Bekendmaking van een beslissing over een

Bekendmaking van een beslissing
over een milieuvergunningsaanvraag
Door de stad Herentals
Gegevens over de bevoegde overheid het college van burgemeester en schepenen
Gegevens over de aanvrager/exploitant:
Pandelaers Paul
Watervoort 56/1
2200 Herentals
Gegevens over de inrichting
Adres waarop de exploitatie plaatsvindt of plaats zal vinden: Watervoort 56/1
2200 Herentals
Kadastrale gegevens
afdeling 1 sectie B perceelnr 563F 2
Soort inrichting: warmtepomp
Klasse 2
Gegevens over de beslissing
Datum van het besluit 30 juni 2014
Inhoud
De vergunning werd verleend voor wat de volgende onderdelen betreft tot 30 juni 2034
- 2 verticale boringen tot een diepte van 148 meter onder het maaiveld ten behoeve van een
warmtepomp (55.1.2°);
Rubrieknummer(s): 55.1.2°
Gegevens met betrekking tot de inzagemogelijkheden
Meer informatie over dit besluit bij de hierna genoemde dienst van de gemeente: Milieu,
Augustijnenlaan 30 – 2200 Herentals, tel. 014-28 50 50, e-mailadres: [email protected]
Het besluit ligt gedurende de volgende periode ter inzage van het publiek bij de hierboven
genoemde dienst van 9 juli 2014 tot en met 7 augustus 2014. Dit onverminderd de regelgeving over
de openbaarheid van bestuur.
Gegevens met betrekking tot de beroepsmogelijkheden
Tegen deze beslissing kan beroep worden ingediend bij de bestendige deputatie van de
provincieraad
De procedure wordt bepaald door het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning
Het beroep kan worden ingediend door
• elke natuurlijke of rechtspersoon die tengevolge van de vestiging en de exploitatie van de
inrichting rechtstreeks hinder kan ondervinden
•
elke rechtspersoon die zich de bescherming van het leefmilieu statutair tot doel heeft
gesteld, ten minste vijf jaar rechtspersoonlijkheid bezit en in zijn statuten het grondgebied
omschreven heeft tot waar zijn bedrijvigheid zich uitstrekt
De uiterste datum voor indienen van het beroep is
Voor diegene die louter aangewezen is op de kennisname via dit bericht en de inzage bij het
gemeentebestuur: op 7 augustus 2014.
De volgende stavingsstukken dienen bij het beroep te worden gevoegd
• een door het gemeentebestuur af te leveren attest waaruit de datum van de bekendmaking
van de beslissing blijkt
• een bewijs van de betaling van de dossiertaks (rekeninguittreksel, door gemachtigde van de
bank getekende verklaring,…)
Te Herentals, 8 juli 2014
de secretaris
Tanja Mattheus
de burgemeester
Jan Peeters
Provincie
ANTWERPEN
Gemeente/stad
HERENTALS
Dossiernr. 2014/018
Besluit van het college van burgemeester en schepenen,
houdende vergunning aan Pandelaers Paul voor het exploiteren van een inrichting gelegen te
Watervoort 56/1 voor een warmtepomp.
Het College van burgemeester en schepenen,
Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd bij latere
decreten (Milieuvergunningsdecreet);
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het
Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd bij latere besluiten (Vlarem I);
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale
bepalingen inzake milieuhygiëne, zoals gewijzigd bij latere besluiten (Vlarem II);
Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid artikel 8;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor
de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van
nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets;
Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, voor de eerste maal bij het college van burgemeester en
schepenen van Herentals ingediend op 10 maart 2014 door Pandelaers Paul, gevestigd Watervoort
56/1 in 2200 Herentals, strekkende tot het verkrijgen van een milieuvergunning om een inrichting
voor een warmtepomp, gelegen in 2200 Herentals, Watervoort 56/1, kadastrale percelen,
afdeling 1 sectie B perceelnr. 563F 2
te exploiteren als volgt:
- 2 verticale boringen tot een diepte van 148 meter onder het maaiveld ten behoeve van een
warmtepomp (55.1.2°);
Vlarem-rubricering: 55.1.2°
Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de
datum van de indiening van de voormelde milieuvergunningsaanvraag: geen
Gelet op het feit dat op datum van 4 april 2014 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en
volledig werd verklaard of geacht;
Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste
publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaamse reglement betreffende de
milieuvergunning;
Gelet op het proces-verbaal houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke
en mondelinge bezwaren en opmerkingen van 8 mei 2014 waaruit blijkt dat geen schriftelijke en
mondelinge bezwaren en opmerkingen werden ingediend;
Overwegende dat de Vlaamse Milieumaatschappij, afdeling operationeel waterbeheer van 18 april
2014 en op de volgende elementen uit dit advies:
De aanvraag strekt tot het bekomen van een vergunning voor de aanleg van twee verticale boringen
met een diepte van 148 m. Op deze diepte bevinden de boringen zich volgens de beschikbare
informatie (Databank Ondergrond Vlaanderen) in de Boom Aquitard (HCOV 0300).
