene missie en visie van een bestuur Bestuur Lichaam dat de dagelijkse gang van zaken bij een instelling of bedrijf leidt Bewoner Iemand die ergens woont Bottom‐up Vanuit de samenleving, burgers Burger Iemand die in de stad woont en/of werkt Institutie Een overheidsgerelateerde partij, woningcorporatie Invloed Inwerking van een persoon of organisatie op beleid en/of plan Maatschappij Samenleving, gemeenschap Participatie Het deelnemen van bewoners aan processen die direct of indirect invloed hebben op de fysieke en/of maatschappelijke stedelijke leefomgeving Stad 1.Plaats van samenkomst van veel menselijke activiteit, zoals wonen, werken, winkelen, uitgaan 2. Gemeentelijk bestuur Stedelijke ontwikkeling Veranderingen aan de fysieke structuur van de stad Top‐down Vanuit de institutie 7 SAMENVATTING
De overheid wilt in toenemende mate taken overlaten aan de samenleving. Termen zoals de faciliterende overheid en de participatiemaatschappij worden steeds vaker genoemd in media, wetenschap en praktijk. De overkoepelende overheid die alle beslissingen maakt voor de burger is niet meer van deze tijd. Van de burger wordt verwacht dat hij of zij zelfstandiger wordt. De burger onderneemt meer en de overheid zal het ondersteunen. De terugtrekkende overheid biedt ruimte aan mensen om zelf een invulling te geven aan de maatschappij, zo is het idee erachter. De burger weet immers beter waar de vraag en noodzaak is. Naast deze democratische idealen zijn er tevens economische motieven. Die zien we terug in stedelijke ontwikkeling. Grootse, overkoepelende plannen zoals we die in de naoorlogs periode zagen komen tegenwoordig bijna niet meer aan de orde. In plaats daarvan zien we een verschuiving naar meer locatiegerichte plannen. Deze plannen zijn specifieker op de lokale eigenschappen en de markt gericht. Deze plannen, gecombineerd met de emancipatie van de burger, leiden ertoe dat burgers steeds meer te zeggen hebben over de invulling van de stad. Sinds de jaren ’60 van de afgelopen eeuw begonnen steeds meer mensen het vertrouwen in de centrale overheid te verliezen. Het is niet vreemd dat we in de jaren ’70 de eerste vormen van participatie vinden. Mensen kregen inspraak bij beleidsvorming. In de jaren ’80 gaat dit verder. Participatie werd een structureel onderdeel bij stedelijke ontwikkeling. De tweede generatie van participatie, ontstaan in de jaren ’90, draait om coproductie en interactieve beleidsvorming. Verwacht werd dat het draagvlak voor beleid en het vertrouwen in de overheid groter zou worden. In praktijk bleek dat een selecte groep bewoners participeerden. De idealen werden verder overschaduwd door de toenemende mate van achterkamertjes politiek, waardoor vertrouwen juist afnam (Boonstra en Boelens, 2011). De derde generatie van participatie ontstond aan het begin van de 21ste eeuw. Burgerinitiatief en de terugtrekkende overheid staan centraal. Verwacht wordt dat mensen zelf met ideeën komen. De faciliterende overheid verstrekt dan de nodige middelen om goede initiatieven te realiseren. Dit leidt uiteindelijk tot het hedendaagse sentiment. De overheid moet zich meer en meer terugtrekken. De burger neemt het hef in handen. Tenminste, dat is wat wordt verwacht als de overheid meer ruimte biedt. Belangrijke redenen voor participatie en het faciliteren van initiatieven zijn onder andere kostenbesparing, kwaliteitsverhoging van plan en beleid, het verwerven van vaardigheden en het doen van nieuwe contacten. De verschuivende rollen wekken nieuwe vragen op. Het is niet altijd even duidelijk voor instituties hoe zij om moeten gaan met deze invulling van het ontwikkelingsproces. Ook is er een tekort aan de documentatie van ervaringen en definities van posities (KEI, 2008). Met participatie wordt getracht mensen te activeren en te betrekken. Maar dit lukt vooralsnog slechts voor een klein deel van de bevolking (Pröpper et al., 2006). Nieuwe manieren zijn nodig om de beoogde doelgroepen te bereiken en om de stad zo in te richten dat de gebruikers ervan zich er in kunnen vinden. Onderzoeksopzet Voor deze scriptie is bewonersparticipatie in een drietal stedelijke ontwikkelingsprocessen bestudeerd. Twee casussen bevinden zich in de Provenierswijk, een wijk naast het centrum van Rotterdam waar het drukke centrum en stillere woonstraten samenkomen. Dit heeft als gevolg dat sommige projecten van grootstedelijk belang zijn. Mogelijkerwijs worden bewoners van de wijk er 8 door beïnvloed. De derde casus is verspreid over meerdere districten, maar bevindt zich ook nabij het centrum van Rotterdam. De casussen zijn bestudeerd door een combinatie van documentenanalyses, interviews met belanghebbenden en in het geval van de Luchtsingel, een enquête onder de deelnemers. Bestudeerde casussen Casus 1 ‐ De herinrichting van het Proveniersplein, noordzijde Rotterdam CS. Een formeel opgezet proces waarin veel frictie is geweest tussen gemeente en sommige leden van de plaatselijke bewonersorganisaties. Onenigheden zorgden voor vertragingen. Het plan is wel door bewoners aangepast, maar het proces leidde tot intrekking van bevoegdheden van de deelgemeente door de stad. Casus 2 – Inrichting van het binnenterrein in de Provenierswijk, ‘Onze Tuin’. Een informeel opgezet proces met een persoonlijke insteek. Bewoners werden persoonlijk door de ontwerpers aangespoord om mee te doen en mee te denken. Dit leidde tot de activering van een aantal bewoners die zich inzetten voor de onderhoud van de tuin en de organisatie van activiteiten eromheen. Casus 3 – Het initiatief van de Luchtsingel. Een maatschappelijke waarneming voor de noodzaak om de leegstand en verloedering rond het Schieblock en de Hofbogen op te lossen leidde tot het idee voor een 300 meter lange singel. Het Rotterdam Stadsinitiatief was van cruciaal belang geweest voor de realisatie. Verder werd een deel gefinancierd door crowdfunding. Een bottom‐up project en een voorbeeld van de faciliterende overheid. Theoretisch kader Participatievormen en de rollen van belanghebbenden In stedelijke ontwikkeling uit participatie zich in allerlei vormen. De basis is dat bewoners hun leefomgeving mede kunnen vormgeven, fysiek en maatschappelijk. De regels voor formele participatie is in de Overlegwet (1998) vastgelegd, maar deze vorm van participatie bestaat al langer. Bij formele participatie worden bewonersorganisaties betrokken bij beleidvormende en planvormende processen. Voordelen zijn onder andere dat regels zijn vastgelegd en dat er een wettelijke basis bestaat voor participatie. Nadelen zijn de twijfelachtige representativiteit van deze formele groepen en beperkingen door de vastgestelde regels. Hierdoor kan het participatie juist extra tijd en geld kosten. Daarom richten instituties zich steeds meer op informele participatie. Hiermee wordt getracht een representatievere groep te bereiken in een informelere sfeer. Voordelen aan informele participatie zijn onder andere een grotere mate van vrijheid voor bewoner en institutie, variatie in aanpak en de laagdrempeligheid. Een nadeel is dat formele bewonersorganisaties zich gepasseerd kunnen voelen. Naast een onderscheid tussen formele en informele participatie, is er ook een onderscheid tussen beleidsvormende en sociaal‐maatschappelijke participatie. Bij beleidsvormende participatie gaat het om inhoudelijke vraagstukken die in samenwerking met bewoners opgelost worden. Bij sociaal‐
maatschappelijke participatie gaat het om de bewoner die sociaal actief is in zijn leefomgeving. Participatie bij beleidsvormende processen wordt ook gezien als een manier om mensen sociaal‐
maatschappelijk te activeren. 9 Perioden Beleidsinterventies Participatie Economische groei en wederopbouw Eerste generatie Centrale overheid bepaalt. (1945‐1974). Dominante fysieke aanpak ‘bulldozer en dragline’ Democratische fase: stadsvernieuwing (1975‐1985). Tweede generatie Eerste generatie participatie (jaren ’70). Inspraak. Buurtrehabilitatie: sloop en bouw. Sociale opbouw en emancipatie Gedecentraliseerd in wijkgerichte projectgroepen, zittende bewoners worden uitgangspunt van de beleidsinterventie. Proces over inhoud. Overgangsfase: vernieuwing van de stadsvernieuwing (1986‐1995). Derde generatie Tweede generatie participatie (jaren ’90). Interactieve beleidsvorming en coproductie. Revitaliseringsfase: bouw en herstructurering Vierde generatie (1996‐2005). Wijkvernieuwingsfase: sociale stijging (2006‐heden). Integrale benadering. Fysieke, sociale en economische doelen Marktgerichte benadering, internationale concurrentie. Aanpak van achterstandswijken Vijfde generatie Wijkgerichte aanpak. Maatschappelijke participatie Aandacht voor een ‘evenwichtige’ bevolkingssamenstelling. Buurt in stedelijk perspectief. Inhoud over proces. Derde generatie participatie (vanaf 2000). Burgerinitiatief, eigen verantwoordelijkheid en de faciliterende overheid. Economische potenties maximaliseren, daarbij hoort het toegankelijk en bewoonbaar maken voor draagkrachtige bevolkingscategorieën. Sociale opgave is steeds meer leidend. De stad als emancipatie ladder. Generaties van beleidsinterventies en participatie (naar Lenos et al., 2006; Van der Pennen,
2010)
Tijdens het proces kunnen institutie en bewoners(organisaties) verscheidene posities innemen of toegewezen krijgen. Dit heeft invloed op de daadwerkelijke macht van de deelnemende bewoners. Vaak wordt de participatieladder van Arnstein (1969) aangehaald. Edelenbos et al. (2001) hebben een aangepaste versie gemaakt (zie tabel op de volgende pagina). Op het laagste niveau worden bewoners slechts geïnformeerd over plannen. Op het hoogste niveau mogen zij meebeslissen, of zelfs meeproduceren. Participatie in stedelijke ontwikkeling kan tijdens verschillende fases van het proces voorkomen. Een ontwikkeling begint met een noodzaak tot verandering, omdat de huidige situatie niet voldoet aan bepaalde eisen. Deze initiëring kan vanuit de samenleving komen of bepaald worden door een instituties zoals de overheid. Tijdens de planningsfase uit participatie zich in mogelijk om het geven van meningen, ideeën en voorkeuren. De volgende fase is de realisatie. Stedelijke ontwikkeling zijn relatief grootschalig, kosten veel middelen en worden daarom doorgaans uitgevoerd door institutionele partijen. De laatste fase in stedelijke ontwikkeling duurt het langst, het gebruik en onderhoud. In participatie wordt soms gericht op onderhoud en management door bewoners. 10 Beleidsprobleem Oplossing Status uitkomsten Informeren Laat, grotendeels al bepaald Staan vast Staat vast Staat vast Geen input van belanghebbenden Raadplegen Laat, reageren op voornemens Staan vast Staat vrij vast Staat vrij vast Bestuur niet gebonden aan de uitkomst Adviseren Vroeg, meebepalen agenda Criteria voor toetsing Ideeën stakeholders volwaardige rol Ideeën belanghebbenden volwaardige rol Bindende uitkomst, kan afwijken (onder voorwaarden) Coproduceren Vroeg, meebepalen agenda Tijdens proces tot stand gekomen Door bestuur + belanghebbenden Door bestuur + belanghebbenden Bindende uitkomst, onveranderd overgenomen Beslissen/ produceren Vroeg, overdracht aan belanghebbenden Niet vastgesteld door bestuur Door belanghebbenden Door belanghebbenden Spontaan bindende werking Meedoen Randvoorwaarden Meepraten Fase in proces Vorm en van burgerparticipatie (aangepast van Edelenbos et al., 2001)
Type middengroepen Een belangrijk reden voor instituties om te zoeken naar nieuwe vormen van participatie is het vergroten van het bereik en de inclusie van relevante doelgroepen. Een vraag hierbij is wie deze mensen zijn en wat ze beweegt. Karsten et al. (2006) beschrijven een drietal stedelijke groepen in hun onderzoek. Sociale stijgers in multiculturele stadswijken zijn voornamelijk allochtonen die op weg zijn naar de middenklasse in de stad. Zij hebben doorgaans al eerder kinderen en werken relatief veel uren per week. Of ze willen participeren in beleidsvormende projecten hangt af van hun vertrouwdheid met de buurt en hoeveel ze er zelf mee worden beïnvloed. Maatschappelijke participatie is minder beperkt. Actief zijn in de buurt betekent voor deze groep samen dingen doen of iets voor de gemeenschap doen. Stedelijk georiënteerde huishoudens hebben doorgaans een opleidingsniveau van tenminste mbo. Zij identificeren zich met hun werk‐ en woonplek. Zij kiezen hun leefomgeving voor de beschikbaarheid van voorzieningen. Voor hen is stedelijkheid in de luwte ideaal. Deze mensen zijn over het algemeen betrokken bij hun buurt en zetten zich in voor de bescherming van het woonklimaat. In de Provenierswijk wonen veel stedelijk georiënteerde mensen. Terugkerende huishoudens bestaan uit mensen die vroeger in Rotterdam hebben gewoond, zijn vertrokken en daarna weer besloten om terug te komen. Reden voor terugkeer is bijvoorbeeld het uit het huis gaan van kinderen, het missen van de opgebouwde sociale netwerk in de stad of voor werk. Zij hebben een sterke binding met de stad. Burgerschap Stijlen van burgerschap zoals aangegeven door Van den Brink (2002) en Van Buuren en Edelenbos (2008) geven een indicatie over de mate van activiteit, vaardigheid en positie tegenover de gevestigde orde (bijvoorbeeld de overheid). Inactieve burgerschap is gekenmerkt door afzijdigheid en desinteresse voor participatie. Mensen die onder deze categorie vallen hebben weinig vertrouwen in de overheid. Dit zijn voornamelijk mensen uit lagere klassen. 11 Afhankelijk burgerschap houdt in dat burgers graag meedoen en een plichtsgevoel hebben. Ze zijn echter niet competent en ervaren een grote afstand met de overheid. Zij sluiten zich niet af voor anderen, maar betrokkenheid blijft op lokaal niveau. Ze hebben behoefte aan zekerheid, veiligheid en verwachten dat de overheid zaken regelt. Conformistische burgerschap. Bewoners onder deze groep participeren uit eigenbelang. Ze hebben weinig politieke betrokkenheid en proberen zelden het beleid te beïnvloeden. Pragmatiek staat voorop. Ze zijn goed geïnformeerd maar gaan volgens individuele voorkeuren met die informatie om. Maatschappijkritisch burgerschap betekent dat bewoners zich verantwoordelijk voelen voor actieve maatschappelijke oplossingen uit ideologische motieven. Zij nemen zelf graag het initiatief. Voor hen is de overheid een regisseur die toezicht houdt. Inactief
Lagere klasse Burgerschap
L L Afhankelijk L Conformistisch Middenklasse Kritisch Hogere klasse
en sociaal-economische status (afgeleid van Van Buur en en Edelenbos (2008)
12 L L Uit bovenstaande theoretisch kader is het volgende analysekader opgesteld. 0. Ruimtelijke en beleidsmatige context Kenmerken van participatie 1. Proceseigenschappen C. Op welk moment in het levensproces participeren? A. Gehanteerde participatievorm? B. Communicatie van mogelijkheden D. Over onderwerpen? 2. Rol van bewoners A. Wie participeren? D. Activiteitsniveau B. Namens wie? E. Type burgerschap C. Machtspositie (participatieladder) F. Motivering 3.Rol van het instituut A. Machtspositie B. Motivering A nalysekader
13 Proveniersplein Binnenterrein Luchtsingel 0. Context Belang Stedelijk belang Lokaal belang Stedelijk belang Ruimtelijk Centraal gelegen gebied dat geheel wordt geherstructureerd Nabij centrum, weinig impact op de rest van de stad Centraal gelegen gebied in nood voor revitalisatie 1. Proces A. Participatievorm Formeel, top‐down Informeel, top‐down Informeel, bottom‐up B. Communicatie van mogelijkheden Brieven, wijkkrant, websites Aanbellen bij bewoners Mond op mond reclame, workshops verscheidene media/internet C. Wanneer in het proces? Planvorming, nadat er een plan was opgezet Initiatief, planvorming en onderhoud ZUS: geheel proces Funders: na vaststelling plan D. Onderwerpen? Bebouwing plein, verkeerssituatie, OV halte, inrichting Gehele vormgeving en inrichting ZUS: gehele plan Funders: ‐ 2. Bewoners A. Wie participeren? Leden van formele bewonersorganisaties, stedelijk georiënteerd, autochtoon, 40+ Gemengde groep buurtbewoners, stedelijk georiënteerd, Bewoners van Rotterdam (& ZUS), stedelijk georiënteerd gemengd B. Namens wie? In naam: de hele buurt In praktijk: voornamelijk zichzelf Zichzelf Zichzelf C. Machtspositie Geconsulteerde, adviseren later meebeslissen Coproduceren tot meebeslissen en produceren ZUS: produceren en beslissen Funders: meebetalen, ondersteunen D. Activiteitsniveau Actief meepraten Reactief tot actief organiserend ZUS: Actief producerend Funders: Passief reactief E. Burgerschap Maatschappijkritisch & conformistisch Meesten afhankelijk, enkele maatschappijkritisch Maatschappijkritisch F. Motivering Eigenbelang Voornamelijk eigenbelang, sommigen maatschappelijk Voornamelijk maatschappelijk, sommigen eigenbelang 3. Institutie A. Machtspositie Welwillend, maar beperkend Coöperatief Faciliterend B. Motivering Lokale draagkracht vergroten, plan verbeteren Kwaliteitsverhoging omgeving, doorstroom tegengaan Kwaliteitsverhoging omgeving, initiatief stimuleren C asussen in het analysekader
14 Conclusies Observaties bij de herinrichting van het Proveniersplein, noordzijde Rotterdam CS Het formele proces heeft veel tijd, geld en moeite gekost voor relatief weinig toegevoegde waarde. In dit geval komt formele participatie niet positief naar voren. Bewoners werden pas nadat er een vergevorderd plan op tafel lag betrokken. Deze groep was niet representatief voor de bewoners van de wijk. Na zes jaar overleg tussen de deelgemeente Noord en de bewonersverenigingen, werd besloten om toch het oorspronkelijke plan uit te voeren. De bevoegdheid van de deelgemeente werd begin 2012 ingetrokken. De gemeente Rotterdam presenteerde tijdens zomer 2013 het definitieve plan. Sommige bewoners, de meest opvallende bewoners, gaven aan teleurgesteld te zijn met de gang van zaken en voelden zich gepasseerd. Anderen konden zich wel in het plan vinden. Formele participatie vergt veel tijd en specifieke vaardigheden van bewoners. We zien dat hierdoor weinig mensen mee kunnen praten. Ook heeft het plan geen directe invloed op een groot deel van de inwoners van de Provenierswijk, waardoor zij zich niet geroepen voelen om mee te praten. De bewoners die wel meepraten zijn maatschappijkritisch. Zij participeren graag en waarderen openheid en informatie. Maar terwijl de literatuur deze bewoners omschrijft als mensen die vertrouwen hebben in de overheid (of de woningcorporatie), blijkt dat dit in praktijk niet altijd het geval te zijn. Naarmate het participatieproces vorderde, werden een aantal van deze bewoners wantrouwig ten opzichte van de deelgemeente. Bewoners eisten meer invloed op naarmate het proces vorderde. Door de sterke aanwezigheid van een aantal kritische bewoners werd de druk op het proces verhoogd. Er ontstond een ‘wij tegen zij’ sfeer. Dit leidde tot moeizame relaties tussen de gemeente en bewoners, wat niet bevorderlijk was voor de planvorming. De bewoners hebben wel de plannen voor een kantoor op het plein weten te stoppen uit zorgen over schaduwwerking. Verder is de verkeerssituatie naar hun (en die van de deelgemeente Noord) wensen aangepast. Observaties bij de herinrichting van een binnenterrein in de Provenierswijk Voor de planvorming van de herinrichting van het binnenterrein werd door de ontwerpers voor een informele, persoonlijke benadering gekozen. Zij werden ingezet door Havensteder om een plan te maken dat de verpauperde ruimte weer begaanbaar maakt en het verloop in de omliggende woningen helpt te beperken. Bewoners zelf waren ook ontevreden met het terrein, maar namen geen verantwoordelijkheid. Stimulatie vanuit de woningcorporatie was nodig voordat bewoners zelf ook actief werden. Het resultaat was een gevarieerde tuingroep dat vanaf het begin van het planningsproces inhoudelijk kon meedenken. De transformatie is een succes gebleken. Het terrein wordt continu onderhouden en biedt ruimte voor het samenkomen van bewoners die daar geïnteresseerd in zijn. Het onderhoud en de activiteiten worden georganiseerd door twee bewoners. Hoewel corporatie, ontwerpers en bewoners het project over het algemeen als een succes zien, zijn er een aantal kanttekeningen te maken. Nog steeds bekommeren een tal van bewoners zich helemaal niet om het terrein. Sommige bewoners begonnen al te klagen al over slecht onderhouden privétuinen op het binnenterrein dat het beeld negatief beïnvloed. Toch wordt daar weinig aan gedaan en wijzen bewoners de corporatie aan om actie te ondernemen. Een situatie die niet anders is dan voorheen. Het blijft een lastige opgave om meer mensen (maatschappelijk en beleidsmatig) actief te maken. Uit de interviews blijkt dat de bewoners die actief zijn, voornamelijk maatschappelijke motieven hebben. Het creëren van schone, veilige speelruimte, het aanspreken 15 van ongewenst gedrag (zoals rommel op straat gooien), het opvoeden van kinderen en het samenbrengen van buurtbewoners. Een sterk motief van deze bewoner, de sociale index van de Provenierswijk is immers “kwetsbaar” (COS, 2013). Dergelijke maatschappelijke motieven zijn nodig om de sociale situatie te verbeteren. Het feit dat het informele participatieproces deze activiteiten aanwakkerde bevestigt dat participatie niet alleen de planmatig kwaliteit kan verhogen, maar dat er ook sociaal‐maatschappelijke baten kunnen zijn. Observaties bij het initiatief van de Luchtsingel Het idee voor de Luchtsingel kwam vanuit de bewoners van Rotterdam. De gemeente zocht via het Stadsinitiatief naar ideeën die Rotterdam ten goede zou komen. Architectenduo ZUS kwam met het idee voor de Luchtsingel. Het plan verbindt het Centraal District met Noord en revitaliseert het gebied rondom het Schieblock waar zij gevestigd zijn. Eerder investeerden zij in het Schieblock, zij transformeerden een leegstaand kantoorgebouw tot een plek waar creatieve ondernemingen samen komen. Door middel van een intensieve campagne in de media, met crowdfunding en met behulp van lokale netwerken wisten zij genoeg steun te vergaren voor het plan en het Stadsinitiatief te winnen. Zo kon de Luchtsingel realiteit worden. De gemeente speelt hierbij enkel een faciliterende rol. Zij voorzien ZUS van de nodige middelen voor de realisatie. ZUS begint als een bewonersorganisatie. Gaandeweg ontwikkelt zich het tot een partij dat meer als een privaat maatschappelijk betrokken institutie functioneert vanwege de leidende rol die de architecten spelen tijdens de realisatie van de singel. De machtspositie van de funders (en stemmers) is nieuw; zij brengen draagvlak door een financiële bijdrage (of een stem) maar hebben verder inhoudelijk niets te zeggen over het plan. Deze positie is niet te vinden op conventionele participatieladders zoals die van Arnstein (1969) en Edelenbos et al. (2001). De positie kan tussen raadplegen en adviseren geplaatst worden (zie volgend tabel); het moment van participeren is vroeg in het proces, maar de randvoorwaarden, het probleem en de oplossing staan al vast. Het valt echter niet binnen ‘meepraten’, dus deze nieuwe positie is lastig te plaatsen in de bestaande theorie. ZUS betreedt de hoogste trede op de participatieladder, zij hebben vrijwel volledige controle over de productie. Het gehele proces onder leiding van ZUS gaat buiten de gemeente om. In dit proces nemen bewoners (ZUS) taken op zich die voorheen alleen voor de overheid, corporaties of andere stadsontwikkelaars weggelegd waren. De bouw van de singel laat zien dat ideeën vanuit de samenleving gerealiseerd kunnen worden. De Luchtsingel is op het moment van schrijven nog niet af, maar verwacht wordt dat de verbinding en de toegevoegde functies (zoals het park en de vernieuwde Hofbogen) een nodige impuls zal geven aan het gebied. 16 Beleidsprobleem Oplossing Status uitkomsten Informeren Laat, grotendeels al bepaald Staan vast Staat vast Staat vast Geen input van belanghebbenden Raadplegen Laat, reageren op voornemens Staan vast Staat vrij vast Staat vrij vast Bestuur niet gebonden aan uitkomst Financieren/ stemmen Vroeg Staan vast Staat vast Staat vast Bindende uitkomst Adviseren Vroeg, meebepalen agenda Criteria voor toetsing Ideeën stakeholders volwaardige rol Ideeën belanghebbenden volwaardige rol Bindende uitkomst, kan afwijken (onder voorwaarden) Coproduceren Vroeg, meebepalen agenda Tijdens proces tot stand gekomen Door bestuur + belanghebbenden Door bestuur + belanghebbenden Bindende uitkomst, onveranderd overgenomen Beslissen/ produceren Vroeg, overdracht aan belanghebbenden Niet vastgesteld door bestuur Door belanghebbenden Door belanghebbenden Spontaan bindende werking Meedoen Randvoorwaarden Meepraten Fase in proces Aangepaste vorm en van bur gerparticipatie
Resumerend In de drie casussen vinden we verschillende vormen van participatie. De rollen van bewoners en instituties verschillen per vorm. We zien dat een overgrote deel van de Rotterdamse burgers niet geïnteresseerd zijn in participatie. De mensen die wel participeren, doen dit vaak uit eigenbelang. Pas als een project hun directe woonomgeving aangaat, zijn ze eerder geneigd te participeren. De mensen die wel participeren hebben een sterk gevoel van binding met hun stad. Bij informele participatie lijken er wel meer maatschappelijke baten te zijn dan formele participatie, wat van toegevoegde waarde kan zijn voor instituties. Bewoners zijn meer tevreden met hun woon‐ en werkomgeving, er kan sprake zijn van imagoverbetering, het bereiken van doelen, wat ten goede komt van instituties. Dit komt overeen met het beeld dat wordt geschetst door de professionals van Havensteder. Zij richten zich op informele participatie deels om sociale en maatschappelijke motieven. Het informele proces kan volgens hen mensen samenbrengen en is in veel gevallen zelfs het doel. Gezamenlijke activiteiten en doelen geven bewoners meer kansen om de sociale participatieladder van David Thomas (fig. 7) te beklimmen. We zien dat informele participatie in de bestudeerde casussen eerder in het proces begint dan formele participatie. Bewoners worden al bij het initiatief en de vroege planvorming betrokken (binnenterrein en Luchtsingel). Terwijl bij formele participatie mensen pas later konden meepraten. De schaal van een project blijkt uit deze studie belangrijk te zijn bij de inzet van een participatievorm. Zo zien we dat voor een project zoals de Luchtsingel bepaalde vaardigheden vereisen die lang niet iedereen bezit. Bewonersparticipatie in stedelijke ontwikkeling gaat dan voornamelijk om samenwerking van instituties met organisaties zoals ZUS. Op kleinere schaal, zoals bij het binnenterrein, kunnen individuen wel meer van betekenis zijn en een verschil maken voor hun buurt. Het lijkt er in ieder geval op dat door middel van participatie, de leefomgeving van de stad daadwerkelijk verbeterd kan worden. 17 De centrale vraag van deze scriptie is als volgt Welke vormen van bewonersparticipatie zijn aan te treffen bij de huidige stedelijke ontwikkelingen en wat is de toegevoegde waarde van deze vormen voor instituties? De toegevoegde waarde van participatie voor instituten: Casus Proveniersplein, formele top‐down participatie. Theoretisch: ‐ Verkrijgen van draagvlak. ‐ Tevreden houden van de bewoners. ‐ Ontwikkelen van burgerkracht. ‐ Het verhogen van de kwaliteit van het plan voor de stad en lokale bewoners. Praktijk: ‐ Draagvlak werd minder. ‐ Een klein aantal bewoners waren niet tevreden met het plan. De meerderheid had niks te zeggen. ‐ Een beperkt aantal bewoners deden mee. ‐ Het plan was inderdaad op een aantal cruciale punten verbeterd door de inzichten van bewoners. Casus Binnenterrein, informele top‐down participatie. Theoretisch: ‐ Inclusie van zoveel mogelijk bewoners. ‐ Ontwikkelen van burgerkracht (in beleid en maatschappij). ‐ Het verhogen van de kwaliteit van het plan voor de lokale bewoners. Praktijk: ‐ Relatief gemengde groep participanten die meedachten over het plan. ‐ Nieuw burgerkracht in de vorm van vrijwilligsters die zich actief inzetten sinds het project. ‐ Plan is afgestemd op de wensen van de bewoners. Casus Luchtsingel, bottom‐up initiatief met top‐down stimulans Theoretisch: ‐ Oplossen van stedelijke problemen. ‐ Signaal afgeven naar de overheid. ‐ Financiën en draagvlak regelen bij bewoners. ‐ Rotterdam Stadsinitiatief als aanjager voor ideeën uit de samenleving. Praktijk: ‐ Ontvangst is positief, middel‐ en lange termijneffecten nog onbekend. ‐ Crowdfunding en stemmen bij het stadsinitiatief met succes. ‐ Het volledig financieren door middel van crowdfunding is niet realistisch, maar het creëren van draagvlak door dit middel wel. ‐ Rotterdam Stadsinitiatief als voorbeeld van actief faciliteren door een institutie. 18 Toegevoegde waarde van participatie voor de stad: De impact op de stad en haar bewoners hangt deels af van de gekozen participatievorm. Wanneer bewoners meer te zeggen hebben en meedoen, is het effect op de leefomgeving groter. Uit dit onderzoek blijkt dat dit voordelen oplevert ten opzichte van participatie met een beperkte groep bewoners die binnen formele kaders moeten opereren. Verdere waarde voor de stad kan onttrokken worden uit de collectieve samenleving. Observaties en de daaruit voortvloeiende ideeën, gecombineerd met de middelen van overheid en corporatie, kunnen daadwerkelijk de stad positief beïnvloeden. Aanbevelingen Ga voor actief faciliteren Faciliteren, maar dan met een actieve blik naar de samenleving, dus niet passief wachten. Zoek kansen op in de samenleving, communiceer op een zichtbare wijze wat de mogelijkheden zijn en maak het eenvoudig voor mensen om iets te starten. Geef ze daarna ook de middelen om iets te doen. De volgende aanbevelingen zijn per casus geformuleerd en hebben betrekking tot instituties die het participatieproces organiseren. Casus 1 – Proveniersplein, formele participatie met bewonersorganisaties ‐ Communiceer vanaf het begin de kaders van het proces. Wat wordt er van bewoners verwacht. Wat mogen zij, wat mogen zij niet. Door aan de participanten de mate van invloed van tevoren duidelijk te maken is er minder kans op teleurstelling. ‐ Zorg ervoor dat de keuzes van betekenis zijn, maar simplificeer de opgave en de informatie. Blijf open en toegankelijk. ‐ Neem een neutrale projectleider die belangen van bewoners én gemeente in de gaten houdt. ‐ “Er is nooit genoeg communicatie”. Verwacht niet dat iedereen op de hoogte is van alle details en beperk de onderwerpen per bijeenkomst; simplificeer de opgave. ‐ Controleer de representativiteit van de aanwezige bewoners, vergelijk de aanwezige bewoners met de samenstelling van de wijk. ‐ De meest luidruchtige participanten hebben niet altijd de beste punten. In het kort: sterk leiderschap in het proces, kaderstelling en realistische verwachtingen scheppen. Casus 2 – Binnenterrein ‘Onze Tuin’, informele participatie met individuele bewoners ‐ Niet te lang blijven praten, ga over tot actie. ‐ Vorm een sociale band met de bewoners, maar bewoners hebben wel behoefte aan een duidelijke voortrekker die knopen doorhakt. Faciliteer ook een band tussen bewoners zelf door gezamenlijke activiteiten te organiseren en gezamenlijke doelen te stellen. ‐ Probeer sleutelfiguren of een kerngroep te vinden in de buurt die een leidende, inspirerende rol kunnen spelen onder bewoners. Vaak zijn deze mensen al vroeg en regelmatig aanwezig in het proces. Deze zijn niet per se lid van bewonersverenigingen. ‐ Er is onder bewoners vaak kennis en talent aanwezig, probeer deze te vinden (voorbeeld 19 plantendeskundige) en te gebruiken. Mensen zijn doorgaans bescheiden in het etaleren van hun talenten en vaardigheden, ze blijven vaak verborgen. Investeer tijd om deze te vinden. ‐ Sommige mensen houden van praten, sommigen van doen. Houd hier rekening mee om deze kwaliteiten in het planproces in te zetten. ‐ Probeer iedereen te betrekken op een manier waarop zij dat zelf willen. In dit proces zijn kinderen spelenderwijs betrokken geweest. Jongeren werden opgeroepen om de handen uit de mouwen te steken en iets praktisch te doen voor de tuin. In het kort: leer de bewoners goed kennen en geef ze een reden om actief te worden Casus 3 ‐ Luchtsingel, het starten van initiatieven en het faciliteren van bottom‐up ideeën ‐ Mensen bouwen graag mee aan hun stad. Geef de kansen en de ruimte voor ideeën uit de samenleving. ‐ Communiceer als faciliterende instituut zijnde de mogelijkheden goed door via meerdere kanalen en over een langere periode. ‐ Crowdfunding: hou de ‘funders’ op de hoogte van het verloop en doe dat actief en gericht. Lang niet iedereen kijkt bijvoorbeeld op de site. ‐ Crowdfunding: kom de belofte van het eindproduct na. . ‐ Crowdfunding is niet voor iedereen. Niet iedereen wil meebetalen, maar in dit geval brengt de nieuwigheid de nodige aandacht. In het kort: Zoek naar ideeën, kennis, ondernemers, middelen en ondersteuning uit de samenleving en durf controle uit handen te geven 20 MANAGEMENT SUMMARY
The Dutch government is increasingly leaving tasks up to society. Terms such as the facilitating government and the participation society are mentioned more often than ever in media, science and day to day reality. The overarching government that makes many decisions for the citizens is something of the past. Of the citizen, it is expected that he or she becomes more independent. Citizens become more entrepreneurial, while the government will support them. The withdrawing government provides room for people to shape their own society. The idea is that citizens, the users of the city, know where the problems lie and what is in need of improvement. Besides these democratic ideals, there are economic reasons for the facilitating government. We see that in urban development. Wide projects such as the ones we saw during the post‐war period are a rarity nowadays. Instead, there is a shift towards location, market and user specific developments. It cannot be expected that building anything regardless of the very specific demands of local market will be successful. These specific plans, combined with the emancipation of the citizens, lead to (future) users having increasingly more influence in city programming. Since the ‘60s, more and more people were starting to lose faith in the central government. It is not strange to see the first forms of citizen participation develop in the ‘70s. People were allowed to join in on policymaking. In the ‘80s this trend continued. Participation became a structural part of urban development. The second generation of participation appeared during the ‘90s. Co‐production and interactive policymaking were the keywords. It was expected that through participation, support for policies and trust in the government would increase. In reality, it appeared that just a select group of people would participate. The ideals were overshadowed by “backdoor politics”, which caused a decrease in trust (Boonstra and Boelens, 2011). The third generation of participation emerged in the early 21st century. Citizen initiatives and the withdrawing government are concepts central to this generation. People are expected to come up with ideas of their own. The government will then provide the necessary means to realise worthy ideas. This leads us to the contemporary sentiment. Now, it is generally agreed upon that the government should retract more, while the citizen takes over control. At least, it is expected that the void will be filled by citizens as the government retracts. Arguments in favour of participation and citizen initiative are (but not limited to) cost reductions, quality improvements of planning and policy, acquiring new skills and new contacts, which in turn will allow citizens to grow in their own respects. The shifting roles bring new questions. It is not always clear for the institute (government, corporation and developer) how to cope with the new development processes. There appears to be a shortage of documentation of experiences and definitions of positions (KEI, 2008). Successful participation allows for everyone who is willing to join the process. However, for the time being, it has only been successful in attracting a very small, unrepresentative part of the population (Pröpper et al,. 2006). New ways are needed to reach and activate other target groups so that the city can be moulded just right for its users. Research design Three cases of citizen participation in urban area development have been studied for this research. Two cases are located in the Provenierswijk, a neighbourhood where the bustling city centre joins more quiescent residential areas. Consequentially, some projects are of metropolitan interest, while 21 influencing local residents. The third case is spread over several districts, but is also located near the Rotterdam city centre. The cases were studied through documentation analysis, interviews with participants and policymakers and a questionnaire for the third case. Cases Case 1 – The redevelopment of the Proveniersplein, the north side of the Rotterdam Central Station. During this formal process, tensions rose between the local municipality and residents’ organizations. Disagreements and disappointments were rife, which caused delays and additional costs for the local council. The plan was changed for the better in some areas through input by residents, but the process finally led to the repeal of the local council’s rights. The city council took over and plans on realizing the original plan. Case 2 – The renewal of a courtyard, later named ‘Onze Tuin’ (‘Our Garden’), in the Provenierswijk. This renewal project was an informal process with a personal approach. Residents surrounding the once decrepit courtyard were personally encouraged to join the design process and become active in the organization and maintenance of the area. This led to a courtyard that fit the locals’ needs and the activation of several residents who continued working on the courtyard after completion. Case 3 – The initiative of the Luchtsingel. An observation by local users of the city led to the idea for a 300m long boulevard that will provide much needed invigoration to a degraded area with a relatively high rate of vacancy. The Rotterdam Stadsinitiatief (Rotterdam City Initiative) was of great importance to the realization of the plan. Through the Initiative, the designers received up to 4m euro support from the city municipality to construct the bridge/boulevard hybrid. Furthermore, a part was financed through crowdfunding. This is a bottom‐up project and an example of the government facilitating an idea from society. Theoretical framework Forms of participation and stakeholders’ roles Participation in urban development occurs in a range of varieties. In its very core, it is about the ability of residents to shape their living environment, physically and socially. The rules for formal participation have been established in the Overlegwet of 1998 (Deliberation Act), but this form of participation has existed for longer than that. Formal participation means that exclusively residents’ organizations are being involved by policy‐ and plan making. Benefits of formal participation are the defined rules and a legal basis for participation. Disadvantages are questionable representativity and limitations because of these strict rules. Because of obligations stated by law, formal participation could potentially cause unnecessary costs and delays. These disadvantages lead institutes to focus more on informal participation. Informal participation isn’t bound by law, which enables a greater degree of freedom for everyone involved, more variation and greater accessibility. One possible disadvantage is that formal organizations could feel like they have been passed by. Besides the division between formal and informal participation, there is also the distinction between policy‐focused participation and society‐focused participation. Policy‐focused participation is about resolving substantial problems. Society‐focused participation is about encouraging citizens to become socially active in their living environment through for example volunteering and entrepreneurship. 22 Periods Policy interventions Participation Economic growth and reconstruction (1945‐1974) First generation Dominant physical approach ‘bulldozer and dragline’ Central government decides Democratic phase: City renewal (1975‐1985) Second generation Neighbourhood rehabilitation: construction and deconstruction Social build up and emancipation First generation of participation (‘70’s), voice Decentralized in neighbourhood centric task groups, leading residents as the base point for policy interventions. Process over content. Transitional phase: Renewal of the urban renewal (1986‐1995) Third generation Comprehensive approach. Physical, social and economic goals Second generation of participation (‘90’s), interactive policy making and co‐production Focus on ‘balanced’ demographics. Neighbourhood in a city‐wide perspective. Content over process. Revitalisation phase: Construction and restructuring Fourth Generation Market‐focused approach, international competition. Adressing deprived areas Third generation of participation (2000 and later). Citizen initiative, personal responsibilities and the facilitating government Fifth generation Neighbourhood‐focused approach, Social issues become increasingly more directing. The city as an emancipation ladder (1996‐2005). Renewal phase: Social advancements (2006‐now). Maximize economic potential, improve accessibility and liveability for demographically strong groups Social participation Gener ations of policy inter ventions and participation (based on Lenos et al., 2006; Van der
Pennen, 2010)
During the process, institutes and residents (or residents’ organizations) could take different positions or be appointed one. This positioning influences the true power residents can exercise. The ladder of citizen participation by Arnstein (1969) is often mentioned when explaining citizen power in participation. Edelenbos et al. (2001) modified it (see table below). On the lowest rung, participation as a tokenism, citizens are merely informed about policy. The highest rungs are about coproduction and having a say in policymaking. Conditions Policy problem Solution Status outcome Informing Late stage, plans are largely finalized Fixed Fixed Fixed No input from other stakeholders Consulting Late, reacting to intentions Fixed Quite fixed Quite fixed Board not bound to the results Advising Early, setting the agenda Criteria for assessment Ideas of stakeholders have an integral role Ideas of stakeholders have an integral role Binding results, can deviate (under conditions) Co‐production Early, setting the agenda During the process Board + stakeholders Board + stakeholders Binding results, adopted unchanged Deciding/producing Early, transferred to stakeholders Not decided by the board By stakeholders By stakeholders Spontaneous binding effect Doing Phase Talking For m s of citizen par ticipation (m odified, original by Edelenbos et al., 2001)
Middle class households Institutes are looking for new participation methods because they want to increase their reach and include more people from their target groups. To find out how to include these people, it is of 23 importance to know who these people are and what motivates them. Karsten et al. (2006) describe three specific urban demographic groups in their research. Social climbers in multicultural neighbourhoods are mostly immigrants who are on their way to the middle class. They typically have children at a younger age than native Dutch. They tend to work more hours as well. Whether they participate depends on their familiarity with the neighbourhood and how much they are being affected. Social participation is less restricted. For them, being active for their neighbourhood means to do things together or to do something for the community. Urban oriented families are households that typically have an educational background of at least mbo (secondary vocational training). They identify themselves through their place of work and living. They prefer to live in an area with plenty of facilities for themselves and their kids. Ideally, they prefer to live in the city, yet sheltered from the bustle. These people tend to be involved with their neighbourhood and work to protect the living environment. In the Provenierswijk, these people form the largest group. Returning households are made up of people who have lived in Rotterdam, moved away and came back again. Reasons for returning are for example kids leaving the house, wanting to return to the social environment they built up or for their job. They tend to have a strong sense of bond with the city. Citizenship Styles of citizenship such as categorized by Van den Brink (2002), Van Buuren en Edelenbos (2008) give an indication about activity, skill and attitude towards the established order (such as the government). Inactive citizenship is characterized by apathy and disinterest for participation. They have little faith in the government. These are typically people from the lower class. Dependent citizenship is characterized by citizens who are eager to participate and have a sense of duty. However, they are not very competent and feel distanced from the government. They do not close themselves off for other, but their engagement does not reach beyond their locality. They need certainty, safety and expect the government to provide that to them. Conformist citizenship ‐ citizens that fall under this category participate because of self‐interest. They have little political involvement and rarely try to change policies. Pragmatism is of utmost importance. They are well informed but use that information selectively according to their own needs and desires. Socially critical citizenship means that residents feel responsible for solutions for the problems that society faces. They act on ideological motives and like to take the initiative. For them, the government has a supervising role. Inactive Lower class L L Dependent L Conformist Middle class L L Critical Upper class
