Beleidsaanbevelingen voor de implementatie van val

Beleidsaanbevelingen voor de
implementatie van val- en
fractuurpreventie bij ouderen
Verslag symposium 'Implementatie val- en
fractuurpreventie bij ouderen' - 28 maart 2014
1 Inleiding
Vallen bij ouderen is een ernstig maatschappelijk probleem dat in de toekomst nog in
omvang dreigt toe te nemen. Van de thuiswonende 65-plussers valt 1 op de 3 minstens 1
maal per jaar. In de woonzorgcentra is dat tot 70%.
De economische kost hiervan loopt hoog op. De directe kost van een heupbreuk
bijvoorbeeld werd in 2006 voor ons land berekend op gemiddeld 11.500 euro per
patiënt1. De totale kostprijs van alle breuken bij 50-plussers werd geschat op een 606
miljoen euro voor 2010, inclusief de verrekening van de kosten van nieuw breuken
opgelopen in 2010 (69%), de kosten van voorafbestaande breuken maar met
doorlopende invaliditeitskosten in 2010 (26%) en de farmacologische preventie van
nieuwe breuken (5%)2. Die kost zal nog verder stijgen, volgens schattingen uit hetzelfde
rapport tot 733 miljoen euro in 2025. De heupbreuken, een 15.000 in 2010, namen in
dat jaar een 308 miljoen euro voor hun rekening. Verwacht wordt dat het aantal
heupbreuken ongeveer met een kwart zal oplopen naar een 19.000 in 2025. Wanneer
men daarenboven de kost van alle breuken en de daaraan gerelateerde kost van de
verloren kwaliteitsvolle levensjaren bijtelt (de zgn. monetaire waarde van de verloren
QALY’s) komt men voor België op ongeveer €2,34 miljard voor 2010. Tenslotte leiden
ook valincidenten zonder fysiek letsel, ongeveer 60% van alle valincidenten, tot een
toegenomen gebruik van gezondheidszorg en daarmee gepaarde kosten. Deze stijgingen
lijken vooral verklaard te worden door de toename in levensverwachting en het groter
wordende aandeel van de ouderen in de bevolking.
De psychosociale impact met het ontstaan van valangst mag evenmin genegeerd
worden. Valangst leidt tot het mijden van activiteiten waardoor ouderen snel in een
negatieve spiraal van minder beweging, meer depressie en sociale vereenzaming terecht
1
2
Rheumatology International. 2006; 26: 1063–1072.
Archives of Osteoporosis. 2013; 8: 137.
1
www.valpreventie.be
[email protected]
komen. De kwaliteit van het leven neemt af terwijl het valrisico paradoxaal net
toeneemt.
Aan de hand van een kort verslag van het symposium, Implementatie val- en
fractuurpreventie bij ouderen, georganiseerd door het Expertisecentrum Val- en
fractuurpreventie Vlaanderen (EVV) op 28 maart 2014 in Leuven formuleren we een
aantal voorstellen tot beleidsadviezen op basis van de voorbereidende brainstormsessies,
de lezingen, en de discussierondes.
2 Chris Todd
Chris Todd, professor Primary Care and Community Health van de universiteit van
Manchester en voorzitter van Profound, het Europese netwerk voor valpreventie.
Todd beklemtoont dat een doorgedreven preventie, volgens onderzoek, het aantal
valincidenten met meer dan 17% kan reduceren. De onderzoeksresultaten lopen uiteen
van 17 tot 40%. Deze positieve resultaten worden echter niet bereikt in de dagelijkse
praktijk door een gebrekkige inzet van de beschikbare strategieën. Todd citeert diverse
redenen:
•
Valpreventie is geen prioriteit bij de zorgverleners die tijdens de raadpleging al zoveel
problematieken controleren en opvolgen, waardoor de aandacht voor valpreventie
wegvalt.
•
Valpreventie kost geld en het vraagt een investering van tijd die veel zorgverleners
niet hebben.
•
De bereikbaarheid en toegankelijkheid van diensten is vaak een probleem.
