Retentierecht revisited Een van de oudste middelen om betaling van openstaande facturen af te dwingen, is het feitelijk achterhouden van de goederen van de debiteur. Zo gebeurt het dat de garagist uw auto bijhoudt omdat de vorige onderhoudsfactuur nog openstaat. In juridisch vakjargon heet dit het uitoefenen van het retentierecht. Dit drukkingsmiddel vindt haar oorsprong in de Romeinse tijd, doch had vooralsnog geen wettelijke basis in ons Belgisch rechtssysteem. De voorwaarden voor de uitoefening dienden dan ook afgeleid te worden uit de rechtspraak. De nieuwe Pandwet van 24 juni 2013 en 11 juli 2013 (B.S. 2 augustus 2013) geeft ten laatste op 31 december 2014, datum van uiterste inwerkingtreding, aan het retentierecht een wettelijke basis. In deze bijdrage krijgt u een overzicht van de huidige situatie, gevolgd door de belangrijkste veranderingen in de nieuwe wetgeving. 1 Voorwaarden Het retentierecht is steeds een loutere feitelijke situatie geweest, waarin een schuldeiser een goed van zijn schuldenaar in zijn bezit heeft en de teruggave ervan weigert totdat zijn openstaande schulden betaald zijn. Dit drukkingsmiddel werd unaniem door de rechtspraak aanvaard, doch weliswaar onder bepaalde voorwaarden. Om het retentierecht te kunnen uitoefenen moet er economische samenhang tussen het achter te houden goed en de schuldvordering (1.1), voortdurend bezit (1.2) en proportionaliteit (1.3) zijn. 1.1 Economische samenhang De hoofdvoorwaarde om het retentierecht uit te oefenen is het bestaan van een economische band tussen de goederen die de schuldeiser wil achterhouden en de schuldvordering die geïnd moet worden, bijvoorbeeld: de factuur voor het transport van het betrokken goed of het onderhoud van de betrokken wagen. Dat verband kan ook een continue handelsrelatie zijn. Wanneer een transporteur sinds jaar en dag goederen vervoert voor dezelfde opdrachtgever, en er openstaande facturen zijn van eerdere transporten, zou hij de goederen van het nieuwe transport kunnen achterhouden om betaling van de openstaande facturen van de eerdere transporten af te dwingen. Men aanvaardt ook hier een economisch verband tussen beide, voortspruitend uit de voortdurende transporten voor dezelfde opdrachtgever. De nuances zijn echter klein: wanneer de garagist openstaande onderhoudsfacturen voor een vrachtwagen van een transportonderneming heeft en hij vervolgens verzocht wordt het onderhoud van de personenwagen van de zaakvoerder van deze onderneming uit te voeren, kan hij de personenwagen dan weer niet achterhouden om betaling van het onderhoud van de vrachtwagen af www.adlex.be Pagina 1 van 4 te dwingen. In dit geval is er geen economische band tussen de openstaande facturen voor de vrachtwagen en de personenwagen van de zaakvoerder. Partijen kunnen het bestaan van een economisch verband contractueel uitbreiden door middel van een “ondeelbaarheidsclausule”. In deze clausule, bijvoorbeeld opgenomen in de algemene voorwaarden, kan men overeenkomen dat de schuldenaar met al zijn goederen instaat voor alle huidige en toekomstige verbintenissen die hij aangaat tegenover de schuldeiser, en dat deze verbintenissen geacht worden te behoren tot eenzelfde ondeelbare zakenrelatie. De uitoefening van een retentierecht op basis van dergelijke clausule wordt aanvaard in de rechtspraak. 1.2 Voortdurend bezit De schuldeiser dient tevens een voortdurend bezit van het betrokken goed te hebben. Van zodra de schuldeiser het goed dat hij achterhoudt afgeeft of verliest, eindigt zijn retentierecht. Ingeval een derde voor rekening van de schuldenaar diens schuld betaalt nadat de schuldeiser hem het goed afstaat, kan op zijn beurt het retentierecht tegenover de schuldenaar niet uitoefenen aangezien het bezit van het goed onderbroken werd. 1.3 Proportionaliteit De uitoefening van het retentierecht dient proportioneel te gebeuren. Dit betekent eenvoudigweg dat de schuldeiser te goeder trouw moet zijn en de uitoefening van het retentierecht niet misbruikt mag worden. Indien de schuldenaar, bijvoorbeeld, een redelijk betalingsvoorstel heeft gedaan en er een onevenredigheid bestaat tussen het te innen bedrag en de waarde van het achtergehouden goed, zal de schuldeiser niet te goeder trouw zijn wanneer de economische bedrijvigheid van de schuldenaar in het gedrang komt door het achterhouden van de goederen. Zo zal de schuldeiser de toets van deze voorwaarde eveneens niet doorstaan wanneer hij weet dat zijn schuldenaar niet over het goed kon beschikken. Nochtans moet de schuldenaar niet per se eigenaar zijn van het goed, doch hij moet er uiteraard wel over kunnen beschikken. 