Citizenship and social-economic status (extracted fr om Van Buur en en Edelenbos (2008)
24 The following framework for analysis has been created based on the theoretical framework. 0. Spatial and policy context Properties of participation 1. Proces properties A. Form of participation C. During which phase? B. Communication of possibilities D. Subjects? 2. Role of citizens A. Who participates? D. Level of activity B. On whose behalf? E. Citizenship C. Power (ladder of participation) F. Motivation 3.Role of the institute A. Power B. Motivation Analytic fr am ewor k
25 Proveniersplein Binnenterrein Luchtsingel 0. Context Stakes City Local City Spatial Central area that is being completely redeveloped Close to the city centre, no impact on the rest of the city Central location in need of revitalisation 1. Process A. Form of participation Formal, top‐down Informal, top‐down Informal, bottom‐up B. Communication possibilities Letters, local newspaper, webpages Direct Word of mouth, workshops, media and webpages C. During which phase? Finalizing the plans, after a substantial plan has been made Right after the initiative ZUS: entire process Funders: after planning D. Subjects? Traffic, public transport, buildings, decor Nearly everything ZUS: entire plan Funders: n/a 2. Citizens A. Who participates Members of formal residents’ organizations, urban oriented, natives, age 40+ Mixed group of locals, urban oriented Residents of Rotterdam, urban oriented, large variety in funders B. On behalf of whom? According to them, the neighbourhood, in reality, themselves Themselves Themselves C. Power Consulted, advisory role Deciding, co‐production and production ZUS: production and deciding Reactive and active talks ZUS: Active producing D. Level of activity Active talks Funders: paying, support Funders: Reactive E. Citizenship Socially critical, conformist Dependant, some socially critical Socially critical E. Motivation Self‐interest Mostly self‐interest, some social interest Mostly citywide interest, some self‐interest 3. Institute A. Power Willing, but restrictive Coöperative Facilitating B. Motivation Strengthen local support, improve upon the plan Improve living environment, improve tenancy Improve quality of the city, support good ideas Cases in the analytical framework
26 Conclusions Observations at the redevelopment of the Proveniersplein, northern side of Rotterdam CS The formal participation process has cost a lot of time, money and effort for relatively little added value. In this case, formal participation does not prove to be a good way for citizens to participate. Locals were allowed to join in on the talks only after an advanced draft was available, which limited their possible input. For this process, there were certain necessities (such as mastery of language, knowledge of policy, networking ability, and spare time) for residents in order to be able to discuss the plans. Partly for this reason, the participating residents were not a good representation of the local population. For many people, the plans do not influence them in any direct fashion. Because of that, they do not feel it is necessary for them to participate. The people who do participate can be classified as socially critical citizens. They like to have an influence on planning and policy, and appreciate openness of information. But while literature describes this type of citizen as government‐trusting, reality appears to be different. As the process proceeded, a few of these people started to distrust their local government more and more. After six years of discussion, the city board decided to revoke the district municipality’s power. The city board then decided to carry out the original plan. Some residents, mostly the most vocal ones, indicated that they were disappointed. They felt like they were ignored. Other residents were fine with the plan, as some important points that were originally made had made it through. The residents were increasingly taking more power in the process. The strong, overbearing presence of a few very critical residents put a lot of pressure on the process. It turned into “us against them”. This led to a difficult relationship between the local government and residents. This had negative effects on the planning process as tensions rose. Residents were able to change some parts of the plan for the better. With their input, the traffic situation has been improved. An office building that was supposed to be built has been cancelled too, not in the least due to concerns about shadowing. Observations at the redevelopment of a courtyard in the Provenierswijk The designers opted to use a very personal, informal form of participation for this top‐down initiated project. They were hired by housing association Havensteder to design a plan to improve an impoverished courtyard, surrounded by 156 residences. The area was barely accessible and tenancy duration in the adjacent residences was below average. Local residents were also unhappy with its state. However, they did not assume responsibility and pointed to Havensteder to take action. A stimulus was necessary before residents would spring into action. During the planning phase, people were personally encouraged by the designers to join the discussion right before every meeting. From the very beginning, a tuingroep (garden group) formed; it would regularly discuss the plans with the designers, so that it would fit the residents’ needs while achieving corporate goals. The transformation turned out to be successful. The courtyard has been cleaned up and is in use again. The courtyard is currently under regular maintenance and it provides a space for residents to gather. Most of the maintenance and all of the activities are organized by two residents. These individuals would not have become active if it weren’t for the project that was set in motion by the housing association. Although the project is generally considered a success, there are still a few reservations to be made. Even after the transformation, there are still quite a few residents who do not care for the courtyard. Some residents are beginning to complain about neglected private gardens, which negatively 27 influence the overall image. Yet, little is done by the complaining residents, a predicament very similar to the situation before the transformation. They still find the housing association to be responsible for keeping these unwilling people in check. Activating more people for the maintenance of their living space proves to be a difficult task. Interviews with stakeholders show that the residents who did become active mostly act out of social motives. They want to create a clean, safe space for their and other children and they want to correct unwanted behaviour (the courtyard can now be easily overseen by residents). These are strong motives, as the social index of the Provenierswijk is rated as “vulnerable” (COS, 2013). These kinds of social goals are necessary to improve the living environment. The fact that the informal participation process sparked these actions proves that not only can participation improve plans, but also potentially have social benefits. Observations at the Luchtsingel initiative The idea of the Luchtsingel (“Sky‐boulevard”) originated from Rotterdam residents. The municipality was looking for ideas that would benefit the city through the Stadsinitiatief (City‐initiative). Architect duo ZUS came up with the plan for the Luchtsingel. The bridge connects the Central District with the North district and should revitalize the area around the Schieblock, where ZUS has its office, and the Hofbogen. Earlier, they have invested in the Schieblock and transformed the vacant office building into a valuable place of gathering for creative entrepreneurs. By campaigning intensively using crowdfunding, media and local networks they managed to garner enough support and win the Stadsinitiatief. This provided a much needed monetary injection and support of the municipality. The Luchtsingel was set to become reality. The municipality plays a facilitating role. They provide funds, permits and advice, while everything else is handled outside the government. As the project progressed, ZUS gradually becomes an organization that functions as a private social organization. This is due to the leading role they have during the realization of the boulevard. The crowdfunders and voters (at the Stadsinitiatief) have a new position of power. While they bring some funds and form the entire support base of the project, they have no say in the actual design. This position cannot be found on the conventional participation ladders such as the ones by Arnstein (1969) and Edelenbos et al. (2001). This new position can be nudged in between advising and consulting (see following table). While the funders and voters participate quite early on during the entire process, the problem, the solution and conditions are set in stone. It is neither ‘talking’ nor ‘doing’ either. ZUS treads on the top rung of the ladder, they have nearly full control. In this process, citizens (ZUS) take on tasks that used to be reserved for governmental institutions, housing associations or other large scale urban developers. The boulevard shows that larger scale ideas from society can become reality. The Luchtsingel is as of now still under construction, but it is unquestioned that the connection and added functionality (such as the park and the renewed space on top of the Hofbogen) will provide a much needed boost to the area. 28 Conditions Policy problem Solution Status outcome Informing Late stage, plans are largely finalized Fixed Fixed Fixed No input from other stakeholders Consulting Late, reacting to intentions Fixed Quite fixed Quite fixed Board not bound to the results Financing/voting Early Predetermined Predetermined Predetermined Binding outcome Advising Early, setting the agenda Criteria for assessment Ideas of stakeholders have an integral role Ideas of stakeholders have an integral role Binding results, can deviate (under conditions) Co‐production Early, setting the agenda During the process Board + stakeholders Board + stakeholders Binding results, adopted unchanged Deciding/producing Early, transferred to stakeholders Not decided by the board By stakeholders By stakeholders Spontaneous binding effect Doing Phase Talking For m s of citizen par ticipation (m odified, original by Edelenbos et al., 2001)
To summarize In each case, we find different forms of participation. The roles of the residents and institutions differ per form. By far the most citizens of Rotterdam do not appear to be interested in participating. The people who do participate, oftentimes do this because of self‐interest. Only when they are directly influenced, they will participate. However, the people who do participate appear to have a strong bond with their city. There seem to be more social benefits to informal participation than formal participation. These benefits can be valuable to institutions. Residents are more satisfied with their living spaces, it can improve the image of neighbourhoods and help institutions reach their soft goals. This corresponds to the sentiments that are prevalent at Havensteder. They are aiming for more and better informal participation for additional social benefits. According to the professionals at the housing association, informal participation is not necessarily used to improve the physical world, rather than bringing people together. This can be done by giving residents joint activities and common goals. These give locals a way to rise on the social participation ladder such as described by David Thomas (fig. 7). In the cases, we see that informal participation starts earlier in the process than formal participation. Residents are involved during the initiative phase (courtyard and Luchtsingel), which gives them more power. At the Proveniersplein, the formal process, people were allowed to join much later. The scale of a project is important when considering a certain form of participation. We see that a project such as the Luchtsingel requires a certain skillset that few possess. Citizen participation in urban development then relies on collaborations between institutions and skilled organization such as ZUS. At smaller scales, such as at the transformation of the courtyard, individuals can be of more meaning. In any case, citizen participation does appear to be well capable of improving city environments. 29 The central question of this thesis is as follows: Which forms of citizen participation do we find in concurrent urban developments and what is the added value of these forms for institutions? The added value of participation for institutions: Case Proveniersplein, formal top‐down participation. Theoretical: ‐ Gain support ‐ Keep people satisfied ‐ Develop citizen skills and power ‐ Improve plan quality for the city and locals In practice: ‐ Less support ‐ Small (vocal) group was not satisfied with the plan. Most people had little to nothing to say. ‐ Limited group of residents were participating. ‐ The plan was improved on some crucial points because of residents’ insights. Case Courtyard, informal top‐down participation. Theoretical: ‐ Inclusion of as many residents as possible. ‐ Develop citizen skills and power (both socially and politically). ‐ Improve plan quality for locals In practice: ‐ A mixed group of participants joined the discussion. ‐ Activation of some residents who voluntarily work on the courtyard and organize activities. ‐ Plan has been tailored to the residents’ wishes. Case Luchtsingel, bottom‐up initiative with top‐down stimulus Theoretical: ‐ Solve urban issues and improve the city. ‐ Signal an issue to the government. ‐ Garner (financial) support from other citizens. ‐ The Stadsinitiative as a catalyst for ideas from the community. In practice: ‐ Positive initial reactions, middle and long term effects of the project is yet unknown. ‐ Voting through the Stadsinitiatief and crowdfunding appears to be a success. ‐ Crowdfunding as a way to fund large urban project does not appear to be feasible, but it does generate support and visibility. ‐ Rotterdam Stadsinitiative is a good example of the facilitating government. 30 In general: The impact of participation on the city and its residents depends partly on the chosen form of participation. When residents have more say and actively participation, the potential effects on the urban environments is greater. This research show that this thorough kind of participation could bring additional social benefits over participation with a limited group of people such as with formal participation. Additional improvements to the city can be extracted from society. Observations from its users and the resulting ideas, combined with institutional resources, can truly build and improve cities. Recommendations Active facilitator Facilitate initiatives and ideas, but keep an active eye on the communities. Don´t stay passive. Look for opportunities and good ideas. Communicate the possibilities and the fact that the government is willing to back good ideas. Make it easy for people to start something and finally give them the resources to do so. The following recommendations are formulated on a per case basis. They provide tips for organizing institutions. Case 1 – Proveniersplein, formal participation with residents’ organizations ‐ Communicate right from the get‐go what the limits are. What is expect from the residents, what is allowed, what is not. By making clear what their potential influence on plan and policy may be, disappointment later on can be prevented. ‐ Make sure whatever citizens are allowed to discuss about, is of importance and of relevance. Do simplify the tasks and information, but be open as well. ‐ Appoint a neutral process manager. ‐ “There is never enough communication”. Don’t expect everyone to be up to date on everything. Keep subjects per session limited as well so that people do not have to focus on many aspects of the plan at once. ‐ Check the representativity of the participants. Do they truly speak for the entire target group? How important is their input when considering that? ‐ The most vocal participants are not necessarily the wisest ones. Give everyone a chance. In short: maintain strong leadership, state clear borders and create realistic expectations. Case 2 – Courtyard ‘Onze Tuin’, informal participation with individual residents ‐ Don’t keep talking for long, act sooner than later. ‐ Form a social connection with the locals, learn their strong points, learn their motives. They need strong leadership who makes final decisions. ‐ Facilitate connections between locals through joint activities and common goals. ‐ Try to find key individuals who are willing to do more for their neighbourhood. Oftentimes these need some nudging, but are present early on during the process. 31 ‐ There might be hidden talents amongst residents. Try to find them and use their skills and knowledge. ‐ Try to involve people in ways they would like to be involved. This depends on their interests. In short: get to know the residents and give them (or uncover their) reasons to become active. Case 3 – Luchtsingel, starting initiatives and facilitating bottom‐up ideas ‐ People appear to be willing to support their city. Give ideas from citizens a chance. ‐ As a facilitating institution, try to communicate all the possibilities through several types of media. Be clear in what is possible and how people can contribute to their city. ‐ Crowdfunding: keep funders up‐to‐date on the progress. Do that actively and focused. ‐ Crowdfunding: keep your promise of the final product. ‐ Crowdfunding is not for everyone: not everyone will chip in, but in this case the novelty brought much needed attention. In short: look for ideas, knowledge, entrepreneurs, resources and support from society and dare to release control 32 1.0 ONDERZOEK
1.1 Introductie
Nederlandse steden zijn constant in beweging. Ze worden uitgebreid, aangepast, verbeterd en veranderd. Het ontwikkelen van stedelijke gebieden is een complexe opgave met een significante impact op de samenleving. Daarbij stuurt de samenleving zelf de ontwikkeling van steden. Ontwikkelingen in een stad hangen samen met economische en maatschappelijke dynamiek. In de huidige maatschappij, waarin de hoeveelheid nieuwbouw is afgenomen, wordt steeds meer nadruk gelegd op het consolideren van het bestaande. Duurzaam herontwikkelen, transformeren, vernieuwen en herbestemmen zijn vaak terugkomende termen. In het geval van gebieden waarin een bestaande groep gebruikers aanwezig is, houdt dit in dat er vaak een groot aantal mensen wordt beïnvloed door de ingrepen. Het is daarom niet uitzonderlijk dat mensen een uitgesproken mening hebben over deze veranderingen in hun directe fysieke omgeving. Instanties zien met toenemende mate in dat het opnemen van bewoners in deze stedelijke processen toegevoegde waarde kan hebben. De participatie van de burger, de bewoner in de omgeving wordt zo steeds meer gewenst. 33 “Het is onmiskenbaar dat mensen in onze huidige netwerk‐ en informatiesamenleving mondiger en zelfstandiger zijn dan vroeger. Gecombineerd met de noodzaak om het tekort van de overheid terug te dringen, leidt dit ertoe dat de klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zeker verandert in een participatiesamenleving. Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving.” ‐ Koning Willem‐Alexander, Troonrede op Prinsjesdag, 17 september 2013 Sterker nog, de overheid zoekt in toenemende mate naar een model waarbij burgers gevraagd wordt ondernemender te worden. Participatie is een onderwerp dat steeds vaker in de actualiteit komt. Zo ook recentelijk in de troonrede van Koning Willem‐Alexander, waarin hij de veranderende samenleving aanstipt. Deze binnenstedelijke projecten hebben een hoge mate van complexiteit door de veelvoud aan meespelende factoren. Er moet rekening gehouden worden met de gevestigde functies en gebruikers. Het transformeren wordt ingewikkelder. Het kan moeilijk zijn voor de overheid om een goed beeld te hebben van wat er daadwerkelijk speelt onder de bewoners. Een sterk argument om bewoners (en gebruikers van de stad in het algemeen) aan te sporen mee te doen in deze ontwikkelingsprocessen. “Terwijl de taken van de staat complexer, de overheden groter en heterogener worden, lijken de institutionele vormen van de liberale democratie ontwikkeld in de negentiende eeuw – de representatieve democratie plus techno‐bureaucratische regering – steeds ongeschikter voor de nieuwe problemen waarmee we worden geconfronteerd in de eenentwintigste eeuw” ‐ Vertaald uit Fung en Olin Wright (2003) In bovenstaande quote van Fung en Olin Wright (2003) wordt een verandering aangestipt die elders ook te zien is. De oude wijze van werken waarbij de representatieve regering de beslissingen maakt vindt steeds minder aansluiting bij de bevolking. Volgens Fung en Olin Wright is het misschien een onvermijdelijk resultaat van de toenemende complexiteit van hedendaagse opgaven. Niet alleen vanuit democratische overwegingen, maar ook door economische overwegingen moet beleid meer op maat worden gemaakt. Het zogenaamde Overheid 2.0 en Participatie 2.0 (het gebruik van internet om verbindingen aan te gaan) zijn manieren om door inschakeling van burgers, instellingen en bedrijven de overheid te hervormen naar de eisen van deze tijd. ‘Zonder burgerparticipatie 2.0 kunnen we de schuldencrisis niet oplossen’, luidt een kop uit De Volkskrant (9 november 2011). Het gaat echter niet zozeer om het gebruik van nieuwe technologie, maar om de verandering in de houding en verhoudingen tussen burger en bestuur. Door bewoners te activeren en te betrekken bij beslissingen die invloed hebben op hun leefomgeving, valt er meer waarde te behalen. Zo is er in Rotterdam recentelijk het initiatief van de gebiedscommissies begonnen. In deze commissies kunnen actieve buurtbewoners, ondernemers of maatschappelijke organisaties directer invloed uitoefenen op hun wijken (Gemeente Rotterdam, 2014) De verschuiving van rollen speelt dus niet alleen op het 34 politieke vlak, maar ook op sociaal‐maatschappelijke vlakken. Daarnaast zien andere instituties in toenemende mate de toegevoegde waarde (en noodzaak) van participatie in. Ook woningbouwcorporaties zoeken steeds meer naar de samenwerking met bewoners (KEI, 2008; Rimmelzwaan, 2012). Dikwijls wordt aangenomen dat bewonersparticipatie een toegevoegde waarde heeft op stedelijke gebiedsontwikkeling. Bewoners weten wel het beste wat ze willen, is vaak de gedachtengang. Maar wat is de toegevoegde waarde van bewonersparticipatie op stedelijke gebiedsontwikkeling precies? En wat is de toegevoegde waarde voor bewoners, de mensen die dagelijks met het resultaat te maken hebben? Burgerparticipatie en burgerinitiatieven krijgen in de media en politiek veel aandacht. Het wordt vaak gezien als een middel om de kloof tussen burger en bestuur te verkleinen. Hoe dit wordt gedaan is een belangrijke vraag. Swyngedouw et al. (2002) merken op dat overheden steeds meer locatiegerichter gaan werken en sociale doelen noemen om hun projecten te legitimeren. Maar uit deze studie blijkt dat in werkelijkheid deze democratie een democratie van de midden‐ en hogere klasse is. Empowerment van burgers is juist een van de kerndoelen van participatie. Daarvoor moeten alle mensen mee kunnen komen in het participatieve proces. Daarbij is er een aantal hordes die genomen moeten worden. Zo is de rol van de bewoners voor de gemeente (KEI, 2008) en woningcorporaties (Corpovenista, 2010) niet duidelijk. Hoe wordt er omgegaan met bewoners? Zijn de deelnemers belangenvertegenwoordigers of gaat het hen vooral om hun eigen belangen? Met de oudere, formelere vormen van participatie wordt vooralsnog een specifieke groep bereikt, namelijk hoogopgeleide, oudere, blanke mannen. Participatie is pas echt waardevol als een representatieve deel van de bevolking wordt geactiveerd. Dus hoe kunnen de andere groepen worden bereikt? Wie behoren tot deze groepen? Maar is het wel zo belangrijk om ook de onwillende bewoners te activeren? Voor instituties zoals de gemeente en woningcorporaties is de vraag niet meer of bewoners mogen participeren, maar hoe ze participeren. Zeker met de technologische ontwikkelingen van de laatste jaren worden de opties steeds uitgebreider. Het gebruik van het internet geeft een hoop nieuwe mogelijkheden zoals buurtplatforms en digitale serviceverlening. Tegelijkertijd zijn er een groot aantal mensen die nog geen gebruik maken het internet. Dit zijn voornamelijk 66‐plussers en laag opgeleide mensen (Van Deursen en Van Dijk, 2012), een groot deel van huurders bij woningcorporaties. Het gebruik van internet kan daarom wel toegevoegde waarde hebben, maar moet niet gezien worden als hét middel om bewoners te bereiken. Daarvoor worden ook andere methoden ingezet. Deze methoden kunnen een tal van vormen aannemen. Er wordt nog steeds gezocht naar manieren om bewoners te betrekken bij ontwikkelingen die voor hen relevant zijn. Hierbij moet wel gezegd worden dat lang niet alle bewoners willen participeren. Sommigen hebben wat meer aansporing nodig. Volgens een onderzoek van Atrivé (Meulenbroeks, 2013) is zo’n 66% van de bevolking bereid tot participatie. Dat wil niet zeggen dat ze allemaal daadwerkelijk zullen participeren. Het onderzoek van Pröpper et al. (2006) laat ook zien dat hoewel er wordt geparticipeerd, deelnemers een klein deel van de gehele bevolking weerspiegelen. Zij merken op dat vaak dezelfde bewoners terugkomen. Voor deze scriptie is gekeken naar verschillende vormen van participatie, hoe deze zijn ingezet en wat de toegevoegde waarde van de vormen van participatie is voor instituten. 35 1.1.1 Wetenschappelijke relevantie
Over bewonersparticipatie is al veel geschreven, veelal heeft het een bestuurlijke of sociale invalshoek (Edelenbos et al., 2001; Purcell, 2002; Van der Pennen, 2008; Van Marrissing, 2008; Kilic, 2008; Rus et al., 2010). De onderzoeken gaan voornamelijk uit van de bewoner die participeert in deze bestuurlijke processen. De vraag naar een beter bewonersparticipatieproces bij stedelijke vernieuwing is niet nieuw. In een eerder onderzoek door Bots (2012) is getracht een participatiemodel te formuleren voor de gemeente Culemborg. In haar rapport merkt Bots (2012, p.56) op dat ‘het belangrijk is om de kennis en beschikbaarheid van communicatiemiddelen en participatietechnieken te blijven verbeteren en aanvullen’. Dit omdat er nog steeds niet genoeg duidelijkheid is over de aanpak van participatie en de veelvoud aan variabelen (zoals locatie, tijdsbestek, inhoud en verschillende actoren) in verschillende processen. Vanuit de praktijk wordt verder gezocht naar nieuwe (informele) manieren om mensen te bereiken die voorheen niet bereid waren om te participeren. Gemeenten zien steeds dezelfde personen bij participatietrajecten, die niet representatief zijn voor hun doelgroep (Pröpper et al., 2006; Kilic, 2008). “Na 30 jaar participatie en emancipatie moet echter worden geconstateerd dat het professionalisme nog steeds ontbreekt. Definities van posities en het vastleggen van ervaringen ontbreken ten ene male.” ‐ KEI (2008) Dit onderzoek voegt kennis toe over het bereik van doelgroepen, hoe participatie te organiseren en het verzekeren van de tevredenheid onder de deelnemers van de participatieprocessen, wat het verloop en het uiteindelijke plan ten goede kan komen. Het institutionele perspectief is gecombineerd met lokale eigenschappen. Dit kan lessen opleveren voor de benadering van specifieke doelgroepen en de toegevoegde waarde van participatie aan stedelijke plannen en de sociaal‐maatschappelijke context. 1.1.2 Maatschappelijke relevantie
Bewonersparticipatie wordt ingezet om een tal van doelen te bereiken. Een aantal van deze doelen zijn maatschappelijk gericht, zoals het faciliteren van sociale stijging, het aanleren van maatschappelijke verantwoordelijkheden en het verkleinen van de kloof tussen burger en bestuur. De vermaatschappelijking houdt in dat mensen vaker eigen initiatief tonen. Maar dit betekent niet dat de institutie zich kan terugtrekken. Actieve burgers hebben juist baat bij een actieve, faciliterende overheid (Denters et al., 2013). Participatie komt zo vaak voor in de media dat het wel een hype lijkt, een trend dat wellicht opgeblazen wordt door een overdaad aan aandacht. Maar hierbij komt de vraag op of de burger zelf wel actiever wil worden. Er wordt beleidsmatig veel geroepen, maar is de maatschappij er klaar voor? Zijn zij bereid om het werk dat bij actieve burgerschap komt kijken op te pakken? Hebben zij wel de behoefte voor meer inbreng? En is het geven van meer vrijheid wel een oplossing voor het behalen van de beleidsmatige en maatschappelijke doelen? De in het verleden gebruikte participatieprocessen blijken niet toereikend voor huidige omstandigheden (Kasiemkhan, 2012). Maatschappelijke en economische veranderingen zorgen voor 36 een vernieuwde zoektocht naar nieuwe en betere manieren naast de wettelijke verplichtingen om bewoners te betrekken bij buurt en beleid. Deze scriptie hoopt hieraan een bijdrage te leveren. 1.1.3 Leerdoelen
Bij het schrijven van deze scriptie heb ik voor mezelf vooraf een aantal leerdoelen opgesteld. Ten eerste wil ik mijn interesse voor bewonersparticipatie en sociaal‐maatschappelijke problemen uitdiepen. Daarnaast is het zelfstandig uitvoeren van onderzoek voor mij ook een persoonlijke ontwikkelingsproces. In combinatie met een stage bij de woningcorporatie Havensteder in Rotterdam hoop ik dieper in de praktijk te duiken en meer te weten te komen over wat er zich afspeelt onder bewoners bij stedelijke gebiedsontwikkeling en ‐ hoewel niet een onderdeel van de scriptie – de werkwijze en cultuur leren kennen van een grootstedelijke woningbouwcorporatie. 1.2 Doelstelling
Het beoogde doel van dit onderzoek is het geven van handreikingen voor het toepassen van bewonersparticipatie in een stedelijke ontwikkelingsproces. Verschillende methoden om bewonersparticipatie te bewerkstelligen zullen niet altijd dezelfde effecten hebben. Het gaat om: ‐ Het bereiken van alle doelgroepen ‐ Het voorkomen van vertragingen en extra kosten ‐ Het vergroten van de bewonerstevredenheid en binding met hun omgeving ‐ De kwaliteit van plannen verhogen ‐ Het activeren van bewoners ‐ Het behalen van sociaal‐maatschappelijke doelen De manieren waarop bewoners betrokken worden spelen een belangrijke rol bij het behalen van deze doelen. 1.3 Inkadering
In dit onderzoek wordt bewonersparticipatie in stedelijke gebiedsontwikkelingsprocessen bestudeerd. Het gaat om deelname van bewoners bij het vormen van plannen die de fysieke omgeving van de stad beïnvloeden. Dit valt verder onder een beleidskader van een bestuur (zoals een gemeente of woningcorporatie) en een breder maatschappelijke context. De maatschappelijke context kan van belang zijn omdat deze de doelgroepen van de participatieprocessen vormt. Alle casussen zijn in een gebied van minder dan 1 km2 te vinden, maar de insteek per casus verschilt (zie casusbeschrijvingen in hoofdstuk 5). Sociaal‐maatschappelijke context Beleid en bestuur Stedelijke gebiedsontwikkeling Proces/projectmanagement Ontwikkelingsproces Bewonersparticipatie Figuur 1 Inkadering onderwer p
37 1.3.1 Stedelijke gebiedsontwikkeling
Dit onderzoek is gericht op participatie binnen stedelijke gebiedsontwikkelingsprocessen. Het gaat met name om ontwikkelingen in bestaande stedelijke gebieden waarbij de functie grotendeels hetzelfde blijft, stedelijke vernieuwing. In Nederland zijn steden bezig met een grote verbouwing. De ontwikkelingen richten zich op een tal van soorten gebieden zoals oude wijken rond het centrum en naoorlogse wijken in de laag eromheen. De verbouwing van de stad richt zich ook op oude haven‐ en industriegebieden, in de vorm van grootschalige transformatie. De focus op binnenstedelijke gebieden heeft een aantal beweegredenen. Door functies te concentreren is er minder reisafstand en zijn er minder auto’s nodig. Een grotere dichtheid geeft meer draagvlak voor voorzieningen. Daarnaast moet het landelijk gebied rondom de stad behouden blijven. Sinds de jaren tachtig groeit het aantal mensen dat weer in de stad wil wonen waardoor steden zich moeten aanpassen. Binnen bestaand stedelijk gebied Buiten bestaand stedelijk gebied Functiewijziging Stedelijke transformatie: Stadsuitleg: Bijvoorbeeld het bebouwen van een verlaten industrieterrein met woningen bijvoorbeeld nieuwbouw op uitbreidingslocaties van de stad Stedelijke vernieuwing: Niet van toepassing Geen functiewijziging Bijvoorbeeld het opwaarderen van een bestaand woonwijk door middel van gerichte ingrepen Figuur 2 Type pr ojecten binnen stedelijke ontwikkeling (Ver hage en Sluis, 2003)
In dit onderzoek is een wijk in de gemeente Rotterdam onderzocht. De stad is gekozen om zijn veelzijdige (ruimtelijke en maatschappelijke) karakter, contrasten en de gemeentelijke (en corporatieve) visie op participatie. De gemeente Rotterdam maakt duidelijk in de Stadsvisie Rotterdam 2030 (Gemeente Rotterdam, 2007) dat zij in Noord gentrification wil stimuleren. Dit wil zij doen door de openbare ruimte goed te beheren en waar nodig aan te passen, woningeigenaarschap te stimuleren en kwaliteitsverhoging van het leefklimaat. Voor de wijk wordt een betere aansluiting op het centrum en een kwaliteitsverbetering van de ruimte gewenst. Hierbij wordt rekening gehouden met de huidige en de toekomstige gebruiker. 1.3.2 Sociaal-maatschappelijke context
Tegenwoordig wordt er gesproken van de participatiesamenleving. Dit wekt het idee op dat het een breed fenomeen is dat de samenleving als geheel kan beïnvloeden. De maatschappelijke context is opgemaakt uit een breed scala aan (vaak locatiegebonden) eigenschappen. Hieronder vallen politieke overwegingen, opleidingsniveau, inkomen, leeftijd, samenstelling van het huishouden, afkomst, enzovoorts. Deze factoren hebben invloed op hoe participatie wordt bewerkstelligd. Niet iedereen is bereid om alles te doen. Het is daarom nodig om de sociaal‐maatschappelijke eigenschappen mee te nemen bij het inrichten van een participatieproces. Verschillende groepen hebben nu eenmaal verschillende doelen en motivaties. De maatschappelijke achtergrond geeft tevens richting aan de vormen en doelen van stedelijke ontwikkeling. Naast het vormgeven van stedelijke ontwikkeling wordt participatie ook ingezet om sociale cohesie te bereiken door samenwerkingsverbanden op te stellen. Hierbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat er weinig reden lijkt te zijn voor mensen van verschillende sociaal‐economische en culturele achtergronden om sociale contacten met elkaar aan te gaan (Kleinhans, 2005). 38 1.3.3 Participatie bij stedelijke ontwikkeling in Rotterdam
De gemeente Rotterdam, woningbouwcorporaties en vele ondernemingen werken hard aan participatie in de stad. De gemeente heeft een actief sociaal beleid en ondersteunt initiatieven, burgerschap en dialoog. Ook de aanwezige woningcorporaties zoals Woonstad, Woonbron en Havensteder zijn bezig met innovaties in bewonersparticipatie. In 2008 is de ‘Werkgroep bewonersparticipatie Rotterdam’ opgericht in opdracht van wethouder Karakus, wethouder Wonen en Ruimtelijke Ordening. Er is een behoefte aan de verduidelijking van de positie en de rol van belanghebbenden bij stedelijke ontwikkelingsprojecten. De wethouder heeft opgeroepen tot een discussie over ‘goede bewonersparticipatie bij bouwprojecten en herstructurering’, en ‘welke afspraken te maken zijn om betrokkenheid van bewoners en belanghebbenden op een breed aanvaarde manier te verankeren in het plan‐ en besluitvormingsproces van ruimtelijke projecten’ (Werkgroep bewonersparticipatie Rotterdam, 2009). 1.3.4 Provenierswijk en omgeving
Twee van de bestudeerde casussen zijn gelegen in de Provenierswijk. De Provenierswijk is een wijk aangrenzend aan het centrum van Rotterdam. Bij de ontwikkelingen in de wijk worden bewoners meegenomen in het proces, zoals bij de herinrichting van het Proveniersplein achter het centraal station. De wijk telt ongeveer 4.500 inwoners. De fysieke eigenschappen van de wijk verschillen behoorlijk per straat. De Stationsingel en de Provenierssingel geven de wijk een ruim, groen karakter. De woningen aan deze singels zijn doorgaans oud (meer dan 100 jaar) en veel woningen worden verkocht in het hogere segment. Andere straten hebben weer een heel ander karakter. Zo zijn sommige zijstraten van de Provenierssingel, zoals de Nicolaas Zasstraat, smal en praktisch zonder enig groen in het straatbeeld. Deze type straten vertegenwoordigen het grootste deel van de wijk. Verder zijn er straten die een stuk breder zijn, met rijen bomen en een brede stoep – een tussenvariant van de wijde singels en de smalle straten. De wijk bevat voornamelijk woningen, met wat horeca, galeries en andere ondernemingen. De bewoners van de wijk zijn zeer divers, met een breed scala aan verschillende culturele achtergronden, opleidings‐ en inkomensniveaus (Rotterdam, 2012). Ongeveer 40% van de woningvoorraad stamt uit de oorspronkelijke bouwperiode (eind 19e en begin 20e eeuw). Bijna de helft is corporatiebezit, PWS Rotterdam (Havensteder sinds de fusie met Com‐
wonen in 2011) is met ruim 40% de grootste eigenaar. Er zijn bijna evenveel eigenaars als particuliere verhuurders. Particulier bezit bevindt zich voornamelijk aan de doorgaande straten, in de achtergelegen straten bevindt zich vooral sociale woningbouw, renovatie en stadsvernieuwing afgewisseld met particuliere panden (Gemeente Rotterdam, 2009, p. 35). De buurt heeft een aantal werkgroepen die zich bezighouden met verschillende zaken, zoals het woonmilieu, speelplekken en centraal station. Er kan dus gesteld worden dat er een kern van wijkbewoners is die actief betrokken zijn bij de ontwikkelingen in hun leefomgeving.. De Sociale Index geeft de sociale gesteldheid van een buurt weer. De gemeente stelde in samenwerking het onderzoeksbureau RIGO een aantal criteria op. De sociale index is een somscore van vier kernaspecten, deze zijn leefomgeving, capaciteiten, sociale binding en meedoen. De kernaspecten zijn weer onderverdeeld in een aantal andere categorieën. Een deel van de score 39 wordt bepaald door enquêtevragen en kan daardoor subjectief zijn. Voor de Provenierswijk is een lichte daling in de sociale index waar te nemen tussen 2007 en 2012. Waarbij tijdens de eerste meting in 2007 de score nog als ‘sociaal voldoende’ is geclassificeerd, is deze in 2012 gezakt naar ‘kwetsbaar’. De daling is praktisch geheel te wijten aan dalingen in de waardering voor de leefomgeving, taalbeheersing, inkomen en sociale binding (COS, 2012). De sociale binding staat voor de binding van de bewoners met de stad, hun wijk en andere wijkbewoners. Het enige aspect dat nog voldoende scoort is ‘meedoen’, waaronder sociale inzet, activiteiten, contacten en werk en school vallen. De lage binding heeft mogelijk invloed op participatie: een laag gevoel van wijkbinding kan betekenen dat een bewoner zich niet wil inzetten voor zijn wijk. Hiermee moet rekening worden gehouden bij de evaluaties van de participatieprocessen. De derde casus doorkruist een aantal districten van Rotterdam. De Luchtsingel begint in het CS‐
kwartier en eindigt bovenop de Hofbogen in de Agniesebuurt (Noord). Het CS‐kwartier is onderhevig aan grote veranderingen met stedelijke ambities en krijgt veel aandacht van de gemeente. Het gebied rondom de Hofbogen is echter verpauperd; er zijn weinig redenen voor mensen om dit gebied te betreden. Initiatieven zoals de ondernemingen in de leegstaande ruimtes en het hergebruik van kantoorgebouwen (zie bijvoorbeeld ZOHO Rotterdam) dienen het gebied een nieuw impuls te geven. 1.4 Uitgangspunten
In deze scriptie worden de volgende uitgangspunten genomen over participatie: “Participatie als een positieve toevoeging op de maatschappij, voordelen voor instituties” Over het algemeen heeft bewonersparticipatie bij stedelijke ontwikkeling toegevoegde waarde. Participatie in de samenleving moet daarom worden bevorderd (Pröpper et al., 2006). Bewoners worden al op veel verschillende manieren aangespoord om mee te doen met de veranderingen in hun buurt. Zij worden in een breed scala aan activiteiten betrokken bij ontwikkelingen. Hoe instituties (hiermee worden overheid en woningcorporaties bedoeld) bewoners in het proces ziet is van belang. De taakopvatting van instituties bepaalt voor een groot deel de visie op de klant en daarmee de rol, invloed en verantwoordelijkheden (Rus et al., 2010). Het is voor de instituties niet altijd even duidelijk hoe aanwezige groepen geactiveerd kunnen worden, terwijl er wel wordt verwacht dat het activeren van deze mensen kan leiden tot nieuwe inzichten en uiteindelijk kwaliteitsverbetering van de plannen. “Participatie moet gericht worden ingezet bij stedelijke ontwikkeling” Als tweede uitgangspunt wordt genomen dat participatie niet lukraak kan worden ingezet. Er spelen vele factoren mee zoals de fysieke locatie, eigenschappen van bewoner en de strekking van het project. De complexiteit vergt meerdere methoden om de verschillende type problemen en situaties op te lossen (Qu en Hasselaar, 2011). “Participatie is afhankelijk van de aanwezige lokale kracht” In dit onderzoek wordt participatie vanuit het perspectief van de institutie bekeken. Het is echter niet genoeg om alleen te faciliteren en projecten op te zetten. De aanwezige kennis en expertise kan van grote waarde zijn. Bewoners moeten gestimuleerd worden om mee te doen. Hoe dit kan gebeuren blijft een lastige vraag. Er wordt ook aangenomen dat het activeren van bewoners ervoor zorgt dat zij sterker in hun omgeving staan, nieuwe contacten maken en meer om hun buurt gaan geven. 40 Participatie in stedelijke ontwikkeling heeft dan niet alleen de fysieke omgeving als einddoel, maar ook de sociaal‐maatschappelijke omgeving (Qu en Hasselar, 2011). De gehanteerde definitie van participatie in dit onderzoek is als volgt (zie hoofdstuk 3 voor meer toelichting): Het deelnemen van bewoners aan processen die direct of indirect invloed hebben op hun fysieke en/of maatschappelijke stedelijke leefomgeving 1.5 Vraagstelling
De centrale vraag in dit onderzoek luidt als volgt: Welke vormen van bewonersparticipatie zijn aan te treffen bij de huidige stedelijke ontwikkelingen en wat is de toegevoegde waarde van deze vormen voor instituties? Hierbij horen de volgende deelvragen: 1. Wat is bewonersparticipatie in stedelijke ontwikkeling en wat is de betekenis ervan? Hieronder vallen onder andere de definiëring van bewonersparticipatie, verschillende verschijningsvormen, de rol ervan in stedelijke ontwikkeling en de motivaties van instituties en bewoners. 2. Wat is de geschiedenis en de institutionele context van bewonersparticipatie? Deze vraag gaat over de ontwikkeling van participatie tot de participatiemaatschappij van het heden. Het huidige beleid en standpunt van de overheid en de corporatie worden hierin beschreven. 3. Welke verschillende typen bewoners zijn te onderscheiden en welke benadering vragen zij?
