Bunzing - Gemeente Utrecht

Stadsnatuur
In deze maandelijkse column willen we u informeren over
natuur die u in de stad Utrecht tegen kunt komen. We vertellen u wat de gemeente doet om de kansen voor natuur
te vergroten en laten u weten wat u zelf kunt bijdragen.
Deze maand besteden we aandacht aan de bunzing.
Foto © Phil Koken
De Bunzing
De meeste bewoners van Utrecht kennen de bunzing maar
hebben hem nog nooit gezien of geroken. De bunzing is een
roofdier dat verwant is aan de wezel en hermelijn en deel
uitmaakt van de familie van de marterachtigen. Zijn wetenschappelijke naam is Mustela putorius wat ‘stinkende marter’
betekent vanwege de onaangename geur die hij kan afscheiden uit zijn stinkklieren aan de staartbasis. Dat doet hij ter
verdediging en voor het markeren van zijn territorium.
Leefomgeving
De bunzing komt alleen voor in Europa. De bunzing is niet
gebonden aan een bepaald landschap. Hij wordt vaak aangetroffen in oeverbegroeiing, in droge sloten, bij heggen
en houtwallen en langs bos- en akkerranden. Hij heeft een
landschap nodig waarin voldoende dekking aanwezig is.
De bunzing houdt zich graag in onderaardse holen op.
Gedurende de winter verblijft hij ook veel in onbewoonde
gebouwen, schuren, stallen, op zolders en zelfs onder
stenen of hout.
Uiterlijke kenmerken
Bunzings zijn tot ongeveer 46 centimeter lang en hebben
een lange volle staart. Het mannetje is iets groter dan het
vrouwtje. Een bunzing heeft witte oorranden en een donker
masker. De wollige ondervacht is roomgeel en wordt
beschermd door lange donkere dekharen. Hierdoor varieert
de kleur van de bunzing van lichtbruin tot bijna zwart.
Tijdens de zomer is de ondervacht grotendeels verborgen
onder de dekharen. In de winter staan deze door de dichtere
vacht uit, waardoor het dier er lichter en ronder uitziet.
Voedsel
Bunzings eten ratten, muizen, kikkers, mollen, vogels en
insecten. Soms maken ze kippen buit in een gemakkelijk
toegankelijk kippenhok. De bunzing is vooral ‘s nachts actief
en verblijft overdag in zijn hol. Speurend en snuffelend
doorkruist de bunzing zijn jachtgebied. Konijnen achtervolgt
hij met zijn lenige lichaam en korte voorpoten tot in hun
hol. Deze levenswijze kost veel energie. De bunzing heeft
daarom veel voedsel en een groot leefgebied nodig.
Voortplanting
De paartijd valt in de maanden maart, april en mei. De draagtijd bedraagt zes weken. Gewoonlijk is er jaarlijks één worp
van drie tot acht jongen in mei of juni. De jongen zijn in het
begin witachtig, maar later wordt hun vacht donkerder. Na
ongeveer zes à acht weken komen de jongen voor het eerst
naar buiten. Na vier maanden gaan ze hun eigen weg. In het
wild worden bunzings niet ouder dan een jaar of vijf. In
gevangenschap kunnen ze wel veertien jaar oud worden.
Wat doet de gemeente Utrecht voor deze soort?
De gemeente Utrecht beschouwt de bunzing als een soort
die bescherming verdient. Om verkeersslachtoffers te voorkomen heeft de gemeente op diverse plekken in de stad
buizen onder wegen, looprichels in duikers en stobbenwallen onder viaducten aangelegd, zodat dieren als de
bunzing drukke wegen veilig kunnen passeren. Uit onderzoek is gebleken, dat de bunzing in de oostrand van de stad
gebruikmaakt van deze voorzieningen
Wat kunt u doen?
Als u kippen heeft dan kunt u er het beste voor zorgen dat er
geen roofdieren zoals een bunzing bij kunnen komen. Het is
niet bekend of de bunzing in aantal is achteruitgegaan, omdat
de bunzing zich niet vaak laat zien. De Zoogdiervereniging
(VZZ) besteedt in 2008 speciale aandacht aan de bunzing in
de hoop dat er meer waarnemingen worden doorgegeven.
Wanneer u een bunzing heeft gezien, dood of levend, kunt u
dit doorgeven via de website www.telmee.nl. Hebt u geen
internet dan kunt u ook tele-fonisch of per brief een waarnemingsformulier bij de VZZ opvragen op het adres:
Oude Kraan 8, 6811 LJ Arnhem, 026 - 370 53 18.
Meer weten?
Bent u nieuwsgierig wat de gemeente nog meer doet voor
de natuur in de stad?
Kijk dan op www.utrecht.nl/milieu/groenenblauw
De gemeente Utrecht creëert al 10 jaar kansen voor natuur in
de stad. Met natuurprojecten bouwen we aan een groen web
door de stad. Via dit groene netwerk bewegen dieren zich
door de stad. Zo vinden ze soortgenoten, voedsel en onderdak. Natuur in de stad draagt bij aan een groene woonomgeving en aan de gezondheid van mensen en dieren.