Op de betreffende locatie bevinden zich volgende kleilagen:
- Op een indicatieve diepte van 9,5 tot 15,5 meter onder het maaiveld (HCOV 0240, Pliocene
kleiige laag).
- Op een indicatieve diepte van 92 tot 181 meter onder het maaiveld (HCOV 0300, Boom Aquitard)
De slecht doorlatende lagen vormen een bescherming voor de onderliggende watervoerende lagen
(aquifers).
Het plaatsen van kleistoppen of cementeren van de annulaire ruimte met ondoorlatend materiaal
ter hoogte van de doorboorde slecht doorlatende lagen is noodzakelijk.
De verticale boringen worden aangelegd voor de exploitatie van een warmtepomp voor de
verwarming van een woning. Het systeem is een gesloten systeem: verticale aardsondes. Er wordt
geen grondwater onttrokken.
De AOW verwijst voor de uitvoering van de boringen naar Bijlage 5.53.1 van Vlarem II Code van
goede praktijk voor boringen en voor exploiteren en afsluiten van boorputten voor
grondwaterwinningen.
Onder verwijzing naar artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal
waterbeleid werd voor deze aanvraag onderzocht of er een schadelijk effect door de boringen wordt
veroorzaakt. Er werd vastgesteld dat het schadelijk effect op het grondwatersysteem beperkt is.
Besluit:
Gelet op het voorgaande wordt er een gunstig advies gegeven voor de aanleg van twee verticale
boringen met een diepte van 148 m ten behoeve van een warmtepomp, mits naleving van de
algemene en de sectorale voorwaarden van Vlarem.
Gelet op het advies van de intercommunale milieudienst van IOK van 24 april 2014 en op de
volgende elementen uit dit advies:
Bemerkingen:
1. Voorliggend advies heeft betrekking op een milieuvergunningsaanvraag die geacht wordt
volledig en ontvankelijk te zijn verklaard door het CBS of de hiervoor gemachtigd ambtenaar.
2. Het voorliggende dossier werd ingediend met de oude formulieren (= de formulieren zoals
gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 27 januari 2009 waarmee maar geldig kon worden
ingediend tot eind september 2009). Aanvragen die niet worden ingediend op een geldig
formulier moet de overheid in principe weigeren te ontvangen.
Het voorliggende dossier werd ingediend in 2014.
In casu lijkt te kunnen worden aangenomen dat bij het volledig en ontvankelijk verklaren van het
dossier geen opmerking werd gemaakt m.b.t. de formulieren die werden gebruikt voor het
indienen van het dossier.
In casu betreft een aanvraag voor verticale boringen ten behoeve van een warmtepomp. Er lijken
dan ook argumenten voorhanden om n.a.v. voorliggende aanvraag, ingediend met een oud
formulier voor een pragmatische aanpak te opteren.
3. Conform artikel 2.1 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van
handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, zijn gebruikelijke
ondergrondse constructies vrijgesteld van een stedenbouwkundige vergunning indien ze niet
voor de rooilijn of in een achteruitbouwstrook liggen.
4. In het voorliggende dossier (bijlage D3 deel 1) wordt aangegeven dat het leidingsnet wordt
gevuld met propyleenglycol. Er dient echter te worden opgemerkt dat onder bijlage E1 het
veiligheidsinformatieblad van een ureumoplossing (32,5 %) werd toegevoegd. Op basis van dit
veiligheidsinformatieblad kan gesteld worden dat deze ureumoplossing geen gevaarlijke vloeistof
betreft. Het is aangewezen dat de exploitant voorafgaand verduidelijkt van welke vloeistof
gebruik zal worden gemaakt. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het gebruik van een nietgevaarlijk koelmiddel in een dergelijk systeem kan worden toegestaan.