•
De evidence based oefentherapie wordt vaak afgezwakt omdat kinesitherapeuten de
ouderen willen ontzien. Dit gaat ten koste van het beoogde resultaat. De
voorgeschreven en georganiseerde revalidatietrainingen bereiken wel het vereiste
kwaliteitsniveau. Zonder deze vaste omkadering stopt het overgrote deel van de
mensen echter snel met trainen terwijl de oefentherapie continu moet worden
aangehouden voor een blijvend effect.
•
Het grootste struikelblok is de weigering van ouderen om aan preventie-initiatieven te
participeren, met onder andere weigering van loophulpmiddelen en deelname aan
oefentherapie. De ouderen zijn niet geïnteresseerd en zien zichzelf niet als lid van de
risicogroep. Dit is deels begrijpelijk omdat veel mensen zichzelf niet graag als oud
willen zien. Ouderen zijn eveneens erg gevoelig voor een gezond en goed voorkomen.
2
www.valpreventie.be
[email protected]
Ze willen zich goed voelen en kunnen meedoen met sociale activiteiten met familie,
vrienden en kennissen.
Voorstellen tot beleidsaanbevelingen
•
Streven naar een accentverschuiving tijdens het aanbrengen van de valproblematiek
bij de ouderen, met een klemtoon op de positieve aspecten van een aangehouden
fysieke integriteit en onafhankelijkheid en op het zelfstandig blijven functioneren
binnen een ruime sociale omgeving.
•
Initiatieven voor valpreventie dienen aan te sluiten op het leven en de ingesteldheid
van de ouderen, niet omgekeerd.
•
Aanwending van hedendaagse communicatietechnieken via sociale media, onder
andere met app’s, filmpjes, games en zo meer voor smartphones, tablets enzovoort.
•
Een systematische verzameling en verspreiding van ‘best practices’ als inspiratie voor
andere zorgverleners.
3 Koen Milisen
Koen
Milisen,
Gewoon
Hoogleraar
ouderenzorg,
Departement
Maatschappelijke
Gezondheidszorg en Eerstelijnszorg, KU Leuven en voorzitter Expertisecentrum Val- en
fractuurpreventie Vlaanderen.
Milisen licht de resultaten toe van een recente survey in Vlaanderen naar de
belemmerende factoren die gezondheidswerkers3 ervaren bij het toepassen van
valpreventiemaatregelen bij thuiswonende ouderen.
•
Overgrote meerderheid van de deelnemers peilt minstens 1 maal per jaar actief naar
valproblematiek.
Huisartsen
doen
dit
iets
minder
intensief
dan
de
andere
beroepsgroepen.
•
Ongeveer 95% evalueert de risicofactoren na een recent valincident.
•
De
risicofactoren
worden
door
verpleegkundigen
en
ergotherapeuten
vaak
multidisciplinair besproken. Huisartsen en kinesitherapeuten doen dit minder vaak.
•
Oefentherapie: hoewel 61% van alle gezondheidswerkers het initiatief neemt voor het
opstarten van oefentherapie, is er toch een belangrijke minderheid (39%) die dit
3
De elektronische vragenlijst, uitgestuurd naar 1800 gezondheidswerkers, werd beantwoord door 1483
huisartsen, kinesitherapeuten, ergotherapeuten en verpleegkundigen uit Vlaanderen en Brussel in januarimaart 2013. De vragenlijst was gebaseerd op de praktijkrichtlijn van 2010 van het Expertisecentrum Val- en
fractuurpreventie Vlaanderen die in theorie een afname van valincidenten tot 40% mogelijk maken op
voorwaarde dat ze nauwgezet doorgevoerd worden.
3
www.valpreventie.be
[email protected]
nooit of zelden voorstelt aan de patiënt, behalve de kinesitherapeuten. Van hen doet
58% dit altijd en 40% vaak.
•
Starten van suppletie bij calcium en vitamine D tekort: 40% doet dit zelden of nooit,
ook al is vitamine D zonder voorschrift beschikbaar. Meer dan de helft van de
paramedici verwijst hiervoor door.
•
46% verliest de opvolging van voorgestelde maatregelen bijna volledig uit het oog.