De stedelijke inwoner is niet uniform. Individuele inwoners hebben zo hun eigen belangen en motivaties. Dit is niet anders in de bestudeerde casussen. Hoe zijn zij verbonden met hun buurt? Wat zet hun aan tot participeren? Wat zoeken zij voor hun leefomgeving? 4. Welke vormen van participatie zijn aangetroffen in de Provenierswijk en hoe uiten de vormen zich in de ontwikkelingsprocessen? Voor deze vraag zijn de casussen beschreven. Wat zijn de observaties? En hoe verhouden de projecten zich tot de ontwikkeling van participatie? Wat zijn de (wenselijke en daadwerkelijke) rollen van de deelnemers in deze projecten? En hoe worden bewoners beïnvloed door participatie? Deze vragen leiden tot aanbevelingen in het concluderende hoofdstuk: Waar kunnen huidige ontwikkelingen tot leiden, en hoe beïnvloedt dit de aanpak van bewonersparticipatie door instituten? Wat kunnen we leren van de huidige ontwikkelingen, als we deze in de context van de afgelopen decennia plaatsen? Welke ontwikkelingen zijn nu gaande en waar kan dit tot leiden? Hoe gaan instituties verder? 41 1.6 Onderzoeksopzet
Er zijn drie casussen bestudeerd. Zij zijn geselecteerd aan de hand van de volgende criteria: Vorm: De projecten illustreren een aantal uiteenlopende vormen van participatie. Ze behoren een beeld te geven van hedendaagse bewonersparticipatie in stedelijke ontwikkeling. Inhoudelijk: De projecten bevatten opvallendheden – eigenschappen die niet vaak ergens anders te vinden zijn. Zo kunnen ze bijzondere lessen opleveren. Locatie & actoren: De projecten vinden plaats in een grote (G4) stad, waarbij stedelijke (institutionele) belangen en lokale bewonersbelangen tegenover elkaar (of hand in hand) kunnen staan. Gekozen casussen ‐ Casus 1: De herinrichting van het plan van het Proveniersplein (noordzijde Rotterdam CS) via een formeel proces . ‐ Casus 2: Ontwikkeling van het plan van het binnenterrein, Onze Tuin (Provenierswijk, Rotterdam), via een informeel proces. ‐ Casus 3: De totstandkoming van de Luchtsingel. Een bottom‐up oplossing voor een opgave op stedelijke schaal. Zie hoofdstuk 5 voor de volledige beschrijvingen. Opbouw onderzoek I Literatuurstudie Deelvragen 1, 2 en 3
Casus studies II Interviews
III Documentenanalyse
Analyse van gegevens Deelvraag 4 en conclusie Figuur 3 Methoden en tijdsverloop
De casussen zijn bestudeerd op het vlak van het verlopen proces, de rollen van de aanwezige actoren, de effectiviteit van de aanpak. Hiermee wordt bedoeld of het oorspronkelijke beoogde doel van het project en participatieproces behaald is, en hoe bewoners de resultaten opvatten. 42 1.6.1 Opbouw scriptie
Bewonersparticipate in stedelijke ontwikkeling Verleden ‐ Ontwikkeling Heden ‐ Casussen ‐ Maatschappelijke eigenschappen Toekomst ‐Aanbevelingen Figuur 4 Opbouw aan de hand van de onderzoeksvragen
Vraag 1 zet het algemene kader van bewonersparticipatie in stedelijke ontwikkeling. Vraag 2 kijkt terug op de ontwikkelingen in Nederland. Vragen 3 en 4 observeren de hedendaagse realiteit door middel van de casusstudies. De aanbevelingen trekken de lijn door naar de toekomst. 43 (afbeelding: Saine)
2.0 METHODIEK
Dit hoofdstuk bevat informatie over de gebruikte onderzoeksmethoden en de vragen voor de halfgestructureerde interviews. 44 2.1 Algemeen
Er heeft eerst een theoretisch onderzoek plaatsgevonden naar de bestaande kennis omtrent participatie. De achterliggende gedachten en trends van gebruikersinvloeden op projecten zijn hierbij duidelijk geworden. De centrale begrippen zoals participatie in stedelijke ontwikkeling zijn uitgelicht. Het daaruit volgende analysekader is gebruikt om de casussen te analyseren. Dit kader is teruggekoppeld naar medewerkers van Havensteder om aansluiting met de praktijk te bevestigen. De casussen zijn eerst op hoofdlijnen bestudeerd. Hoe zijn bewoners betrokken geweest? Wat zijn hun inspraakmogelijkheden geweest? Welke vormen van participatie zijn gehanteerd en hoe zijn de processen verlopen? In dit deel zijn plandocumenten en rapporten bestudeerd. Verder is er een studie gedaan naar kenmerken van de stad en de wijk die van invloed kunnen zijn op de gevonden resultaten. Hierbij rijzen onder andere de vragen zoals wat het eigenaaraandeel is in de wijk en hoe sterk de binding van de bewoners is met het gebied. Dit is voornamelijk een retrospectieve analyse omdat de processen al zijn afgesloten. Er is gebruik gemaakt van kwalitatieve methoden. De theoretische achtergrond is richtinggevend voor de interviews met sleutelfiguren. Deze sleutelfiguren zijn projectleiders, ontwerpers en participerende bewoners. Voor de interviews zijn een aantal standaardvragen opgesteld die in ieder geval beantwoord moeten worden. Verder is er ruimte voor andere vragen en opmerkingen geweest. Het intervieuw gedeelte is half gestructureerd te noemen. De interviews geven van binnenuit een beeld van het verlopen proces. Uit deze analyse van gebeurtenissen en wijzigingen in het plan van de casussen, kan dan worden afgeleid waar mogelijke verbeterpunten zijn. Dit wordt gedaan in reflectie op de literatuurstudie. Samengevat zijn er twee onderdelen voor de casussen Proveniersplein en Onze Tuin. 1. Documentenanalyse 2. Interviews met sleutelfiguren Casusstudie Voor de Luchtsingel casus is een enquête uitgezet onder een deel van de deelnemers. De reden hiervoor is het grote aantal deelnemers die in principe een gelijke rol hebben in het tot stand komen van het object. De gelijke rol komt voort uit het crowdfunding opzet en het stemmen tijdens voor bij het Stadsinitiatief, waar in niemand inherent meer macht heeft dan de ander over het tot stand komen van het project. De verschillende vormen van participatie vergden dus verschillende wijzen van het verzamelen van informatie. 2.2 Toegankelijkheid van informatie
Door de verschillend verlopen processen is het niet mogelijk geweest de van tevoren bedachte methode voor het verzamelen van gegevens volledig aan te houden. Zo is de documentatie van de ontwikkelingen rondom het Proveniersplein completer en nauwkeuriger dan die van Onze Tuin. Dit is inherent aan het type proces dat heeft plaatsgevonden (zie casusbeschrijvingen in hoofdstuk 5). Bij Onze Tuin is het participatieproces ook gedocumenteerd in een film. Niet alle sleutelfiguren waren bereid tot een interview. Zo gaven een aantal participanten bij het proces van het Proveniersplein aan dat zij niks willen vertellen totdat er een oplossing werd gevonden met de gemeente voor het 45 problematische proces. ZUS was ook niet beschikbaar voor vragen. In plaats daarvan is een lid van het team van het stadsinitiatief geïnterviewd. Sommige perspectieven moesten dus achterwege worden gelaten of via andere belanghebbenden worden gevonden. Dit kan voor incompleetheid van informatie zorgen, omdat een aantal motiveringen en ervaringen via derden zijn gedocumenteerd. Dit hoeft echter geen struikelblok te vormen omdat dit slechts in twee gevallen is, en hun acties en wensen zijn duidelijk op te maken uit de documentatie (casus Proveniersplein). Uiteindelijk zijn alle relevante verslagen en documenten over het Proveniersplein beschikbaar gesteld. Ook kon er worden gesproken met een aantal leidende figuren onder de bewoners (voorzitters) en de gemeente (procesleiders). Bij Onze Tuin misten er een aantal verslagen. De documenten die wel zijn verkregen waren wel compleet en bevatten onder andere lijsten van deelnemende bewoners en verslagen van overleggen. Alle belangrijke actoren (leidende bewoners, ontwerper en een medewerker van de woningcorporatie) bereid tot een interview. Bij de Luchtsingel is steekproefsgewijs, via social media een groep funders (80 verzoeken, 37 antwoorden/46% respons) naar hun ervaringen met het proces gevraagd door middel van een enquête. Social media is gebruikt omdat directe contactgegevens niet beschikbaar waren. 2.3 Interviewvragen
Algemene vragen 1. Hoe bent u (en uw organisatie) betrokken geraakt bij het project? Deze vraag dient de taken en de rollen van de deelnemer te achterhalen 2. Wat is naar uw idee uw positie? 3. Wat is uw gewenste positie als belanghebbende? Deze vraag gaat om de gewenste positie tegenover de daadwerkelijke positie in het proces 4. Wat zijn uw belangen? Wat is uw motivatie voor participatie? 5. Wanneer bent u bij het proces betrokken geweest? Het moment van toetreden tot het ontwikkelingsproces Als bewoner 6. Wat is van uw input/commentaar doorgevoerd en in welke mate? 7. Wat zijn de knelpunten in het proces geweest? 8. Hoe zou u aangesproken willen worden, of wat zou u voor mogelijkheden willen hebben bij initiatieven? Als institutie 9. Wat voor positie hebben bewoners in het proces volgens u? 10. In welke mate mogen bewoners het plan veranderen, wat willen ze bepalen? (hoe betrokken) 11. Wat zijn de knelpunten in het proces geweest? 46 Overig 12. Denkt u dat er veel verschillen zijn tussen bewoners? (representatief, uniformiteit) 13. Heeft het participatieproces uw verhouding met de buurt en haar bewoners veranderd? 14. Wat betekent de buurt voor ? (werk, wonen, opgegroeid, etc.) 15. Wat is uw mening over andere vormen van participatie? (formeel, persoonlijk informeel, crowdfunding, gebruik van internet etc.) 16. Andere opmerkingen? 47 (illustr atie: B. Bar th)
3.0 THEORETISCH KADER
Het theoretisch kader vormt de basis voor het onderzoek. In dit hoofdstuk zijn participatie, het stedelijke ontwikkelingscyclus, de ontwikkeling van participatie en bewonerseigenschappen verdiept. Deelvraag 1: Wat is bewonersparticipatie in stedelijke ontwikkeling en wat is de betekenis ervan? In dit deel wordt het begrip participatie gedefinieerd en verder verdiept. Er is een onderscheid gemaakt tussen verschillende doelen en vormen. Verder wordt de rol en motivaties voor participatie van belanghebbenden in stedelijke ontwikkeling toegelicht. 48 3.1 Participatie
Beleidsvormende en maatschappelijke participatie, een definitie In dit onderzoek wordt de term bewonersparticipatie gebruikt. Het is een overkoepelende term die op verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd. Interactieve beleidsvorming, actief burgerschap en inspraak (Pröpper et al., 2006; Rus et al., 2010; Boudestijn, 2012) worden ook vaak genoemd. In praktijk betekent het dat mensen meedoen in beleidsvorming en/of de maatschappij. In deze scriptie wordt de term gehanteerd in de context van stedelijke ontwikkeling. In literatuur over participatie in stedelijke ontwikkeling en beleidsvormende processen wordt het als volgt gedefinieerd: ‘de kansen voor mensen om betrokken te raken bij de planning‐ en ontwerpprocessen, van keuzes maken tot stemmen laten horen’ (Qu en Hasselaar, 2011, p.11). Bewoners nemen deel aan processen die voorheen verliepen zonder inspraak of interventie van niet‐professionele bewoners. Met inachtneming van een van de geselecteerde casussen lijkt deze definitie tekort te schieten. Bij de Luchtsingel zijn mensen buiten het initiatiefnemende institutie niet aanwezig in het planning‐ en ontwerpproces. De mensen die een plankje hebben gekocht hadden geen inhoudelijke invloed. Zij vormen alleen het draagvlak voor het plan. Zij hebben een belangrijke rol gespeeld door in grote getale naar de gemeente te communiceren wat zij willen zien in hun stad. Door de publiciteit die het project genoot van de crowdfunding‐aanpak won het ook het stadsinitiatief Rotterdam Idee. Bij dit initiatief konden Rotterdammers stemmen op hun favoriete project. De winnaar werd daarna gefinancierd door de gemeente. In dit onderzoek wordt de volgende definitie gehanteerd voor bewonersparticipatie in stedelijke ontwikkeling: Het deelnemen van bewoners aan processen die direct of indirect invloed hebben op de fysieke en/of maatschappelijke stedelijke leefomgeving 3.1.1 Invloed
Invloed van bewoners is een centraal thema bij participatie. De mate van invloed van bewoners op beleid wordt vaak aangehaald en gekoppeld aan de participatieladder van Arnstein (1969). Burgermacht in participatieprocessen wordt in zeven treden beschreven. De onderste twee treden (therapie en manipulatie) zijn in feite vormen van non‐participatie, omdat er in feite geen rekening wordt gehouden met participanten. Daarna volgen informeren, consulteren en tevreden stellen. Deze worden gradaties van symbolische macht genoemd. Er wordt wel geluisterd naar bewoners, maar de macht ligt nog steeds volledig bij het institutie. Bewoners kunnen meepraten, maar hebben geen directe invloed. Deze vormen worden ingezet voor “het participeren om het participeren”. Pas bij de hoogste treden, (deel)vennootschap, gedelegeerde macht en burgercontrole, is er daadwerkelijke burgermacht. Participanten hebben dan een directe stem in beleidsvorming. Burgers kunnen dan een actieve rol spelen en meedoen met de ontwikkeling van een plan. De vormen van burgerparticipatie genoemd door Edelenbos et al. (2001) (fig. 5) hebben overlap met de participatieladder van Arnstein (1969). In deze verdeling worden de rollen van het bestuur en belanghebbenden genoemd. Bij ‘informeren’ is het institutionele bestuur heel sterk aanwezig, terwijl bij ‘beslissen’ juist de burgerlijke belanghebbenden het meeste bepalen. Voor daadwerkelijke participatie is openheid, gelijkwaardigheid, debat en invloed over het plan nodig. Het moment waarop burgers worden inbegrepen geeft aan hoeveel ze te zeggen hebben. Of de burgers initiatiefnemers zijn of dat zij pas na het afronden van het ontwerp worden inbegrepen zegt veel over hun invloed in het proces. 49 Beleidsprobleem Oplossing Status uitkomsten Informeren Laat, grotendeels al bepaald Staan vast Staat vast Staat vast Geen input van belanghebbenden Raadplegen Laat, reageren op voornemens Staan vast Staat vrij vast Staat vrij vast Bestuur niet gebonden aan de uitkomst Adviseren Vroeg, meebepalen agenda Criteria voor toetsing Ideeën stakeholders volwaardige rol Ideeën belanghebbenden volwaardige rol Bindende uitkomst, kan afwijken (onder voorwaarden) Coproduceren Vroeg, meebepalen agenda Tijdens proces tot stand gekomen Door bestuur + belanghebbenden Door bestuur + belanghebbenden Bindende uitkomst, onveranderd overgenomen Beslissen/ produceren Vroeg, overdracht aan belanghebbenden Niet vastgesteld door bestuur Door belanghebbenden Door belanghebbenden Spontaan bindende werking Meedoen Randvoorwaarden Meepraten Fase in proces Figuur 5 Vorm en van burgerparticipatie (aangepast van Edelenbos et al., 2001)
Het vormen van beleid, visies en plannen is niet altijd de enige aanleiding voor bewonersparticipatie. Bij activerende participatie gaat het niet altijd om de communicatie tussen een institutie en een bewoner. Bij sommige vormen van participatie heeft de institutie zelfs vrij weinig tot niets te maken met het participeren van de bewoner. Bewoners stellen zich actief op in de directe, eigen leefomgeving. Soms is dit een individuele aangelegenheid, soms gebeurt dit met bewonerscommissies of projectmatige organisaties. De ladder van David Thomas (1980) (fig. 7) geeft een overzicht van de mate van sociaal‐maatschappelijke participatie. Perspectief Bewoner Sterke mogelijkheid tot participatie en invloed
Meedoen Opbrengen van het probleem, meebeslissen in de oplossing met direct gevolg, zelfontwikkeling, open discussie, vroeg in het proces aanwezig (initiator, actief) Brengen van ideeën en meningen zonder direct gevolg. Mogelijkheid tot discussie. Meepraten Zwakke mogelijkheid tot participatie en invloed Passieve rol als ontvanger van informatie, geen invloed op plan, participatie slechts een façade? Niet‐representatieve bewonersorganisaties (volger, passief) Sterke mogelijkheid tot participatie en invloed Vroeg toelaten van bewoners tot besluitprocessen, steunen van bottom‐up initiatieven,meerekenen van alle lagen in de bevolking Bestuurlijk (faciliterend, coöperatief, welwillend) Eigen ambities en doelen opstellen, maar burgers laten meebeslissen Zwakke mogelijkheid tot participatie en invloed Niet meer dan verschaffen van informatie, laatste woord in planning, volledig initiatief‐ en procescontrole (beperkend, oncoöperatief) Figuur 6 Invloed in par ticipatie
Participatie in de ontwikkeling van gebieden wordt soms ingezet als aanjager van dergelijke processen. Voorbeelden zijn bewoners die zelf activiteiten organiseren met medebewoners of zelfstandig de nieuwe (semi‐)openbare ruimte en voorzieningen onderhouden. Activerende participatie richt zich dus ook op de binding met de buurt en maatschappij, wat wordt uitgedrukt in een verbetering van leefbaarheid en sociale stijging (Van Marissing, 2008; Van der Pennen, 2010). 50 Het gaat om de mogelijkheden tot maatschappelijke stijging door middel van het verbeteren van de positie op de arbeidsmarkt, woningmarkt en in educatie. 1 Elkaar (her)kennen 2 Toevallige contacten 3 Routinecontacten 4 Sociale contacten 5 Deelname aan informele netwerken 6 Informele wederzijdse hulp 7 Meedoen aan buurtactiviteiten 8 In buurtgroepen zitten 9 Samenwerken met andere buurtgroepen 10 Interactie met beleidsmakers 11 Beheer (en bezit) van voorzieningen Figuur 7 Participatieladder volgens David Thomas (1980, in Kilic, 2008)
3.1.2 Motieven voor participatie
Voor het gebruik van participatie bij stedelijke ontwikkeling zijn er verscheidene motieven. Vanuit het bestuurlijk perspectief wordt participatie gezien als een democratisch ideaal. Democratie betekent letterlijk ‘volksheerschappij’. De kern is de burgerlijke macht. Met de continuerende burgerlijke emancipatie is vanuit het bestuurlijk perspectief wenselijk om bewoners mee te laten denken en produceren. Met participatie wordt getracht de kloof tussen bestuur en bewoner te dichten (Edelenbos et al., 2000; Van Marissing, 2008). Matige opkomst voor verkiezingen en slechte opiniepeilingen over de waardering van bestuur zijn aanleidingen voor het gevoel van een kloof. Machthebbers weten in afnemende mate waar de samenleving behoefte aan heeft. Door bewoners dichter bij het proces te brengen nemen zij deel aan de vorming van beleid en plannen die hun dagelijks leven beïnvloeden. Participatie kan de democratische legitimiteit van beleidsvorming vergroten door meer mensen bij de beslissingen te betrekken. De relatieve macht verschuift in het voordeel van de bewoner door de hedendaagse toegankelijkheid van informatie en communicatie. Er is een groter probleemoplossend vermogen door meer mensen in te zetten. Participatie werkt dus kwaliteitsverhogend voor plan én proces (Van Marissing, 2008). Brabham (2009) sluit hierop aan. De auteur betoogt dat het toelaten van het grote publiek in het ontwikkelingsproces voordelen meebrengt: Participatie wordt gezien als een middel om nieuwe kennis te creëren, waarbij nieuwe perspectieven waarde leveren. Onderzoek heeft getoond dat bij het maken van keuzes, collectieve kennis leidt tot uitmuntendheid (Surowiecki, 2004 in Brabham 2009, p. 248). Herzele (2004) concludeerde in haar onderzoek dat de inclusie van non‐professionele kennis voordelig is voor het planningsproces. De reden hiervoor is dat de perspectieven en ideeën van de mensen buiten de professionele bubbel van stedelijke ontwikkeling creatieve oplossingen kunnen (her)ontdekken die werken in een specifieke lokale context. Lokale kennis is daarom van belang bij het ontwikkelen van een plan. Jaren van eigen ervaring zijn niet te vervangen door professionele kennis. Ze sluiten echter wel op elkaar aan. De professionele kennis blijft noodzakelijk. Het geeft een sterker economisch draagvlak van beleid en plan, omdat het direct gevormd is op de gebruiker (Boonstra en Boelens, 2011). De verhoogde mate van activiteit kan inspireren tot initiatieven dat toegevoegde waarde heeft voor de plaatselijke gemeenschap. Participatie bij beleidsvorming kan de weg banen voor maatschappelijke deelname. Het vergroot de sociale samenhang in de maatschappij ‐ bewoners leren 51 zich formeel te organiseren. Door participatie leren bewoners hun ideeën en wensen beter te articuleren. Vaardigheden die van nut zijn in hun maatschappelijke carrières (Irivn en Stansbury, 2004; Boonstra en Boelens, 2011). Participatie geeft overheid en burger de kans om nieuwe sociale netwerken op te zetten en van elkaar te leren. De overheid krijgt de kans om te overtuigen en te informeren, terwijl de burgers vaardigheden verwerft voor actief burgerschap. Participatie heeft dus ook meerdere positieve effecten op de ontwikkeling van deelnemers. Een ander argument is dat bewonersparticipatie meer verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke inrichting stimuleert. Door de vergrote betrokkenheid bij de buurt, versterkt het gevoel van gemeenschap in de plaatselijke ruimte. De discussie vraagt van de participanten na te denken over hun eigen wensen en wat er op dat moment speelt in hun leefomgeving (Qu en Hasselaar, 2011). De aanhoudende emancipatie, versterkt door de huidige netwerk‐ en informatiesamenleving, zorgt ervoor dat mensen zelfstandiger zijn en makkelijker zelf het initiatief kunnen nemen. In een onderzoek van Denters et al. (2012) worden diverse motieven voor burgerinitiatief genoemd. Een belangrijke reden waarom mensen willen participeren is het oplossen van bepaalde maatschappelijke problemen en het doorvoeren van verbeteringen in situaties die hen direct aangaan. Ruimtelijk gezien gaat het voornamelijk om eigen buurt en woning. Yau (2011) noemt soortgelijke redenen voor een actieve houding voor het werken aan eigen woning en complex. Het gaat volgens de auteur om het oplossen van ongemakken en het verhogen van de levenskwaliteit. Eigenbelang is ook vaak een motief voor handelen. Dan zijn er sociale en plichtsgebonden motieven. Soms doen mensen mee aan bewonersinitiatieven omdat ze het leuk vinden om samen met anderen bezig te zijn voor een gezamenlijk doel. Of ze voelen het als een plicht, de noodzaak om als betrokken bewoners een bijdrage te leveren aan de samenleving. 3.1.3 Nadelen en risico’s
Hoewel er een groot aantal argumenten voor participatie zijn, moet niet worden vergeten dat er ook bepaalde nadelen en risico’s aan participatie in stedelijke ontwikkeling hangen. Vanuit de professionals worden de volgende argumenten genoemd. In tegenstelling tot professionals zijn bewoners niet opgeleid of ervaren genoeg voor de complexe problemen van stedelijke ontwikkeling. Ook willen de meeste bewoners snel resultaat zien terwijl stedelijke ontwikkeling een langdurig proces is. Niet iedereen kan er de benodigde tijd in steken. De (intensieve) inclusie van bewoners vergroot de complexiteit; het ontwikkelingsproces kan onnodig vertraagd worden. Het is maar de vraag of bewoners individuele belangen tegenover collectieve belangen kunnen afwegen (Van Marissing, 2008; Boonstra en Boelens, 2011). In het organiseren van het participatieproces liggen risico’s waardoor er problemen kunnen ontstaan. De toevoeging van bewonersparticipatie bij het planningsproces moet niet alleen voor de vorm zijn. Zonder daadwerkelijke macht is het slechts een loze belofte. Het gaat niet om ‘het participeren om de participatie’. Hierdoor kan het vertrouwen van de burger in de instituties juist afnemen. Een aantal genoemde valkuilen zijn: manipulatie door de machthebbende partij, een eenzijdige informatiestroom, miscommunicatie en het niet integreren van de belangen van de bewoners (Arnstein, 1969; Swyngedouw et al. 2002; Van der Pennen en Van Marissing, 2008; Bots, 2012). 52 Boonstra en Boelens (2011) noemen dat hoewel participatie de steun voor beleidsvorming kan vergroten, het niet altijd de legitimiteit vergroot. De betrokken actoren zijn vaak van tevoren gekozen en zijn bij lange na niet representatief voor hun achterban. “De liefde van gemeenten voor participerende burgers is voorwaardelijk, blijkt uit het rapport: de overheid houdt vooral van participatie als het burgers zelf heeft gevraagd om te participeren.” ‐ “Participerende burger weggewimpeld” in NRC, 28 november 2013 Overheidsgestuurde participatietrajecten worden altijd bijgestaan door drie grote integratie processen die gerelateerd zijn aan proces, inhoud en plaats. Zo lang de participatieprocedures alleen bepaald worden door de bestuurlijke machten, kan men spreken van participatie door procedurele insluiting. De probleem definitie van een opgave wordt dikwijls bepaald door de overheidsinstanties. Bewoners worden uitgenodigd om mee te praten, maar het probleem en de redenen waarom deze problemen zijn opgebracht zijn al bepaald door doelen van de overheid. In dat geval is er sprake van een thematische insluiting. Planningsactiviteiten zijn vaak gebaseerd op gebiedsgericht beleid, waarbij het gebied wordt bepaald door bestuurlijke grenzen, en niet ruimtelijke of sociale grenzen. Door de focus te beperken wordt het idee dat (maatschappelijke) processen en netwerken bestuurlijke grenzen overschrijden afgewezen. Zolang dit het geval is, is er sprake van geografische insluiting. Deze problemen leiden tot een vergrendeling van ruimtelijke planning, er is geen echte gedeelde verantwoordelijkheid tussen bewoner en overheid. ‘De bewoner’ Er wordt weliswaar gesproken van ‘de bewoner’, maar er moet niet vergeten worden dat de bewoners uit een grote groep mensen bestaat die eigen ideeën en belangen hebben. Niet alle bewoners zijn even betrokken bij de buurt. Terwijl sommige bewoners actief meedoen in bewonerscommissies, panels en presentaties, zijn er ook een groot aantal bewoners die er weinig mee te maken willen hebben. Dit is niet zozeer uit desinteresse voor de directe eigen woonomgeving: het is dan wellicht beter om deze groep te benaderen op hun eigen niveau van betrokkenheid (Van der Pennen, 2010). 3.1.4 Formele en informele participatie
Naast het onderscheid in beleidsvormende en maatschappelijke participatie, wordt er ook onderscheid gemaakt tussen formele en informele participatie. Het onderscheid is belangrijk om te maken omdat het mogelijk verschillende doelgroepen aantrekt en het een andere aanpak vereist van een institutie. Formele participatie is een meer traditionele vorm van participatie die sterk aan regels onderhevig is. Er wordt van formele participatie gesproken wanneer er een formele vergaderstructuur is. Bewoners participeren als leden van een formele bewonersorganisatie. In praktijk uit een formele participatietraject zich meestal in bewonersavonden (presentaties en vergaderingen met formele bewonersorganisaties). In 2010 deed Corpovenista (een samenwerking tussen Aedes en veertien 53 woningcorporaties) onderzoek naar de aanpak, ervaringen en beleidsontwikkelingen. Uit de studie bleek dat alle onderzochte corporaties op zoek zijn naar nieuwe manieren om bewoners te betrekken. Zij vinden de formele participatie te beperkt. Een groot aantal corporaties wil een bredere groep kunnen betrekken. Zij zoeken informelere vormen van participatie om het laagdrempelig en gerichter te maken voor bewoners. Bij informele participatie is geen formele vergaderstructuur aanwezig. Participanten aan de bewonerskant zijn niet formeel georganiseerd. Door middel van informele participatie proberen instituties doelgroepen te bereiken die niet aanwezig zijn bij formele participatie. Informele participatie heeft een minder gedwongen karakter. Het is laagdrempeliger en niet gebonden aan wettelijke bepalingen zoals de Overlegwet. Uit het eerdergenoemde onderzoek van Corpovenista blijken de ervaringen van corporaties met informele participatie positief zijn. Hierbij is minder spanning tussen bewoner en medewerker en meer mensen worden bereikt. Terwijl bij formele participatie het meedenken aan plannen en beleid het hoofddoel is, is dat bij informele participatie niet altijd het geval. Soms kan het ook gaan om het activeren van bewoners en het bijeenbrengen van buurtbewoners. Informele participatie heeft dus wellicht vaker een maatschappelijke insteek dan formele participatie. Er zijn wel nadelen aan informele participatie. Zo geeft het minder zekerheid en laat de doelgerichtheid soms te wensen over door de afwezigheid van een formeel vergaderstructuur en een lossere agendering. Formele bewonersgroepen kunnen zich tevens gepasseerd voelen wanneer andere bewoners om advies wordt gevraagd (Rus et al., 2010). Participatie kan voorkomen op verschillende schaalniveaus. Huurderskoepels zijn formele verzamelingen van bewonersverenigingen, die op hun buurt formeel een bepaalde wijk of complex vertegenwoordigen. Daarnaast zijn er klantenpanels en klankbordgroepen die doorgaans een representatieve afspiegeling van een buurt vormen. Op de kleinste schaal zijn er plaatselijke commissies en groepen die initiatieven ondernemen in de buurt. Deze commissies zijn soms onderdeel van een bewonersvereniging. Koepels Bewonersverenigingen Hoger niveau Klantenpanels Klankbordgroepen Zelfbeheer Activiteitencommissies Lager niveau Figuur 8 Niveaus van bewonersparticipatievorm en naar Rus et al. (2010)
3.2 Stedelijke ontwikkeling
Stedelijke ontwikkeling is een breed onderwerp. Het kan onder andere betekenen dat nieuw stedelijk weefsel wordt gebouwd, dat bestaand weefsel verder wordt ontwikkeld of dat het wordt 54 getransformeerd. De schaal en tijdsbestek kan verschillen per project. Het begrip stedelijke ontwikkeling is dan ook een overkoepelende term. Stedelijke ontwikkeling is de ruimtelijke ontwikkeling van verschillende gebieden, die in onderlinge functionele en ruimtelijke verbanden een stedelijke regio vormen. Stedelijke gebiedsontwikkeling richt zich op de ontwikkeling van een dergelijk gebied (Franzen et al., 2011). De gekozen casussen voor dit onderzoek betreffen vernieuwingsoperaties waarbij (semi‐)publieke ruimtes worden aangepast (zie fig. 2, p.38). De leefomgeving wordt in een bestaand stedelijk gebied opgewaardeerd, zonder dat er een compleet andere functie in de plaats komt. KEI (2011) hanteert als definitie van stedelijke vernieuwing: “Het door publieke en private partijen gebiedsgericht ontwikkelen van het wonen, de woonomgeving en de leefomgeving in wijken en buurten in de stad om ze duurzaam vitaal te maken en haar bewoners de mogelijkheid te bieden maatschappelijk vooruit te komen." De ontwikkeling kan fysiek, sociaal en/of cultureel zijn. Een stedelijke gebiedsontwikkelingsproces bestaat uit een aantal onderdelen (zie fig. 9). Deze moeten in balans met elkaar zijn om tot een succesvol resultaat te komen. Duidelijk inzicht van de context (randvoorwaarden) is cruciaal. Zo kunnen economische, socio‐culturele, politieke en ecologische verschuivingen in de samenleving direct invloed hebben op ruimtelijke ontwikkelingen (Franzen et al., 2011). Ten behoeve van de studie is het daarom belangrijk om vat te hebben op de context van de casussen. De inhoud, of het programma van stedelijke ontwikkeling, gaat om het creëren van een fysieke opmaak van de stad dat gebalanceerd is naar de context van dat moment en de (nabije) toekomst. De actoren spelen hierbij ook een grote rol. Vele verschillende actoren hebben eigen wensen en verplichtingen. De manier waarop wordt omgegaan met alle partijen in het ontwikkelingsproces is dan ook een van de succesfactoren van een gebiedsontwikkeling. Zonder de juiste middelen is het niet mogelijk om een plan te realiseren. Maar niet alleen de aanwezigheid van middelen is genoeg. Deze middelen moeten op de juiste manier worden ingezet op verschillende plaatsen. Middelen kunnen financieel zijn, maar ook grond, beleid en kennis zijn hier onderdeel van. Stedelijke ontwikkeling is een complex, langdurig proces en is constant aan verandering onderhevig. Processen moeten daardoor flexibel zijn om aan de veranderende context te blijven voldoen. Eenmaal uitgevoerd blijft het resultaat decennialang in het stedelijke weefsel totdat er wordt besloten om het te veranderen. Door de lange looptijd van processen is het niet altijd mogelijk om feedback te krijgen op het geleverde werk. Veranderingen aan het proces kunnen gezien worden als verbeteringen in het democratisch systeem of meer radicale transformaties van planningstechnieken (Arnstein, 1969). Participatie kan dan gezien worden als een verbetering van het democratisch systeem. Context Actoren Stedelijke gebiedsontwikkelingsproces Inhoud Middelen Stedelijke gebiedsmanagement Figuur 9 Schem atisch over zicht van stedelijke gebiedsontwikkeling (Van 't Ver laat, 2008 in:
Fr anzen et al., 2011)
55 3.2.1 Procescyclus
Het gehele proces van stedelijke ontwikkeling is opgedeeld in een aantal fasen (Franzen et al., 2011; Wigmans, 2003): Initiatief Planning Realisatie Onderhoud Figuur 10 Procescyclus
Initiatief In de eerste fase wordt er een aanleiding gevonden om met een ontwikkelingsproces te beginnen. Dit kan allerlei verschillende oorzaken hebben. Een gebied dat niet meer voldoet aan de eisen van de gebruikers, of dat niet meer in lijn is met het beleid of de doelstellingen van de gemeente. Of er worden kansen gezien om waarde toe te voegen aan de stad. Het initiatief kan door alle aanwezige partijen in de stedelijke omgeving genomen worden. De ambitie om de bestaande situatie te wijzingen kan onder andere van de gemeente, private partijen of lokale bewoners komen. In deze fase wordt gesteld wat de doelen zijn van de ontwikkeling. Dit houdt in dat er een analyse wordt gemaakt van de context. Wat de fysieke, politieke en socio‐culturele randvoorwaarden zijn, verschilt per gebied. Uiteindelijk wordt er een ambitie geformuleerd die in lijn moet zijn met alle actoren. Planning Deze fase begint wanneer de gezamenlijke ambities zijn geformuleerd. Deze fase bepaald de wat, hoeveel, waar en wanneer van het ontwerp. De planning is belangrijk omdat het voor een groot deel het succes van de opeenvolgende fasen bepaalt. In deze fase wordt een plan gevormd dat alle belangen zoveel mogelijk omhelst. Het is daarom van vitaal belang om alle partijen bij deze fase te betrekken en de rollen (risico en verantwoordelijkheid) te verdelen. Verder worden in deze fase de voorbereidingen voor de realisatie gedaan. Problemen in de planning zijn volgens Qu en Hasselaar (2011) ‘wicked problems’. Bij iedere poging tot het creëren van een oplossing, verandert het inzicht in het probleem. Hierdoor kunnen problemen niet opgelost worden op een lineaire manier. De beschikbare middelen (menskracht, financiën, tijdsbestek) kunnen ook bepalend zijn voor de opgave. Realisatie In de realisatiefase wordt het plan uitgevoerd. In deze fase zijn de activiteiten vooral gerelateerd aan constructie. Er worden offertes gemaakt, er wordt voorbereidend werk gedaan aan de locatie, contracten worden opgesteld, etc. Het is echter niet altijd een kwestie van het uitvoeren van het eerder opgestelde plan. Tijdens de realisatie stuiten de uitvoerende partijen dikwijls op problemen die niet altijd van te voren voorzien zijn. Door de lange looptijd van stedelijke gebiedsontwikkelingen kunnen de omstandigheden zo veranderen dat de oorspronkelijke planning niet meer voldoet. Het management van deze fase moet daarom flexibel zijn. Onderhoud/exploitatie Na de realisatie van het plan moet het gerealiseerde project worden onderhouden. De verantwoordelijkheden van de partijen zijn van tevoren opgesteld. Deze fase duurt veruit het langst 56 van allemaal. Tijdens deze fase is het belangrijk om de situatie in de gaten te houden om tekortkomingen of kansen te anticiperen. Deze fase eindigt als het gebied of gebouw niet meer voldoet aan de eisen van de gemeente en/of de gebruikers en wanneer onderhoudsingrepen niet meer genoeg zijn om het gewenste niveau te behalen. 3.3 Ontwikkeling participatie
Deelvraag 2. Wat is de geschiedenis en de institutionele context van bewonersparticipatie? Participatie in de ruimtelijke planning kent drie generaties in Nederland (Lenos et al., 2006; Kilic, 2008; Boonstra en Boelens, 2011). Deze gaan gepaard met vijf generaties van beleidsinterventies (Van der Pennen, 2010). 3.3.1 Participatie in ruimtelijke planning
In de jaren ’60 is een vorm van participatie voor het eerst geïntroduceerd door de Sociaal Democraten. Het weerspiegelde de internationale emancipatorische en democratische bewegingen. Deze tegengeluiden drukten de kritiek uit dat de politieke agenda geen aansluiting meer vond bij de ideeën en belangen van de nieuwe, naoorlogse generatie. De Kleijn (1985) noemde de participatie die toen vorm kreeg in het planningsproces dan ook een emancipatorisch proces waarbij bewoners organiseerden om zo gehoor te geven aan hun belangen. Deze organisaties werden een onderdeel van het beleidsnetwerk. Van der Pennen (2010) toont in zijn historisch overzicht van de stedelijke vernieuwing dat in de jaren ’80 participatie een structureel onderdeel van de stedelijke ontwikkeling is geworden, waarbij verregaande inspraak verleend werd. Hij noemt dat de democratische fase. De sociale ongelijkheid en achterstanden waren mede van invloed bij het kiezen van de plangebieden. In toenemende mate was de planning gericht op specifieke gebieden in de stad in plaats van de stad als geheel. Dit zien we dan ook terug in het beleid van lokale overheden. Eind jaren ’80 vond er een verschuiving plaats naar samenwerking. Overheden werken samen met belanghebbenden in de private sector en later ook met burgers. De tweede generatie is ontstaan in de jaren ’90. Sindsdien draait participatie om coproductie en interactieve beleidsvorming. Overheden maken beleid meer in samenspraak en samenwerking met belanghebbenden (bedrijven en burgers). Edelenbos (2000) definieert interactieve beleidsvorming als volgt: ‘Het vroegtijdig betrekken van burgers en andere belanghebbenden bij de vorming van beleid, waarbij in openheid en op basis van gelijkwaardigheid en onderling debat problemen in kaart worden gebracht en oplossingen worden verkend die van invloed zijn op het uiteindelijke politieke besluit’. Het gaat meer om de inhoud dan om het proces, het resultaat hiervan is het ‘Poldermodel’ (Meijs, 2012). Deze generatie is gericht op het vergroten van het vertrouwen in de overheid door te zorgen voor draagvlak voor beleid (Kilic, 2008). Het kritiek was dat er in de praktijk alleen een bepaalde groep burgers konden reageren op ruimtelijke plannen ‐ sommige bevolkingsgroepen werden buitengesloten. De idealistische, democratische kant van deze benadering van planning werd overschaduwd door de toenemende mate van achterkamertjespolitiek, waardoor het vertrouwen er in afnam (Boonstra en Boelens, 2011). De derde generatie is aan het begin van deze eeuw opgekomen. Het burgerinitiatief, eigen verantwoordelijkheid en de faciliterende overheid staan centraal (Boonstra en Boelens, 2011; Meijs, 2012). Het doel is de zelfredzaamheid en het zelforganiserend vermogen van bewoners te vergroten 57 (Kilic, 2008). Dit werd gedaan door bij het participatiebeleid de ontwikkeling van de burger als speerpunt te benoemen en de bewoner bij zijn leefomgeving te betrekken. De overheid ondersteunt en stimuleert initiatieven vanuit de bevolking, maar grijpt wel in waar het nodig is. Er is verder een grotere nadruk op informeel burgerinitiatief (Wijdeven et al., 2013). Bewoners starten zelf concrete initiatieven waarmee ze een bijdrage leveren aan sociaal/maatschappelijke zaken die hen aangaan. Derde generatie in het verleden Dit concept is al in de jaren ’70 te vinden. In Leusden werd een wijk ontwikkeld waar het beheer van de openbare ruimte werd overgelaten aan de bewonersorganisatie. Het plaatselijk bestuur geeft een vast bedrag per jaar aan de bewonersorganisatie. Ook betalen bewoners maandelijks contributie. Met deze financiering heeft de bewonersorganisatie in de circa afgelopen 40 jaar een aantal faciliteiten (zoals een zwembad en kabeltelevisie) opgezet. Perioden Beleidsinterventies Participatie Economische groei en wederopbouw Eerste generatie Centrale overheid bepaalt. (1945‐1974). Dominante fysieke aanpak ‘bulldozer en dragline’ Democratische fase: stadsvernieuwing (1975‐1985). Tweede generatie Eerste generatie participatie (jaren ’70). Inspraak. Buurtrehabilitatie: sloop en bouw. Sociale opbouw en emancipatie Gedecentraliseerd in wijkgerichte projectgroepen, zittende bewoners worden uitgangspunt van de beleidsinterventie. Proces over inhoud. Overgangsfase: vernieuwing van de stadsvernieuwing (1986‐1995). Derde generatie Tweede generatie participatie (jaren ’90). Interactieve beleidsvorming en coproductie. Revitaliseringsfase: bouw en herstructurering Vierde generatie (1996‐2005). Wijkvernieuwingsfase: sociale stijging (2006‐heden). Integrale benadering. Fysieke, sociale en economische doelen Marktgerichte benadering, internationale concurrentie. Aanpak van achterstandswijken Vijfde generatie Wijkgerichte aanpak. Maatschappelijke participatie Aandacht voor een ‘evenwichtige’ bevolkingssamenstelling. Buurt in stedelijk perspectief. Inhoud over proces. Derde generatie participatie (vanaf 2000). Burgerinitiatief, eigen verantwoordelijkheid en de faciliterende overheid. Economische potenties maximaliseren, daarbij hoort het toegankelijk en bewoonbaar maken voor draagkrachtige bevolkingscategorieën. Sociale opgave is steeds meer leidend. De stad als emancipatie ladder. Figuur 11 Generaties van beleidsinterventies en participatie (naar Lenos et al., 2006; Van der
Pennen, 2010)
Dat er drie verschillende generaties zijn betekent echter niet dat de visies en strategieën van oudere generaties niet meer bruikbaar zijn. Welke benadering de voorkeur krijgt is afhankelijk van de situatie. Soms is een top‐down benadering nodig, maar de belangstelling voor de bottom‐up benadering van de derde generatie groeit (Lenos et al., 2006). 3.3.2 Het hedendaagse beleid