5. Op basis van het voorliggende dossier kan worden geoordeeld dat de geïnstalleerde drijfkracht
van de betreffende warmtepomp kleiner is dan de indelingsgrens van 5 kW. De warmptepomp
op zich betreft in casu dan ook een niet-ingedeelde inrichting.
Watertoets:
Volgens artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 en latere wijzigingen betreffende het integraal
waterbeleid dient de aanvraag onderworpen te worden aan de watertoets. Het besluit van de
Vlaamse Regering van 20 juli 2006 en latere wijzigingen stelt nadere regels vast voor de toepassing
van de watertoets.
Gelet op de aard van de aanvraag en op het feit dat de inrichting gelegen is buiten de grenzen van
een overstromingsgevoelig gebied lijkt men in alle redelijkheid te kunnen stellen dat er geen
substantieel schadelijk effect wordt verwacht ten gevolge van de gevraagde inrichting op
voorwaarde dat is voldaan aan de van toepassing zijnde milieuvoorwaarden.
Advies:
1. Stedenbouwkundig
A. Stedenbouwkundige ligging
De inrichting is volgens het gewestplan gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch
gebied. Gezien de inrichting deel uitmaakt van een residentiële woonfunctie lijkt gesteld te
kunnen worden dat de ligging van de inrichting niet in overeenstemming is met de
bestemming volgens het gewestplan.
Er lijkt gewezen te kunnen worden op artikel 5.6.7 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke
Ordening, op grond waarvan bij de advisering en beslissing over een
milieuvergunningsaanvraag in bepaalde gevallen afgeweken kan worden van de bepalingen
van een stedenbouwkundig voorschrift ten bate van inrichtingen waarvan de exploitatie
geheel of ten dele niet overeenstemt met deze voorschriften, voor zover voldaan is aan beide
hiernavolgende voorwaarden:
1)
de goede ruimtelijke ordening wordt niet geschaad, hetgeen in het bijzonder betekent
dat de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet wordt overschreden en dat de
voorziene verweving van functies de aanwezige of te realiseren bestemmingen in de
onmiddellijke omgeving niet in het gedrang brengt of verstoort;
2)
de inrichting is stedenbouwkundig vergunbaar in afwijking van de bepalingen van een
stedenbouwkundig voorschrift of, voor zover het gaat om een bestaande inrichting, is
hoofdzakelijk vergund.
Er kan worden opgemerkt dat de inrichting gelegen is op een lot van een goedkeurde niet
vervallen verkaveling.
De inrichting wordt voorzien voor de verwarming van een eengezinswoning en lijkt
beschouwd te kunnen worden als een bij een vergunde woning gebruikelijke ondergrondse
constructie.
B. Stedenbouwkundige vergunning
Er dient te worden gewezen op de koppeling tussen de milieuvergunning & -melding en de
stedenbouwkundige vergunning & melding, zoals geregeld in art. 5 van het Decreet van 28
juni 1985 betreffende de milieuvergunning en art. 4.5.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke
Ordening.
2. Verticale boring
De exploitant moet er op worden gewezen dat de sectorale voorwaarden omschreven in
hoofdstuk 5.55 van Vlarem II moeten worden gerespecteerd. De exploitant dient de in dit
hoofdstuk omschreven gegevens over te maken aan de afdeling van VMM bevoegd voor
grondwater.
Gezien de aard van de inrichting moet VMM, Afdeling Grondwater, advies verlenen omtrent de
verticale boring. We adviseren dan ook het standpunt van deze administratie m.b.t. het al dan
niet gewenst zijn van de voorgestelde inrichting te volgen daar IOK niet over de hydrogeologische
gegevens beschikt die noodzakelijk zijn om een voldoende onderbouwd advies te verlenen
omtrent de mogelijke gevolgen van de inrichting op de hydrogeologische situatie.
