De fabel

Werkblad
N° 101.672
com
De Fabel
- Kenmerken van een fabel
- Typische opbouw van de fabel
- Bijzondere namen van de dieren
- Uitgekozen fabels
De fabel (Latijns fabula „mythe, sage en sprookje“) is een in vers of een proza geschreven
verhaal met een belerende bedoeling, in welke vooral dieren, maar ook planten en andere dingen
en fabelachtige wezens menselijke eigenschappen bezitten en daarna handelen. Deze verhalende vorm heet personificatie.
Het drama van het verhaal is gericht op een laatste punt,
welke meestal een wijze les probeert over te brengen.
Belangrijke fabeldichters zijn Aesop, Phaedrus, Hans
Sachs, Jean de La Fontaine, Jean-Pierre Claris de Florian, Christian Fürchtegott Gellert Gellert, Magnus G.
Lichtwer, Wolfhart Spangenberg, James Thurber, Gotthold Ephraim Lessing en Martin Luther.
Hans Sachs
G. E. Lessing
Karakteristieke kenmerken van een fabel op een rij:
In het middelpunt van het verhaal staan vaak dieren, planten of andere dingen die de menselijke eigenschappen toegewezen zijn.
De dieren handelen, denken en spreken als mensen en beelden meestal kenmerkende stereotypen uit.
De fabel wil iemand iets bijbrengen (een wijze les) en vermaken (fabula docet et delectat).
Volgens Lessing moeten fabels aan een algemene morele zin worden toegeschreven welke aan een
speciaal geval kan worden toegeschreven en deze dan in de vorm van een verhaal worden geschetst.
De personificatie van de dieren dient bij de auteur vaak als een bescherming tegen straf
bijvoorbeeld omdat hij geen directe kritiek levert zoals sommige van zijn tijdgenoten.
JI
© Aduis
Een veelvuldig fabelthema, vooral in de Eeuw van de Rede (of Verlichting), zijn de rangen
en standen in de maatschappij en de kritiek op haar.
De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te downloaden:
www.aduis.nl. Neemt u een kijkje.
N° 101.672
Werkblad
com
De kenmerkende opbouw van een fabel:
In de strikte vorm bezit de fabel een drieledige opbouw:
1. BEGINSITUATIE
2. Conflictsituatie (situatieschets)
2.1 actie
of
rede
2.1 reactie
of
repliek
3. OPLOSSING (Resultaat)
Om te verduidelijken het voorbeeld van „De raaf en de vos” van J. de la Fontaine
Jean de La Fontaine
De raaf en de vos
Een raaf zat in een boom. Hij klemde in zijn bek een heerlijk stukje kaas. Hij wilde de kaas opeten.
Toen kwam een vos, gelokt door de van geur van de kaas.
Hij keek op en sprak: » „Ah goedemorgen meneer raaf!” U ziet er geweldig uit! Als uw stem net zo
mooi is als uw veren, dan bent u de mooiste van allen hier in het bos! «
Dit vleide de raaf, en zijn hart klopte sneller van vreugde. Om nu ook zijn mooie stem te laten
horen, maakte hij zijn snavel wijd open – toen viel de kaas naar beneden.
De vos pakte de kaas en zei:
>> Mijn goede man, nu hebt u het zelf ervaren: een vleier leeft ten koste van degene die naar hem
luistert – deze leer is met de kaas, niet te duur betaalt.
De raaf, onthutst en beschaamd, zwoer bij zichzelf: “Mij zul je niet meer beetnemen!” – maar dat
was een beetje te laat.
De raaf zit met zijn stukje kaas op een hoge boom. De vos kijkt vol begeerte naar
de kaas. Met geweld kan hij niets bereiken.
Actie:
De vos probeert het met een list. De vos liegt tegen de raaf, en vleit hem.
Reactie:
De ijdele kraai wil laten zien hoe mooi zijn stem klingt. Hij is dwaas. Misleid door
het gevlei van de vos, denkt hij niet aan de kaas en verliest deze wanneer hij zijn
snavel opent.
Resultaat:
De vos heeft zijn doel met een list bereikt en eet de kaas op. Pas nu zag de raaf
dat hij bedrogen is en moet hij betalen voor zijn ijdelheid.
JI
© Aduis
Situatie:
De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te downloaden:
www.aduis.nl. Neemt u een kijkje.