De overheid wil ‘ruimte en vertrouwen bieden aan maatschappelijk initiatieven en actief bijdragen aan de transitie naar meer doe‐democratie’ (Ministerie van BZK, 2013). Maatschappelijke 58 ontwikkelingen liggen aan de basis van dit standpunt. Het toenemend zelforganiserend vermogen van de samenleving, de terugtrekkende overheid en een stijgende behoefte aan sociale binding zijn redenen voor een overgang naar een doe‐democratie – het meebeslissen van burgers door zelf aan de slag te gaan met maatschappelijke opgaven. Het kabinet richt zich op het helpen van actieve burgers door middel van financiering, kennis, maatwerken, uitnodigen van niet‐actieve burgers en goed vrijwilligersbeleid. Ze wil een faciliterende overheid worden. Verder biedt het sociale ondernemers toegang bij maatschappelijke aanbestedingen. Het is een voorzetting van de derde generatie participatie. Gemeenten lijken er echter nog niet helemaal klaar voor te zijn: ongeveer de helft van politieke ambtenaren en besturen hebben moeite met het loslaten van taken, wat nodig is als de transitie naar de faciliterende overheid gemaakt wil worden. De participatiemaatschappij Sturing veranderd van éénrichtingsverkeer vanuit de overheid naar een private, maatschappelijke en publieke netwerk van organisaties. Tijdelijke samenwerkingsverbanden worden aangegaan om problemen op te lossen. Van Buuren en Edelenbos (2008) merken een transitie op van een inspraakmaatschappij naar een participatiemaatschappij. In plaats van reageren, wordt er actief meegedacht en meegedaan aan het ontwikkelen van plan en beleid. Voor de overheid is dit verwarrend omdat zij meerdere rollen tegelijkertijd vervult. Wanneer initiatief nemen? Wanneer visies en strategieën uitzetten? Wanneer volledig loslaten? 3.4 Benadering van bewoners
Deelvraag 3. Welke verschillende typen bewoners zijn te onderscheiden en welke benadering vragen zij? In dit deel worden een aantal verschillende bewonerstypen in Rotterdam toegelicht. Karsten et al. (2006) noemen de (bijna‐)middengroepen van een stad van ‘eminent belang’ voor de vernieuwing van de stad. Zij vormen het draagvlak van stedelijke commerciële en culturele voorzieningen. Deze groepen hebben ieder een bepaalde verwachting van hun woonomgeving. Hun redenen om voor een bepaalde plek te kiezen om te wonen verschillen en daarmee ook hun binding met de stad. De groepen hebben verschillende prioriteiten en leefstijlen. Voor participatie is het van belang om deze leefstijlen in acht te nemen, zodat de beoogde doelgroepen van een participatietraject bereikt kunnen worden. In een verkennend onderzoek kaarten van Ankeren et al. (2010) een aantal eigenschappen van buurten aan die de mate van activiteit van bewoners beïnvloeden. Zo heeft een hoge mate van werkloosheid een negatieve invloed op het aantal bewonersinitiatieven. Voor het percentage corporatiewoningen geldt dit ook. Meer corporatiewoningen lijken minder initiatieven te betekenen. De etnische samenstelling lijkt verder geen effect te hebben. In een analyse van Atrivé (in Meulenbroeks, 2013), is te zien dat inkomen geen invloed heeft op bewonersactiviteit. Leeftijd en 59 huishoudensamenstelling correleert wel met bewonersactiviteit. Gezinnen van 35 en ouder en 55‐
plussers zijn duidelijk actiever dan jonge huishoudens (jonger dan 35 jaar). 3.4.1 Drie middengroepen in Rotterdam
Karsten et al. (2006) onderscheiden in hun onderzoek naar de levenswijzen en woonambities van middengroepen in Rotterdam drie groepen. Sociale stijgers in multiculturele stadswijken Onder deze groep worden voornamelijk allochtone bewoners verstaan die op weg zijn naar (of zich al bevinden in) de middenklasse in de stad. Deze groep beginnen over het algemeen eerder aan kinderen dan huishoudens met Nederlandse tweeverdieners. Waar de Nederlandse tweeverdieners rond 35 tot 44 jaar aan een gezin beginnen, zijn de sociale stijgers rond die leeftijd al in een verder stadium. Een deel van deze groep is laagopgeleid en kiest ervoor om zo snel mogelijk te beginnen met werken. Sommigen werken naast hun full‐time baan extra bij. Zij hebben vaak een relatief korte afstand tussen wonen en werken. Ze willen graag samenwerken met buren om bijvoorbeeld portieken netjes te houden, maar hoeven verder geen ‘over de vloer voor thee’‐relatie met hun buren (Karsten et al., 2006). Binding met de buurt hangt af van de vertrouwdheid en de sociale reputatie van de buurt. Vertrouwdheid hangt af van het aantal woonjaren in een buurt. Dit gaat gepaard met kennis van de buurt en contacten met andere bewoners. De sociale reputatie hangt af van hun zelfbeeld en de bevolkingssamenstelling. Dit kan effect hebben op hun activiteit in de buurt. Voor sociale stijgers wordt ‘actief zijn in de buurt’ gezien als samen dingen doen of iets voor de gemeenschap doen. Stedelijk georiënteerde gezinnen Dit zijn middenklassengezinnen met vaak twee werkende ouders (maar twee full‐time banen komen weinig voor in deze groep) met een opleidingsniveau van ten minste mbo. Daarmee zijn de overeenkomsten wel genoemd. Het is een diverse groep. Voormalige studenten die in Rotterdam hebben gestudeerd en daarna zijn blijven wonen. Gevestigde migranten. Mensen die zijn opgegroeid in Rotterdam. Deze gezinnen krijgen relatief laat kinderen en willen uiteindelijk een woning kopen in plaats van huren. De meesten werken ook in Rotterdam. In Noord zijn het soms mensen met een creatief of kunstzinnig beroep. Zij identificeren zich als Rotterdammer en hun werklocatie in de stad versterkt dit gevoel. Vaak is er in deze huishoudens een combinatie van careerism en familism (een combinatie van grote focus op carrière en familie) (Karsten, 2003). Zij kiezen voor een bepaalde woonomgeving voor de bereikbaarheid van voorzieningen, niet in het minst voor hun kinderen. Speeltuinen, een school en een kinderopvang zijn eisen waar een potentiële woonomgeving aan moet voldoen. Zij zoeken stedelijkheid in de luwte. VINEX wijken hebben een negatief imago voor hen, zij verblijven liever in locaties met cultureel‐historische achtergrond. De binding met de buurt valt samen met voorzieningen voor de kinderen en de aanwezige stedelijke cultuur. Lokale sociale netwerken zijn van belang. Bewoners onder deze groep zijn betrokken met hun buurt en zetten zich in voor het beschermen of verbeteren van het woonklimaat. Dit uit zich in actieve participatie. De Provenierswijk heeft een groot aantal van deze huishoudens – voornamelijk aan de singels. Ze zijn relatief hoog opgeleid (vaak hbo of universitair) en hebben een relatief hoog inkomen. Terugkerende huishoudens Terugkerende huishoudens bestaan uit Rotterdammers die (in de jaren zestig en zeventig) zijn 60 vertrokken uit de stad. Het stereotype beeld is die van een gepensioneerde die woont in een appartement met de kinderen uit huis. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn. Terugkerende Rotterdammers zijn veelal nog werkend. Hun motieven om terug te keren naar de stad verschillen. Sommigen zagen hun vertrek als tijdelijk, anderen zagen de stad steeds aantrekkelijker worden naarmate kinderen ouder worden en het huis uitgingen. Sommigen gingen scheiden. Zij zijn door hun periode in Rotterdam nog altijd sterk verbonden met hun stad. Ze zijn er meestal geboren en opgegroeid en hebben hun sociale netwerk en werk in de stad. Zij vestigen zich doorgaans aan de rand van de binnenstad. Voor hen is het belangrijk dat werk en voorzieningen op de fiets te bereiken zijn. Hun sociale netwerken, door de jaren heen opgebouwd, bestrijken de hele stad. Zij zetten zich in voor eigen woning en omgeving. Ze hebben al een wooncarrière gemaakt in hun leven, en willen bij de terugkeer naar de stad niet achteruit. 3.4.2 Burgerschap
Naast het onderscheid in de verschillende bewonersgroepen, kan ook onderscheid gemaakt worden tussen verschillende stijlen van burgerschap (Van den Brink, 2002; Van Buuren en Edelenbos, 2008). Burgerschap geeft de mate van activiteit, het niveau van vaardigheid en de positie van bewoners tegenover de gevestigde orde (zoals de overheid) aan. Inactieve burgerschap Gekenmerkt door afzijdigheid, desinteresse en geen behoefte om te participeren. Bewoners in deze groep hebben weinig vertrouwen in de overheid. Afhankelijke burgerschap Betrokken bewoners die graag meedoen uit een plichtgevoel maar niet competent zijn. Zij ervaren grote afstand met de overheid. Vaak komt dit door de complexiteit van taken. In veel gevallen missen zij vaardigheden die nodig zijn voor de informatiesamenleving. Zij sluiten zich niet compleet af van anderen, maar hun betrokkenheid is beperkt tot lokaal niveau. Zij hebben voornamelijk behoefte aan zekerheid, veiligheid en verwachten dat de overheid zaken regelt. Conformistische burgerschap Bewoners die onder deze groep vallen participeren uit eigenbelang. Zij hebben weinig politieke betrokkenheid en proberen zelden het beleid te beïnvloeden. Pragmatiek staat voorop. Zij zijn over het algemeen goed geïnformeerd maar gaan volgens individuele voorkeuren met die informatie om. Maatschappijkritisch burgerschap Bewoners die zich verantwoordelijk voelen voor actieve maatschappelijke oplossingen uit ideologische motieven. Zij nemen graag zelf het initiatief. Voor hen is de overheid een regisseur die toezicht houdt op besluitvorming. Er wordt groot belang gehecht aan openheid en beschikbaarheid van informatie. Zij houden zich graag bezig met beleidsvorming en hebben veel vertrouwen in de overheid. Mensen uit de inactieve en afhankelijke groep komen vooral uit de lagere (midden)klasse. Maatschappijkritische burgers komen voornamelijk uit de hogere (midden) klasse. Conformistische burgers zitten hier tussen in, zij zitten in een overgangspositie volgens Van Buuren en Edelenbos (2008). Hieruit volgt dat participanten vooral uit de midden‐ en hogere klasse komen. 61 Inactief
Lagere klasse Figuur
L L Afhankelijk L Conformistisch Middenklasse Kritisch Hogere klasse
12 Burgerschap en sociaal-economische status(afgeleid van Van Buuren en Edelenbos
(2008)
62 L L (Foto: Sena)
4.0 ANALYSEKADER
In voorafgaand hoofdstuk is aan de hand van literatuur ingegaan op de onderwerpen van deze studie. Deze literatuurstudie vormt het theoretisch kader. Op basis van dit kader is een analysekader opgesteld. De focus van dit onderzoek ligt bij de rol en eigenschappen van bewoners bij participatie en hoe de institutie het participatieproces kan vormgeven. Verschillende bewoners vereisen verschillende manieren van aanpak van het participatieproces, wat een verantwoordelijkheid is van de organiserende partij (in stedelijke ontwikkeling is dat dikwijls een institutie). Uit deze opzet kunnen lessen voor instituten worden getrokken. 63 Het analysekader maakt daarom een onderscheid tussen bewoners, de institutie en het proces. De kenmerken van de participatieprocessen in de casussen worden geanalyseerd aan de hand van de kenmerken van participatie van Pröpper et al. (2006): ‐
‐
‐
‐
‐
‐
Wie participeren? Namens wie? Welke onderwerpen? Hoe raken mensen op de hoogte van de participatiemogelijkheden? Wat zijn de communicatiemogelijkheden? Hoe participeren? Wanneer participeren Verder is er onderscheid gemaakt tussen de rol van bewoners en de institutie: ‐
‐
Machtspositie (participatieladders Arnstein, 1969; Edelenbos et al., 2001) Motieven om te participeren (Edelenbos et al., 2000; Herzele, 2004; Irivn en Stansbury , 2004; Van Marrissing, 2008; Brabham, 2009; Boonstra en Boelens, 2011) De verschillende typen bewoners aanwezig in Rotterdam: ‐
Burgerschap & activiteit (Van den Brink, 2002; Van Buuren en Edelenbos, 2008). Hieronder vallen ook de type huishoudens (Karsten et al., 2006)) Onder proceseigenschappen valt het moment van participeren in het stedelijke ontwikkelingsproces (naar Wigmans, 2003; Franzen et al., 2011). En de maatschappelijke en bestuurlijke context (generaties van participatie bij beleidsvorming) van participatie zoals beschreven door Lenos et al. (2006) en Van der Pennen (2010). Dit leidt tot het analysekader zoals afgebeeld in fig. 13. Toelichting bij een aantal onderdelen: 1A. 1B. 1C. Participatievorm: formeel of informeel, top‐down of bottom‐up Communicatie van mogelijkheden: hoe worden mensen op de hoogte gehouden van de participatiemogelijkheden? Moment van participatie: initiatie, planvorming, realisatie, onderhoud 2C. 2D. 2E. 2F. Machtspositie: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren, beslissen/produceren Activiteitsniveau: (pro)actief, organiserend of passief reactief Burgerschap: inactief, afhankelijk, conformistisch, maatschappijkritisch Motivering: eigenbelang, maatschappelijk belang, mate van binding met eigen leefomgeving 3A. 3B. Machtspositie: welwillend, coöperatief, facilterend of beperkend,oncoöperatief Motivering: wettelijk gebonden, maatschappelijk belang, ‘voor de vorm’ 64 0. Ruimtelijke en beleidsmatige context Kenmerken van participatie 1. Proceseigenschappen C. Op welk moment in het levensproces participeren? A. Gehanteerde participatievorm? B. Communicatie van mogelijkheden D. Over onderwerpen? 2. Rol van bewoners A. Wie participeren? D. Activiteitsniveau B. Namens wie? E. Type burgerschap C. Machtspositie (participatieladder) F. Motivering 3.Rol van de institutie A. Machtspositie B. Motivering Figuur
13 Analysekader
65 Test site Rotterdam (foto: Jacqueline ter Haar)
5.0 VELDONDERZOEK
De projecten zijn aan de hand van het eerder opgestelde analysekader onderzocht. In dit hoofdstuk worden zij belicht. Deelvraag 4. Welke vormen van participatie zijn aangetroffen in de Provenierswijk en hoe uiten de vormen zich in de ontwikkelingsprocessen? Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd. In 5.1 is de insteek van ieder bestudeerde project beschreven. De daaropvolgende sectie bevat een analyse van de processen en de deelnemende partijen. De aanwezige bewonerstypen zijn beschreven in 5.3. In Bijlage 1 zijn de volledige procesbeschrijvingen te vinden. 66 5.1 Casusbeschrijvingen
In dit hoofdstuk worden de geselecteerde casussen uitgebreid toegelicht en geanalyseerd. De gekozen casussen variëren sterk en bieden daarmee een greep uit de verschillende mogelijkheden van bewonersparticipatie. Voor alle drie geldt dat het stedelijke ontwikkelingen betreffen nabij het centrum van Rotterdam, ieder met een eigen bijzonder proces. Het Proveniersplein is gekozen omdat deze locatie een veelheid aan samenkomende kenmerken heeft: het stadscentrum, het station, de woongebieden en de aanwezigheid van groen en water. Een combinatie die veel tegenstellingen oplevert. De planning van het plein heeft veel problemen gekend en is recentelijk afgesloten. Het is nog vers in het geheugen van de deelnemers. Vanuit praktisch oogpunt is er veel documentatie over het proces beschikbaar. De Binnentuin is gekozen door de bijzonder intensieve samenwerking tussen bewoners en uitvoerders. Na oplevering van het project is het gehele gebied overgelaten in eigen beheer door de bewoners (onder begeleiding van de woningcorporatie). De Luchtsingel is een relatief groot project dat bottom‐up is gestart. Door de singel trachten bewoners van Rotterdam het gebied te revitaliseren Door gebruik van crowdfunding, een middel dat nog niet vaak is gebruikt, is er draagvlak gecreëerd. Casus Meeprate
n Meedoen Meebetal
en Informeel Formeel Proactief Reactief Top‐down Bottom‐
up Proveniersplein X X X X Onze Tuin X X X X X X Luchtsingel X* X* X X X Figuur 14 Algem ene eigenschappen van de casussen
*ZUS kan gezien worden als een institutie, maar ook als bewoner in stedelijke ontwikkeling. De funders praten en doen niet mee, maar betalen, vandaar de derde categorie ‘meebetalen’. 5.1.1 Casus 1 - Proveniersplein, Noordzijde Rotterdam Centraal Station
Wie participeren? Bewonersvereniging Provenierswijk*, Provenierssingel, VvE Spoorsingel Namens wie? Bewoners Provenierssingel, Stationssingel, Provenierswijk Wie organiseren? Deelgemeente Noord Rotterdam Welke onderwerpen? De herinrichting van het Proveniersplein: auto, fiets en ander verkeer, bebouwing, sfeer, groen, parkeren, brug, tramhalte, etc. Hoe konden mensen participeren? Brieven, bewonersavonden, rondetafelgesprekken, presentaties van gemeente en ontwerpers Hoe raken mensen op de hoogte van de participatiemogelijkheden? Brieven, aankondigingen (in de wijkkrant), mond op mond Wanneer konden mensen participeren? Vanaf het moment dat er een gedetailleerd concept was ontworpen *Werkgroep CS is een onderdeel van de bewonersvereniging 67 Werkgroep CS*, Vereniging bewoners Figuur 15 Impressie van het Pr oveniersplein (bron: rotter dam.nl)
De gemeente Rotterdam verwacht dat in 2025 het aantal reizigers dat door Rotterdam CS zullen gaan zal zijn toegenomen tot 323.000. Dat is in verhouding tot de huidige 110.000 reizigers een zeer grote toename. Daarom zijn er plannen gemaakt voor een nieuwe terminal. De verwachte stijging zal worden veroorzaakt door de aansluiting op het HSL netwerk en het lightrail netwerk. William Alsop maakte het ontwerp met de iconische champagneglazen in 2001. Het ontwerp werd over het algemeen positief onthaald, maar met de bestuurswisseling naar Leefbaar Rotterdam ging het plan van de baan. In 2004 kreeg Team CS, een samenwerkingsverband van architecten1*, de opdracht om een nieuwe ov‐terminal voor Rotterdam te ontwerpen. In 2008 is het oude station gesloopt en niet veel later is begonnen met de bouw en herstructurering werkzaamheden. De bouw van het Kruispleingarage is in de eerste helft van 2009 begonnen. De komende tijd liggen de straten nog deels open en zijn de verkeerssituaties en routes veranderd. Er is een enorme focus vanuit het Centraal Station op de binnenstad (Weena, Kruisplein). Maar wat gebeurt er eigenlijk aan de andere kant van het spoor? Met alle aandacht op de grootschalige binnenstad, is het wellicht niet duidelijk wat de gebruikers van deze woonwijk ondervinden. Toch worden zij ook hoogstwaarschijnlijk beïnvloed door de werkzaamheden aan de zuidzijde van het spoor. De wijk is groen en relatief rustig, helemaal voor een wijk die pal naast het centrum ligt. De huizen zijn vaak vrij oud (deels 19e eeuws). Het is niet ondenkbaar dat er meer verkeer over de verbindingswegen zullen rijden. Zo heeft de werkgroep Woonmilieu Provenierswijk al hun zorgen geuit over de verwachte toename van vrachtverkeer op de Spoorsingel (Werkgroep Woonmilieu Provenierswijk, 2008). Verder is er veel onenigheid in de buurt omdat het grote station het karakter zou veranderen van de stadswijk (Werkgroep Rotterdam CS, 2005). Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de weerstand tegen de plannen vanuit de wijk. Daarnaast verandert de nieuwe terminal de beeldvorming in de wijk. 1
*Voor het ontwerp van de openbare ruimte aan de zuidzijde van het station, het Proveniersplein, is Adriaan Geuze van West8 verantwoordelijk. Stedelijke dienst dS+V was ook betrokken, maar zij volgden grotendeels het ontwerp van Adriaan Geuze. 68 5.1.2 Casus 2 - Binnenterrein ‘Onze Tuin’
Wie participeren? Bewoners participeren in een tuingroep. De tuingroep is open voor alle bewoners rondom het binnenterrein Namens wie? Namens zichzelf Wie organiseren? Buro Lina/KOOL, Havensteder Welke onderwerpen? Het ontwerp voor een nieuw binnenterrein. Het gaat om zaken zoals het meubilair, functies, groen, hekken, schuren en eigen tuin. Daarnaast ook andere zaken zoals overlast. Hoe konden mensen participeren? Vergaderingen met de tuingroep Hoe raken mensen op de hoogte van de participatiemogelijkheden? Aankondigingen (papier en persoonlijk), deur aan deur uitnodigingen Wanneer konden mensen participeren? Vanaf het begin, toen er nog niks op papier stond Onze Tuin is in opdracht van woningbouwcorporatie Havensteder uitgevoerd. Het gebied betreft een binnenterrein met voorheen de gescheiden achtertuinen en schuren van de woningen. De grond was verzakt, de ruimte was verloederd en er waren sociale problemen. Het verloop in de aanliggende straten was hoog. Het project startte in 2009 en is in het voorjaar van 2012 opgeleverd. Sindsdien valt de ruimte onder eigen beheer van de bewoners. Het resultaat is positief ontvangen door bewoners en corporatie en heeft een verbindend effect tussen de bewoners van de 156 omliggende huishoudens (Lina et al., 2013). Figuur 16 Officiële opening van 'Onze Tuin' (bron: burolina.nl)
Er is tijdens de ontwikkeling van het plan voor de tussentuin intensief contact geweest tussen de ontwerpers en de bewoners. Geïnteresseerde bewoners konden samen met de ontwerpers hun voorkeuren voorleggen. De ontwerpers waren zeer actief in het betrekken van bewoners. Ze belden op de avonden van de besprekingen aan bij bewoners aan om te vragen of ze wilden meepraten. Bewoners werden tevens gestimuleerd om een bijdrage te leveren aan de realisatie. Jongeren hielpen bijvoorbeeld mee met het opruimen en demonteren van oude kapotte fietsen. De gezamenlijke inspanningen lijken te leiden tot een verhoogd gevoel van verantwoordelijkheid. Meer mensen bekommeren zich om de staat van het terrein: er ontstaat een groter gevoel van eigen bezit van de ruimte (mentaal eigenaarschap, zie De Ruijter, 2013) bij participanten. Toch zijn er mensen 69 die na de herinrichting nog steeds weinig verandering tonen. Geïnterviewden merken op dat er nog steeds een aantal huishoudens zijn die hun achtertuin, aangrenzend aan het binnenterrein, laten verloederen. Wel hebben alle omwonenden nu goed zicht op het gebied, waardoor de mate van sociale controle hoger is. Het project heeft tot de oprichting van de Stichting Tussentuin geleid, dat zich inzet voor de revitalisatie van stedelijke semipublieke ruimtes door middel van groen en bewonersbetrokkenheid. 5.1.3 Casus 3 - Luchtsingel
Wie participeren? ZUS en bewoners van Rotterdam (crowdfunding, stemmen voor het Stadsinitiatief) Namens wie? Namens zichzelf Wie organiseren? ZUS (initiatiefnemer), gemeente Rotterdam (faciliteerder) Welke onderwerpen? Ontwerp, financiering en het vormen van het draagvlak Hoe konden mensen participeren? ZUS: eigen initiatief. Andere mensen: door een financiële bijdrage en door te stemmen bij Stadsinitiatief Rotterdam Hoe raken mensen op de hoogte van de participatiemogelijkheden? Nieuwsberichten, advertenties (krant, tijdschriften, online, netwerk), veel mond op mond reclame en gebruik van eigen netwerk Wanneer konden mensen participeren? ZUS: vanaf het initiatief, funders/stemmers: vanaf het moment dat er een ontwerp gereed was Figuur 17 Ontwer p voor de volle dige Luchtsingel (br on: ZUS )
De Luchtsingel is een idee van ZUS architecten. De (tijdelijke) brug dient het centrum weer met Rotterdam Noord te verbinden en de stedelijke omgeving te revitaliseren. Het begon met de tijdelijke transformatie van een leegstaand kantoorgebouw in het Rotterdamse centraal district. In de context van de economische crisis werkten architectenkoppel ZUS en projectontwikkelaars CODUM samen om het gebouw te transformeren tot een ruimte waar gewerkt kan worden en ontmoetingen plaats kunnen vinden. Dit werd het Schieblock. 70 “In de huidige markteconomie kan het nog jaren duren voordat er weer vaart in de gebiedsontwikkeling komt. Daar kan de stad niet op wachten: de ruimtelijke vraagstukken zijn te groot om door te schuiven naar de toekomst. Het is daarom in het belang van Rotterdam dat leegstand en verwaarlozing snel worden aangepakt.” ‐ ZUS (Luchtsingel.org, 2013) De Luchtsingel, dat begint in het Schieblock, is het resultaat van de opgave om het centraal district weer nieuw leven in te blazen – iets dat door de economische malaise niet binnen afzienbare tijd zou worden opgelost door de gemeente. De singel is een bottom‐up project op een stedelijke schaal. De realisatie was niet mogelijk geweest zonder (financiële en vergunningstechnische) hulp vanuit de overheid. Het Stadsinitiatief geeft Rotterdamse bewoners de mogelijkheid om plannen buiten de gemeente om te realiseren. Vanuit de samenleving is een behoefte waargenomen, waarna het idee voor de singel is ontstaan. Met ondersteuning van de inwoners van Rotterdam is er draagvlak gecreëerd voor de realisatie van de singel. De initiële financiering is tot stand gekomen door crowdfunding over het internet. Mensen kunnen een of meerdere planken financieren, waarbij een gekozen tekst (vaak een naam) op de plank wordt gezet. Op het moment van schrijven is zo’n € 100.000,‐ opgehaald via crowdfunding. Een fractie van de totale kosten. Maar door de grote belangstelling, onder andere door crowdfunding, heeft het project wel het Rotterdamse Stadsinitiatief gewonnen. Met de winst kreeg het project de noodzakelijke ondersteuning van de gemeente. Naast de brug bestaat de Luchtsingel uit drie andere onderdelen. Zo is er het DakAkker op het dak van Schieblock, het dak van het Hofplein, waar ruimte wordt geboden voor kleinschalige evenementen en ondernemingen en Park Pompenburg waar ruimte zal zijn voor stadslandbouw en recreatie. Het project zal ergens eind 2014 volledig gerealiseerd zijn. Dan zal de brug en de invulling van het dak van de Hofpleinbogen klaar zijn. Crowdfunding Crowdfunding is een manier om projecten te financieren. Het fenomeen bestaat al enige tijd, maar heeft sinds het gebruik van het internet door het brede publiek een grote opkomst gemaakt. Sites zoals de populaire Kickstarter en Indiegogo zijn bewijs van het succes van crowdfunding. Vele verschillende projecten (in technologie, kunst, film, muziek, etc.) zijn al gefinancierd door geïnteresseerde particulieren die een zelf bepaald bedrag bijdragen. Het moet wel duidelijk worden gemaakt dat er een verschil is tussen investeren en crowdfunding. Bij investeren wordt er een rendement verwacht. Bij crowdfunding wordt op de goedwilligheid van mensen gerekend. Praktisch altijd hangt er een tegenprestatie aan vast (zoals in het geval van de Luchtsingel, een plank met een naam). 71 5.2 Analyse
In dit deel worden de processen en participatiemethoden geanalyseerd. Zie bijlage 1 voor de volledige beschrijvingen van de participatieprocessen. 5.2.1 Casus 1 - Proveniersplein, Noordzijde Rotterdam Centraal Station
Machtspositie bewoners Gewenst: Meebeslissen. Daadwerkelijk: Geïnformeerd en geconsulteerde, later meer meebeslissen tot intrekking bevoegdheden deelgemeente Rol van de bewoners Commentaar leveren op het reeds ontwikkelde plan Motieven bewoners Voorkomen verkeershinder, voorkomen schaduwwerking, esthetische overwegingen Machtspositie institutie Welwillend, maar door beperkte mogelijkheden in de wijzigingen aan het plan in principe beperkend Rol van de institutie Sturen van het proces, bewoners de mogelijkheid geven tot inspraak Motieven institutie Lokale draagkracht voor het plan vergroten, plan afstemmen op de belangen van stad en bewoner Aanwezige partijen participatie Deelgemeente Noord Rotterdam Een leidende rol in het proces, het gebied valt onder hun bevoegdheid. Het participatieproces werd gefaciliteerd en geleid door de deelgemeente. Gemeentelijke diensten, gemeente Rotterdam, ProRail Overkoepelend, uitvoerend en uiteindelijk hebben zij het laatste woord. Bewonersvereniging Provenierswijk (Werkgroep CS) De Bewonersvereniging Provenierswijk is de formele organisatie waar de gemeente mee spreekt. Werkgroep CS was ingesteld om samen met bewoners specifiek te praten over het Centraal Station. Het representeert de belangen van de bewoners van de Provenierswijk. Vereniging Bewoners Provenierssingel Deze vereniging had geen directe inspraak op de plannen over het plein, maar er moest wel rekening worden gehouden met de wensen van deze groep (net zoals die van de Projectgroep Spoor‐ en Provenierssingel) aangezien beide singels worden verbonden door het Proveniersplein. Het project heeft dus een impact op de leefomgeving van deze bewoners. VvE Stationssingel De VvE Stationssingel was weinig direct aanwezig in het proces, maar met een handtekeningenactie vanuit de VvE en omwonenden lieten ze wel duidelijk (eenmaal) hun stemmen horen. Team CS (architecten en stedenbouwkundigen) Ontwerpers van het nieuwe Centraal Station en het bijbehorende Proveniersplein. Bemiddelaar SONOR (tijdelijk procesleider) Een onafhankelijke procesleider die in de eerste helft van het proces aanwezig is geweest. Rol van de bewoners In de eerste jaren bleven de bewoners geïnformeerd en geconsulteerd. Er werden frequente bewonersavonden en informatie bijeenkomsten georganiseerd. Volgens de portefeuillehouder is het gevolgde participatietraject niet geheel eerlijk verlopen. Het was de bewoners niet duidelijk gemaakt 72 wat precies hun mogelijke inbreng is. De informatie‐ en bewonersavonden gaven bewoners de gelegenheid om over alle aspecten van het plan te praten, maar in werkelijkheid konden zij alleen over details zoals het type banken en lantaarnpalen echt iets zeggen. Bewoners kwamen naar de avonden toe met het idee veel invloed uit te kunnen oefenen, toen dit niet het geval bleek te zijn, waren ze teleurgesteld. Dit sloeg in sommige gevallen om in vijandigheid jegens bepaalde ambtenaren. Volgens de deelgemeente is de reden hiervoor inadequate communicatie richting de bewoners over wat er van ze verwacht werd. Naarmate het proces vorderde konden bewoners toch meer effect uitoefenen op het plan. Dit kwam onder andere door de bestuurswisseling van de deelgemeente. Het waren de bewoners van de bewonersvereniging die met de zorgen over de verkeersveiligheid en de fietsroute in het oorspronkelijke schetsplan kwamen. Dit is daarna opgepikt door de deelgemeente. De ontwerpers werden gevraagd met een aantal nieuwe varianten te komen die rekening hielden met de zorgpunten van de betrokken bewoners. De varianten bleken echter niet allemaal met het oorspronkelijke PvE overeen te komen. De deelgemeente stemde uiteindelijk in om het PvE te wijzigen. De wijziging van het PvE is dus in gang gebracht door de bewonersgroepen. Na het intrekken van de bevoegdheden organiseerde de stad tijdens de zomer van 2013 nog een bewonersavond om het definitieve plan te presenteren. Sommige bewoners gaven aan dat zij zich gepasseerd voelden, terwijl anderen wel het idee hadden dat zij de gelegenheid kregen om invloed te hebben op het plan (Verslag presentatie Inrichtingsplan Proveniersplein, 2 juli 2013). Gewenste rol van de bewoners: communicatie het belangrijkst In de latere fasen van het participatietraject werd de invloed van de bewoners echter wel groter. Het moment dat het PvE werd gewijzigd op aansporen van de besluitenlijst van bewoners is het toppunt daarvan. Bewoners gaven aan vanaf het begin aanwezig te willen zijn bij de planvorming. Het belangrijkste volgens de ondervraagde bewoners is nog de communicatie vanuit de gemeente naar hun toe. Het liefst willen ze continu op de hoogte worden gehouden. Brieven worden geprefereerd, maar een bewoner merkt op dat het waarschijnlijk onpraktisch en/of te duur is. Er zijn verder websites waar bewoners op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen rond het plein en de singels (o.a. http://www.singelplanrotterdam.nl/ en http://www.provenier.nl/). Formele participatie: representativiteit bewonersverenigingen De bewoners die actief waren in deze verenigingen spraken, volgens hen, namens de hele wijk. Uit de handtekeningenactie en andere stemmen uit de wijk blijkt echter dat zij een groep zijn die absoluut niet namens de meerderheid spraken. Ook voor de deelgemeente was het vanaf het begin al duidelijk dat de aanwezigen niet voor de hele wijk sprak. De portefeuillehouder liet wel weten dat zij spreken met alle mensen die willen participeren. Het is lastig om mensen in het proces mee te nemen die niet willen of kunnen. 73 “…dat zegt dus wel dat de afspiegeling niet 100% is, en dan heb je ook nog een groot deel van de populatie in de Provenierswijk, die laten we zeggen, moeite hebben met Nederlands. Die van laag sociaal economisch status zijn, die zie je helemaal niet terug. […] Taal is natuurlijk wel een barrière, ze [de bewonersvereniging] doen wel hun best hoor, ze proberen wel de hele wijk erbij te betrekken.” ‐ Interview met Nils Berndsen (Portefeuillehouder Deelgemeenteraad Noord Rotterdam, mei 2013) Een deel van de bewoners die wel actief mee hebben gedaan zijn het ermee eens. Bewonersavonden zijn voor een grote groep mensen niet toegankelijk (en aantrekkelijk) genoeg. Een aantal mensen willen wel, maar kunnen niet door bijvoorbeeld taalbarrières of tekort aan tijd. Er is ook een grote groep dat simpelweg niet geïnteresseerd is. Voor deze groep maakt het niet uit wat er gebeurt zolang het geen negatieve effecten heeft op hun leefomgeving. Het is dan waarschijnlijk niet nodig om deze groep te betrekken. Participatie moet niet worden geforceerd op mensen die er niets mee te maken willen hebben. “Als je het bewoners vraagt, zeggen ze dat ze altijd betrokken willen zijn. Maar als ze eenmaal betrokken zijn, haken ze weer snel af. Het kost ze teveel tijd of moeite, of ze vinden dat ze er zelf te weinig verstand van hebben. Wat je dan overhoudt zijn dan de diehards die zich opwerpen als vertegenwoordigers van een hele grote groep, maar dat dan in feite helemaal niet zijn.” ‐ Interview met Hans Rombouts (Vereniging Bewoners Provenierswijk,
Werkgroep CS, Projectteam Spoor‐ en Provenierssingel, mei 2013) Gewenste/verwachte invloed op het plan Daadwerkelijke invloed op het plan Bewonersvereniging Provenierswijk Meebeslissen in plan op hoog niveau (uitwerking van ontwerp) Geconsulteerde, maar wel een moment van meebeslissen (wijziging PvE in 2008). Meebeslissen in plan op hoog niveau (uitwerking van ontwerp) Geconsulteerde, maar wel een moment van meebeslissen (wijziging PvE in 2008). Vereniging bewoners Provenierssingel Meebeslissen in plan op hoog niveau (uitwerking van ontwerp) Geconsulteerde, maar wel een moment van meebeslissen (wijziging PvE in 2008). VvE Spoorsingel Geconsulteerde, vrij weinig activiteit Geconsulteerde Werkgroep CS (onderdeel van Bewonersvereniging Provenierswijk) de Figuur 18 Gewenste en daadwer ke lijke invloed bewoner sor ganisaties.
74 Figuur 19 Interactie tussen bewoners en de gem eente, gr ootte geeft relatieve invloed op het
plan aan, de kleur van de lijn de r elatieve intensiviteit van het contact
Concluderend Hoewel dit slechts een enkele casus is met een formeel participatietraject, geeft het wel weer dat er belangrijke beperkingen aan formele participatie hangen. Het bleek moeilijk te zijn om de verwachtingen van bewoners te balanceren met de belangen van de stad. Dit project is immers verbonden met de hoofdinfrastructuur, er staat veel op het spel voor de gemeente. Er is in het verlopen proces een zekere spanning tussen bewoner en gemeente ontstaan. Dit leidde tot verhitte discussies en zelfs onwenselijk gedrag. Contact tussen deze bewoners en gemeente waren daardoor niet altijd meer even inhoudelijk. Door de formele informatie‐ en communicatiemogelijkheden lijkt de drempel tot meedoen tevens erg hoog te zijn. Het is duidelijk te zien dat de deelnemende bewoners niet representatief zijn voor de inwoners van de singels en de Provenierswijk. 75 5.2.2 Casus 2 - Binnenterrein ‘Onze Tuin’
Machtspositie bewoners Coproduceren en meebeslissen Rol van de bewoners Meebeslissen over de invulling van het terrein, zelfstandig onderhouden en organiseren van activiteiten Motieven bewoners Het beïnvloedt hun eigen tuin en leefomgeving, in sommige gevallen een veilige ruimte creëren voor kinderen en samenkomst Machtspositie institutie Coöperatief, reikend naar bewoners en open voor mogelijkheden Rol van de institutie Leiden, motiveren, na voltooiing, faciliteren Motieven institutie Verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving om verloop te verminderen Figuur 20 Onze Tuin, zomer 2013
Aanwezige actoren participatie Ontwerpers: Buro Lina, voorheen KOOL (tevens ook projectleider) e.a. Bewoners Pieter de Raadtstraat & Van der Sluysstraat Andere partijen Havensteder (financiering) Deelgemeente Noord Rotterdam (financiering) Stichting DOEN (financiering) Rol van de bewoners Bewoners werden al vroeg in het proces betrokken bij het ontwerp. De ontwerpers maakten varianten en bewoners konden daar commentaar op leveren. De bewoners werden gestimuleerd om met ideeën te komen in workshops en vergadersessies, maar de input van de bewoners bleef klein. Het bleef bij wensen voor voorzieningen (moestuin, tafel met banken). De opzet van het ontwerp kwam vrijwel volledig van de ontwerpers. Dit was ook de wens van de aanwezige bewoners, ze wilden niet direct meeontwerpen. Dat lieten ze liever aan de architecten over. De opmerkingen vanuit de bewoners kwamen vooral voort uit een angst voor verandering, en niet zozeer onwillendheid (interview met Tanja Lina, juli 2013). Na de oplevering van het project is de beheer overgelaten aan een groep bewoners dat ook al actief was geweest in het proces. Later hebben andere bewoners zich aangesloten bij deze groep toen zij zagen dat het ontwerp een succes was. Samen organiseren zij de schoonmaak, onderhoud en verscheidene buurtactiviteiten in de tuin. 76 Twee huishoudens zijn eigenaars van hun pand en bijbehorende tuin. Deze twee tuinen zijn niet opgenomen in Onze Tuin, maar de eigenaars wilden wel meewerken. Zo hebben zij toestemming gegeven om hun grond te laten bewerken, een passende schutting te laten plaatsen en ruimte te maken voor de benodigde machines voor de aanleg van de tuin. Gewenste positie van de bewoners Verandering brengt onzekerheden met zich mee en dat zorgde ervoor dat bewoners in het begin niet geheel gewillig waren om mee te werken. Zo moesten een aantal huishoudens een stuk van hun tuin opgeven om plaats te maken voor het ontwerp. Een groep bewoners waren vanaf het begin aanwezig met de gesprekken en vergaderingen. Vanuit hun standpunt moesten de experts met het plan komen, en wilden zij zelf vrij weinig doen aan het ontwerp. Informele participatie, een persoonlijke benadering Opvallend aan dit project is de intensieve persoonlijke aanpak. De ontwerpers hadden veel contact met bereidwillige bewoners. Het proces heeft een band gevormd tussen de ontwerper en de gebruiker. Maar niet alleen dat, ook tussen de bewoners zelf zijn er nieuwe relaties gecreëerd. Waar voorheen bewoners van de twee straten elkaar nauwelijks zagen, laat staan spraken, is er nu sprake van een hechte gemeenschap dat samen activiteiten onderneemt. Het proces heeft ervoor gezorgd dat bewoners met elkaar in contact kwamen. Het verbindende effect is wellicht minstens net zo belangrijk als een verfraaide binnenterrein. De voortzetting van de huidige stand van zaken is echter afhankelijk van de aanwezige bewoners. Zonder een actieve groep dat zich persoonlijk wil inzetten is het maar de vraag hoe lang de huidige toestand van het gebied in stand wordt gehouden. Dit is iets dat lastig is te voorspellen en per gebied zou moeten worden geëvalueerd. Concluderend In dit informele participatietraject is veel zorg besteed aan het bereiken van een zo groot mogelijke groep bewoners. Het resultaat mag succesvol genoemd worden, voor bewoner, ontwerper en corporatie. Er moet wel gezegd worden dat het resultaat niet voor herhaling vatbaar is, althans niet in deze vorm en niet op korte termijn. Dit komt door de hoge kosten die erbij komen kijken. Uit deze casus blijkt dat het vinden van enkele gemotiveerde individuen erg belangrijk is. Er kan niet verwacht worden dan een groot aantal mensen dergelijke initiatieven dragen, in plaats daarvan komt het neer op de bereidwilligheid en expertise van de enkelen – welke worden ontdekt door een persoonlijke benadering door een institutie. Er is een vonk nodig. Informele participatie is in dit geval gestructureerd als een institutionele partij die het proces leidt (ontwerpers) waar aan vele losse, ongeorganiseerde bewoners meedoen. 77 5.2.3 Casus 3 – Luchtsingel
Machtspositie bewoners ZUS: initiërend en uitvoerend. Andere bewoners: financieren, stem uitbrengen. Rol van de bewoners ZUS: plan bedenken, uitvoeren. Andere bewoners: draagvlak vormen Motieven bewoners Revitalisatie van gebied rondom hun vestigingsplaats (ZUS), Rotterdam verbeteren Machtspositie institutie De gemeente is faciliterend Rol van de institutie Motiveren van bewoners, ter beschikking stellen van middelen en adviseren Motieven institutie Verbeteren van de kwaliteit van de stedelijke omgeving, initiatief faciliteren Partijen De belangrijkste partijen zijn ZUS en het Stadsinitiatief Rotterdam. Verder zijn bewoners van Rotterdam die gestemd hebben en/of een plankje hebben gekocht van belang geweest. Daarnaast worden er meer dan 50 partijen genoemd door ZUS. De funders zelf bestaan voornamelijk uit bewoners van Rotterdam (maar soms ook van buiten de stad), een aantal grote instellingen, en een aantal bedrijven die door middel van hun naam op meerdere planken reclame willen maken. Tussen de funders zien we veel jonge, hoogopgeleide Rotterdammers. Rol van de bewoners Bewoners van Rotterdam konden stemmen op het plan dat zij wilden. Het winnende plan wordt dan uitgevoerd. Iedereen kon een idee indienen bij het Stadsinitiatief. De plannen moesten wel aan bepaalde voorwaarden voldoen (zoals een begroting en een plan van aanpak) waardoor het wel lastig is voor veel mensen om een idee in te brengen. In plaats daarvan zijn het voornamelijk stichtingen, professionals, verenigingen en andere organisaties die een idee indienen. Door een breed publiek kwamen originele oplossingen naar boven die niet door de gemeente zouden zijn bedacht. Initiatiefnemers waren zelf verantwoordelijk voor het creëren van ondersteuning en draagvlak. Zo was het niet anders met ZUS. Zij zorgen voor bekendheid bij mensen uit de omgeving door middel van allerlei activiteiten en (mond op mond) reclame. Op die manier kregen ze een groot deel van de stemmen en kon het bouwproces beginnen. “Zo’n innovatief plan zou nooit door ambtenaren zijn verzonnen, bijna ondenkbaar. En zonder het stadsinitiatief zou het nooit goedgekeurd en gerealiseerd kunnen worden. Het hele traject van planontwikkeling, besluitvorming en uitvoering is voor een groot gedeelte buiten de gemeente georganiseerd. En omdat de Rotterdammers met een stemming hebben besloten welk plan moet worden uitgevoerd, voelen ambtenaren bij de gemeente zich verplicht om te helpen om het plan zo snel mogelijk te realiseren. Daar ligt bij het Stadsinitiatief de rol van de gemeente, bij het helpen, faciliteren, of het nou geld, adviezen of vergunningen zijn.” ‐ Interview met Rob van den Bos (Adviseur Stadsinitiatief, januari 2014) Resultaten enquête (n=37, 46% respons) De enquête is gehouden onder een willekeurige groep particuliere funders. Zij zijn benaderd via social media om een vragenlijst van acht vragen in te vullen over onder andere de Luchtsingel, de stad en crowdfunding. 78 Vraag 1. Reden voor het kopen van een plankje? Meebouwen aan de stad
43% Ontwerpers ondersteunen
11% Voor de nieuwigheid van het project
11% Reclame maken
0% Omdat het kan'
5% Anders, namelijk...