Besluit:
Rekening houdende met bovenstaande bemerkingen dient deze vergunningsaanvraag voor de
gevraagde rubriek 55.1.2 te worden geadviseerd als voorwaardelijk gunstig op voorwaarden dat:
- uit het advies van VMM, Afdeling Grondwater, blijkt dat de inrichting geen ontoelaatbare schade
veroorzaakt aan bodem en grondwaterlagen
- de exploitant voorafgaand verduidelijkt van welk koelmiddel gebruik zal worden gemaakt en dat
het betreffende koelmiddel een niet-gevaarlijke vloeistof betreft
in overeenstemming met de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier indien de
exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995,
houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.
Gelet op het advies van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar van 23 april 2014 en op
de volgende elementen uit dit advies:
Bouwvergunningen:
- BV 1995/00194 dd. 18/09/1995: oprichten van nieuwe woning
Argumentatie:
Volgens het besluit van de Vlaamse Regering van 16/7/2010 - en latere wijzigingen - tot bepaling van
handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, is geen stedenbouwkundige
vergunning vereist voor gebruikelijke ondergrondse constructies onder volgende voorwaarden:
- als ze niet voor de rooilijn of in een achteruitbouwstrook liggen:
- De werken moeten tevens uitgevoerd worden binnen een straal van 30m van een hoofdzakelijk
vergunde woning;
- Er wordt geen vergunningsplichtige functiewijziging doorgevoerd;
- Het aantal woongelegenheden blijft ongewijzigd;
- Handelingen zijn niet gesitueerd in een oeverzone, afgebakend in een bekkenbeheersplan of
deelbekkenbeheersplan, noch in de 5m brede strook van ingedeelde onbevaarbare en
bevaarbare waterlopen;
- De handelingen zijn niet gesitueerd in ruimtelijk kwetsbaar gebied (met uitzondering van
parkgebied).
Voorliggende aanvraag betreft het onttrekken van warmte uit de bodem (ten behoeve van een
warmtepomp) aan de hand van een gesloten systeem voor de verwarming en/of sanitair warm
water van een eengezinswoning, dit door middel van 2 verticale boringen tot 148m – maaiveld ten
behoeve van een warmtepomp. De 2 boringen worden voorzien in de voortuinstrook van de
woning. Voor de woning is op 18/09/1995 een stedenbouwkundige vergunning verleend.
Hieruit kan besloten worden dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor de vrijstelling van
stedenbouwkundige vergunning.
Advies:
Gunstig op voorwaarde dat alle voorwaarden opgelegd in de stedenbouwkundige vergunning
worden nageleefd.
Gelet op de ligging van de inrichting in een gebied van het gewestplan Herentals-Mol, waarvoor
volgende voorschriften van toepassing zijn: waardevol agrarisch gebied;
Overwegende dat de inrichting niet gelegen is in een beschermingszone of een waterwingebied;
De inrichting ligt volgens het definitieve zoneringsplan van Herentals in de zuiveringszone ″het
collectief te optimaliseren buitengebied″
Overwegende dat de adviezen van VMM, de intercommunale milieudienst van IOK en de
gemeentelijke stedenbouwkundig ambtenaar in aanmerking wordt genomen;
Overwegende dat:
Beide producten die in de milieuvergunningsaanvraag worden vermeld zijn niet-gevaarlijke
vloeistoffen. Het propyleenglycol wordt als koelmiddel gebruikt. De ureumoplossing wordt gebruikt
in het ondoorlatend mengsel om de verschillende watervoerende lagen gescheiden te houden.
Overwegende dat gesteld kan worden dat de exploitatie van de inrichting, die het voorwerp van de
voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en
stedenbouwkundige voorschriften;
Overwegende dat de inrichting niet gelegen is in (mogelijk) overstromingsgevoelig gebied en uit het
voorwerp van de aanvraag, de gegevens in het dossier en de uitgebrachte adviezen kan in alle
redelijkheid worden geoordeeld dat in het kader van de milieuvergunning de watertoets voor de
gevraagde activiteiten niet relevant is.
Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de
effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting,
veroorzaakt door de gevraagde exploitatie, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde
milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt;
Overwegende dat op basis van alle gegevens opgenomen of verkregen in het kader van de
milieuvergunningsaanvraag er aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan
voor een termijn van 20 jaar.