N° 101.672
Werkblad
com
Bijzondere namen van de dieren in de fabel:
dier
fabelnaam
karaktereigenschap
ooievaar
Adebar
trots
gans
Adelheid
loslippig
das
Grimbart
langzaam, rustig
haan
Henning
ijdel, sluw
kater
Hinze
eigenwijs
wolf
Isegrim
naar de buik luisterend
ezel
Boldewyn
koppig, lui
haas
Lampe
angstig, bijdehand
kraanvogel
Lütke
bureaucratisch
beer
Petz
goedmoedig, naïef
vos
Reineke
sluw, achterbaks
Uitgekozen fabels:
Gotthold Ephraim Lessing
De gans
JI
© Aduis
Er was eens een gans wiens veren wedijverde met de witheid van de vers gevallen sneeuw. In haar
trots op dit schitterende geschenk van de natuur, geloofde ze dat het bestemd was om een zwaan
te zijn, in plaats van wat ze in werkelijkheid was.
Daarom zonderde ze zich af van haar metgezellen, en zwom ze eenzaam en majestueus rond in de
vijver. Algauw strekte ze haar hals, om de verraderlijke kortheid ervan te verhullen. Nu probeerde ze hem de gracieuze buiging te geven, zoals de zwaan het waardige uiterlijk van een vogel van
Apollo heeft.
Maar tevergeefs want haar hals was te stijf, en met al haar inspanningen kwam ze niet verder, en
bleef ze een belachelijke gans, zonder een zwaan te worden.
De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te downloaden:
www.aduis.nl. Neemt u een kijkje.
N° 101.672
Werkblad
com
Aesop
De haan en de diamant
Een hongerige haan wroette in een mesthoop naar fruit en graan vond een diamant. Boos duwde
hij hem opzij en riep uit: „Wat heeft een kostbare steen voor een nut, als je honger hebt. Het
bezit ervan maakt je wel rijk, maar stilt je honger niet. Hoe graag zou ik deze schat voor een paar
korrels gerst ruilen.“
Dit kleine stukje brood, dat je voedt, is meer waard dan goud en parels.
Martin Luther
De kikker en de muis
Een muis zou graag aan de andere kant van het water zijn en vraagt een kikker om hulp. De kikker
was een schurk en zei tegen de muis: „Bind je voet op mijn voet, dan zal ik zwemmen en je naar de
overkant brengen.”
Toen ze echter in het water kwamen, dook de kikker naar beneden en wilde de muis verdrinken.
Maar terwijl de muis zich verzet en vecht, vliegt er een kiekendief over en vangt de muis, trekt
de kikker ook mee en eet hen beiden op.
Van de stadsmuis en de veldmuis
Een stadsmuis gaat op bezoek bij een veldmuis. De stadsmuis eet overdadig veel eikels, gerst,
noten, en wat ze maar kan vinden. Maar de stadsmuis zei: „Wil je hier in armoede leven! Ga met
mij mee, ik zal voor allerlei heerlijke gerechten zorgen.“
De veldmuis ging mee naar een prachtig mooi huis, waarin de stadsmuis woonde, en zij gingen naar
de kamers die vol waren met vlees, spek, worst, brood, kaas en nog veel meer. Toen zei de stadsmuis: „Doe je tegoed aan al dit lekkers. Deze spijzen heb ik dagelijks in overvloed.“
Toen kwam de ober en rammelde met de sleutels bij de deur. De muizen werden bang en renden
weg. De stadsmuis vond al snel een gat, maar de veldmuis wist niet waar hij heen moest gaan. Hij
liep langs de muur op en neer en dacht dat haar leven voorbij was.
Toen de ober weer naar buiten was zei de stadsmuis: „Je hoeft niet langer bang te zijn, laten we
gaan eten.“
De veldmuis antwoordde: „Je hebt gemakkelijk praten, jij hebt een gat gevonden, terwijl ik bijna
dood ging van angst. Ik zal je vertellen wat mijn mening is: blijf jij een stadsmuis en eet worst en
spek, ik ben liever een arme veldmuis en eet mijn eikels. Je bent geen moment veilig voor de ober,
voor katten en zoveel muizenvallen, het hele huis is een grote vijand. Uit dit alles blijkt, dat ik vrij
ben en veilig in mijn arme holletje.“
JI
© Aduis
Probeer de fabels te interpreteren. Kun je de opbouw herkennen?
Wat willen de fabeldichters met hun verhalen vertellen. Zoek een wijze les/moraal!
De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te downloaden:
www.aduis.nl. Neemt u een kijkje.