30% 0%
5%
10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%
Onder ‘Anders, namelijk...’ werden een aantal andere redenen genoemd waarom mensen besloten een (of meerdere plankjes te kopen). Zo wilde een persoon zijn naam achterlaten in de stad, zijn stempel drukken op de openbare ruimte. Een andere participant vind dat het project het gebied meerwaarde geeft en wilde meebouwen aan een concreet project waar hij iets voor voelt. Sommigen kregen een plankje cadeau. Innovatie en originaliteit werden ook genoemd. Verder waren twee deelnemers betrokken geweest bij de totstandkoming van het project. De meeste deelnemers gaven aan dat ze mee willen bouwen aan de stad. Dit zou kunnen betekenen dat ze hun stedelijke leef‐/werkomgeving belangrijk genoeg vinden om er in te investeren, in de hoop dat het wordt verbeterd. Vraag 2. Hoe sterk beoordeelt u uw gevoel van binding met de Luchtsingel? Zwak
24% Neutraal
60% Sterk
16% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
De meeste deelnemers geven aan neutraal te staan tegenover de Luchtsingel. Dit kan een gevolg zijn van het feit dat het nog niet af is op het moment van schrijven. Het is ook mogelijk dat het voorlopige resultaat niet geheel naar verwachting is, of dat de deelnemers gewoonweg niet in de buurt komen van de deels gebouwde singel, en dat er daarom weinig gevoel van binding is. 79 Vraag 3. Hoe sterk beoordeelt u uw gevoel van binding met het omliggende gebied? Zwak
14% Neutraal
46% Sterk
41% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
Hoewel de binding met de singel zelf vooralsnog vrij neutraal is, geven de deelnemers aan dat hun binding met het omliggend gebied neutraal tot sterk is. Dit is wellicht de reden waarom mensen bereid zijn om een financiële bijdrage te doen (“meebouwen aan de stad”) voor iets dat het stadscentrum versterkt. Vraag 4. Hoe is uw gevoel van binding veranderd sinds het project? Zwakker geworden
19% Onveranderd
46% Sterker geworden
35% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
De binding met het omliggend gebied is voornamelijk sterker geworden. Door mensen zelf te laten investeren in de stad lijkt het gevoel van verbintenis groter te worden. Vraag 5. Voelt u zich medeverantwoordelijk voor de Luchtsingel? Niet
40% Enigzins
57% Sterk
3% 0%
10%
20%
80 30%
40%
50%
60%
Opvallend genoeg voelen de deelnemers zich voornamelijk niet medeverantwoordelijk voor de Luchtsingel, hoewel het gevoel van binding sterker is geworden. Waarom dit precies is, is niet bekend. Het zou kunnen komen doordat een eigen (minimale) bijdrage van € 25 erg klein lijkt in de totale kosten van de singel. Vraag 6. Maakt u gebruik van de Luchtsingel? Nooit
51% Soms
49% Regelmatig
0% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Op het moment dat de enquête is afgenomen, is alleen het bruggedeelte over de Schiekade (en vanuit het Schieblock) af. Het is een behoorlijk specifieke route. Het is niet vreemd dat weinig mensen er gebruik van maken op dat moment. Dat zal in de toekomst na oplevering waarschijnlijk anders zijn, wanneer er meer functies aan de Luchtsingel zijn. Vraag 7. Houdt u de ontwikkelingen rondom de Luchtsingel bij? Nooit
5% Soms
65% Regelmatig
30% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Bijna alle respondenten gaven aan de ontwikkeling van de Luchtsingel bij te houden. Er is dus een blijvende interesse voor de afloop van het project. Uit vraag 8 blijkt dat mensen beter op de hoogte gehouden willen worden. Vraag 8. Heeft u nog andere opmerkingen of vragen? Twaalf respondenten hebben deze vraag ingevuld. Het vaakst wordt het tekort aan informatie over het proces aangehaald. De bouw van de singel is op het moment van schrijven even gestopt, door allerlei vergunnings‐ en bouwtechnische opgaven die eerst opgelost moesten worden. Terwijl deze informatie wel op Luchtsingel.org staat, is dit niet bekend voor een deel van de funders. Het is daarom wellicht beter om direct contact te zoeken met de funders doormiddel van een periodieke 81 update over de voortgang van de singel. Aangezien het funden via internet ging, zijn e‐mailadressen bekend bij ZUS en hoeft het versturen van een korte nieuwsbrief geen grote opgave te zijn. Dit verhelpt ook de teleurstelling die een respondent aankaartte. “Ik voelde een enorme binding maar dat is echt diep gezakt omdat er geen enkele communicatie lijkt plaats te vinden en ook de voortgang van het bouwproject gestopt lijkt. De brug ligt er bij als een mislukt wrak lijkt mij de heersende opinie.” – anonieme respondent Een aantal anderen gaven aan dat de brug zo snel mogelijk af moest komen, en dat ze het tot nu toe nog geen goede waarde vinden voor hun investeren zolang het niet af is. Ook hieruit blijkt weer het belang van communicatie tussen de initiatiefnemer en de funders. “Het feit dat de Luchtsingel niet verder is gebouwd is wel een domper op het hele traject. Als er verder geen actie meer wordt ondernomen vindt ik mijn deelname zonde van de investering en zou ik niet snel weer aan een dergelijk initiatief deelnemen.” – anonieme respondent Een respondent gaf een meer betrokken te willen zijn bij het project, en mee te willen denken over de realisatie ervan. Concluderend Opvallend is dat hoewel de deelnemers aan het crowdfundingproject een overwegend sterke mate van binding voelen met de stad, maar niet met de singel zelf. Het gaat hen misschien niet zozeer om het object, maar om het totaalbeeld van de stad. De Luchtsingel laat zien wat er mogelijk is met bottom‐up ontwikkelingen, zolang deze de benodigde bestuurlijke ondersteuning krijgen. Een idee zoals de Luchtsingel zou niet bedacht zijn door de gemeente. Het plan is volgens de gemeente tot zover een succes (Interview met Rob van den Bos, januari 2014). Succesvol stedelijk ontwikkelen is dus mogelijk met bottom‐up plannen. Het Stadsinitiatief is daarbij wel onmisbaar geweest. Zonder een duidelijk signaal en ondersteuning van de overheid zouden deze ideeën niet uitgewerkt worden, laat staan uitgevoerd. De stedelijke bewoner, voor wie het interesseert, wilt graag meebouwen aan de stad. Een individu kan misschien zelf niet veel op stedelijke schaal, maar non‐overheid gerelateerde organisaties die wel over de kennis en contacten beschikken kunnen van grote betekenis zijn voor de ontwikkeling van de stad. 5.3 Bewoners in de Provenierswijk
De Provenierswijk heeft een redelijk diverse bewonerssamenstelling. Per casus zijn verschillende type bewoners aanwezig in het participatietraject. Dit komt door de specifieke locaties van de projecten en de manieren waarop mensen kunnen participeren. 5.3.1 Casus 1 – Proveniersplein
Type bewoners Stedelijk georiënteerde huishoudens, vrijwel alleen blanke 40‐plussers Type burgerschap Veelal conformistisch, kritisch. Bij het proces rond de inrichting van het Proveniersplein zijn zoals eerder beschreven alleen formele organisaties actief geweest. Zij bestaan exclusief uit blanke mensen, van bijna allemaal 40‐plussers. De leden van de bewonersorganisaties variëren van gepensioneerde 65‐plussers tot ouders van middelbare leeftijd. De deelnemers wonen praktisch allemaal in koopwoningen aan een van de 82 singels. Ze zijn hoog opgeleid en weten de gemeente te vinden. Het zijn voornamelijk stedelijk georiënteerde huishoudens. Binding met de buurt De deelnemers aan het participatieproces wonen doorgaans al lange tijd in de buurt en voelen zich dan ook geroepen om zich bezig te houden met de veranderingen aan de wijk. Ze kennen de buurt erg goed en zijn gehecht aan hun woonomgeving. Ze vinden de locatie prettig en zijn trots op hun buurt. Het is niet vreemd dat zij veel tijd en moeite steken in participatie. Betrokkenheid bij participatie De woonomgeving van de betrokkenen wordt direct beïnvloed door de ontwikkeling van het station. Dit zorgt ervoor dat zij in actie komen. In de zijstraten of een aantal straten verderop bemoeien mensen zich minder of helemaal niet met de plannen. Het merendeel van de wijk heeft niet geparticipeerd. Dit heeft volgens geïnterviewden een aantal redenen. Zo is de Nederlandse taal vaak een barrière. Er werd veelvuldig gebruik gemaakt van brieven en documenten die de plannen beschreven. Hierdoor konden een deel van de wijkbewoners niet meekomen in het proces. Daarnaast is er de kwestie van tijd. In de Provenierswijk wonen ook veel ‘sociale stijgers’, huishoudens waarin mensen een extra baan hebben, of een cursus volgen naast hun werk. Zij hebben geen tijd en zin om daarnaast nog mee te praten over de inrichting van het plein. Een andere reden om niet te participeren is dat mensen het niet belangrijk vinden. Ze worden niet direct (negatief) beïnvloed door de ontwikkelingen en gaan zich er daarom niet mee bezig houden. Het is maar de vraag of het wel nodig is om te proberen de ongeïnteresseerden toch te betrekken. Geïnterviewden gaven aan dat brieven uiteindelijk het beste werkten om mensen te bereiken bij dit proces. E‐mail bleek niet het gewenste bereik te hebben. Aankondigingen in de lokale krant werden ook gebruikt, maar persoonlijk geadresseerde berichten bleek effectiever. De bewoners in dit proces bleken zelf de lijnen naar de gemeente te kunnen vinden, getuige het feit dat zij persoonlijk bellen en e‐mailen naar de relevante gemeentemedewerkers. Door meerdere geïnterviewden werd het “jaren ’70‐stijl protesteren” van sommige verenigingsleden aangehaald. Hiermee wordt bedoeld dat het leek dat een aantal mensen dwars lagen om het dwarsliggen. Of dat helemaal waar is, en wat hun motieven hiervoor zijn is vooralsnog onbekend. Deze houding, die duidelijk te kritisch is, wordt alleen maar gefaciliteerd door de verplichtingen voor de gemeente met betrekking tot formele participatie. 5.3.2 Casus 2 – Onze Tuin
Type bewoners Stedelijk georiënteerde huishoudens, gemengd afkomst, leeftijden en gezinssituaties Type burgerschap Afhankelijk, enkelen zijn conformistisch en maatschappijkritisch Het binnenterrein is ontsloten door de Pieter de Raadtstraat en de Van der Sluysstraat. Het is iets dieper geleden in de wijk dan het Proveniersplein. De woningen zijn grotendeels corporatie‐
eigendom. De huishoudens zijn een mengeling van gezinnen en een‐ of tweepersoonshuishoudens. Er zijn vergeleken met de singels relatief veel kinderen aanwezig. Ook hier wonen voornamelijk stedelijk georiënteerde huishoudens. 83 Binding met de buurt De deelnemers aan het participatieproces zijn gemengd. Sommigen wonen hun hele leven in de buurt, anderen zijn er na hun studie of voor hun werk komen wonen. In alle gevallen geven mensen aan dat zij de buurt prettig vinden om de locatie en de aanwezigheid van voorzieningen. “Ook al zijn er genoeg problemen, ik wil hier niet weg”. Geïnterviewden gaven aan weinig sociale binding te hebben met de buurt. Er zijn volgens hen teveel (sociale) problemen zoals afval en vandalisme. De eerdergenoemde voordelen wegen echter zwaarder en is voor hen de reden om te blijven. “Ik zou hier niet weg willen, mijn kinderen ook, die zouden ook niet weg willen. Dat komt door de mensen die hier wonen, de betrokkenheid met elkaar. De ligging is natuurlijk ook ideaal. Supermarkt, centraal station, tram, bus, metro, noem maar op (...) dat motiveert.” ‐ Interview met Marjan Schenkel (bewoonster, augustus 2013) Betrokkenheid bij participatie Bij de besprekingen was er een groep mensen die bereid waren om mee te praten over de inrichting van het terrein. Echter, zodra de tuin af was, haakten de meeste mensen af. Uiteindelijk bleven er slechts twee bewoners over van de elf mensen die regelmatig bij de overleggen waren. Deze twee zijn nog steeds actief bezig met het onderhouden van de tuin, hoewel zij hun werk in de huidige vorm niet zullen voortzetten in 2014. De motieven om te participeren verschilt. Een bewoonster geeft aan een veilige speelruimte te willen creëren voor haar jonge kinderen, omdat de rest van de buurt niet zo geschikt is volgens haar. Het is onveilig en niet schoon. Zij geeft aan dat ze graag de houding van de kinderen (en de ouders) wil veranderen, en ze meer verantwoordelijkheid wil leren door middel van onderhoud aan de tuin. In het begin was de opkomst dan ook erg groot, maar het duurde niet lang voordat deze afnam. De mensen die zij wilde bereiken met haar initiatief, kwamen niet meer. De andere bewoonster werd actief omdat ze haar tuin wilde behouden. In de plannen zou zij namelijk een groot deel van haar tuin moeten inleveren. Zij ging zich pas inzetten voor de onderhoud van de tuin toen ze het resultaat zag. Ze was niet geïnteresseerd in het inhoudelijk overleggen over het plan. De reden voor haar om actief te blijven is het voorkomen van verloedering. Al gauw werd ze (niet geheel gepland) als aanspreekpunt gezien door bewoners die minder goed Nederlands spraken. Deze bewoonster sprak namelijk regelmatig met vertegenwoordigers van de corporatie. “Wat ik eigenlijk wilde was een kruisbestuiving tussen bewoners en een stukje bewustzijn bij kinderen kweken en ontwikkelen, maar dat lukt niet helemaal (...) de tuin ligt er heel mooi bij en het is allemaal fantastisch, maar wat ik merk is dat de mensen die ik wil hebben juist wegblijven.” ‐ Interview met Daisy Heijmink (bewoonster, oktober 2013) Uiteindelijk lijkt hier het motief om te participeren vooral de ontevredenheid met de situatie te zijn. Een groot aantal mensen die niet participeren doen dat omdat ze zich niet verantwoordelijk voelen voor de buitenruimte, er niets mee te maken willen hebben. Het lijkt vooralsnog niet mogelijk om 84 deze mensen toch te laten participeren. En dat hoeft ook niet per se. In ‘Onze Tuin’ zien we dat bewonersinitiatieven en buitenruimte kunnen slagen met slechts een klein aantal gepassioneerde bewoners. 5.3.3 Casus 3 – Luchtsingel
Type bewoners Sterk gemengd Type burgerschap Onbekend/ZUS: maatschappijkritisch Door ontbrekende informatie over de funders kan het lastig zijn om te bepalen wie deze mensen precies zijn en wat voor eigenschappen zij hebben. Wat wel bekend is, is dat de funders van het project voornamelijk in Rotterdam wonen en werken. Een klein aantal uit de steekproef woont (voor zover bekend) in andere steden. Crowdfunding trekt dus voornamelijk lokale mensen aan, wat niet vreemd is. Zo heeft een Amsterdammer weinig reden om een bouwproject in Rotterdam mee te financieren. Ook zijn er een groot aantal mensen die uit vrij specifieke kringen komen. Namelijk mensen die op een of andere manier verbonden zijn met gemeentelijke diensten, corporaties en creatieve ondernemingen. Bij dit initiatief kan ZUS ook gezien worden als een bewonersgroep. Zij functioneren buiten de gemeente om. Binding met de buurt Door het grote aantal funders (en stemmers) is het lastig om exact te bepalen hoe zijn verbonden zijn met de stad, het Centraal District en de Luchtsingel. Hun woon‐ en leefsituaties verschillen onderling hoogstwaarschijnlijk behoorlijk. Uit de enquête is wel enige mate van een gevoel van binding te zien, wat ook blijkt uit het motief voor het meedoen: namelijk het meebouwen aan de stad. Niet heel vreemd misschien, aangezien het project hun directe omgeving aangaat. ZUS is erg sterk verbonden met het district. Ze zijn er gevestigd en hebben alle baat bij het succes van het Schieblock, dat verbonden is met de Luchtsingel. Ze zijn vaardig, hebben een kritische houding en weten mensen te mobiliseren om mee te doen Betrokkenheid bij participatie In tegenstelling tot de voorgaande casussen, hebben de meeste deelnemers geen actieve rol in het proces. Zij hebben in dit geval geen invloed op de inhoud van het plan. Zij zijn wel belangrijk in de zin dat zij de initiatiefnemers in staat stellen om het plan uit te voeren door te stemmen en door een plankje te kopen. Uit de enquête volgt dat er enigszins een blijvende interesse is – mensen die een plankje hebben gekocht willen graag op de hoogte gehouden worden en houden zelf de bouw in de gaten. Een enkeling gaf aan mee te willen denken over de invulling van het plan. ZUS geeft hiertoe niet de mogelijkheid, maar het feit dat er animo voor is, geeft wel een zekere mate van grote betrokkenheid aan. Het netwerk van de organisatoren in de stad bleek van groot belang te zijn om betrokkenheid te stimuleren. ZUS wist mensen te mobiliseren via hun netwerk om zo het draagvlak te vergroten. 85 “Het is een illusie om te bedenken dat je iedereen kan bereiken (...) het activeren van mensen is heel moeilijk (...) aan de andere kant, 40.000 mensen gaan stemmen, dat is toch een volle Kuip (...) ze voelen niet die morele plicht zoals bij politieke verkiezingen, de mensen die stemmen zijn betrokken bij het initiatief.” ‐ Interview met Rob van den Bos (Adviseur Stadsinitiatief, januari 2014) Concluderend De aanwezige burgers zijn in alle drie casussen voornamelijk stedelijk georiënteerde huishoudens. Dit is niet vreemd, want de locatie trekt deze bewoners aan. Maatschappijkritische bewoners zijn in alle drie casussen aangetroffen, wat niet uitzonderlijk is. Deze bewoners participeren het vaakst (Van den Brink, 2002)). Bij het proces van het Proveniersplein zijn meer conformistische burgers aanwezig. Deze passen meer bij de het formele structuur omdat zij over de vaardigheden beschikken om mee te doen. Hoewel Van den Brink (2002) opmerkt dat maatschappijkritische burgers vertrouwen hebben in de overheid, is het uit de casussen gebleken dat het niet altijd zo is (Proveniersplein). Het informele proces bij het binnenterrein past weer meer bij de afhankelijke bewoners die wel iets willen. De bewoners rond het terrein zijn over het algemeen net wat minder hoog opgeleid, haken makkelijk af en beschikken juist niet over de vaardigheden (bijvoorbeeld beheersing van de taal) om het gehele proces te volgen. 86 H et cor por atiehuis (foto: K WH)
6.0 CONCLUSIES & AANBEVELINGEN
Dit concluderende hoofdstuk vat de lessen uit de bestudeerde casussen samen en biedt een perspectief op participatie. Eerst is het ingevulde analysekader toegelicht. Daarna zijn de overige observaties uit de praktijk beschreven. Vervolgens is de centrale vraag beantwoord. Het hoofdstuk eindigt met aanbevelingen voor instituties. 87 Proveniersplein Binnenterrein Luchtsingel 0. Context Belang Stedelijk belang Lokaal belang Stedelijk belang Ruimtelijk Centraal gelegen gebied dat geheel wordt geherstructureerd Nabij centrum, weinig impact op de rest van de stad Centraal gelegen gebied in nood voor revitalisatie 1. Proces A. Participatievorm Formeel, top‐down Informeel, top‐down Informeel, bottom‐up B. Communicatie van mogelijkheden Brieven, wijkkrant, websites Aanbellen bij bewoners Mond op mond reclame, workshops, verscheidene media/internet C. Wanneer in het proces? Planvorming, nadat er een plan was opgezet Initiatief, planvorming en onderhoud ZUS: geheel proces Funders: na vaststelling plan D. Onderwerpen? Bebouwing plein, verkeerssituatie, OV halte, inrichting Gehele vormgeving en inrichting ZUS: gehele plan Funders: ‐ 2. Bewoners A. Wie participeren? Leden van formele bewonersorganisaties, stedelijk georiënteerd, autochtoon, 40+ Allerlei buurtbewoners, stedelijk georiënteerd, gemengd Bewoners van Rotterdam (& ZUS), stedelijk georiënteerd gemengd B. Namens wie? In naam: de hele buurt In praktijk: voornamelijk zichzelf Zichzelf Zichzelf C. Machtspositie Geconsulteerde, adviseren Coproduceren tot meebeslissen en produceren ZUS: produceren en beslissen Funders: meebetalen, ondersteunen D. Activiteitsniveau Actief meepraten Reactief tot actief organiserend ZUS: Actief producerend Funders: Passief reactief E. Burgerschap Maatschappijkritisch & conformistisch Meesten afhankelijk, enkele maatschappijkritisch Maatschappijkritisch F. Motivering Eigenbelang Voornamelijk eigenbelang, sommigen maatschappelijk Voornamelijk maatschappelijk, sommigen eigenbelang 3. Institutie A. Machtspositie Welwillend, maar beperkend Coöperatief Faciliterend B. Motivering Lokale draagkracht vergroten, plan verbeteren Kwaliteitsverhoging omgeving, doorstroom tegengaan Kwaliteitsverhoging omgeving, initiatief stimuleren Figuur 21 C asussen in het analysekader. H et an alysekader is teruggekoppeld aan professionals
van Havensteder om compleetheid en aansluiting met de praktijk te bevestigen.
Casus Meeprate
n Meedoen Meebetal
en Informeel Formeel Proveniersplein X X X X Onze Tuin X X X X X X Luchtsingel X* X* X X Figuur 22 Algem ene eigenschappen van de casussen
88 Proactief Reactief Top‐down Bottom‐
up X 1ste generatie Inspraak 2de generatie Interactief beleid & coproductie Proveniersplein 3de generatie Burgerinitiatief Luchtsingel Binnenterrein Figuur 23 Casussen en generaties van participatie
Sociaal‐maatschappelijke context Beleid en bestuur Stedelijke gebiedsontwikkeling Proces/projectmanagement Ontwikkelingsproces Bewonersparticipatie Inkadering onderwer p
Het analysekader In het analysekader (fig. 21) zijn de eigenschappen van de casussen te vergelijken. Met het kader is getracht de participatieprocessen te categoriseren. In het kader zijn de eigenschappen de participatieprocessen, de eigenschappen van bewoners en de institutie te zien. Bij participatie spelen de belangen en de ruimtelijke en beleidsmatige context een rol. Door het belang van een project kan de institutie voor een bepaalde benadering van bewoners kiezen, wat we in de eerste twee casussen zien. Observaties bij de herinrichting van het Proveniersplein, noordzijde Rotterdam CS Het Proveniersplein is onderdeel van een grootstedelijk plan om het Centraal Station en District te transformeren. Het formele participatieproces bij het Proveniersplein heeft veel tijd, geld en moeite gekost voor relatief weinig toegevoegde waarde. In dit geval komt formele participatie niet positief naar voren. Bewoners werden betrokken nadat een vergevorderd plan op tafel lag, een kenmerk van veel formele participatieprocessen. Toch werd er nog lang gediscussieerd over het plan. Na zo’n zes jaar overleg met bewonersorganisaties is uiteindelijk door de gemeente besloten om toch het oorspronkelijke plan uit te voeren. De bevoegdheid van de deelgemeente werd begin 2012 ingetrokken en de stad nam het besluitproces over. Zomer 2013 heeft de gemeente Rotterdam een definitief inrichtingsplan gepresenteerd waarbij naar bewoners duidelijk is gemaakt dat geen inspraak meer mogelijk is. Sommige bewoners waren duidelijk teleurgesteld door het besluit, anderen vonden dat ze wel wat te zeggen hadden. We zien dat formele participatie veel vaardigheden en tijd vergt van bewoners, iets dat slechts voor een kleine groep bewoners is weggelegd. De bewonersvertegenwoordigers zijn wat ouder, hoogopgeleid, kunnen omgaan met de stof en weten de weg te vinden naar beleidsmakers. De aanwezigheid van deze semiprofessionele kwaliteiten is volgens de deelgemeente en de bewoners die zelf participeren een belangrijke 89 voorwaarde om gelijkwaardig te kunnen participeren. Als bewoners niet of onvoldoende participeren is dat omdat zij niet beschikken over de tijd en/of vaardigheden om de discussie te volgen en een inbreng te hebben. Een ander belangrijke reden is dat de plannen alleen de bewoners van de singels direct beïnvloeden. Voor de rest van de wijk speelden de plannen niet “voor hun voordeur”. Zij voelen zich daardoor niet aangesproken. Bewoners die wel participeerden, deden dat voornamelijk uit eigenbelang. Problemen die werden aangekaart door bewoners gingen vooral om zaken die hen direct negatief beïnvloeden (zoals schaduwwerking of verkeersoverlast). De bewoners in deze casus zijn veelal maatschappijkritisch. Dit betekent dat ze graag participeren, openheid en beschikbaarheid van informatie waarderen. Maar terwijl de literatuur deze bewoners omschrijft als mensen die vertrouwen hebben in de overheid (of de woningcorporatie), blijkt dat dit in praktijk niet altijd het geval te zijn. Naarmate het participatieproces vorderde, werden een aantal van deze bewoners wantrouwig ten opzichte van de deelgemeente. “Bewoners zien niets terug van hun punten. Ze hebben niet het idee dat er naar hen geluisterd wordt.” Een bewoner verbaast zich over de negatieve reacties en vragen [van bewoners] die maar herhaald blijven worden. Hij ziet veel positieve punten... ‐ Uit: Verslag presentatie Inrichtingsplan Proveniersplein (2 juli 2013) Bewoners eisten meer invloed op naarmate het proces vorderde. Door de sterke aanwezigheid van een aantal kritische bewoners werd de druk op het proces verhoogd. Er ontstond een ‘wij tegen zij’ sfeer. Dit leidde tot moeizame relaties tussen de gemeente en bewoners, wat niet bevorderlijk was voor de planvorming. De bewoners hebben wel de plannen voor een kantoor op het plein weten te stoppen uit zorgen over schaduwwerking. Verder is de verkeerssituatie naar hun (en die van de deelgemeente Noord) wensen aangepast. Observaties bij de herinrichting van een binnenterrein in de Provenierswijk Voor de planvorming van de herinrichting van het binnenterrein werd door de ontwerpers voor een informele, persoonlijke benadering gekozen. Zij werden ingezet door Havensteder om een plan te maken dat de verpauperde ruimte weer begaanbaar maakt en het verloop in de omliggende woningen helpt te beperken. Bewoners zelf waren ook ontevreden met het terrein, maar namen geen verantwoordelijkheid. Stimulatie vanuit de woningcorporatie was nodig voordat bewoners zelf ook actief werden. Het resultaat was een gevarieerde tuingroep dat vanaf het begin van het planningsproces inhoudelijk kon meedenken. De transformatie is een succes gebleken. Het terrein wordt continu onderhouden en biedt ruimte voor het samenkomen van bewoners die daar geïnteresseerd in zijn. Het onderhoud en de activiteiten worden georganiseerd door twee bewoners. Een was aanwezig in de tuingroep, de ander raakte pas geïnteresseerd na voltooiing van de tuin. Zij organiseren activiteiten in de tuin voor kinderen en andere bewoners. Er is een stichting opgericht door een van deze bewoners om de tuin te onderhouden met behulp van stagiaires. 90 Hoewel corporatie, ontwerpers en bewoners het project over het algemeen als een succes zien, zijn er een aantal kanttekeningen te maken. Nog steeds bekommeren een tal van bewoners zich helemaal niet om het terrein. Sommige bewoners begonnen al te klagen al over slecht onderhouden privétuinen op het binnenterrein dat het beeld negatief beïnvloed. Toch wordt daar weinig aan gedaan en wijzen bewoners de corporatie aan om actie te ondernemen. Een situatie die niet anders is dan voorheen. Het blijft een lastige opgave om meer mensen (maatschappelijk en beleidsmatig) actief te maken. Uit de interviews blijkt dat de bewoners die actief zijn, voornamelijk maatschappelijke motieven hebben. Het creëren van schone, veilige speelruimte, het aanspreken van ongewenst gedrag (zoals rommel op straat gooien), het opvoeden van kinderen en het samenbrengen van buurtbewoners. Een sterk motief van deze bewoner, de sociale index van de Provenierswijk is immers “kwetsbaar” (COS, 2013). Dergelijke maatschappelijke motieven zijn nodig om de sociale situatie te verbeteren. Het feit dat het informele participatieproces deze activiteiten aanwakkerde bevestigt dat participatie niet alleen de planmatig kwaliteit kan verhogen, maar dat er ook sociaal‐maatschappelijke baten kunnen zijn. Observaties bij het initiatief van de Luchtsingel Het idee voor de Luchtsingel kwam vanuit de bewoners van Rotterdam. De gemeente zocht via het Stadsinitiatief naar ideeën die Rotterdam ten goede zou komen. Architectenduo ZUS kwam met het idee voor de Luchtsingel. Het plan verbindt het Centraal District met Noord en revitaliseert het gebied rondom het Schieblock waar zij gevestigd zijn. Eerder investeerden zij in het Schieblock, zij transformeerden een leegstaand kantoorgebouw tot een plek waar creatieve ondernemingen samen komen. Door middel van een intensieve campagne in de media, met crowdfunding en met behulp van lokale netwerken wisten zij genoeg steun te vergaren voor het plan en het Stadsinitiatief te winnen. Zo kon de Luchtsingel realiteit worden. De gemeente speelt hierbij enkel een faciliterende rol. Zij voorzien ZUS van de nodige middelen voor de realisatie. ZUS begint als een bewonersorganisatie. Gaandeweg ontwikkelt zich het tot een partij dat meer als een privaat maatschappelijk betrokken institutie functioneert vanwege de leidende rol die de architecten spelen tijdens de realisatie van de singel. De machtspositie van de funders (en stemmers) is nieuw; zij brengen draagvlak door een financiële bijdrage (of een stem) maar hebben verder inhoudelijk niets te zeggen over het plan. Deze positie is niet te vinden op conventionele participatieladders zoals die van Arnstein (1969) en Edelenbos et al. (2001). De positie kan tussen raadplegen en adviseren geplaatst worden (zie fig. 24); het moment van participeren is vroeg in het proces, maar de randvoorwaarden, het probleem en de oplossing staan al vast. Het valt echter niet binnen ‘meepraten’, dus deze nieuwe positie is lastig te plaatsen in de bestaande theorie. ZUS betreedt de hoogste trede op de participatieladder, zij hebben vrijwel volledige controle over de productie. Het gehele proces onder leiding van ZUS gaat buiten de gemeente om. In dit proces nemen bewoners (ZUS) taken op zich die voorheen alleen voor de overheid, corporaties of andere stadsontwikkelaars weggelegd waren. De bouw van de singel laat zien dat ideeën vanuit de samenleving gerealiseerd kunnen worden. De Luchtsingel is op het moment van schrijven nog niet af, maar verwacht wordt dat de verbinding en de toegevoegde functies (zoals het park en de vernieuwde Hofbogen) een nodige impuls zal geven aan het gebied. 91 Beleidsprobleem Oplossing Status uitkomsten Informeren Laat, grotendeels al bepaald Staan vast Staat vast Staat vast Geen input van belanghebbenden Raadplegen Laat, reageren op voornemens Staan vast Staat vrij vast Staat vrij vast Bestuur niet gebonden aan uitkomst Financieren/ stemmen Vroeg Staan vast Staat vast Staat vast Bindende uitkomst Adviseren Vroeg, meebepalen agenda Criteria voor toetsing Ideeën stakeholders volwaardige rol Ideeën belanghebbenden volwaardige rol Bindende uitkomst, kan afwijken (onder voorwaarden) Coproduceren Vroeg, meebepalen agenda Tijdens proces tot stand gekomen Door bestuur + belanghebbenden Door bestuur + belanghebbenden Bindende uitkomst, onveranderd overgenomen Beslissen/ produceren Vroeg, overdracht aan belanghebbenden Niet vastgesteld door bestuur Door belanghebbenden Door belanghebbenden Spontaan bindende werking Meedoen Randvoorwaarden Meepraten Fase in proces Figuur 24 Aangepaste vorm en van burgerparticipatie (aangepast van Edelenbos et al., 2001)
Bottom‐up initiatieven in Rotterdam In Rotterdam zijn veel bottom‐up initiatieven te vinden die niet allemaal met stedelijke vernieuwing te maken hebben maar wel gericht zijn op maatschappelijke opgaven (bijvoorbeeld “Wijkkeuken van Zuid”, “Groen‐ en groeiplein Agniesebuurt”, “Dag van de geveltuinen”). Het feit dat dit steeds meer gebeurt geeft aan dat er verspreid over de stad toch mensen zijn die zich actief willen inzetten voor de ontwikkeling van hun stad – in maatschappelijke en ruimtelijke zin. Een duidelijke voortzetting van de derde generatie participatie. Crowdfunding voor stedelijk/maatschappelijke doeleinden is niet nieuw. Zo bestaan er ook de ‘Capelse centen’ en ‘Lomba’s’ (zie Bijlage 3, #15) die gebruik maken van financiële middelen en sociale connecties om draagvlak te creëren voor bottom‐up initiatieven van bewoners en creativiteit te stimuleren. Ook deze twee initiatieven zouden niet mogelijk zijn geweest zonder stimulans van een institutie. Resumerend In de drie casussen vinden we verschillende vormen van participatie. De rollen van bewoners en instituties verschillen per vorm. We zien dat een overgrote deel van de Rotterdamse burgers niet geïnteresseerd zijn in participatie. De mensen die wel participeren, doen dit vaak uit eigenbelang. Pas als een project hun directe woonomgeving aangaat, zijn ze eerder geneigd te participeren. De mensen die wel participeren hebben een sterk gevoel van binding met hun stad. Bij informele participatie lijken er wel meer maatschappelijke baten te zijn dan formele participatie, wat van toegevoegde waarde kan zijn voor instituties. Bewoners zijn meer tevreden met hun woon‐ en werkomgeving, er kan sprake zijn van imagoverbetering, het bereiken van doelen, wat ten goede komt van instituties. Dit komt overeen met het beeld dat wordt geschetst door de professionals van Havensteder. Zij richten zich op informele participatie deels om sociale en maatschappelijke motieven. Het informele proces kan volgens hen mensen samenbrengen en is in veel gevallen zelfs het doel. Gezamenlijke activiteiten en doelen geven bewoners meer kansen om de sociale 92 participatieladder van David Thomas (fig. 7) te beklimmen. We zien dat informele participatie in de bestudeerde casussen eerder in het proces begint dan formele participatie. Bewoners worden al bij het initiatief en de vroege planvorming betrokken (binnenterrein en Luchtsingel). Terwijl bij formele participatie mensen pas later konden meepraten. De schaal van een project blijkt uit deze studie belangrijk te zijn bij de inzet van een participatievorm. Zo zien we dat voor een project zoals de Luchtsingel bepaalde vaardigheden vereisen die lang niet iedereen bezit. Bewonersparticipatie in stedelijke ontwikkeling gaat dan voornamelijk om samenwerking van instituties met organisaties zoals ZUS. Op kleinere schaal, zoals bij het binnenterrein, kunnen individuen wel meer van betekenis zijn en een verschil maken voor hun buurt. Het lijkt er in ieder geval op dat door middel van participatie, de leefomgeving van de stad daadwerkelijk verbeterd kan worden. De centrale vraag van deze scriptie is als volgt Welke vormen van bewonersparticipatie zijn aan te treffen bij de huidige stedelijke ontwikkelingen en wat is de toegevoegde waarde van deze vormen voor instituties? Casus Proveniersplein, formele top‐down participatie. Theoretisch: ‐ Verkrijgen van draagvlak. ‐ Tevreden houden van de bewoners. ‐ Ontwikkelen van burgerkracht. ‐ Het verhogen van de kwaliteit van het plan voor de stad en lokale bewoners. Praktijk: ‐ Draagvlak werd minder door het verlies van vertrouwen. ‐ Een klein aantal bewoners waren niet tevreden met het plan. De meerderheid had niks te zeggen. ‐ Een beperkt aantal bewoners deden mee. ‐ Het plan was inderdaad op een aantal cruciale punten verbeterd door de inzichten van bewoners. Casus Binnenterrein, informele top‐down participatie. Theoretisch: ‐ Meenemen van zoveel mogelijk bewoners. ‐ Ontwikkelen van burgerkracht (in beleid en op sociaal vlak). ‐ Het verhogen van de kwaliteit van het plan voor de lokale bewoners. Praktijk: ‐ Relatief gemengde, maar kleine, groep participanten die meedachten over het plan. ‐ Nieuw burgerkracht in de vorm van vrijwilligsters die zich actief inzetten sinds het project. ‐ Plan is afgestemd op de wensen van de bewoners. Casus Luchtsingel, bottom‐up initiatief met top‐down stimulans Theoretisch: ‐ Oplossen van stedelijke problemen zoals leegstand en verpaupering. ‐ Proces buiten de gemeente om realiseren ‐ Financiën en draagvlak regelen bij bewoners. 93 ‐ Rotterdam Stadsinitiatief als aanjager voor ideeën uit de samenleving. Praktijk: ‐ Ontvangst is positief, middel‐ en lange termijneffecten nog onbekend. ‐ Alles is buiten de gemeente om gerealiseerd, de gemeente helpt met het sneller verschaffen van vergunningen en het geld. ‐ Crowdfunding en stemmen bij het stadsinitiatief met succes. ‐ Het volledig financieren door middel van crowdfunding is niet realistisch, maar het creëren van draagvlak door dit middel wel. ‐ Rotterdam Stadsinitiatief als voorbeeld van actief faciliteren door een institutie. Toegevoegde waarde van participatie voor de institutie én stad: De impact op de stad en haar bewoners hangt deels af van de gekozen participatievorm. Wanneer bewoners meer te zeggen hebben en meedoen, is het effect op de leefomgeving groter. Uit dit onderzoek blijkt dat dit voordelen oplevert ten opzichte van participatie met een beperkte groep bewoners die binnen formele kaders moeten opereren. Uit de samenleving kan meer maatschappelijke en beleidsmatige waarde gehaald worden. Participatie en het activeren van mensen helpen deze krachten te ontdekken. Observaties door individuele burgers en de daaruit voortvloeiende ideeën, gecombineerd met de middelen van overheid en corporatie, kunnen van grote betekenis zijn voor de ontwikkeling van de stad. 6.1 Aanbevelingen