Besluit:
Artikel 1 §1:
Aan Pandelaers Paul, wonende te Watervoort 56/1 in 2200 Herentals, wordt onder de voorwaarden
bepaald in onderhavig besluit de vergunning verleend om een inrichting voor een warmtepomp,
gelegen te 2200 Herentals, Watervoort 56/1, op de kadastrale percelen, afdeling 1 sectie B
perceelnr 563F 2
met als voorwerp te exploiteren:
- 2 verticale boringen tot een diepte van 148 meter onder het maaiveld ten behoeve van een
warmtepomp (55.1.2°);
Vlarem-rubricering: 55.1.2°
Artikel 2: Termijn voor ingebruikname
§1 De in artikel 1 bedoelde vergunde inrichting dient in gebruik genomen te worden binnen een
termijn van drie jaar te rekenen vanaf datum bepaald in artikel 3.1°.
§2. – In de mate dat voor de inrichting die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde
vergunning, krachtens de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening een bouwvergunning nodig is; wordt
onderhavige milieuvergunning geschorst zolang de bouwvergunning niet is verleend.
In afwachting van het bepaalde in §1 wordt de aanvangsdatum van de milieuvergunning in dat geval
verdaagd tot de dag dat deze bouwvergunning definitief is verworven.
§3.- Wordt de in §2 bedoelde bouwvergunning geweigerd dan vervalt de in artikel 1 bedoelde
milieuvergunning van rechtswege op de dag van de weigering van de bouw vergunning in laatste
aanleg.
Artikel 3: Vergunningstermijn
De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn:
1°
Die aanvangt op de datum van dit besluit, behoudens wanneer:
a) deze milieuvergunning is geschorst omdat de bouwvergunning op datum van deze
milieuvergunning niet definitief is verleend; in dat geval vangt de vergunningstermijn aan op
de datum waarop de bouwvergunning definitief is verleend; de exploitant dient deze datum
bij aangetekende brief te melden aan het college van burgemeester en schepenen;
b) onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, §2 van rechtswege
vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan;
2°
Die eindigt op 30 juni 2034.
Artikel 4:
De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende
voorwaarden overeenkomstig Vlarem II :
§1.
Algemene voorwaarden:
- Algemeen: hoofdstukken 4.1 (algemene voorschriften) 4.6 (licht) 4.7 (beheersing van asbest) en
4.9 (energieplanning)
- Oppervlaktewater: hoofdstuk 4.2 (beheersing van oppervlaktewaterverontreiniging)
- Bodem: hoofdstuk 4.3 (beheersing van bodem- en grondwaterverontreiniging)
- Lucht: hoofdstukken 4.4 (beheersing van luchtverontreiniging) en 4.10 (emissies van
broeikasgassen)
- Geluid: hoofdstuk 4.5 (beheersing van geluidshinder)
§2.
Sectorale voorwaarden:
- Hoofdstuk 5.55: Boringen
De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden kunnen teruggevonden worden in
Vlarem II. Deze zijn evenwel louter indicatief; bij wijzigingen van Vlarem II wordt de exploitant
immers steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te
leven.
Artikel 5.
Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden.
Artikel 6 .
§1 Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis
van titel I van het Vlarem.
§2 Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van
inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningverlenende overheid,
overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem.
§3 Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen
van het Vlarem uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand vóór het verstrijken van de
vergunningstermijn van de lopende vergunning.
Herentals, 30 juni 2014
Namens het college van burgemeester en schepenen:
de secretaris
de burgemeester
(w.g.)
(w.g.)
Tanja Mattheus
Jan Peeters
Voor eensluidende kopie,
de secretaris
Tanja Mattheus
de burgemeester
Jan Peeters
Aandacht!
Ingevolge de koppeling van de bouw - aan de milieuvergunning vervalt de krachtens de Vlaamse
Codex Ruimtelijke Ordening verleende bouwvergunning in geval onderhavige milieuvergunning in
beroep zou worden geweigerd, op de dag van de definitieve weigering van de milieuvergunning.
Tegen de beslissing m.b.t. de vergunningsaanvraag kan beroep worden aangetekend bij de
Bestendige Deputatie van de provincieraad, K. Elisabethlei 22 - 2018 Antwerpen 1.
Tot staving van de ontvankelijkheid van het eventuele beroep dient bij het beroepschrift het attest
van betekening evenals het bewijs van betaling van de voorgeschreven dossiertaks te worden
gevoegd.