2 Insolventie van de schuldenaar Het retentierecht heeft zijn nut in de praktijk bewezen doordat derden rekening moeten houden met de uitoefening ervan door een schuldeiser. Dit drukkingsmiddel zal immers voorgaan op een beslag op het goed door een andere schuldeiser. Ook bij een gerechtelijk reorganisatie in het kader van de Wet Continuïteit Ondernemingen (WCO) blijft het retentierecht gehandhaafd, en dit buiten elk herstelplan. Immers, de WCO bepaalt expliciet dat de feitelijke zekerheidsrechten, zoals het retentierecht, onaangetast blijven. www.adlex.be Pagina 2 van 4 De schuldeiser heeft evenwel geen beschikkingsrecht. Hij kan het achtergehouden goed niet zelf verkopen om de schuldvordering te vereffenen. Hij kan zich het goed ook niet toe-eigenen of weggooien als de schuldenaar niet betaalt. Het is de schuldenaar die over de beschikkingsbevoegdheid beschikt en zijn instemming met een verkoop moet verlenen. De schuldeiser heeft enkel het recht het goed onder zich te houden totdat er betaald is, en moet zich bij de bewaring ervan zorgvuldig gedragen. Ook bij een faillissement van de schuldenaar blijft het retentierecht overeind. In dit geval is het weliswaar de curator die het achtergehouden goed verkoopt, doch de schuldeiser heeft een bijzonder voorrecht op de opbrengst van deze verkoop. Dit bijzonder voorrecht gaat t zelfs het pand op de handelszaak vooraf. 3 De Pandwet 3.1 Bevestiging van de huidige principes… De Pandwet creëert een wettelijke basis voor het retentierecht. Artikel 73 van de Pandwet bepaalt dat het retentierecht aan de schuldeiser het recht verleent om de teruggave van een goed, dat hem door zijn schuldenaar werd overhandigd of bestemd is voor zijn schuldenaar, op te schorten zolang zijn schuldvordering, die verband houdt met dat goed, niet is voldaan. De voorwaarden voor de uitoefening van het retentierecht blijven alleszins dezelfde: het bestaan van samenhang, het bezit van het goed en de objectieve goede trouw van de schuldeiser. Artikel 74 Pandwet bepaalt dat het retentierecht eindigt van zodra de schuldeiser de feitelijke macht over het goed vrijwillig afstaat , tenzij de schuldeiser deze feitelijke macht herkrijgt in het kader van dezelfde rechtsverhouding tussen partijen, bijvoorbeeld de hoger aangehaalde voortdurende handelsrelatie. . Ook de tegenwerpelijkheid wordt geregeld in de nieuwe wet. Het retentierecht zal ook na het in werking treden van de wet een beslag, procedure van gerechtelijke reorganisatie of faillissement doorstaan. Zelfs een schuldeiser met een oudere aanspraak op het goed, zal de gevolgen van het retentierecht moeten ondergaan indien de schuldeiser die het uitoefent bij de ontvangst van het goed kon aannemen dat zijn schuldenaar bevoegd was om dit goed aan een retentierecht te onderwerpen. De wet herneemt op het eerst zicht bijgevolg vooral datgene wat in de meerderheid van de rechtspraak algemeen werd aanvaard. 3.2 … maar ook vernieuwend De meest belangrijke vernieuwing is terug te vinden in artikel 76 van de Pandwet, dat aan het retentierecht hetzelfde karakter als het pandrecht verleent. www.adlex.be Pagina 3 van 4 Op basis van dit artikel kan de schuldeiser die over een retentierecht beschikt, ingeval van niet-betaling door zijn schuldenaar, het achtergehouden goed op eigen initiatief verkopen, en betaald worden uit de opbrengst ervan bij voorrang boven alle andere schuldeisers. Voorheen beschikte de schuldeiser weliswaar over een bijzonder voorrecht, doch hij kon de verkoop van het goed niet zelf nastreven. Indien de schuldenaar een consument is, zal de schuldeiser zich voorafgaand tot de rechtbank moeten wenden. Is de schuldenaar daarentegen een handelaar, kan de verkoop of toe-eigening in beginsel zonder rechterlijke tussenkomst plaatsvinden. Besluit Het retentierecht is een drukkingsmiddel, waarvan het bestaan en de voorwaarden van oudsher door de rechtspraak worden aanvaard. Om de rechtszekerheid te vergroten en de toepassing van deze figuur te uniformiseren, heeft de wetgever het nodig geacht het retentierecht op te nemen in de Pandwet. Deze Pandwet creëert voornamelijk een wettelijke basis voor de principes waarover al lange tijd eensgezindheid bestond. Niettemin bevat de Pandwet ook een belangrijke vernieuwing die de schuldeiser voortaan toelaat om het achtergehouden goed te verkopen of het zich toe te eigenen, en dit bij voorrang boven de overige schuldeisers. Het retentierecht wordt aldus een krachtig wettelijk drukkingsmiddel om betaling af te dwingen. T: +32 89 32 23 00 F: +32 89 35 66 01 Grotestraat 122 B-3600 Genk Kristien Thys advocaat [email protected] Voorkeurmateries Handelsrecht Ondernemingen in moeilijkheden en insolventie Zekerheidsrecht en financieel recht Arbitrage en bemiddeling Internationaal en Europees recht www.adlex.be Pagina 4 van 4
© Copyright 2024 ExpyDoc