Naar aanleiding van de bevindingen in deze studie kunnen de volgende aanbevelingen aan instituties worden gedaan. “Actief faciliteren” Participatie met formele bewonersorganisaties zal steeds minder voorkomen. De inclusie van deze organisaties is verplicht (Overlegwet), maar in praktijk zal een institutie bewoners op andere informelere manieren proberen te bereiken. Zo zien we dat er bij Havensteder naar manieren gezocht om de formele participatie minder relevant te maken ten gunste van informelere vormen. Als de Luchtsingel een indicatie voor de toekomst is, zullen er steeds meer bottom‐up initiatieven plaatsvinden die iets toevoegen aan het stedelijk weefsel – mits er genoeg ondersteuning is van de overheid of andere instituties met de benodigde middelen. Crowdfunding is immers niet genoeg gebleken om de bouw te financieren. Dat was dan ook helemaal niet het doel in dit geval. Het ging om de mogelijkheid voor bewoners om een stempel te drukken op hun stad en hun stem te laten horen. Het Stadsinitiatief laat zien wat er mogelijk is wanneer de overheid taken loslaat. De maatschappij komt zelf met ideeën die de stad positief beïnvloeden. Echter, we zien ook dat hoewel de participatiemaatschappij een veel genoemde term is, dat lang niet iedereen er klaar voor is. De overgrote meerderheid begint niet zelf. Er is iets extra’s nodig van de gemeente of de corporatie. Zij moeten een actieve houding nemen, actief faciliteren. Met actief faciliteren wordt bedoeld dat gemeente en corporatie op zoek gaan naar bottom‐up kansen en deze vervolgens ondersteuning bieden. Er kan niet verwacht worden dat alles losgelaten kan worden en 94 dat initiatieven vanzelf zullen komen. Dit vergt ook een cultuurverandering bij de gemeente, een wil om ideeën van buitenaf te accepteren en te omarmen (zie bijvoorbeeld “Participerende burger weggewimpeld”, NRC, 28 november 2013). Er zijn veel welwillende mensen, maar lang niet alle mensen beschikken over de juiste vaardigheden en middelen om iets op gang te zetten. De stap naar de juiste persoon bij een institutie lijkt te groot te zijn voor veel burgers. Er kan daarom voor grotere ingrepen beter gericht worden op organisaties in de stad die wel over de kennis en het netwerk beschikken als het op ontwikkelen op grote schaal aankomt. Op een wat kleinere schaal, zoals bij het binnenterrein, kunnen individuele bewoners wel van grote betekenis zijn. De mensen die zich daadwerkelijk actief opstellen lijken vooralsnog in een minderheid te zijn. Een participatiemaatschappij in de volle breedte van de samenleving zoals Koning Willem‐Alexander die schetst in zijn troonrede tijdens Prinsjesdag 2013 zal voorlopig nog geen realiteit zijn. Wel timmeren al een hoop mensen hard aan de weg. De beste manier om deze weg voort te zetten is door ideeën vanuit de samenleving kansen te geven. De volgende aanbevelingen zijn per casus geformuleerd en hebben betrekking tot instituties die het participatieproces organiseren. Casus 1 – Proveniersplein, formele participatie met bewonersorganisaties ‐ Communiceer vanaf het begin de kaders van het proces. Wat wordt er van bewoners verwacht. Wat mogen zij, wat mogen zij niet. Door aan de participanten de mate van invloed van tevoren duidelijk te maken is er minder kans op teleurstelling. Het was niet duidelijk waarover bewoners nog konden discussiëren en eventuele veranderingen in konden brengen. Dit schepte valse verwachtingen en veroorzaakte veel frustratie bij de aanwezige bewoners. ‐ Versimpel de keuzes die bewoners mogen maken. Zorg ervoor dat de keuzes van betekenis zijn. Hoewel het Proveniersplein van stedelijk belang is, werden lokale belangen ook in acht genomen. Het bleek onmogelijk te zijn om geen concessies te doen als bewoner. Daarom is het belangrijk om de kaders van het proces duidelijk te maken. ‐ Versimpel het materiaal, zoals schetsontwerpen, waar bewoners mee zullen werken. Het helpt ook om alvast een schetsontwerp te hebben waarover gepraat kan worden. Het blijkt moeilijk te zijn om te praten over iets dat nog geen gestalte heeft. Veel mensen vinden het moeilijk om plantekeningen en beleidsteksten te interpreteren. Het schrikt af. ‐ Neem een neutrale projectleider die belangen van bewoners én gemeente in de gaten houdt. Vanuit het perspectief van de gemeente bleek dat het overzicht soms verloren raakte. Ook liepen op bepaalde momenten de emoties hoog op. Een neutrale coördinator die vanaf het begin van het proces aanwezig is kan hierbij helpen. ‐ “Er is nooit genoeg communicatie”. Verwacht niet dat iedereen op de hoogte is van alle details. Hoewel er op meerdere manieren informatie werd verspreid, waren er toch mensen die niet op de hoogte waren van de ontwikkelingen. Informatie werd verspreid via brieven, websites en een wijkkrant. Het kwam regelmatig voor dat bewoners met opmerkingen kwamen die al behandeld 95 waren en over gecommuniceerd was. Wat hier aan kan worden gedaan is door bijvoorbeeld de onderwerpen op bewonersavonden te beperken. ‐ Controleer de representativiteit van de aanwezige bewoners. De Vereniging Bewoners Provenierswijk (en daarmee de Werkgroep CS) beweerde voor de hele wijk te spreken, in praktijk bleek dat het niet het geval was. Vergelijk de demografische gegevens met de mensen die komen opdagen. Een afweging die gemaakt kan worden is of de punten die participerende bewoners maken relevant zijn voor de hele wijk of alleen voor henzelf. ‐ Probeer de luidste geluiden te filteren. De mensen die het hardst riepen werden het meest gehoord. Luidruchtigheid correleert echter niet met inhoudelijke kwaliteit. Bewoners die minder luid waren, werden door hen weggedrukt. Het is aan een procesmanager of gespreksleider dan de taak om iedereen een kans te geven. In het kort: sterk leiderschap in het proces, kaderstelling en realistische verwachtingen scheppen. Casus 2 – Binnenterrein ‘Onze Tuin’, informele participatie met individuele bewoners ‐ Niet te lang blijven praten, ga over tot actie. Als het overleg te lang duurt vallen mensen af. ‐ Vorm een sociale band met de bewoners, maar bewoners hebben wel behoefte aan een duidelijke voortrekker die knopen doorhakt. Faciliteer ook een band tussen bewoners zelf door gezamenlijke activiteiten te organiseren en gezamenlijke doelen te stellen. ‐ Probeer sleutelfiguren of een kerngroep te vinden in de buurt die een leidende, inspirerende rol kunnen spelen onder bewoners. Vaak zijn deze mensen al vroeg en regelmatig aanwezig in het proces. Deze zijn niet per se lid van bewonersverenigingen. Zodra een project is opgeleverd, wordt het in beheer overgedragen aan bewoners. Het is dan de noodzaak dat ook zij er tijd en energie in willen steken. Uit ‘Onze Tuin’ is gebleken dat deze mensen overtuigd moeten worden om actief mee te doen. Het komt niet vanzelf. ‐ Er is onder bewoners vaak kennis en talent aanwezig, probeer deze te vinden (voorbeeld plantendeskundige) en te gebruiken. Mensen zijn doorgaans bescheiden in het etaleren van hun talenten en vaardigheden, ze blijven vaak verborgen. Investeer tijd om deze te vinden. ‐ Sommige mensen houden van praten, sommigen van doen. Houd hier rekening mee om deze kwaliteiten in het planproces in te zetten. ‐ Probeer iedereen te betrekken op een manier waarop zij dat zelf willen. In dit proces zijn kinderen spelenderwijs betrokken geweest. Jongeren werden opgeroepen om de handen uit de mouwen te steken en iets praktisch te doen voor de tuin. Verder hebben bewoners ieder hun eigen motieven om mee te doen. Het kan helpen om de wensen inzichtelijk te krijgen. In het kort: leer de bewoners goed kennen en geef ze een reden om actief te worden – of zoek naar wat ze beweegt Casus 3 ‐ Luchtsingel, het starten van initiatieven en het faciliteren van bottom‐up ideeën ‐ Mensen bouwen graag mee aan hun stad. Geef de kansen en de ruimte voor ideeën uit de 96 samenleving. Er is een sterke behoefte onder mensen om mee te bouwen aan hun stad. Gevoel van binding wordt versterkt door ze zelf te laten investeren in hun (dagelijkse) omgeving. Gebruik de aanwezige kennis en ondernemerschap in de stad. ‐ Communiceer als faciliterende instituut zijnde de mogelijkheden goed door. Rob van den Bos, adviseur Stadsinitiatief, noemde communicatie het grootste verbeterpunt. Gebruik meerdere soorten media en spreid of herhaal berichten over een langere periode. ZUS had een deel van haar succes te danken aan goede marketing. ‐ Crowdfunding: hou de ‘funders’ op de hoogte van het verloop en doe dat actief en gericht. Lang niet iedereen kijkt bijvoorbeeld op de site. Door te blijven communiceren verliezen mensen hun betrokkenheid niet uit het oog. Voor een aantal ‘funders’ was het project vooralsnog een teleurstelling omdat de bouw een tijdje stilstond. Zij wisten echter niet de reden erachter (vergunning voor de bouw over het spoor). De teleurstelling had voorkomen kunnen worden door regelmatige nieuwsgeving. ‐ Crowdfunding: kom de belofte van het eindproduct na. . Deze aanbeveling sluit aan op het voorgaande. Het klink wellicht logisch, maar zelfs een enkele mislukte project kunnen mensen afschrikken om mee te doen met toekomstige projecten. ‐ Crowdfunding is niet voor iedereen. Niet iedereen wil meebetalen, maar in dit geval brengt de nieuwigheid de nodige aandacht. De respondenten zijn voornamelijk hogeropgeleide Rotterdammers. Zij zijn ook jonger dan de participanten in casussen 1 en 2. Crowdfunding bereikt dus niet iedereen, maar wel een andere groep dan een formeel proces zoals bij het Proveniersplein. In dit geval is het een vernieuwende aanpak waardoor het veel aandacht wierp op de problemen van het Centraal District. In het kort: Zoek naar ideeën, kennis, ondernemers, middelen en ondersteuning uit de samenleving en durf controle uit handen te geven Aanbevelingen voor vervolgonderzoek Deze studie is bij lange na geen volledig overzicht vanwege het beperkte aantal casussen en de specifieke locatie (het is daarmee ook geen toeval dat we voornamelijk stedelijk georiënteerde huishoudens aantreffen in de casussen). Er is meer onderzoek nodig naar het effect van participatievormen en combinaties van bewonerstypen en burgerschap. Dit onderzoek is in dat opzicht beperkt. Drie cases en een enkele wijk zijn niet representatief voor alle huidige ontwikkelingen. Er zal meer onderzoek nodig zijn naar de ervaringen van bewoners en instituties Deze studie wekt een aantal nieuwe vragen op die in vervolgonderzoeken beantwoordt kunnen worden. Zo is het niet helemaal duidelijk op welke manieren instituties (gemeenten, corporaties) de eerdergenoemde kennis en ondernemerschap uit de samenleving kunnen onttrekken. En hoe kunnen instituties mensen stimuleren om hun talent en ideeën te ontwikkelen? En hoeveel hulp hebben mensen nodig, in andere woorden, wat voor ondersteuning is er nodig om meer burgerinitiatieven te realiseren? En wat zijn de kosten tegenover de baten? De baten zijn niet altijd even makkelijk in bedragen uit te drukken. 97 REFLECTIE
Met deze reflectie wordt de scriptie afgesloten. Toen ik aan de studie bouwkunde begon verwachtte ik niet een onderzoek te zullen verrichten over bewonersparticipatie. Ik had er niet eens van gehoord. Ik ontdekte echter steeds meer dat er verschillen waren tussen de ontwerppraktijk en de gebruikers van het eindproduct. Dit leidde tot een toegenomen fascinatie om het planproces ook te zien vanuit het perspectief van de eindgebruiker – en zo kwam de keuze voor het onderwerp van deze scriptie tot stand. Naarmate ik me in het onderwerp verdiepte zag ik in wat het belang van bewonersparticipatie kan zijn. Het is me duidelijk geworden dat in de context van de maatschappelijke (en economische) veranderingen, de bewoner van de stad een belangrijke rol kan spelen, met name in de vorming van eigen leefomgeving. Goede participatie kan kwaliteit en draagvlak voor plannen vergroten. Een ander, meer persoonlijke reden, was dat ik mezelf wilde uitdagen om een kwalitatieve studie uit te voeren. Van nature ben ik meer geneigd naar kwantitatieve opgaven. Niet geheel onverwacht bleek dan ook dat het verwerken van grote hoeveelheden tekst en kwalitatieve informatie uit interviews een grote opgave te zijn. Vooraf had ik een aantal leerdoelen opgesteld. Deze zijn het zelfstandig doen van onderzoek, het verkennen van het vakgebied en het leren van de praktijk. De zelfstandigheid die werd gegeven bij het uitvoeren van het onderzoek gaf veel vrijheid. Meer vrijheid dan voorheen tijdens de studie. Hoewel er van tevoren een planning was gemaakt, werd daar al gauw van afgeweken. Tijdens het onderzoek waren er periodes geweest waarin ik moeite had om vooruit te komen met de op dat moment uit te voeren taken. Dat kon gebeuren door omstandigheden (het plannen van interviews is ook afhankelijk van de geïnterviewden) of door moeilijkheden met de stof. Het is uiteindelijk gelukt om iedere case in het analysekader te plaatsen, maar dat was wel een puzzel en sommige onderdelen waren niet eenvoudig om in te vullen. Bijvoorbeeld de onderliggende motieven van bewoners waren niet altijd even duidelijk en de samenstelling van de participerende bewoners moest worden afgeleid uit interviews. Het bleek lastig om uiteenlopende casussen onderling te vergelijk. De informatiebronnen waren ook te verschillend. Bij het Proveniersplein kon geleund worden op de documentatie met ondersteuning van interviews. Bij het binnenterrein waren de interviews het meest van belang, want de documentatie van dat proces was niet compleet. Voor de Luchtsingel was het beschikbare bronnenmateriaal weer anders. Hier ging het om meer dan duizend ‘funders’ en een organisatie die niet beschikbaar was voor commentaar, waardoor andere manieren gevonden moesten worden om aan de noodzakelijke informatie te komen. De stage bij de Rotterdamse woningbouwcorporatie Havensteder gaf me een kans om de dagelijkse gang van zaken in praktijk te zien. Daar kreeg ik ook de opdracht om mee te werken aan het participatiehandboek (waarvan een deel in bijlage 3 te vinden is). Het gemak waarmee ik door de corporatie kon manoeuvreren liet me toe om verschillende perspectieven te zien en te horen daarmee heb ik mijn doel van de stage bereikt. Dit waren zeer leerzame maanden. Tot slot Inhoudelijk geeft dit onderzoek een momentopname van de huidige praktijk. Er zal meer onderzoek nodig zijn naar ervaringen van bewoners en instituties. Het kan van nut zijn om te bekijken welke van 98 de vele participatiemogelijkheden goed aansluiten bij verschillende bevolkingsgroepen. Toch denk ik dat de verschillende gehanteerde vormen van participatie die ik tegenkwam en beschreef wel een illustratie heb kunnen schetsen van huidige stedelijke veranderingen. Het laat een trend zien, die al jaren gaande is. Het burgerinitiatief zal belangrijker worden en wellicht zal de participatiemaatschappij werkelijkheid worden. Er sprake van een eertijds ingezette transitie van volledige overheidsregulatie naar governance waarbij burgers meer en meer een rol van betekenis krijgen toebedeeld. Of de burger de ontwikkeling van de stad grotendeels in handen neemt en of het wel wenselijk is voor de kwaliteit van de stad valt nog te bezien. De ondersteuning van een grote institutie zoals de gemeente of woningcorporatie blijft onmisbaar – zij zullen hoogstwaarschijnlijk een grote rol blijven spelen in de ontwikkeling van onze steden. 99 ‘Ik geloof dat de samenleving krachtig en vitaal is, als je mensen maar de gelegenheid geeft die kracht en vitaliteit te ontplooien’ Melanie Schultz, Minister van Infrastructuur en Milieu 100 BRONNEN
Ankeren, M. van, Tonkens, E.H., Verhoeven, I. (2010). Bewonersinitiatieven in de krachtwijken van Amsterdam. Amsterdam:
Hogeschool van Amsterdam / Universiteit van Amsterdam Arnstein, S.R. (1969). A ladder of citizen participation in Journal of the American Planning Association, 35(4), pp. 216‐224 Boonstra, B., Boelens, L. (2011). Self‐organization in urban development: towards a new perspective on spatial planning in Urban Research & Practice, 4(2), pp.99‐122 Bots, A. (2012). Burgerparticipatie bij Stedelijke Vernieuwing. Een instrument voor de projectleiders van het programma Stedelijke Vernieuwing van de gemeente Culemborg. Eindhoven: Stan Ackermans Instituut Boudestijn, J. (2012). Van ambitie naar aanpak. Een blik op het besluitvormingsproces omtrent de herinrichting van het Rotterdamse Proveniersplein. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam Brabham, D.C. (2009). Crowdsourcing the Public Participation Process for Planning Projects in Planning Theory, 8, pp. 242‐
263 Brink, G. Van den (2002). Mondiger of moeilijker? Een studie naar de politieke habitus van hedendaagse burgers. Den Haag: Sdu Uitgevers Buuren, A. van, Edelenbos, J. (2008). Kennis en kunde voor participatie. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam Denters, B., Tonkens, E., Verhoeven, I., Bakker, J. (2013). Burgers maken hun buurt. Den Haag: Platform31 Deursen, A. van, Dijk, J. van (2012). Trendrapport internetgebruik 2012. Een Nederlands en Europees perspectief. Enschede: Universiteit Twente / Center for e‐Government Studies Edelenbos, J. (2000). Proces in vorm. Procesbegeleiding van interactieve beleidsvorming over lokale ruimtelijke projecten. Utrecht: LEMMA BV Edelenbos, J., Teisman, G.R., Reuding, M. (2001). Interactieve beleidsvorming als sturingsopgave. Rotterdam: Erasmus
Universiteit Rotterdam Fung, A., Wright, E.O. (2003). Deepening Democracy: Institutional Innovations in Empowered Participatory Governance. Londen: Verso Gemeente Rotterdam (2007). Stadsvisie Rotterdam 2030. Rotterdam: Gemeente Rotterdam Herzele, A. van (2004). ‘Local knowledge in action: Valuing Nonprofessional Reasoning in the Planning Process’ in Journal of Planning Education and Research, 24(20) pp. 197‐212 Irvin, R.A., Stansbury, J. (2003). Citizen Participation in Decision Making: Is It Worth the Effort? In Public Administration
Review 64(1), pp.55‐65 Karsten, L. (2003). Family Gentrifiers: Challenging the City as a Place Simultaneously to Build a Career and to Raise Children In Urban Studies 40(12), pp. 2573‐2584 Karsten, L., Reijndorp, A., Zwaard, J. van der (2006). Stadsmensen. Levenswijze en woonambities van stedelijke middengroepen. Apeldoorn: Het Spinhuis KEI (2008). KEI‐atelier. Waardecreatie en Participatie. Den Haag: KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing Poelmans, M. (2011). ‘Zonder burgerparticipatie 2.0 kunnen we de schuldencrisis niet oplossen’. De Volkskrant. 9 november 2011 Provenierswijk Tussentuin (2013). [DVD] Rotterdam: Kennis Werkt / Buro Lina / Stichting Tussentuin Kilic, M. (2008). Derde generatie burgerparticipatie, hoe doe je dat? Amersfoort: Twynstra Gudde Kleinhans, R.J. (2005). Sociale implicaties van herstructurering en herhuisvesting. Delft: DUP Science Lenos, S., Sturm, P., Vis, R. (2006). Burgerparticipatie in gemeenteland. Den Haag: Instituut voor Publiek en Politiek (ProDemos) Marissing, E. van (2008). Buurten bij beleidsmakers. Utrecht: Universiteit Utrecht, Faculteit Geowetenschappen Meijs, A. (2012). Burgerparticipatie in zelfbeheer van openbaar groen op buurtniveau. Utrecht: Faculteit Geowetenschappen
Universiteit Utrecht Meulenbroeks, D. (2013). “Participatiesamenleving risicovol voor achter‐standswijken en stedelijke gebieden”. Utrecht: Atrivé Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2013). De doe‐democratie. Kabinetsnota ter stimulering van een
vitale samenleving. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Pennen, T. van der, Helleman, Gd. (2008). Zelfstandig, maar nooit alleen: sociaal en fysiek in de wijkvernieuwing. In: Ouwehand, A., Kempen, R. Van, Kleinhans, R. (2006). Van wijken weten: Beleid en praktijk in de stedelijke vernieuwing.Amsterdam: IOS Press onder imprint van Delft University Press, pp. 184‐191 Pennen, T. van der, Marissing, E. van (2008). Bewonersparticipatie: onvoorspelbaar maar ook onmisbaar. In: Ouwehand, A., Kempen, R. Van, Kleinhans, R. (2006). Van wijken weten: Beleid en praktijk in de stedelijke vernieuwing. Amsterdam: IOS Press onder imprint van Delft University Press, pp. 194‐203 Pennen, T. van der, Bosch, E. (2010). Ruimte voor bewoners?! Een bundel over participatie en wijkvernieuwing. Delft: Onderzoeksinstituut OTB Pröpper, I., Litjes, B., Weststeijn, E. (2006). Wanneer werkt participatie?. Vught: Partners+Pröpper Purcell, M. (2002). Excavating Lefebvre: The right to the city and its urban politics of the inhabitant in Geojournal, 58, pp. 99‐108 101 Qu, L., Hasselaar, E. (2011). Making Room for People: Choice, Voice and Liveability in Residential Places. Amsterdam: Techne
Press Rhee, M. van, Roode, A.L. (2012). De staat van Rotterdam. Rotterdam: Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) Rimmelzwaan, R. (2012). Participatie, de brug tussen bewoners en woningcorporatie. Utrecht: Universiteit Utrecht Ruijter, J, de (2013). Mentaal eigenaarschap bij woonconsumenten. Delft: TU Delft, Faculteit Bouwkunde, Real Estate &
Housing Rus, A., Vellinga, J., Liebrand, F. (2010). Naar een verbindende en inspirerende participatie. In Platform Corpovenista (2010). Bewonersparticipatie: vastgeroest of lenig? Delft: Platform Corpovenista Swyngedouw, E., Moulaert, F., Rodriguez, A. (2002). Neoliberal Urbanization in Europe: Large‐Scale Urban Development Projects and the New Urban Policy. Oxford: Blackwell Publishing Verhage, R., Sluis, R. (2003). Samenwerking bij stedelijke vernieuwing. Delft: DUP Science Vriesema, I. (2013). Participerende burger weggewimpeld in NRC, 28 november 2013, pp. 4‐5 Wijdeven, T. van de, Graaf, L. de, Hendriks, F. (2013). Actief burgerschap. Tilburg: Tilburgse School voor Politiek en Bestuur Yau, Y. (2011). Weightings of decision‐making criteria for the maintenance of multi‐storey residential buildings in Hong Kong. Hong Kong: City University of Hong Kong, Department of Public and Social Administration Internet Blauwe Kamer (2013). De Blauwe Kamer, jaarboek 2013. http://www.bk.tudelft.nl/fileadmin/Faculteit/BK/Actueel/Nieuws/Nieuwsberichten_2014/doc/Jaarboek_BlauweK
amer_2013_Minister_Schultz_BK6_2013.pdf Geraadpleegd op 23 januari 2013 Buro Lina (2012). Onze Tuin Provenierswijk. http://www.burolina.nl/natuur/rotterdamse‐munt/ Geraadpleegd op 16 mei 2013 COS Gemeente Rotterdam (2012). Sociale Index Rotterdam 2012 http://www.cos.nl/sigt/ Geraadpleegd op 27 oktober 2012 Gemeente Rotterdam (2014). Gebiedscommissies http://www.rotterdam.nl/gebiedscommissies Geraadpleegd op 3 januari 2014 Gemeente Rotterdam (2013). Proveniersplein http://www.rotterdam.nl/proveniersplein Geraadpleegd op 22 september 2013 KEI Platform31 (2011). Wat is stedelijke vernieuwing? http://www.kei‐centrum.nl/pages/28201/Wat‐is‐stedelijke‐vernieuwing.html Geraadpleegd op 29 december 2012 Rijksoverheid (2012). Wet op het overleg huurder en verhuurder http://wetten.overheid.nl/BWBR0009810/geldigheidsdatum_05‐09‐2012 Geraadpleegd op november 2013 Rijksoverheid (2013). Troonrede 2013. Koning Willem‐Alexander heeft in de Ridderzaal de troonrede uitgesproken. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/prinsjesdag/documenten‐en‐publicaties/toespraken/2013/09/17/
troonrede‐2013.html Geraadpleegd op 10 oktober 2013 Rotterdam (2012). Rotterdammers kiezen ‘de luchtsingel’ tot het beste stadsinitiatief http://www.rotterdam.nl/winnaarstadsinitiatief Geraadpleegd op 22 september 2013 Schieblock (2014). Het Schieblock http://www.schieblock.com Geraadpleegd op 7 januari 2014 Stichting de Luchtsingel (2013). LUCHTSINGEL. http://www.luchtsingel.org/ Geraadpleegd op 22 september 2013 102 Vereniging Bewoners Provenierssingel (2013). Website Vereniging Bewoners Provenierssingel http://www.provenierssingel.nl Werkgroep CS Provenierswijk (2005). Verzet tegen reuzen CS http://www.werkgroeprotterdamcs.provenierswijk.nl/archives/00000052.htm Geraadpleegd op 27 september 2012 Werkgroep Woonmilieu Provenierswijk (2008). Brief over ontwikkelingen stationskwartier en uitstraling daarvan op Provenierswijk http://www.provenierswijk.nl/werkgroep_woonmilieu Geraadpleegd op 26 september 2012 Afbeeldingen p. 44 Saine (2013). Design Thinking http://www.saine.co.za/wordpress/turning‐design‐thinking‐to‐design‐doing/ p. 48. Barth, B. (2010). The art of building cities http://benjaminbarth.wordpress.com/2010/02/27/the‐art‐of‐building‐cities/ p. 63. Sena (2011). City lights and traffic sounds http://ssss8888.deviantart.com/art/City‐Lights‐And‐Traffic‐Sounds‐198465485 p. 66. Haar, J. ter (2012). Test site Rotterdam http://www.flickr.com/photos/jacquelineterhaar/7987697354/ p. 68. Rotterdam (2013). Proveniersplein CS http://www.rotterdam.nl/provenierspleincs p. 69. Buro Lina (2012). Binnenterrein Provenierswijk http://www.burolina.nl/architectuur/tussentuin/ p. 70. ZUS (2012). Luchtsingel concept http://www.luchtsingel.org p. 87. KWH (2013). Het Corporatiehuis http://www.kwh.nl/templates/content.aspx?PageID=228 Interviews Margot van Doggenaar. Voormalig projectleider bij Deelgemeente Noord Rotterdam. Deelgemeente Noord Rotterdam, 4 oktober 2012 Nils Berndsen. Portefeuillehouder Deelgemeente Noord Rotterdam. Deelgemeente Noord Rotterdam, 23 mei 2013 Hans Rombouts. Voormalig voorzitter Werkgroep CS, projectteam Spoor‐ en Provenierssingel en voorzitter Vereniging Bewoners Provenierssingel. 30 mei 2013 Joost Koningen. Architect Team CS (West 8). West 8, 16 juni 2013 Dick van Loon. Secretaris VvE Spoorsingel. 17 juni 2013 Tanja Lina. Oprichter Buro Lina, architect en projectleider Onze Tuin. 1 juli 2013 Lucia Post. Wijkconsulent Noord bij Havensteder. 19 juli 2013 Marjan Schenkel. Bewoonster Pieter de Raadtstraat, beheer Onze Tuin. 23 augustus 2013 Daisy Heijmink. Bewoonster Van der Sluysstraat, beheer Onze Tuin. 9 oktober 2013 Rob van den Bos. Adviseur Stadsinitiatief. 16 januari 2014 103 Inzichten over participatie bij Havensteder, dank aan: Aimée Tops. Senior adviseur strategie Richard Blom. Senior adviseur strategie Paul Elleswijk. Programmamanager Gebiedsontwikkeling Centrum Noord Salina Teeuw. Programmamanager Gebiedsontwikkeling Zuid West Ineke de Maaijer. Programmamanager Gebiedsontwikkeling Zuid West Henri Vennix. Programmamanager Gebiedsontwikkeling Oost Anne Klusman. Programmamanager Gebiedsontwikkeling Centrum Noord Farrah Menouar. Woonconsulent wijkteam Provenierswijk Jeroen Hendriks. Wijkconsulent wijkteam Bospolder‐Tussendijken Christian Zwart. Programmamedewerker Vreewijk, Gebiedsontwikkeling Vreewijk 104 BIJLAGE 1 - PARTICIPATIEPROCESSEN
In deze sectie zijn de gevolgde participatietrajecten beschreven. 1a Casus 1 – Proveniersplein, Noordzijde Rotterdam Centraal Station
De volgende procesbeschrijving is samengesteld door een combinatie van interviews, verslagen en de studie van Boudestijn (2012) omtrent de bestuurlijke aanpak van het proces. De gedetailleerde tijdlijn is mogelijk gemaakt door de nauwkeurige documentatie en archivering van alle verslagen en brieven. De meeste stukken zijn op de site van de gemeente Rotterdam te vinden. Niet alle bijeenkomsten, presentaties en avonden zijn vermeld. Alleen de belangrijkste momenten worden hier onder aangegeven. 2004: opdracht voor ontwerp van de nieuwe terminal 2005: definiëren van doelen Ambities werden geformuleerd door de stad, de deelgemeente Noord sloot zich later hierbij aan. Bij het aansluiten van de deelgemeente was het schetsplan van de hand van West8 (Adriaan Geuze) al klaar. Juni 2005: voorlopig ontwerp Rotterdam Centraal Deelgemeente Noord geeft aan dat het positief staat tegenover het voorlopig ontwerp, maar er is wel een aantal kanttekeningen gemaakt ten aanzien van de verkeerssituatie. Participatie voorafgaand aan het Programma van Eisen Stationskwartier Het participatietraject rond het Proveniersplein is gecombineerd met een participatietraject voor een ander project. Aangrenzend aan het Proveniersplein liggen de Spoorsingel en Provenierssingel, die ook worden heringericht (‘Singelplan’). De twee projecten sluiten direct op elkaar aan, dus het combineren van de twee trajecten was een inhoudelijke en een praktische keuze. Volgens de deelgemeente is het gevolgde participatietraject te kwalificeren als “informeren”, “coproduceren” en “raadplegen” (Boudestijn, 2012). Er wordt dus volgens de gemeente niet alleen informatie gedeeld met bewoners, maar bewoners worden gevraagd vanuit de gemeente naar hun mening. Maart 2006: reacties Provenierswijk op plannen & inspraakavond voorontwerp‐bestemmingsplan De bewonersorganisatie Provenierswijk stuurden in maart 2006 een brief naar de gemeente naar aanleiding van een brief van wethouder Hulman over zijn overleg met bewoners van de wijk. Hier in is een groot aantal wensen en punten van zorg van de bewoners beschreven. De belangrijkste punten zijn zorgen over hoogbouw en schaduwwerking op de wijk, de bevoorrading van de OV‐
terminal dat gepland is aan de noordzijde, het NS kantoor dat toendertijds gepland was op het plein en de verkeersafwikkeling. September 2006: presentatie bouw NS‐kantoor op het Proveniersplein Tegen de getoonde bezwaren van de bewoners in is er een plan gepresenteerd over het NS‐kantoor dat op het Proveniersplein zou moeten komen. 105 Juli 2007: een projectleider van SONOR Opbouwwerkorganisastie SONOR heeft in opdracht van de deelgemeente Noord het proces uitgewerkt. Er is een website geopend waarop onder andere informatie over de plannen en verslagen van bewonersbijeenkomsten zijn te vinden. Door SONOR is ook een projectleider ingezet dat het gehele traject zou moeten begeleiden. Deze projectleider was aanwezig bij informatiemomenten en bewonersavonden. Ze hield zich niet bezig met inhoudelijke aspecten van de plannen maar stuurde op bijeenkomsten, nieuwsbrieven en terugkoppelingsmomenten. November 2007: informatieavond Stationskwartier Op twee informatieavonden hebben een relatief groot aantal bewoners reacties gegeven op de plannen voor het Stationskwartier. De bewoners hadden zorgen over de invloeden op de veiligheid, verkeersafwikkeling en invloeden op de bestaande en toekomstige bebouwing. Met name de goederen afvoer aan de noordzijde, fietsen en voetgangerstromen waren punten van aandacht. Het NS‐kantoor wordt niet meer genoemd. Februari 2008: stedenbouwkundig plan Stationskwartier 2007 Het plan betreft voornamelijk de zuidzijde van het Centraal Station, maar er wordt ook al wat genoemd over de noordzijde. In het document wordt vermeld dat de Spoorsingel en Stationssingel verbonden moeten worden en dat de buitenruimte direct ten noorden van het station verbeterd zal worden. Er zou een groen, ruim plein worden gerealiseerd. Dit plan borduurt voort op het schetsontwerp uit 2005. Juli 2008: presentatie concept Programma van Eisen Bewoners werden geïnformeerd over het concept PvE. Er is besloten geen grootschalige verkeersingrepen te doen aan de noordzijde en het huidige karakter blijft gehandhaafd. “....het karakter gehandhaafd met [...] logistieke functies ten behoeve van het functioneren van de OV terminal.” (Oplegnotitie Deelgemeente Noord Rotterdam, 18‐9‐2008). November 2008: programma van Eisen Proveniersplein De deelgemeenteraad heeft op basis van het schetsontwerp van de stad het PvE vastgesteld. De stedenbouwkundige kwaliteit heeft prioriteit. De inrichting van het plein zal aansluiten op de 19e eeuwse karakter van de wijk. Participatie na de vaststelling van het PvE Er heeft na het vaststellen van het PvE intensieve communicatie en participatie plaatsgevonden. Naast het versturen van nieuwsbrieven en bewonersbrieven zijn er meerdere informatiebijeenkomsten georganiseerd, ieder met een bepaalde doelstelling. Er is ook met de bewoners een wandeling geweest door het projectgebied om ter plekke punten in het plan en de toenmalige situatie te bespreken. Maart 2009: “Week van de Proveniersplannen” en ‘de rondetafelgesprek’ Bewoners konden van 9 tot en met 12 maart naar een wijkcentrum om geïnformeerd te worden over de projecten van het Proveniersplein. Vertegenwoordigers van gemeentelijke diensten, de deelgemeente, de projectleider van SONOR en een aantal bewoners waren aanwezig. Op de laatste 106 dag werd er een rondetafelgesprek georganiseerd over het plein. Bewoners konden reageren, maar het was niet duidelijk wat wel en wat niet veranderd kon worden. Mei 2010: bewonersavond Volgens betrokkenen (Boudestijn, 2012), is de bewonersavond van 9 mei 2010 de reden geweest voor de deelgemeente om het participatietraject te evalueren. Bewoners lieten met duidelijke taal weten dat zij niet voldoende betrokken waren bij de planvorming van het Proveniersplein. Op 20 mei 2010 heeft er een wijkvergadering plaatsgevonden, gericht op de bewoners en georganiseerd door de bewonersvereniging Provenierswijk. Op deze avond is een besluitenlijst gemaakt waar aan het plein volgens hen moet voldoen. Door de deelraad werd echter geconstateerd dat de lijst op een aantal cruciale punten afweek van het vastgestelde PvE. De verantwoordelijke portefeuillehouder liet weten dat hij vond dat de verkeersveiligheid in het oorspronkelijke PvE niet overtuigend was. Juli 2010: variantenstudie dS+V In opdracht van de deelgemeente zijn door dS+V zes varianten gemaakt. De varianten laten zien wat de consequenties zijn van de besluitenlijst van mei 2010. De varianten verschillen echter vrij weinig van elkaar. Enkele voldoen niet aan het in 2008 vastgestelde PvE. December 2010: bewonersavond De gemeente organiseerde een bewonersavond over de singels in relatie met het plein. De gebeurtenissen op deze avond heeft de verhouding tussen de deelgemeente (en de stedelijke diensten) en de aanwezigen van de bewonersvereniging Provenierswijk verstoord. Deze bewonersavond gaf de gemeente de aanleiding om een brief te sturen naar de vertegenwoordigers van de bewonersvereniging, waarin zij aangaf dat de manier waarop een aantal bewoners handelden als “niet respectvol wordt beschouwd”. In reactie hier op stuurde de voorzitter een brief terug waar in ze aangaf dat de bijeenkomsten “schijnvertoningen” waren. Januari 2011: voorstel wijziging PvE uit 2008 Maart 2011: wijziging PvE Met de wijziging van het PvE, dat door de invloed van bewonersparticipatie in gang is gezet, verandert de deelgemeente van koers. De diensten vinden de wijziging onverantwoord en onbegrijpelijk. Er was verwacht dat het schetsontwerp uit 2005 altijd het uitgangspunt zou blijven. De reden voor de wijziging, namelijk druk van de bewoners, was onvoldoende volgens hen. De deelgemeente heeft echter nooit de afspraak gemaakt om alles exact te doen zoals de stad dat zou willen. Mei 2011: gewijzigde PvE vastgesteld Verkeersveiligheid en de tramhaltes op het plein krijgen een veel grotere rol. Vierde kwartaal 2011 Vertraging door (budgettaire) onduidelijkheden in het gewijzigde PvE November 2011: handtekeningenactie andere bewoners Provenierswijk In een handtekeningenactie met 120 handtekeningen laten bewoners die niet direct geassocieerd 107 zijn met de bewonersvereniging dat zij het wel eens waren met het oorspronkelijke plan, en dat de vernieuwde nadruk op verkeersveiligheid het 19e eeuwse karakter van het plein teniet kan doen. April 2012: intrekking bevoegdheden deelgemeente Er werd besloten door de gemeente Rotterdam dat het project van stedelijk belang is. De gemeenteraad besloot daarom de bevoegdheden van de deelgemeente in te trekken. Het originele plan wordt uitgevoerd, en zal in 2013 klaar zijn. 1b Casus 2 – Binnenterrein ‘Onze Tuin’
Eind 2008 is er door Havensteder een grote mate van verloop geconstateerd in het blok van de Pieter de Raadstraat en de Van der Sluysstraat in de Provenierswijk. Architectenbureau Buro Lina (toen nog KOOL) krijgt de opdracht om hier verandering in te brengen. In 2009 zijn de eerste schetsen in samenwerking met bewoners gemaakt voor het binnenterrein. Bewoners worden regelmatig uitgenodigd om mee te denken over de inrichting van de tuin. Er worden vergaderingen, informatiemomenten en workshops georganiseerd waarbij bewoners op dezelfde dag nog worden uitgenodigd om langs te komen. De bijeenkomsten worden altijd in de buurt gehouden, zodat deze toegankelijk bleven voor de bewoners. Een aantal bewoners was zeer enthusiast, samen met deze groep van 10 bewoners werd een tuingroep gevormd waarmee regelmatig werd afgesproken. Er waren ook bewoners die aangaven niks met het binnenterrein te maken wilden hebben, en het liefst een afgesloten tuin wilden hebben. Het is uiteindelijk wel gelukt om een plan te maken waar ook deze bewoners tevreden mee zijn. Vanaf het begin werd gezocht naar mensen die bereid waren om tijd te investeren aan de tuin zodra deze af is. Het bleek al gauw dat een groep mensen zich daar voor wilden inzetten. Het koste wel tijd en moeite om deze bewoners te vinden en enthousiast te maken om mee te doen, ze kwamen absoluut niet zelf met het idee om de tuin te onderhouden. Om mensen te mobiliseren is een aanjager nodig geweest, ze moesten worden overtuigd. Voor deze tuingroep is een aangrenzende garage omgebouwd waar activiteiten kunnen worden georganiseerd. Bijeenkomsten Niet bij alle bijeenkomsten zijn notulen gemaakt, het is daarom lastig om alle gebeurtenissen in kaart te brengen. De gemaakte notulen geven wel een beeld van de samenwerking tussen bewoners, ontwerpers en de woonconsulent van PWS (nu Havensteder). Middels een handtekeningenactie hebben bewoners de deelgemeente Rotterdam zover gekregen om de grote tafel in de tuin te financieren. In het voorjaar van 2012 is ‘Onze Tuin’ geopend. Het valt sindsdien onder beheer van actieve bewoners. Zo wordt er op woensdagmiddag speelmiddagen georganiseerd voor de kinderen uit de buurt. Zo nu en dan zijn er ook andere activiteiten, geheel opgezet door deze actieve groep van bewoners. Het terrein is nog niet helemaal losgelaten door de ontwerpers (er wordt bijvoorbeeld nog hulp aangeboden bij het aanvragen van financiering voor activiteiten), maar het zal niet lang meer duren voordat het compleet op zichzelf staat. 108 In oktober 2013 gaven de laatste actieve bewoners aan dat ze de speelmiddagen niet meer zullen organiseren na 2013. De stichting die door een bewoner in het leven is geroepen om het binnenterrein te blijven ondersteunen zal wel actief blijven. Al enige tijd worden “stagiaires” eenmaal per week ingezet voor tuinier‐ en schoonmaaktaken. 1c Casus 3 – Luchtsingel
Stadsinitiatief In 2011 startte het Rotterdamse Stadsinitiatief voor het eerst. Bewoners van Rotterdam werden opgeroepen om met nieuwe ideeën te komen voor de verbetering van de stad. Zij konden stemmen op hun favoriete project. Het Stadsinitiatief reserveerde 4 miljoen euro voor de realisatie van het beste idee. ZUS werd gevraagd met een idee te komen voor de herontwikkeling van de openbare ruimte. Dit werd het plan voor de Luchtsingel. De noodzaak Het idee van de singel was ontstaan door de waargenomen leegstand en verloedering van het gebied rondom de Hofbogen en het Schieblock. Door de gebieden in respectievelijk Rotterdam Noord en het Centraal District te verbinden met een brug en aantrekkelijke bestemming, hopen de bedenkers het gebied te revitaliseren. Crowdfunding In februari 2011 begon het crowdfunden. Via de website (http://crowdfunding.imakerotterdam.nl/) konden mensen een plankje, een element of een brugdeel sponsoren, en zelf een tekst op laten plaatsen. Vaak is dit een naam, een bericht of een bedrijf. Zo hebben o.a. Havensteder en Erasmus Universiteit een groot deel gefinancierd. Tegen november waren er 169 deelnemers. Een maand later, 369. Uiteindelijk zijn er zo’n 1300 funders, goed voor € 100.000. Toch was slechts ongeveer 15% van de brug gefinancierd. Door alle aandacht via het crowdfunding, maar ook een intensieve campagne met advertenties in allerlei media wist de Luchtsingel het Stadsinitiatief te winnen met 48% (19313) van de stemmen. Met het winnen van het Stadsinitiatief is de financiering voor de singel rond. Tot op heden is het nog mogelijk om een plank te kopen. Bouw De bouw begon in april 2012. Sindsdien is het eerste deel gebouwd, de brug vanuit Schieblock over Schiekade. Door allerlei juridische en vergunningstechnische aspecten (de brug gaat over het treinspoor heen) moest de bouw tijdelijk gestaakt worden. Zo heeft het ruim een jaar bij gestaan. In november 2013 gaat de bouw door. Eind 2014 zal het project voltooid zijn. 109 BIJLAGE 2 - DOCUMENTATIE
Documenten Proveniersplein Datum Onderwerp 27/3/2006 Reactie Provenierswijk op plannen uitvoering BDS Rotterdam 28/9/2006 Verslag deelraadsvergadering 18/10/2006 Notitie NS kantoor en de stationskap BDS Rotterdam 13/7/2007 Ontwikkelvisie GlocalCityDistrict RCD 5/11/2007 Reacties informatieavond stationskwartier 5 en 7 november 14/2/2008 Consultatie bewoners t.b.v. stedenbouwkundigplan stationskwartier 2007 12/6/2008 Stedenbouwkundig plan RCD 18/9/2008 Oplegnotitie en oorspronkelijk PvE Proveniersplein 18/9/2008 Plattegrond in oplegnotitie en PVE 12/3/2009 Week van de proveniersplannen – Verslag Ronde Tafel gesprek Proveniersplein 2/11/2010 Agendapost variantenstudie voorleggen aan bewoners 6/1/2011 Brief VVE Spoorsingel 2/2/2011 Diverse brieven van bewoners 22/3/2011 Agendapost amendering PVE db besluit 25/3/2011 Oplegnotitie deelraad PVE 4/4/2011 Brief Karakus aan cie FIB stand van zaken Proveniersplein 15/4/2011 Bewonersbrief deelgemeenteraad stand van zaken 26/5/2011 Deelraadsbesluit geamendeerd PVE Proveniersplein (incl. PVE en amendering) 17/8/2011 Structuurvisie Rotterdam Central District 18/8/2011 Brief van het deelbestuur betreft evaluatie participatie en PIT 15/9/2011 Schriftelijke vragen gemeenteraad vvd en pvda 27/10/2011 Interne notitie uitwerking varianten 10/11/2011 Brief VVE Spoorsingel aan CIE FIB 18/11/2011 Burgerbrief over toekomstige inrichting van het Proveniersplein – Handtekeningen 22/11/2011 Brief deelbestuur noord aan college over tijdsverloop en mening deelgemeente NRD 22/11/2011 Brief Karakus aan CIE FIB over verkeersveiligheid Proveniersplein 23/11/2011 Brief aan Karakus inzake Proveniersplein 24/11/2011 VVD motie Verheij Proveniersplein 29/11/2011 Agendapost t.b.v. verzending brief aan Karakus met stand van zaken 30/11/2011 Publicatie aanname motie VVD uitvoering oorspronkelijke PVE 15/12/2011 Brief deelraad stand van zaken 20/12/2011 Ambtelijke mailwisseling optie intrekken bevoegdheden 20/12/2011 Brief Vereniging Bewoners Provenierssingel aan Berndsen en Karakus 20/12/2011 Verslag bestuurlijk overleg Karakus – Berndsen 11/1/2012 Mailwisseling en agpo stand van zaken Proveniersplein 23/1/2012 Processtukken buitenruimteprojecten 25/1/2012 Agpo Proveniersplein: keuze variant uit te werken IP 110 1/2/2012 Plangebied PVE Provenierssingel 15/2/2012 Mailwisselingen concept agpo intrekken bevoegdheden 14/3/2012 Agpo intrekking bevoegdheden – Advies deelbestuur op college 14/3/2012 Mailwisseling deelgemeente secretaris en programmamanager rcd m.b.t. intrekken bevoegdheden 11/4/2012 Besluitenlijst vergadering cie fib 12/4/2012 Mailwisseling m.b.t. agpo college overdracht intrekking bevoegdheden 18/4/2012 Artikel van Magleen Smouter op dichtbij.nl 21/4/2012 Advisering deelbestuur richting college over intrekking bevoegdheden 26/4/2012 Publicatie raadsbericht m.b.t. raadsbesluit intrekking bevoegdheden 4/6/2013 Brief aan de bewoners Spoorsingel betreft inrichting Spoorsingel 2/7/2013 Verslag presentatie inrichtingsplan d.d. 2 juli 2013 4/7/2013 Reactiedocument inrichtingsplan Proveniersplein d.d. 4 juli 2013 Documenten binnenterrein ‘Onze Tuin’ Datum Onderwerp 23/3/2010 Verslagen bewonersavonden 8, 10 en 17 maart. Uitleg en introductie, doelstelling, motivering bewoners 24/5/2010 Notulen Tuingroep – Beheersplan, moestuinbakken, indeling garage 15/9/2010 Notulen Tuingroep ‐ 4/10/2010 Notulen Tuingroep – Aankondiging start bouw, beheersplan, indeling garage 2/11/2010 Notulen Tuingroep – Aanpassing bergingen, moestuin, privé‐tuinen 14/2/2012 Verslag Tuingroep Tussentuin – Plaatsing hagen en hekjes van privétuin, siertuin, activiteitenplan 5/12/2012 Evaluatieverslag Stichting DOEN Tussentuin 111 BIJLAGE 3 - PARTICIPATIE IN ALLERLEI VORMEN
01 Eigen onderhoud en beheer groen en buitenruimte Alledaags Permanent Activerend Wijkonderneming Voorzieningen C W* Volwassenen, senioren Co=Concern, G=Gebied, W=Wijk, C=Complex Omschrijving Mensen doen doen zelf onderhoud op regelmatige basis aan de buitenruimte, groen en structuren in de wijk. Hierdoor kunnen bewoners (mee)bepalen over de inrichting en onderhoud van hun leefomgeving. Door bewoners samen te laten werken kan de sociale samenhang in een buurt worden verbeterd. Verder wordt verloedering voorkomen omdat mensen hun eigen tijd en energie in de ruimte steken. Doel ‐ Verhoogd sociale samenhang door samenwerken met buurtbewoners. ‐ Verhoogd gevoel van eigenaarschap door eigen investering tijd en moeite in de fysieke ruimte. Dit leidt tot een betere verzorging van (semi‐)openbare ruimten. ‐ Stimuleren van kleinschalig ondernemerschap (zoals het organiseren van buurtactiviteiten in eigen ruimte). Voorwaarden Aanwezigheid van meerdere actieve bewoners die zich willen inzetten voor hun directe leefomgeving. Bewoners met kennis van zaken zijn een pluspunt. (Financiële) ondersteuning organisatie/corporatie waar nodig is. Een bedrijfsmanager kan ook van toepassing zijn. Verder is een bedrijfsmatige aanpak noodzakelijk om de benodigde middelen te verzamelen. Start door Stimulatie vanuit corporatie (wijkbeheer) Organisatie door een stichting Bewonersinitiatief Voorbeeld ‐ Groene wijk EVA‐Lanxmeer (Culemborg), http://www.eva‐lanxmeer.nl/ ontwerp en beheer mede door bewoners (i.s.m. Stichting Terra Bella). Er worden klusdagen georganiseerd, gecoördineerd door een hovenier. Als bepaalde taken op klusdagen niet af zijn, worden deze voortgezet op de volgende dag of uitbesteed aan een hovenier. Jaarlijks zijn er twee gezamenlijke plukweekenden om de vruchten van de boomgaard te oogsten. Ongeveer 10% van de huishoudens doen mee met de klusdagen. ‐ Juliana van Stolbergstraat, Amsterdam (Ymere). http://www.hollandsgroenbv.nl/publicaties/denkgroen/Denkgroen%202011,%20no.4,%20Binnentuin,%20Amsterdam.pdf Gezamenlijke moestuinen, inrichting van het binnenterrein samen met de bewoners. Een groot deel van de onderhoud wordt door bewoners zelf uitgevoerd. De hovenier werkt aanvullend. De tuin heeft een sociale functie doordat het ook functioneert als verblijfsruimte. ‐ ‘Van Grond tot Mond’, Lombardijen (Rotterdam). http://www.lombaleeft.nl/images/stories/pdf/VanGrondtotMond.pdf Stadslandbouw en eigen eetgelegenheid. Bewoners zaaien en oogsten groenten en kruiden die vervolgens in een buurtrestaurant worden geserveerd voor een betaalbaar bedrag. Jongeren en ouderen doen mee in het proces. ‐ Gemeente Tilburg & WonenBreburg hebben een budget van €5000,‐ beschikbaar gesteld aan bewoners van een complex waar veel klachten waren over een onverzorgd binnenterrein. Het effect is een schonere buitenruimte met een mooiere uitstraling en een toename in sociale contacten door de onderlinge samenwerking. De bewonersorganisatie doet de uitvoering, de huismeester van de woningcorporatie begeleidt bewoners bij schoonmaak en onderhoud. Binnenterrein Juliana van Stolbergstraat, Amsterdam (bron: DenkGroen, 2011) 112 02 Eigen beheer voorzieningen Alledaags Permanent Activerend Wijkonderneming Voorzieningen W Volwassenen, senioren Omschrijving Bewoners starten een eigen onderneming dat de wijk voorziet van allerlei (sociale) activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een buurtcentrum of een buurtwinkel in eigen beheer. De bijbehorende activiteiten kunnen ook georganiseerd worden door bewoners, denk hierbij aan speelmiddagen, workshops, cursussen en andere terugkerende of eenmalige activiteiten. Doel ‐ Verhoogde sociale samenhang door samenwerken met buurtbewoners. ‐ Verhoogd gevoel van eigenaarschap door eigen investering tijd en moeite in de fysieke ruimte. ‐ Stimuleren van kleinschalig ondernemerschap (zoals het organiseren van buurtactiviteiten in eigen ruimte). Voorwaarden Aanwezigheid van actieve bewoners die zich willen inzetten voor hun directe leefomgeving. Bewoners met kennis van zaken zijn een pluspunt. Ondersteuning corporatie waar nodig is door middel van een budget, begeleiding en toezicht. Net als met andere wijkondernemingen is het van vitaal belang dat bewoners zich consistent actief willen inzetten en dat er regelmatige activiteiten worden georganiseerd. Start door Stimulatie vanuit corporatie (wijkbeheer) Organisatie door een stichting Bewonersinitiatief Voorbeeld ‐ Elsendorp, http://www.youtube.com/watch?v=5bNr2Yp8qKc een dorp met buurtcentrum in eigen beheer waar dagelijks activiteiten plaatsvinden. Bewoners zorgen voor de onderhoud, organiseren evenementen. Verder is er ook een bibliotheek en een buurtwinkel die volledig op vrijwilligers draaien. Dorpelingen zijn mede‐eigenaar van deze openbaren voorzieningen. ‐ ‘t Klooster, Rotterdam. http://www.kloosteroudenoorden.nl/ Een experiment in Oude Noorden. Operationele leiding is in handen van onbetaalde bewoners. Er is wel een beheerder aanwezig. Vrijwel dagelijks zijn er cursussen en workshops, en regelmatig worden er andere activiteiten zoals een filmavond of een cultuurfestival. De gemeente helpt mee met de financiering. ‐ Wijkcentrum Overdie, Alkmaar. http://www.thuisinoverdie.nl/ De accommodatie is in bezit van de bewoners. Het herbergt een groot aantal clubs en activiteiten, vaak op vrijwilligersbasis georganiseerd. Er is een restaurant, bibliotheek en vergaderruimte aanwezig. Het wijkcentrum wordt sterk gesponsord door het bedrijfsleven. ‐ Pop‐up winkels, tijdelijke winkels in leegstaande gebouwen waar lokale artikelen worden verkocht, geheel georganiseerd en onder beheer van bewoners. ’t Klooster, Oude Noorden, Rotterdam (bron: Kluswijk) 113 03 Wijkeigenaars/zelfbeheer openbare ruimte Alledaags Permanent Tijdelijk Activerend Informeel W C Volwassenen Omschrijving Door mensen een stukje van hun eigen wijk te geven waar zij verantwoordelijk voor zijn wordt er beter op openbare bezittingen gelet. Geef bewoners iets uit de wijk, een bankje, bloemperk, stuk stoep, deel van een plein. Laat ze verantwoordelijk zijn voor deze delen en laat ze het persoonlijk maken. Dit kan onder andere door verfraaien of een plaatsing van naam en adres van de eigenaar op het betreffende item. Doel ‐ Verhogen verantwoordelijkheidsgevoel voor de buurt. ‐ Verhogen sociale binding, veiligheid en kwaliteit buitenruimte door ontmoeting en samenwerking. ‐ Verlagen van ongewenst gedrag zoals vandalisme en luidruchtige hangjongeren. Voorwaarden Er moeten bewoners aanwezig zijn het voortouw nemen en willen starten met een dergelijk initiatief. De gegeven elementen moeten van betekenis en zichtbaar zijn. Mensen zullen wel een enige mate van verantwoordelijkheidsgevoel moeten hebben voor er wordt begonnen. Start door Gemeente Woningcorporatie Bewonersinitiatief Stichting Voorbeeld ‐ Bijzondere banken, Rotterdam. Een initiatief van bewoners in Nieuwe Westen en Charlois. Veel bankjes werden verwijderd omdat er overlast ontstond. Bewoners waren niet eens met de verwijdering van de bankjes en begonnen zelf nieuwe banken te plaatsen. Deze bankjes werden door bewoners zelf aangeschaft en gepersonaliseerd. Ondertussen hebben bewoners uit een straat een bedrijfje opgezet dat zich richt op het ontwerp van slim straatmeubilair. Stichting KICK doet een bijdrage van 75 euro per bankje. ‐ Moe’stuin, Delft. Moe’stuin onderscheid zich van andere moestuinen door de locatie. De Poptahof is een naoorlogse wijk dat kampte met veel problemen zoals vandalisme, criminaliteit, verwaarlozing, werkloosheid en spanningen tussen bevolkingsgroepen. In de afgelopen twee decennia is hard gewerkt aan deze problemen, maar de problemen zijn nog niet helemaal opgelost. De Moe’stuin geeft een stukje grond aan geïnteresseerden om groente en fruit te kweken. Bijna altijd zijn dit moeders en oma’s, maar een bijkomend effect is dat de kinderen van deze vrouwen letten op de planten van hun moeders en oma’s. Het voegt een laag benodigde sociale controle toe aan de buurt. Daarnaast zorgt het gezamenlijk werken in de tuin voor nieuwe contacten – ook tussen verschillende bevolkingsgroepen. Moe’stuin wordt door woningcorporatie Woonbron gefinancierd. Moe’stuin, Poptahof (bron: poptahof.nl) 114 04 Ambassadeurs Regelmatig Tijdelijk/permanent Activerend Informele communicatiemethode Insprekend C W Volwassenen, jongeren, kinderen, allochtonen Omschrijving Bewoners motiveren anderen in hun buurt om mee te doen. Deze ambassadeurs worden actief aangespoord om vrienden, buren en kennissen mee te nemen naar verschillende formele en informele participatiemomenten. Door de bestaande sociale netwerk in een wijk te gebruiken worden meer mensen op een informele manier bereikt. Het is een laagdrempelige manier om medebewoners van allerlei verschillende groepen te betrekken. In sommige gevallen worden kinderen en jongeren ambassadeurs. Ouders raken dan ook betrokken. Soms worden ambassadeurs niet officieel benoemd, maar nemen of krijgen bepaalde bewoners deze rol op zich omdat zij door hun eigen gevoel van verantwoordelijkheid (of toeval), een spil vormen tussen de bewoners en de corporatie. Doel Vergroten bereik informatievoorziening. Verhogen sociale samenhang door toename sociale contacten, mogelijkheden voor bewoners om te communiceren met de corporatie via medebewoners. Voorwaarden Ambassadeurs kunnen bijna overal ingezet worden. Wat wel nodig is zijn mensen die anderen kunnen motiveren, en er is een positieve sociale klimaat nodig in de wijk. Er zin mensen nodig die open staan voor nieuwe contacten. Start door Stimulatie vanuit corporatie (consulent/beheerder), gemeente, stichting Bewonersinitiatief Voorbeeld ‐ Transvaal, Den Haag. Een groep bewoners functioneren als wijkambassadeur. In deze wijk met een groot aantal allochtone huurders, kunnen deze mensen hun netwerk gebruiken om bewoners en ondernemers te informeren over de krachtenplannen voor de wijk. Verder verzamelen zij ideeën en werken ze mee aan initiatieven. Er is een budget vastgelegd in een samenwerking tussen Staedion en de Gemeente Den Haag. Bewoners kunnen zichzelf opgeven als ambassadeur via Stichting Boog (opbouwwerk). ‐ Andere locaties waar wijkambassadeurs zijn ingeroepen om bewoners actief te maken zijn Tilburg (bewoners informeren, organiseren activiteiten en functioneren als informele aanspreekpunt voor andere bewoners), gemeente Teylingen (ingezet met de specifieke doel om zwerfafval te verminderen), IJsselmonde (vanaf 16 jaar al, werkt via een website van Innovatief Nederland in de Deelgemeente IJsselmonde), Zutphen (voor jongeren vanaf 15 jaar voor één jaar organiseren ze jongerenactiviteiten, schrijven ze voor een website en spreken ze met volwassenen over wat jongeren bezighoudt) en Maastricht (kinderen van 9‐12 jaar vertellen wat er speelt onder kinderen, en interesseren ouders voor de buurt). Links: Ambassadeurs in Tilburg (bron: Verrijk je wijk). Rechts: Kinderambassadeurs in Maastricht (bron: Maastricht Noord‐oost) 115 05 Digitale buurtschouw Alledaags Permanent Insprekend Informele ommunicatie via internet C G W Iedereen Omschrijving Een digitale buurtschouw is een tool op internet dat mensen eenvoudig probleempunten in hun wijk laat aankaarten. Door middel van een plattegrond kunnen mensen aangeven waar problemen liggen en wat deze zijn. Andere bewoners kunnen stemmen op aangegeven problemen. Zo wordt zichtbaar welke zaken het meeste spelen onder bewoners. Met genoeg stemmen worden de aangegeven punten doorgestuurd naar de gemeente of corporatie. Het is ook mogelijk om ideeën te plaatsen op de kaart. Mensen kunnen door middel van een app (of de website) een foto maken en deze plaatsen. Verder is er een mogelijkheid om te reageren en te discussiëren. Het doel is de communicatie tussen bewoners en beleidsmakers te versterken. Doel ‐ In staat stellen bewoners om problemen 24 uur per dag 7 dagen per week door te communiceren aan de corporatie (of gemeente). Verder kunnen bewoners elkaar stimuleren om te stemmen op bepaalde problemen wat weer mogelijkerwijs meer contacten oplevert. Voorwaarden De belangrijkste voorwaarde voor het gebruik van de digitale buurtschouw is een basiskennis van het gebruik van internet. Verder moeten genoeg mensen op de hoogte van de mogelijkheid zijn. Dit zou via mond‐op‐mond reclame kunnen (“Stem op dit probleem!”) Start door Corporatie/gemeente (beheer, communicatie) Voorbeeld ‐ Er is een bestaande site en app verkrijgbaar (verbeterdebuurt.nl). Het is nog in ontwikkeling, maar het biedt al een kant en klare interface dat vrij snel ingezet kan worden. Vooralsnog wordt alleen gebruikt door gemeentes (genoemd worden Hoorn, Leerdam, Leiden en Utrecht) Digitale buurtschouw (bron: verbeterdebuurt.nl) 116 06 Papieren nieuwsgeving Regelmatig Permanent/ Informatief Op projectbasis (activerend) Formeel communicatiemiddel W Volwassenen Omschrijving Een standaard fysiek communicatiemiddel om nieuws te verstrekken. Dit kan periodiek gebeuren of op projectbasis. Bewoners zouden eigen bijdragen kunnen leveren als daar animo voor is. In het geval van een nieuwsbrief of –krant uit bewonersinitiatief, kan het een verbindende effect hebben als mensen gaan werken aan een gezamenlijk project. Het is aangeraden om de uitgaves ook digitaal te verspreiden en beschikbaar te stellen in een archief. Een regelmatige krant kan bekostigd worden door middel van advertenties. Doel ‐ Informeren, maar ook ‘je gezicht tonen’. Het is een manier om de aanwezigheid van de corporatie in de buurt aan te tonen. Dit is een middel dat in combinatie met andere middelen gebruikt dient te worden. Voorwaarden Lang niet iedereen zal deze berichten lezen, maar om het zo toegankelijk mogelijk te maken moet het taalgebruik simpel blijven en de inhoud kort en bondig. Artikelen moeten relevant zijn en een zichtbare verbinding hebben met de buurt. Dit middel moet worden gecombineerd met andere communicatiemiddelen waarbij de fysieke aanwezigheid van mensen van belang is. Start door Corporatie (communicatie) Bewonersinitiatief Voorbeeld ‐ Buurtkrant Kleiwegkwartier. Bewoners brengen ongeveer 7 kranten per jaar uit vanuit de bewonersorganisatie. De krant wordt huis‐aan‐
huis verspreid, en is ook in winkels in de buurt te vinden. De uitgave van vier pagina’s bevat artikelen over lokale ondernemingen, de staat van de omgeving, brieven, verhalen van bewoners en meer. Er is bijna een volle pagina besteed aan advertenties. Door bewoners en ondernemers te interviewen en te fotograferen zullen ze zelf het resultaat ook willen zien, en zijn ze eerder geneigd om het krantje door te bladeren. Van links naar rechts: Buurtkrant Kleiweigkwartier (Rotterdam), Armhoefse Akkers (Tilburg), Buurtkrant Wittevrouwenveld (Maastricht) 117 07 Internetplatform Dagelijks Permanent Informatief (activerend) Informeel communicatiemiddel C W B Jongeren, volwassenen Omschrijving Een standaard communicatiemiddel om nieuws te verstrekken op het internet. De site van de corporatie is een mogelijkheid om nieuws te verspreiden, maar het is wellicht te formeel. Voor wijk‐ of gebiedsniveau kunnen er websites opgestart worden voor een breed scala aan doelen. Zo kan een site puur als nieuwsbron dienen, met nieuwsberichten en informatie over gebeurtenissen en evenementen in de buurt. Het kan echter ook als platform voor bewoners dienen om in discussie te gaan of om ideeën naar voren te brengen die dan meteen zichtbaar zijn voor een groot aantal mensen. Twitter en Facebook kunnen gebruikt worden om informeel berichten direct naar mensen toe te sturen via hun feeds. Het is informeel van aard en inhoudelijk gezien kan het heel divers zijn. Deze twee tools maken het ook mogelijk om tweerichtingsverkeer te creeëren. Doel ‐ Informeren, verzamelen en promotie. ‐ Het kan ook als spreekbuis voor bewoners functioneren. Voorwaarden Net als met de buurtkranten‐ en folders is het niet te verwachten dat een site alle groepen van de samenleving zullen bereiken, het is een van de vele manieren om bewoners te bereiken. Het is van noodzakelijk belang dat er bewoners zijn die zich actief bezighouden met de site, en een zekere mate van computervaardigheid in de bevolking is nodig. Het moet laagdrempelig blijven, relevant en de verbinding met wat er gebeurt in de buurt moet duidelijk zijn voor bewoners. Gebeurtenissen op de site moeten te zien zijn in de wijk en omgedraaid. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door video’s, foto’s en interviews met bewoners op de site te plaatsen. Ook is het bij het opstarten nodig dat er een duidelijke identiteit is rond de site. De succesvolle sites zijn vaak sites waar de bezoeker een passieve, consumerende rol spelen. Start door Corporatie (communicatie) Bewonersinitiatief Voorbeeld ‐ Boloboost.nl, een platform dat wordt aangedreven door bewoners van Bos en Lommer (Amsterdam). Zo’n vijftig bewoners houden zich bezig met de inhoud en organisatie en promotie van activiteiten. Het platform dient als basis voor een groot aantal activiteiten zoals een donkere kroegentocht (Bolobooze), Bolo Bloeit, BoloBeesten, Bolol, enzovoorts. Boloboost heeft tevens een twitter‐account met ruim 1.250 volgers. Dagelijks wordt meermalig getweet of geretweet. Ook is er een Facebookpagina met meer dan 2.000 likes. Via deze social media kanalen wordt onder andere reclame gemaakt voor lokale ondernemers en andere initatieven. ‐ iLoveNoord (Amsterdam) is een blog over Amsterdam‐Noord. Naast het dagelijkse leven richt het zich kunst en cultuur met berichten over allerlei film‐ en muziekevenementen. Verder worden lokale eetgelegenheden gepromoot, wat weer ten goede komt van deze ondernemers. De site is succesvol (25.000+ bezoekers per maand) en heeft een hippe uitstraling. Het richt zich op een jonge publiek, en wordt regelmatig bijgewerkt. De site heeft een vaste redactie. Blogs (bron: ilovenoord.nl, rechts: boloboost.nl) 118 08 Social media Dagelijks Permanent Activerend Informerend Informele communicatie Co G W C Iedereen Omschrijving Internet wordt steeds belangrijker. Wereldwijd hebben meer dan een miljard mensen een Facebook pagina. Twitter: meer dan 500 miljoen,, LinkedIn: 238 miljoen. Om maar een aantal te noemen. Ook in Nederland gebruiken veel mensen het internet. De verspreiding van smartphones geeft het nog meer kansen. Er zijn veel voordelen verbonden aan het gebruik van social media. Het geeft de mogelijkheid tot persoonlijke berichtgeving. Het is een snelle manier om informatie te verspreiden. In principe kan iedereen meedoen. Social media kan gebruikt worden om bijvoorbeeld de laatste nieuwtjes te verspreiden, om oproepen te doen en om een buurtfeest te organiseren. De bedoeling is dat de bewoner een actieve rol speelt. Het kan iets extra’s toevoegen, maar moet nooit het enige communicatiemiddel zijn. Doel ‐ Bewoners en corporatie met elkaar en onderling laten communiceren. Kennismakingsmogelijkheden vergroten, nieuwsgeving vergemakkelijken en mensen verbinden. Er hoeft verder niet altijd een duidelijk doel te zijn. Zoals alle de meeste social media kanalen, gaat het om zichtbaar en aanwezig zijn. Het kan bijvoorbeeld anonimiteit verlagen. Voorwaarden Internetgebruik onder bewoners moet voldoende zijn. Er kan gebruik worden gemaakt van bestaande infrastructuren. Het handigst is als mensen al reeds verbonden zijn. Verder is het van belang dat er een constante stroom is, van bewoners én de corporatie. Social media valt of staat met inhoud. Start door Bewoners en corporatie Voorbeeld ‐ Twitterende Flat, Comwonen/Havensteder. Naast de oude communicatiemiddelen, wordt er een modern middel gebruikt om op het allerkleinste niveau met elkaar te communiceren. Mensen die nauw betrokken zijn bij de wijk kregen een workshop over Twitter. Bewoners die goed om kunnen gaan met een computer werden benaderd voor het initiatief. ‐ Woningcorporatie Nijestee heeft facebook en twitter accounts. Op deze pagina’s worden regelmatig berichten en foto’s geplaatst. De pagina’s hebben relatief veel likes en followers. Verder zijn er per wijk twitterpagina’s aangemaakt. Deze zijn echter wat minder goed gevolgd. Via Nijesteevee kunnen mensen hun mening over de corporatie delen. Daar worden regelmatig allerlei berichten geplaatst. ‐ Nextdoor is een Amerikaanse, private buurtplatform dat buurten een eigen netwerk laat opzetten. Het geeft buurtbewoners de mogelijkheid om direct met de hele buurt te communiceren. Nextdoor wordt gebruikt om onder andere belangrijke mededelingen zoals een inbraak of vandalisme te melden. Het kan ook gebruikt worden om bijvoorbeeld een babysitter te vinden, of kinderen die voor een klein bedrag het gazon wil maaien. Of het kan gebruikt worden om gereedschap te lenen en barbecues te organiseren. Het geeft verder dus de buren een manier om hun organisatiekracht te vergroten. Het idee van Nextdoor is om door middel van online, het offline te verbinden. Buren kunnen online elkaar zien, om vervolgens offline iets te gaan doen. Gemeentes en politie zijn aangesloten op het platform. Links: Nijestevee. Rechts: De Twitterende Flat 119 09 Klantenpanel (online) Regelmatig Incidenteel Tijdelijk Permanent Informerend Informeel communicatiemiddel, peilen wensen Co G W Jongeren/Volwassenen Omschrijving Een digitaal panel is een grote groep mensen van een bepaalde doelgroep dat zich heeft aangemeld om regelmatig anoniem een korte vragenlijst in te vullen die zij via e‐mail ontvangen. Om deelname te bevorderen kan er een prijs worden uitgeloot onder de actieve deelnemers. Een lijst kan bestaan uit klein aantal multiple‐choice vragen en mogelijkheden voor eigen toelichting in tekst. Een digitaal panel werkt het best op grote schaal, met een zo groot mogelijke adresbestand. Inzetting op kleine schaal biedt een veel kleinere kans op succes aangezien het aantal respondenten dan dikwijls te laag kan uitvallen. Het is eventueel mogelijk om de vragen via een mobiele app te verspreiden. Doel ‐ Peilen meningen, en het heeft mogelijk een informerende element (als het onderwerp nieuw is voor de ontvanger). Onderwerpen kunnen bijvoorbeeld straatmeubilair, veiligheid en wensen van bewoners over activiteiten zijn. Voorwaarden Een groot aantal e‐mailadressen van bewoners zijn nodig om dit succesvol uit te voeren. De vragenlijst moet kort en relevant voor de bewoner zijn. Het doel van de vragenlijst moet duidelijk zijn. Er moet ook een mogelijkheid zijn om direct vragen te stellen over de enquête. Bij voorkeur worden de resultaten van het onderzoek gepubliceerd en door gecommuniceerd aan de panelleden. Start door Corporatie (beheer, communicatie) Voorbeeld ‐ De gemeente Amsterdam gebruikt in West sinds 2005 een digitaal panel dat bewoners vragen stelt over onderwerpen zoals parkeren, het hondenbeleid, veiligheid en groenvoorzieningen. Het panel telt ruim 1500 leden. De mate van respons varieert ongeveer tussen de 20 en 50%. De resultaten worden uitgebreid gepubliceerd op de website van de gemeente Amsterdam (onderzoekenstatistiek.nl). Ook zijn er panels die zich op andere gebieden richten, of een specifieke doelgroep zoals ondernemers. ‐ Woningcorporatie Intermaris (Regio Hoorn & Purmerend) gebruikt een digitaal klantenpanel. De meer dan 380 ingeschreven personen krijgen enkele keren per jaar een vragenlijst en worden genotificeerd via e‐mail. De respons is ongeveer 45‐60%. Onderwerpen variëren van het kopen van een huurwoning tot vrijwilligerswerk. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 57 jaar, 16% van de deelnemers zijn 18—35 jaar ‐ 1Vjongerenpanel. EenVandaag doelt met dit panel op jongeren tot 25 jaar. Een aantal keer per maand worden jongeren ondervraagd over een actueel onderwerp. De resultaten worden vervolgens op verscheidene media gepubliceerd. De vragenlijsten zijn doorgaans in minder dan 3 minuten in te vullen, en er vallen prijzen te winnen voor mensen die meer moeite willen doen en een stukje toelichting willen schrijven. Links: 1V Jongerenpanel, doelgroepspecifiek. Rechts: Presentatie resultaat (bron: Intermaris) 120 10 Klantenpanel Incidenteel Tijdelijk Informatief (activerend) Formeel communicatiemiddel, peilen wensen G W Volwassenen Omschrijving Panels komen in verschillende vormen voor. Een panel kan een grote groep van mensen zijn die bereid zijn om zo nu en dan vragen te beantwoorden. Ook kan het een tijdelijke verzameling van mensen (‘focusgroep’) zijn van een vooraf bepaalde doelgroep. De groep mensen kan representatief zijn voor de doelgroep, maar dit is niet altijd het geval. Het komt eens of een klein aantal keer samen onder leiding van een medewerker van de corporatie (of een externe) om een oordeel te vellen over voorstellen en ideeën. Doorgaans worden plannen voorgelegd aan de panel, maar het geeft panelleden ook de mogelijkheid om met corporatiemedewerkers te spreken over hun ideeën. Net als met de digitale klantenpanel kan interesse voor een klantenpanel worden opgewekt door middel van een kleine tegenprestatie. Bij een klantenpanel wordt Doel ‐ Peilen van interesse, enthousiasme en meningen van mensen voor nieuwe ideeën, projecten, aanpassingen aan woning of leefomgeving. Met de vergaarde informatie kan de serviceverlening worden verbeterd. Voorwaarden Een dergelijk panel bestaat doorgaans niet uit een grote hoeveelheid mensen. Ze moeten wel uit een zo breed mogelijke groep mensen bestaan om toch zo representatief mogelijk te zijn. De besproken onderwerpen moeten relevant zijn en de effecten van de resultaten moeten op korte termijn zichtbaar zijn. Start door Corporatie (beheer, communicatie) Voorbeeld ‐ RWS Goes maakt gebruik van klantenpanels. De corporatie doet oproep via meerdere kanalen (krant, website), waarna mensen zich kunnen aanmelden voor een klantenpanel. De panels bestaan uit vijftien bewoners van uiteenlopende groepen (verdeeld naar leeftijd, geslacht, spreiding over het werkgebied en type woning). De panels komen een aantal keer per jaar om over specifieke onderwerpen zoals het beperken van de energieverbruik te praten. Voor de eerste bijeenkomst is er een expert aanwezig. ‐ Woningcorporatie Clavis (Terneuzen & Sluiskil) organiseert vier klantenpanel bijeenkomsten in 2013. De leden zijn uitsluitend 35‐65 jaar en krijgen per avond voor hun aanwezigheid een kleine vergoeding (een waardebon van € 15,00). De onderwerpen zijn vrij algemeen en gaan over alles dat over de woonomgeving te maken heeft. De bewoners zijn niet noodzakelijk representatief voor de gehele populatie. ‐ Woonzorg Nederland biedt klanten de mogelijkheid om online en telefonisch benaderd te worden. Als panellid worden bewoners zo’n zes tot acht keer per jaar gevraagd om een vragenlijst in te vullen. De resultaten worden verstuurd naar de deelnemers. Met klanten in gesprek (bron rechts: Delftshart.nl) 121 11 Bewoners wijktoezicht Regelmatig Dagelijks Permanent Activerend Formele wijkactie W Volwassenen Omschrijving Bewoners houden zelf toezicht op de buurt en spreken mensen aan op gedrag. In de meeste gevallen betekent dit dat vrijwilligers een aantal keer per jaar de buurt surveilleren en controleren op veiligheidsrisico’s en gedrag. Het kan bijvoorbeeld gaan over inbraakpreventie, vandalisme en afval op straat. Direct contact met wijkagenten zorgt ervoor dat mensen altijd snel ergens terecht komen bij misstanden. Doel ‐ Bewoners alert maken op veiligheid. Investering van tijd en moeite door bewoner verhoogt waardering voor eigen buurt. ‐ Bewoners laten samenwerken zorgt voor meer sociale samenhang. Voorwaarden Dit is een tijdrovende vorm van participatie. Er zullen niet altijd mensen aanwezig zijn die bereid zijn om tijd en moeite hier in te steken. Het vergt immers een actieve inbreng. Het is daarom aangeraden om zoveel mogelijk mensen te verzamelen die wel af en toe een keer willen surveilleren, zodat de tijdsbesteding beperkt blijft. De mensen die meedoen hebben waarschijnlijk al een sterke binding met de buurt, wellicht staan zij wel open voor andere activiteiten. Start door Bewonersinitiatief, vaak door bewonersverenigingen i.s.m. de lokale politie Gemeente Voorbeeld ‐ Klapwijk, Pijnacker. De bewonersvereniging werkt met twee vrijwilligers die als wijkcoördinatoren dienen. Zij hebben contact met bewoners die in de wijk willen surveilleren onder toezicht van de gemeente en de politie. De wijkcoördinatoren spreken regelmatig met de gemeente en de politie over bijzonderheden. Het doel is inbraak, diefstal en vandalisme‐preventie. De toezichthouders grijpen zelf niet in, maar nemen direct contact op met de politie bij signaleringen. Van vrijwilligers wordt verwacht dat zij minimaal een keer per maand 1,5 uur surveilleren. ‐ Gemeente Den Haag biedt bewoners de mogelijkheid om officieel aangesteld te worden als een wijksurveillant. De bewoner dient dan als extra ogen en oren van de politie. De surveillanten werken nauw samen met de politie en letten op ongeregeldheden zoals vandalisme en hangjongeren. Bewoners kunnen zichzelf opgeven waarna er een afspraak wordt gemaakt met de wijkagent. ‐ Zoetermeer ‘Wijk en Agent Samen’. Wijkbewoners en agenten werken samen om de veiligheid in eigen wijk te verbeteren. Daarnaast gaat het ook om het verbeteren van de veiligheidsbeleving bij de bewoners, het verkrijgen van inzicht wat er speelt onder de bewoners en het opbouwen van de vertrouwensband tussen de politie en de bewoners. Sinds de start heeft bijna iedere wijk een eigen wijkteam gevormd. Het eerste team, wijk Rokkeveen, heeft tevens een twitter account waarop meldingen worden gemaakt. De wijkagent tweet ook regelmatig. Surveillanten in Pijnacker (bron: Bewonersvereniging Klapwijk) 122 12 Huurdersplatform Regelmatig Permanent Incidenteel Activerend Informerend Formele organisatie corporatie en/of bewoners door Co G Volwassenen Omschrijving De term huurdersplatform is vrij breed. Doorgaan is een huurdersplatform een overkoepelende organisatie dat de bewonersverenigingen en –commissies omvat. Het vertegenwoordigt huurdersbelangen op alle niveaus. Huurdersplatformen bespreken zaken als huurprijzen, huurverhoging, woningkwaliteit, klachtenafhandeling en dienstverlening. Doorgaans komen zij meerdere keren per jaar samen om te vergaderen. In sommige gevallen vragen huurdersplatforms een bijdrage van leden. Het kan een platform zijn dat bestaat uit een groep van huurders die niet noodzakelijk een representatieve afspiegeling van het huurdersbestand zijn (zie Accio van Talis). Ook zijn de leden niet altijd leden van bestaande bewonersorganisaties. Huurders kunnen zichzelf opgeven als geïnteresseerde, maar uiteindelijk wordt er door de corporatie een keuze gemaakt. . De vaardigheden van de leden kunnen worden toegewend om problemen op te lossen en beleid te verbeteren. Vervolgens wordt het platform een aantal keer per jaar uitgenodig om te praten over uiteenlopende onderwerpen. Doel ‐ Bewoners mee laten denken en beslissen over beheer en beleid. Het geeft bewoners de mogelijkheid om deel te worden van de werkprocessen van de corporatie. ‐ Vergroten draagkracht beslissingen. Voorwaarden Het platform moet divers zijn. Mensen hoeven niet altijd aanwezig te zijn, maar er wordt wel een zekere mate van inzet verwacht (dit kan in de vorm van een aanwezigheidspercentage zijn bijvoorbeeld). De participerende leden worden geselecteerd door de corporatie op talent en diversiteit. Start door Corporatie Bewonersorganisaties Voorbeeld ‐ Platform Accio. De corporatie gebruikt een huurdersplatform (Accio) om te praten over beleids‐ en organisatiebrede onderwerpen. De groep bestaat uit 14 tot 30 leden van uiteenlopende klantgroepen. Sommigen zijn lid van een bewonersorganisatie. Leden zijn oproepbaar wanneer er een vraag is vanuit de corporatie. Om het proces per vraagstuk te bewaken en begeleiden vormt een platformlid samen met een medewerker van Talis een spilduo. Afhankelijk van het vraagstuk wordt er voor een gepast vorm gekozen. Soms is het nodig om in een groep te overleggen of een workshop te houden, een ander keer wordt er voor een online poll gekozen. Huurders dragen bij aan de uitvoering en totstandkoming van beleid. Het huurdersplatform van Talis bestaat naast de bestaande bewonerscommissies. ‐ Bij vrijwel alle grote woningcorporaties zijn er een of meerdere huurdersplatforms (in de vorm van een formeel collectief) aanwezig, zoals SHC en HPF bij Havensteder. 123 13 Activiteitengroep Regelmatig Permanent Incidenteel Tijdelijk Activerend Informeel, of als onderdeel van een formele bewonersorganisatie W C Volwassenen, senioren Omschrijving Bewoners organiseren zelf een activiteit voor en door de buurt. Het kan als een commissie onder een bewonersvereniging. Het kan ook als een zelfstandig initiatief. Activiteiten variëren. Simpele (terugkerende) activiteiten voor kinderen in de buitenlucht, of een buurt‐barbecue, tot een vlooienmarkt op wijkniveau, van alles is mogelijk. Doel ‐ Samenbrengen van buurtbewoners. Verhogen sociale samenhang. ‐ Leuke activiteiten ondernemen organiseren voor de hele buurt. ‐ Bewoners leren te organiseren en te leiden. Voorwaarden Aanwezigheid van ondernemende bewoners die tijd en moeite willen stoppen in het mobiliseren van medebewoners om samen iets te doen. Het kan lastig zijn om deze mensen te vinden. Daarbij kan het helpen als de corporatie bereid is om te helpen of een voorzet te doen, en dat duidelijk maakt onder alle bewoners. Toegankelijkheid en betrouwbaarheid van de contacten tussen bewoners en corporatiemedewerkers is hierbij van belang. Kijk ook naar wie er wonen in de wijk. Wie wil je laten meedoen, kinderen, vrouwen, iedereen? Start door Bewonersinitiatief Sociale stichtingen Voorbeeld ‐ ‘Onze Tuin’ in Rotterdam. Een kerngroep van bewoners organiseert iedere woensdag een activiteitenmiddag voor kinderen. Kinderen moeten eerst de bloemen verzorgen. Daarna mogen zij spelen en knutselen. Ouders komen mee met de kinderen, waardoor zij ook met elkaar in contact komen. De sociale banden in de buurt is sterker geworden. Mensen die open zijn voor nieuwe contacten in eigen buurt krijgen zo een nieuwe mogelijkheid om elkaar te vinden.. De organiserende bewoners namen de taak op zich door een gevoel van verantwoordelijkheid voor hun buurt. Het is wel lastig om de mensen die het willen organiseren te vinden, aangezien zij niet altijd aanwezig zijn in de formelere participatiemomenten. ‐ Voorbeelden van activiteiten: straatbarbecue, buurtfeest, vlooienmarkt, sport en spel, knutselen (voor kinderen), samen tuinieren, speciale feesten bij op feestdagen, bingo, enzovoorts. Wees creatief! Onze tuin, Provenierswijk Rotterdam 124 14 Informele samenkomst Regelmatig Incidenteel Permanent Informerend Tijdelijk Informeel georganiseerd corporatie/stichting door W C Iedereen Omschrijving Een informele samenkomst kan vele verschillende vormen aannemen. Het kan een regelmatige bijeenkomst zijn waarop bepaalde onderwerpen worden besproken. Mensen leren elkaar en medewerkers beter kennen. Deze activiteiten, georganiseerd door de corporatie, een stichting of een andere institutionele initiatiefnemer kunnen een gericht doel hebben zoals het verbeteren van de veiligheid op straat. Het is ook mogelijk om iets te organiseren zonder specifiek agenda, waarbij de invulling aan de aanwezige bewoners is. Doel ‐ Samenbrengen van bewoners, verhogen sociale samenhang. ‐ Verder ook informeren en laten kennismaken met professionals die te maken hebben met plannen of activiteiten in de buurt. Voorwaarden Dergelijke bijeenkomsten moeten laagdrempelig en informeel blijven. Dit kan worden gedaan door de activiteit in te richten als een sociale bijeenkomst in plaats van een presentatie. Start door Corporatie (woonconsulent) Social stichting Gemeente Politie Voorbeeld ‐ BuurtBestuurt, een initiatief om bewoners op een informele wijze problemen te laten aankaarten bij politiek, politie en mogelijk ook de corporatie. Het succes van de BuurtBestuurt bijeenkomsten komt onder andere door de duidelijke, snelle resultaten. Bewoners zien dat hun input daadwerkelijk effect heeft in een korte termijn. Bewoners worden de ruimte gelaten om het ook over andere onderwerpen te hebben. Dit geeft kansen om zaken waar bewoners mee zitten boven water te halen. ‐ Woningcorporatie WonenBreburg organiseert maandelijks een gratis gezamenlijke lunch voor alle wijkbewoners. De aanleiding voor dit initiatief zijn de herstructureringsplannen voor de wijk. Door middel van de lunch worden bewoners in contact gebracht met elkaar en de professionals die aan het plan werken. Bewoners maken zelf de lunch klaar voor andere bewoners en de professionals. Mensen worden uitgenodigd via flyers en de wijkkrant, maar mond op mond reclame is minstens net zo belangrijk. Om de lunch laagdrempelig te houden is er geen agenda vooraf opgesteld. De locatie is een woning dat gebruikt wordt als communicatieplek met betrekking tot de plannen voor de wijk. 125 15 (Online) crowdfunding Incidenteel Projectmatig Permanent Activerend Informeel projecten starten G W Iedereen Omschrijving Crowdfunding is het financieren van projecten door middel van het grote publiek. Geïnteresseerden kunnen geld doneren om een project van start te laten gaan. Dit leidt tot de realisering van projecten die daadwerkelijk populair zijn bij het publiek. Hoewel praktisch altijd de donateur er iets voor terugkrijgt, is het echter niet hetzelfde als het kopen van een product of het bestellen van een service. Afhankelijk van wat de financierder krijgt voor zijn bijdrage kan het een donatie zijn (doneren voor voldoening), vooruitbetaling (product, dienst), investering (rendement, zeggenschap) of lening (geld, rente). Doorgaans wordt gebruik gemaakt van internet, maar dit hoeft niet altijd het geval te zijn. Voorbeelden van bestaande online platforms zijn Kickstarter en Indiegogo. Hierop zijn al een tal van grote projecten gefinancierd (sommigen in de vele miljoenen dollars). Van belang is dat het uiteindelijke product aantrekkelijk en relevant is. Doel ‐ Financieren van een project dat op een andere wijze niet betaald kan worden. ‐ Vergroten draagkracht initiatieven. ‐ Bewoners invloed en zelfstandigheid geven op een laagdrempelige en directe manier. Voorwaarden Om met crowdfunding te beginnen zijn er eerst ideeën nodig. Er is ook een manier nodig om deze ideeën te verspreiden zodat deze goed zichtbaar zijn – hiervoor is een platform nodig. Er is een goede regissering van het proces nodig, bijvoorbeeld om te voorkomen dat gefinancierde projecten niet worden uitgevoerd. Start door Corporatie Bewonersinitiatief Ontwikkelaar/anders Voorbeeld ‐ Bewonersbudgetten. Bewoners krijgen een voucher thuis toegestuurd. Met een enkele voucher kan er niets worden gedaan. Bewoners worden gestimuleerd om vouchers van elkaar te verzamelen door met goede ideeën te komen. Zo worden nieuwe contacten en samenwerking gestimuleerd. Als een bewoner een goed idee denkt te hebben, zal hij of zij medebewoners moeten overtuigen. Op deze manier zijn er al vele (kleinschalige) initiatieven uitgevoerd. De initiatieven variëren enorm, denk aan bloembakken, een speeltuin of een afval‐ophaalactie. Bewoners behoren zelf de ondersteuning en deskundigheid in te huren met het ingezamelde geld. Het is laagdrempelig en toegankelijk, en lijkt tot nu toe veel succes te hebben. Zie ook Capelse Centen in Capelle aan den IJssel en het wijkinvesteringsspel met Lomba’s in Lombardijen. ‐ Neighbor.ly (VS), Citizinvestor.com (VS), Spacehive.com (Engeland) ‐ initiatieven voor het crowdfunden van maatschappelijke doelen. De websites beslaan het hele land. Projecten variëren enorm, in schaal en in opzet. Een aantal voorbeelden van projecten: gratis Wi‐Fi voor 390 huishoudens met laag inkomen, een speeltuin dat toegankelijk is voor fysiek gehandicapte kinderen, reparatie van wandelpaden, herinrichting van een plein en een openbare picknick‐ruimte. De gevraagde bedragen beginnen bij rond de 100 euro (kunst op een wand) tot in de honderdduizenden (grootschalige speeltuinen, herinrichting van openbare ruimte). In een aantal grote projecten hebben lokale overheden en partijen grote bedragen ter beschikking gesteld om het voorgestelde doel te behalen. Succesvol gefinancierd: [links] gemeenschappelijke tuin (via Citizinvestor) [rechts] sportevenement in de buurt (via Spacehive) 126 16 Buurtschouw Incidenteel Permanent beschikbaar Informerend Informele communicatie tussen bewoners en corporatie W C Iedereen Omschrijving Corporatiemedewerkers gaan samen met bewoners op stap in de buurt om met elkaar te praten over fysieke en sociale knelpunten. Bewoners kunnen medewerkers direct wijzen op wat zij zien als problemen die opgelost moeten worden. Medewerkers kunnen bewoners al lopend spreken over wat er speelt in de buurt, maar ook over plannen van de corporatie. Het is een persoonlijkere, informele benadering. Er kan gekozen worden voor een specifiek thema zoals afval, vandalisme of veiligheid. Sommige buurtschouw activiteiten focussen zich op een bepaalde doelgroep, zoals kinderen (“Natuurdetectives Amsterdam”) Doel ‐ Het primaire doel is het agenderen van aangekaarte problemen. Persoonlijke ‘face‐to‐face’ contact laat bewoners toe hun ideeën in eigen woorden uit te drukken. Medewerkers krijgen zo een beter beeld van wat er in de buurt speelt. Het geeft ook de gelegenheid voor medewerkers om informatie te verspreiden. ‐ Het kan de vertrouwen tussen bewoners en de corporatie vergroten. ‐ Andere beoogde effecten zijn verhoogde betrokkenheid tussen bewoners en de buurt. Voorwaarden Bewoners moeten de resultaten van de buurtschouw kunnen zien (fysieke en schriftelijke terugkoppeling). Hiervoor moet goed geluisterd worden naar de opmerkingen tijdens de wandeling. De verwachtingen moeten echter wel realistisch blijven. Niet alles kan beloofd worden. Een buurtschouw werkt het best als het in een niet al te grote groep wordt gedaan, zodat individuele bewoners genoeg tijd hebben om te spreken. Start door Corporatie Bewonersaanvraag Links: Buurtschouw Indische Buurt (Amsterdam). Rechts: Wijkvereniging Rosandehoogte (Oosterbeek) – buurtschouw verkeersveiligheid 127 17 Huis aan huis bezoeken Regelmatig Permanent Incidenteel Projectmatig Informerend Informele contact met bewoners W C Volwassenen Allochtonen Omschrijving Corporatiemedewerkers (woonconsulenten bijvoorbeeld) die veel met klanten te maken hebben gaan op bezoek bij klanten die doorgaans zich niet met formele vormen van participatie bezig houden. Het idee is dat via deze medewerkers, de bewoners die weinig aanwezig zijn toch hun stem kunnen laten horen. Een groot aantal mensen doen niet mee aan (formele) participatie mogelijkheden, maar stel de juiste vragen, en vaak hebben ze dan ook een verhaal te vertellen. Deze bewoners kunnen zo dan beter geïnformeerd worden, en ze kunnen meer begrip tonen voor eventuele problemen zoals vertragingen. Doelgroepen zijn bijvoorbeeld jongeren, minder‐validen, werkende mensen die geen tijd en energie hebben voor formele participatie en allochtonen die de taal niet goed spreken. Het is een zeer tijdsintensieve aanpak, en moet daarom gericht gebruikt worden. Er moet een duidelijk doel zijn, maar ook een duidelijk doelgroep. In een rapport van het Ministerie van Binnenlandse Zaken worden huis aan huis bezoeken aangeraden bij anders moeilijk bereikbare bewoners, zoals geïsoleerd levende oudere migranten. Doel ‐ Hoofddoel is het bezorgen en het verkrijgen van informatie. Door zelf bepaalde doelgroepen uit te zoeken kan een breder publiek worden bereikt. Verder kan deze persoonlijke benadering voor een betere klant‐medewerker relatie zorgen. Voorwaarden Er moet actief gehandeld worden vanuit de corporatie, en de juiste personen moeten worden gekozen voor de doelgroepen die aangesproken worden. Het is te bedenken dat niet alle bewoners ervoor open zullen staan. Daarom is het nodig om deze groepen actief te benaderen (deur aan deur, telefoon, op plekken van samenkomst). Start door Corporatie Voorbeeld ‐ Vernieuwing Staalmanpleinbuurt. Ruim 100 bewoners werden in een huisbezoek gevraagd naar hun visie. Bewoners werd onder andere gevraagd naar hun top 3 wensen. De gesprekken duurden ongeveer een half uur tot anderhalf uur. Belangrijk was de verwachtingen van de bewoners. Wat willen zij van de corporatie, en wat is realistisch? In praktijk bleken bewoners heel realistisch te zijn. ‐ Pilot van Ymere met 50 huishoudens. De woningcorporatie zoekt de klant op. Medewerkers luisteren in open gesprekken naar huurders. Volgens de corporatie moet dit regelmatig gebeuren. Zo wordt er ook contact gemaakt met klanten die niet altijd zichtbaar zijn. Een nadeel is de arbeidsintensiviteit van het project. Het is niet mogelijk om alle huishoudens te bezoeken. De gelegenheid wordt gebruikt om scheefwoners te verleiden om te investeren in eigen woning. Of om hen te informeren over hun opties. 128 18 Gesprekken met medewerkers Eenmalig Eenmalig Informerend Intern formeel Co Medewerkers Omschrijving Medewerkers die direct te maken hebben met bewoners informeren andere medewerkers over de wensen en ideeën die zij in praktijk meekrijgen. Een mogelijkheid om de wensen van de bewoners intern te verspreiden. Werkers in de wijk en complexen kunnen van tevoren bij bewoners informeren wat zij h Doel ‐ Corporatie‐wijde begrip voor de dagelijkse wensen, klachten en ideeën van bewoners. Voorwaarden De medewerkers die meedoen moeten goed inzicht hebben op wat er speelt in de wijk en/of complex waar ze actief zijn. Start door Corporatie (woon‐/wijkconsulenten) Voorbeeld ‐ Huismeesters en service als bron. Medewerkers die doorgaans niet met participatie en geen contact met klanten hebben kunnen huismeesters en servicemedewerkers (die dus wel vaak met bewoners werken) vragen stellen over de wensen van bewoners. In een kleine groep (tot 50 man) worden deze vragenronden gehouden. Resultaten worden dan corporatie‐wijd gepresenteerd. Voordeel is dat medewerkers die niet met klanten te maken hebben, toch hun ideeën en meningen kunnen horen. Nadeel is dat het indirect, wellicht gekleurde informatie is. ‐ Een ander variant: bewoners gaan direct in gesprek met directeuren en managers die doorgaans weinig contact met huurders hebben. Zo kunnen beleids‐ en visiemakers persoonlijk de ideeën en wensen van bewoners horen. 129 19 Buurtbus Regelmatig Permanent Tijdelijk Informerend Informele mogelijkheid om samen te komen G W Volwassenen/kinderen Omschrijving Een bus met bepaalde voorzieningen dat tijdelijk op een locatie blijft staan. De bus kan ruimte bieden aan het samenkomen van bewoners door bijvoorbeeld van het uitstallen van zitplekken en het aanbieden van thee en koffie of speelmogelijkheden voor kinderen. De voorzieningen van de bus kan mogelijk gericht worden op bepaalde doelgroepen. Het is dan belangrijk om de juiste medewerkers te hebben die deze doelgroep reflecteren. Dit kan gecombineerd worden met de aanwezigheid van een corporatiemedewerker die bewoners in een informele omgeving kan spreken over allerlei zaken die belangrijk zijn voor hun. Het is mogelijk dat bewoners de bus zelf bedienen. Uiteraard kan het ook in een andere vorm. Denk aan een feesttent of een marktstand. Doel ‐ Het bieden van ruimte voor samenkomst. ‐ Mogelijkheid om contacten te leggen met andere buurtbewoners. ‐ Kans voor bewoners en de corporatie om mensen aan te spreken en te informeren. Voorwaarden Aantrekkelijke voorzieningen in en rond de bus. Zichtbare locatie in de wijk. Start door Corporatie Andere stichting Bewonersinitiatief Voorbeeld ‐ Hackney Playbus (Engels) in Londen. Een mobiele (gratis) speelgelegenheid voor jonge kinderen. Er is ruimte voor creativiteit (tekenen, verven, knutselen), spel, puzzels en rollenspellen. Verder kan er bij goed weer gebruik gemaakt worden van een trampoline en waterfietsen. De bus wordt gerund door een liefdadigheidsorganisatie, en is al ruim 40 jaar actief. ‐ De Rijdende Theebus, Ypenburg (initiatief Stichting BOOG). Een bus met een op te zetten terras. Het werd door leden van de lokale Bewonersplatform bediend. Het doel van de bus was om de wijk in kaart te brengen en de wensen van bewoners te inventariseren. Het werd gebruikt om meer mensen te bereiken. Er wordt geluisterd naar mensen, en vragen werden beantwoord. Enkele weken later wordt de informatie teruggekoppeld naar de bewoners. Links: Theedrinken bij de rijdende Theebus. Rechts: Hackney Playbus 130 20 Voorstellingen/exposities Incidenteel Tijdelijk Activerend Informele activiteit W Iedereen Omschrijving Bewoners organiseren in hun eigen buurt een voorstelling of een expositie. Denk aan theatervoorstellingen, kunstexposities en galerijen. De tentoonstelling kan bestaan uit werken van professionele artiesten, maar ook van werken van mensen uit de buurt. Het gaat om creativiteit, het organiseren van gezamenlijke activiteiten en het samenkomen van bewoners. Doel ‐ Leuke activiteiten organiseren in de buurt. Samenkomen van bewoners – het maken van sociale contacten. ‐ Aantrekken van mensen buiten de buurt. Het kan de imago van de buurt verbeteren. ‐ Verbeteren van openbare ruimte. Voorwaarden Mensen moeten op de hoogte zijn van een dergelijk evenement: promotie is belangrijk. Kunst is hier niet zozeer het doel, maar een zeer belangrijk middel om het doel te bereiken. Het is echter wel noodzakelijk dat er daadwerkelijk wat te zien en te doen is. Het is aan de organisators om activiteiten te bedenken. Start door Bewonersinitiatief (voorkeur) Gemeente/corporatie Voorbeeld ‐ Raamkunst, Rotterdam. De Vereniging Bewoners Provenierssingel organiseert sinds 1993 een jaarlijks manifestatie. Twee weken lang wordt de Provenierssingel en het plein omgetoverd tot een openluchtgalerie. Bewoners stellen hun ramen beschikbaar als kunstetalage. Ieder jaar is er een specifiek thema. Bezoekers kunnen onder het genot van een drankje en een hapje genieten en praten over de kunstwerken. Kunstenaars (en Rotterdamse politici) worden uitgenodigd om hun werken te tonen. Gedurende de tentoonstelling worden ook andere activiteiten georganiseerd zoals een speurtocht voor kinderen, een open‐wijk‐podium en een muziekoptreden. ‐ Foto‐expositie, Oosterhout . Bewoners maken foto’s in de buurt en stellen ze verspreid in de wijk tentoon. Bewoners kregen van tevoren een workshop fotograferen. Zij maakten foto’s van de wijk onder de noemer ‘de verborgen schoonheid van de Beemdenbuurt’. Raamkunst (foto’s: Joyce Rijcken) 131 21 Portiekhuiskamer Incidenteel Tijdelijk Informerend Informele samenkomst C Iedereen Allochtonen Omschrijving Portieken zijn ruimtes waar mensen doorgaans niet verblijven. Soms worden ze gebruikt om spullen op te slaan. Het zijn wel ruimtes waar veel mensen langskomen. Deze ruimtes kunnen gebruikt worden door de corporatie om mensen in te lichten over verscheidene gebeurtenissen in de buurt. Het kan ook gebruikt worden om te luisteren naar wensen van bewoners. Verder kunnen bewoners uit eigen initiatief een portiekhuiskamer inrichten om zo buurtcontacten te bevorderen. Er zijn veel mogelijkheden! Doel ‐ In contact brengen van mensen. Of het corporatiemedewerkers zijn of bewoners, dat kan per keer verschillen. De gelegenheid kan gebruikt worden om mensen te informeren, om meningen te peilen of om gewoon een goed gesprek te houden. Voorwaarden Uiteraard kan een dergelijk initiatief niet van een kant komen. De bewoners van een gebouw moeten ook bereid zijn om mee te doen. Het is daarom wellicht nuttig om eerst de interesse te peilen (telefonisch, op straat, ergens anders). Taal kan mogelijk een barrière vormen. Het is dan belangrijk om als corporatie de juiste mensen op de juiste plekken te zetten. Start door Corporatie Stichting Bewonersinitiatief Voorbeeld ‐ Portiekhuiskamer, Ommoord (Stipo). Havensteder was benieuwd naar de mening van de bewoners over hun woonplezier. De onderzoekers gingen naar een hoop ontmoetingsplekken om zoveel mogelijk mensen te spreken. In een aantal flats richtten zij een portiekhuiskamer in. Zo konden zij bijzondere verhalen, ideeën en meningen horen van bewoners. Bewoners waren er enthusiast over, en zo leerde Havensteder en Stipo meer over de bewoners. ‐ PortiekCafés, Amsterdam (Stadgenoot). Een tijdelijke huiskamer in een gezamenlijke ruimte van een complex. Medewerkers van de corporatie kunnen op een gezellige manier samen komen om met elkaar in gesprek te gaan. De PortiekCafés worden ingezet met verschillende doelen. Soms gaat het om kennismaking, soms om nieuwe regels te bespreken. Het belangrijkste blijft de gezelligheid. ‐ PortiekCafés, Amsterdam (Stichting VoorUit en Ymere). Samen met kinderen uit een basisschool wordt er een café op wielen opgezet. Bewoners worden uitgenodigd voor een hapje en een drankje bij de kar. De kar staat iedere keer op een andere plek in de wijk. Het doel is bewoners elkaar te laten onmoeten. De kinderen krijgen een bepaalde verantwoordelijkheid, en zijn enthusiast over de taak. Links: bewoners beantwoorden vragen (bron: buurtpraktijk.nl). Rechts: gesprekken met bewoners (bron: De Bakkerij). 132 22 Speeddaten Incidenteel Tijdelijk Informerend Informele gesprekken bewoners en corporatie tussen CO G W C Iedereen Omschrijving Een groep belangstellenden wordt uitgenodigd om kort, één op één, te spreken met corporatiemedewerkers. Deze gesprekken duren niet lang, en in een enkele sessie zullen bewoners meerdere medewerkers spreken die gaan over alles dat te maken heeft met hun wijk. De rondes zullen strak getimed worden zodat de tempo er in blijft. Het geeft bewoners de kans om hun vragen en wensen direct te uiten naar de relevante personen in de corporatie. Een speeddate hoeft niet per se me bewoners en medewerkers te zijn. Het kan ook gebruikt worden om mensen uit de buurt te laten kennismaken. Zo leren mensen bewoners uit bijvoorbeeld andere straten kennen! Of het is ook mogelijk om het specifiek voor een leeftijdsgroep te organiseren. 65‐plussers, jongeren, moeders, ga zo maar door. Doel ‐ Bewoners in persoonlijk contact brengen met corporatiemedewerkers. Informeren van bewoners èn van medewerkers. ‐ Of breng bewoners met elkaar in contact. Zo leren buurtbewoners elkaar wat beter kennen. Voorwaarden De relevante medewerkers moeten aanwezig zijn. Het kan helpen om een algemeen agenda te hebben, maar het beste is om de onderwerpen over te laten aan de bewoners. Zorg voor een gezellig, informele sfeer zonder verplichtingen. Zorg er ook voor dat mensen van de corporatie die doorgaans niet makkelijk te bereiken zijn, aanwezig zijn. Start door Vraag vanuit bewoners (of zelf organiseren!) Corporatie Voorbeeld ‐ Jutphaas Wonen organiseerde op initiatief van het Huurdersplatform een speeddate avond. De opkomst was groot. Naast de medewerkers van de corporatie, waren ook wethouders, politie en medewerkers van de gemeente Nieuwegein aanwezig. Een succesvolle georganiseerde chaos. Aanwezigen konden elkaar vragen stellen, en bieden elkaar perspectief. ‐ ‘Wat leeft er in Nijkerk?’ was de centrale vraag bij een avondje speeddaten. Bewoners kwamen met meer dan 125 aandachtspunten over wonen, zorg en welzijn. Dit leidde uiteindelijk tot drie duidelijke actiepunten voor de woonstichting. Niet alleen bewoners en mensen van de woonstichting waren aanwezig. De gemeente Nijkerk, de politie, de huurdersorganistatie en maatschappelijke‐ en zorgorganisaties waren ook bij de gesprekken. Speeddaten in Nijkerk (bron: Woonstichting Nijkerkerveen) 133 23 Film en foto Incidenteel Tijdelijk Activerend Informele activiteit voor bewoners W Iedereen Omschrijving Bewoners kennen als geen ander hun eigen buurt. Zij zijn dan ook het meest geschikt om hun buurt tentoon te stellen. Door middel van foto’s (of film!) kunnen bewoners laten zien waar zij trots op zijn, of waar er problemen zijn. Het is een leuke manier om eigen buurt te presenteren aan mensen van buiten de buurt, de woningcorporatie, of eigen buren. Wie weet valt er nog wat nieuws te ontdekken. Doel ‐ Presenteren van eigen buurt, in alle details. Goed en slecht komt in beeld, wat kansen biedt voor verbetering. De activiteit kan de biinding met de buurt verhogen. Bewoners kunnen met elkaar samenwerken. Het is een leuke activiteit, en de foto’s kunnen achteraf gepresenteerd worden in een expositie. Door de bewoners, voor de bewoners. Voorwaarden Het is handig om eerst goed te leren omgaan met een camera. Verder zijn er goede camera’s nodig. Een beetje begeleiding van de organiserende corporatie of stichting kan daarbij helpen. Uiteraard kunnen ervaren bewoners andere bewoners de fijne grepen leren. De resultaten moeten ook goed te zien zijn voor een breed publiek. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een expositie of een publicatie. Start door Bewonersinitiatief Stichting/corporatie ‐ Buurt in Actie, Beemdenbuurt. In een workshop leren bewoners om te gaan met een fotocamera. Vervolgens maken zij in een workshop foto’s van hun buurt. In een tweede workshop bespreken zij de foto’s. Ze kiezen welke foto’s worden tentoongesteld. Tijdens de derde bijeenkomst worden de foto’s bijgesneden. De resultaten zijn verspreid door de wijk opgehangen. Door middel van een routebeschrijving kunnen mensen de expositie bekijken. ‐ Gezichten van Vreewijk. Portretten van bewoners in beeld en geluid. Bewoners worden gevraagd wat hun trots is. Hoe zij betrokken zijn in hun buurt. Wat willen zij anders zien? Wat verwachten ze van de vernieuwing van hun buurt? Kortom, de gezichten van Vreewijk. ‐ Ook in Vreewijk: bewoners liepen met de architect rond om foto’s te maken van punten die zij belangrijk vinden. Zo weet de architect precies wat bewoners nodig hebben, en kunnen de verwachtingen van de bewoners beter afgestemd worden op de mogelijkheden. ‐ Jordaan & Haarlemmerbuurt. De woningcorporatie vroeg bewoners om te laten zien wie zij zijn en hoe zij wonen. Dit ging door middel van onder andere foto’s. Met behulp van de informatie werd een buurtvisie opgesteld. Uiteindelijk werden meer dan 2.000 foto’s opgestuurd. Links: Gezichten van Vreewijk. Rechts: Buurt in Actie 134 24 Prijsvraag Incidenteel Permanent Tijdelijk Activerend Informele ideeën van bewoners Co G W C Iedereen Omschrijving Prijsvragen worden gebruikt om goede ideeën te stimuleren. Een woningcorporatie kan een prijsvraag uitschrijven. Of bewoners organiseren zelf een wedstrijd. Een jury, of een poll, kiest de beste inzendingen uit die vervolgens worden uitgevoerd. Prijsvragen kunnen over van alles gaan: ideeën voor initiatieven, buurtverbeteringen of creatieve opdrachten. Het is een vorm van crowdsourcing, waarbij een groot aantal mensen wordt ingezet om oplossingen te bedenken. Doel ‐ Ontdekken van ideeën uit de wijk, aansporen tot creativiteit en initiatief. ‐ Ondersteuning bieden voor de beste ideeën uit de wijk (expertise, organisatiekracht, financieel). Voorwaarden De winnende ideeën moeten daadwerkelijk uitgevoerd worden. Anders blijft het bij brainstormen. Dit kan bijvoorbeeld door een vast budget per tijdsbestek en ondersteuning vanuit de corporatie. Het helpt als zoveel mogelijk mensen op de hoogte zijn van de prijsvraag. Start door Woningcorporatie Gemeente Andere organisaties Voorbeeld ‐ Bewonersnetwerk Oost. Woonconsulenten van de corporatie benaderen buurtorganisaties en sleutelfiguren persoonlijk. Deze mensen worden gevraagd hun ideeën voor het verbeteren van de leefbaarheid in hun buurt. Zij worden ook gevraagd om andere bewoners actief te maken. Twee keer per jaar wordt er door een jury zes projecten gekozen. Initiatiefnemers voeren deze samen met medewerkers van de corporatie uit. Voorbeelden van voorstellen: tv‐workshop voor kinderen, sport‐ en speldag, vogelkastjes, muziekprojecten, schoonmaakacties en het aankleden van lege etalages. In dit geval werd er gewerkt met buurthuizen, moskeeën, scholen en ondernemers om allochtonen meer te betrekken. ‐ Prijsvraag Poortgebouwtjes. Woningcorporatie de Alliantie renoveert een blok. Bij het blok horen een aantal leegstaande poortgebouwtjes. De corporatie schrijft een prijsvraag uit voor een nieuwe invulling van de ruimte. Bewoners, ondernemers en andere betrokkenen mogen een plan maken voor het gebruik van de gebouwtjes. De winnaar mag minimaal één jaar gebruik maken van de historische ruimte. De inzendingen moeten een positieve betekenis voor de buurt hebben. Het winnende idee is een atelier/cursusruimte. Hier worden plastic tasjes op een creatieve manier hergebruikt. In het tweede huisje worden de werken vervolgens tentoongesteld. De poortgebouwtjes en de feestelijke opening 135 25 Planteams Regelmatig Permanent Tijdelijk Activerend Informele activiteiten en inspraak W C Iedereen/volwassenen Omschrijving Per straat worden teams gevormd. Deze bestaan uit vrijwilligers die zich willen inzetten voor de verbetering van hun buurt. Bewoners weten zelf heel goed wat zij willen voor hun huis en straat. Door met een groep enthusiaste bewoners de werken kunnen de wensen van bewoners beter worden verwerkt in het plan. Doel ‐ Bewoners laten meewerken aan plannen voor de renovatie van hun straat. Voorwaarden Er moet uiteraard wel wat worden gedaan met de suggesties van de bewoners. Ook is het belangrijk dat er begrip is van beide kanten voor eventuele beperkingen. De achterban moet voldoende betrokken worden bij de werkzaamheden van het planteam. Start door Corporatie Voorbeeld ‐ Planteams Vreewijk. In twee pilotprojecten werken planteams aan een renovatievoorstel, het uitverhuistraject, de financiering en het aanvragen van de omgevingsvergunning. De planteams bestaan uit bewoners, vertegenwoordigers van Havensteder, HvVreewijk of BOV en externe adviseurs. De bewoners in het planteam communiceren de vorderingen met andere bewoners. Zij nemen ook de ideeën en meningen van andere bewoners mee naar overleggen. Planteam Weimansweg (bron: vreewijkverder.nl) 136 26 Zorgen voor buren Dagelijks Permanent Activerend Informeel: vrijwilligerswerk, zorg W C Iedereen Omschrijving Vrijwilligers zetten zich in voor medebewoners. Dit kunnen bijvoorbeeld eenzame ouderen zijn die gezelschap kunnen gebruiken. Of allochtonen die moeite hebben met de taal. Of gewoon hulp met een klusje. De genoemde voorbeelden gebruiken een bepaald tussenpersoon of organisatie om de contacten te bewerkstelligen. Maar het is natuurlijk mogelijk voor bewoners om zelf iets te beginnen. Doel ‐ Stimuleren van ontmoetingen, dus de buurt samenbrengen. ‐ Vertrouwen opbouw tussen buurtbewoners. ‐ Helpen van mensen die dat het meest nodig hebben. Voorwaarden Een initiatief als deze bouwt op de vrijwilligers. Er moeten genoeg mensen klaar staan om bewoners te helpen. Het is verder noodzakelijk dat mensen die hulp nodig hebben, weten waar ze terecht kunnen. Dit zou via verscheidene kanalen kunnen, zoals het internet, een berichtenbord in de lokale supermarkt, telefoonnummers etc. Start door Bewoners Stichting/zorgorganisatie Voorbeeld ‐ Buren voor buren. Buren voor buren is een initiatief door Zorgorganisatie Aaje. Het richt zich op kwetsbare doelgroepen. Buurtbewoners blijken elkaar graag te willen helpen, maar weten niet hoe ze dat kunnen aanpakken. Het project vormt de koppeling tussen vraag en aanbod. Bewoners met een vraag kunnen contact opnemen met een matchmaker uit hun wijk. Die zoekt vervolgens een andere bewoner die wil helpen. Verzoeken zijn divers: samen naar buurtactiviteiten gaan, winkelen, boodschappen doen, begeleiding naar de dokter, praten, ga zo maar door. De matchmakers werken 16 uur per week. In de periode van 2008 tot 2010 hebben 52 vrijwilligers meer da n5200 uren doorgebracht met buurtgenoten. ‐ Burenhulpcentrale is een website waar mensen verzoeken kunnen plaatsen. Soms is het een klusje, zoals het ophangen van een klok of het repareren van een hek. Soms gaat het om het begeleiden van een persoon naar een ziekenhuis. Of hulp met de computer, ofewoonweg een praatje met de buren. Bewoners kunnen zelf reageren op verzoeken. Nieuw groen in een gezamenlijke tuin (bron: aafje.nl, Buren voor Buren). 137 27 Wijkkantoor/inloopuren Regelmatig Permanent Tijdelijk Informerend Informeel communicatiemogelijkheid W Iedereen Omschrijving Zeker bij grote projecten kan het onduidelijk zijn wat er gaat gebeuren. De corporatie (misschien wel in samenwerking met bewoners) een open deur houden voor iedereen die vragen heeft. Er zijn verschillende mogelijkheden. Zo kan er een woning of een centraal gebouw worden ingericht, waar vervolgens een corporatiemedewerker klaar staat voor eventuele vragen en opmerkingen. Of er kan een mobiele gelegenheid worden ingezet, zoals een busje of een bakfiets zodat de medewerker(s) naar bewoners toe kunnen gaan. Het idee is dat de drempel om vragen te stellen zo laag mogelijk is. Mensen hoeven niet te bellen of te mailen. Doel ‐ Communicatie tussen bewoner en corporatie vergemakkelijken. Door fysiek aanwezig te zijn kan de stap voor vragen en opmerkingen kleiner zijn. ‐ Bewoners aansporen tot inspraak en het doen van meldingen. Voorwaarden De gelegenheid moet dicht bij de bewoners zijn. Om eventuele taalproblemen te voorkomen kan het van nut zijn om de keuze voor de medewerker op locatie af te stemmen op de inwonerssamenstelling. Start door Corporatie Voorbeeld ‐ Vreewijkhuis. Mensen kunnen bij het Vreewijkhuis terecht voor vragen over de verbeteraanpak van de woningen. Aanwezige medewerkers zijn ook open voor andere zaken. Denk aan hulp bij het invullen van formulieren, verwaarlozing en afvaloverlast. Op bepaalde momenten is de wijkagent en de wijkbeheerder ook aanwezig. Op een online agenda is te zien wanneer er vergaderingen en presentaties zijn. Het Vreewijkhuis 138 28 Ontwerpatelier/Thuis ontwerpen Incidenteel Projectmatig Activerend Inspraak met informele sfeer W C Iedereen Informerend Omschrijving Een groep mensen worden ingezet om hun buurt mee te ontwerpen. Dit kan tijdens een formele sessie of thuis gebeuren. De creativiteit van bewoners staat hier centraal. Een ontwerpatelier kan op allerlei verschillende manieren worden ingericht. Bewoners kunnen bijvoorbeeld gaan tekenen met een architect. Of ze kunnen aan de slag op een creatieve manier door te schilderen, knippen en plakken en het maken van collages en foto’s. Er kunnen ook doelgroepgerichte workshops worden georganiseerd om zo iedereen een kans te geven om mee te doen. Doel ‐ Bewoners op een informele manier laten meedenken over hun buurt. ‐ Draagkracht plannen vergroten. Voorwaarden Ideeën van bewoners moeten daadwerkelijk worden geïntegreerd waar mogelijk. Representativiteit kan nog een lastig punt zijn. Om teleurstellingen te voorkomen moeten verwachtingen moeten ook duidelijk zijn. Start door Corporatie Ontwerpers/planmakers Stichting Voorbeeld ‐ Mauveplein, Dordrecht. Bewoners konden bij de vernieuwing van het Mauveplein kiezen over de functie en de inrichting. Een groot aantal keuzes waren mogelijk. Vervolgens konden bewoners via de website hun voorkeuren uitbrengen. De keuzes omvatten de vormgeving, de toestellen, materiaalgebruik en het type groen. ‐ Buurtmoestuin, Utrecht. De beheerderswoning in de buurt werd voor één dag getransformeerd tot een ontwerpatelier. Geïnteresseerde bewoners werden uitgenodigd om mee te denken over de invulling van de nieuwe moestuin. De tuin is een tijdelijke invulling van een stuk grond van 400 vierkante meter, waar later nieuwe woningen worden gebouwd. Kinderen maakten maquettes, tekeningen en collages, terwijl hun moeders het overzicht hielden. Links: een ontwerp van een kind voor de moestuin (bron: Stichting Stadslandbouw Utrecht). Rechts: varianten van het Mauveplein (bron: oudkrispijn.nl) spel op maat http://www.spelopmaat.com/ http://www.tympaan.nl/good_practices/spel‐op‐maat‐spelenderwijs‐met‐buurtbewoners‐in‐
gesprek&tid=0 139 29 Buurtvaders Dagelijks Permanent Activerend Informeel de buurt controleren W Volwassenen/ouders Omschrijving In Nederland is het niet gewoonlijk dat vaders kinderen aanspreken op hun gedrag. Met dit initiatief nemen vaders de verantwoordelijkheid op zich om kinderen en jongeren uit de buurt te wijzen op hun ongepast gedrag. De aanleiding voor het ontstaan van het initiatief is de overlast van jongeren. Het ging met name om het negatieve imago van Marokkaanse jongeren. Marokkaanse vaders surveilleren de buurt in een groep. Zij leggen contact met jongeren die zij tegenkomen en signaleren de politie bij misdrijven en gevaarlijke situaties. Kleine problemen zoals kapotte bankjes en straatverlichting melden zij ook. Doel ‐ Verminderen overlast jongeren door sociale controle. ‐ Activeren van vaders om de buurt veilig en gezond te houden. ‐ Verbeteren van het imago van een bepaald gemeenschap. Voorwaarden Het oorspronkelijke project is ontwikkeld en gedragen door de Marokkaanse gemeenschap. In praktijk blijkt het erg belangrijk dat een bepaalde groep er achter staat en er actief aan meedoet. Begeleiding van andere professionele (en informele) netwerken kan helpen. Er zijn gemotiveerde vrijwilligers nodig om het project te dragen. Start door Bewoners Voorbeeld ‐ Buurtvaders Lelystad. Gestart uit eigen initiatief, geïnspireerd door het project in Amsterdam. De groepen richten zich op (Marokkaanse) jongeren tussen de 13 en 23 jaar. Er zijn drie hoofddoelen. Jongeren kunnen hun ei kwijt bij deze vaders. Daarnaast brengen de vaders gedragsnormen over op de jongeren. Verder proberen zij de veiligheid te handhaven en misverstanden te voorkomen tussen de jongeren en instanties als horeca, bibliotheken en politie. Ook worden er activiteiten georganiseerd, zoals het bezoeken van voetbalwedstrijden en het door de buurten wandelen met jongeren. ‐ Haagse Vaders – Marokkaanse buurtvadersproject Al‐Wasl, Den Haag. Het initiatief is gestart met als doel het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid in de wijk. Dit wordt gedaan door communicatie met en tussen buurtbewoners, sociale controle en het vormen van een brug tussen ouders en jongeren. Jongeren worden ook gemotiveerd om te werken aan een goed toekomstperspectief. Bron: buurtvaders‐lelystad 140 30 Zelf werken aan je woning Permanent Projectmatig Activerend Formele inclusie W C Nieuwe bewoners Omschrijving Zelf werken aan je woning is een breed idee. De eindgebruiker kan bijvoorbeeld op diepgaande wijze betrokken worden bij het ontwerp woning. Dit kan op vele verschillende manieren, denk aan (collectief) particuliere opdrachtgevers, mede‐odprachtgeverschap, consumentgerichte ontwikkeling en serieproductie met marginale keuzevrijheid. Het kan zijn dat een of meerdere klanten een project initieërt. Ook kan het voorkomen dat een aankomende bewoner de mogelijkheid krijgt om een bestaande woning naar zijn of haar eisen aan te passen. Het onderscheidt zich van andere participatievormen door de verregaande impact op woning en leefomgeving. De opbouw van de fysieke omgeving wordt aangepast. Er zijn een tal van projecten in Nederland, maar particulier opdrachtgeverschap komt tegenwoordig relatief weinig voor. Doel ‐ Toekomstige bewoners meenemen in de ontwikkeling van een woning zodat het resultaat meer klantgericht is, waardoor de uiteindelijke voorraad beter aansluit op de eisen van de consument. Dit leidt tot verhoging van waarde en binding door mate van eigen inbreng. Voorwaarden Bewoners moeten vroeg in het ontwikkelproces aanwezig zijn en de keuzemogelijkheden moeten wel betekenisvol zijn. Belangrijk zijn afspraken over financiering en onderhoud. Start door Corporatie Bewoners(vereniging) Gemeente Voorbeeld ‐ Klushuizen. Panden in slechte staat worden voor een lage prijs verkocht onder een aantal voorwaarden. De nieuwe eigenaar moet er zelf gaan wonen, en het pand in goede staat brengen. De eigenaar is de opdrachtgever en stuurt zelf de renovatie van de woning aan. Het biedt potentiële kopers een goedkope woning en de kans om te werken aan de basis van een eigen huis. ‐ Andere voorbeelden zijn uitgiftes van kavels door gemeenten, waarop zonder vooraf bepaalde programma van eisen gebouwd kan worden (onder enkele andere voorwaarden). 141 142