•
Slechts 37% is op de hoogte van het bestaan van de praktijkrichtlijnen van het
Expertisecentrum Val- en Fractuurpreventie Vlaanderen. Slechts 30% van diegenen
die de praktijkrichtlijnen kennen, volgen deze volledig op terwijl een doorgedreven
aanpak nodig is voor succes (zie Todd). 64% volgt de richtlijn gedeeltelijk op.
Belemmerende factoren
De belangrijkste persoon die de toepassing in de weg staat, is de oudere zelf, aldus de
bevraagde
gezondheidswerkers.
Volgens
85%
van
de
hulpverleners
negeren
of
ontkennen ouderen de problematiek. 75% geeft aan dat de oudere niet voldoende
gemotiveerd is en 66% geeft aan dat ouderen niet willen meewerken. Vrees voor sociale
stigmatisering speelt een rol, bijvoorbeeld bij het gebruik van een loophulpmiddel. De
weigering heeft ongetwijfeld ook te maken met de confrontatie met persoonlijke realiteit.
•
Volgens 63% van de hulpverleners zijn diensten moeilijk bereikbaar voor de ouderen
en een kleine helft (48%) van de hulpverleners vindt dat ouderen weinig sociale
steun krijgen van familie en sociale omgeving.
•
De mentale steun van de gezondheidswerker heeft een belangrijke invloed. Als de
gezondheidswerker enige twijfel over het nut van de valpreventie laat merken, zal de
oudere zeker niet de stap zetten.
•
60% van de gezondheidswerkers heeft onvoldoende tijd en voor 54% sluiten de
valpreventiemaatregelen niet aan op de routine-activiteiten. Case-finding, evaluatie
en interventie volgens de regels eisen al snel een half uur, zonder de follow up in
overweging te nemen.
•
Volgens 54% van de hulpverleners vormen onvoldoende terugbetalingsmogelijkheden
een belemmering om valpreventiemaatregelen toe te passen.
•
Worden ook als belemmerend ervaren: het ontbreken van een valkliniek in de regio
(51%), er alleen voor staan als gezondheidswerker (48%) en het niet erkennen van
valpreventie als prioriteit door andere gezondheidswerkers (42%).
•
40% van de bevraagde gezondheidswerkers ziet tekorten in het valpreventiebeleid
van de eigen organisatie met onder meer een gebrek aan duidelijke prioriteiten,
regelgeving en ondersteunend materiaal.
4
www.valpreventie.be
[email protected]
•
27% ondervindt moeilijkheden om door te verwijzen.
•
Een kwart ziet bij zichzelf en collega’s een gebrek aan kennis.
Voorstellen tot beleidsaanbevelingen
•
Aandacht voor het levenslange perspectief van het preventief handelen met een
doordacht beleid voor omkadering en ondersteuning vanwege de overheid.
•
Aandacht voor het wegwerken van weerstand en ontkenning bij de doelgroep. Dit
vereist een promotie van de sociale ondersteuning door familie en omgeving en een
verbetering
van
de
motiverende
(gespreks-)technieken
bij
de
professionele
gezondheidswerkers.
•
Structurele onderbouwing van de systematische opvolging van individuele patiënten
en dit tijdens alle fasen in het therapeutisch proces, meer specifiek het starten van de
behandeling na de case finding en nadien de opvolging van de therapeutische
voorschriften en aanbevelingen.
4 Lieven Annemans
Lieven Annemans, hoogleraar in de Gezondheidseconomie aan de Ugent en de VUB
Het doel van de gezondheidszorg is gezondheidswinst te produceren, uitgedrukt in
gewonnen gezonde levensjaren. Het streven naar een maximalisatie van de gezondheid
van de bevolking verloopt binnen de beperkingen van de beschikbare middelen. Het
criterium voor de optimalisatie van elke strategische keuze is kosteneffectiviteit. Er is
echter geen onderzoek beschikbaar naar de kosteneffectiviteit van valpreventie in België.
Kosteneffectiviteit hangt samen met diverse factoren zoals de selectie van de doelgroep
en de aard en intensiteit van interventie en opvolging. Buitenlandse studies illustreren de
haalbaarheid van deze onderzoeken.
•
De investering in een oefenprogramma bij een hoogrisico doelgroep van fragiele
thuiswonende vrouwen in Noorwegen leverde een besparing op van een 320 euro per
persoon met een return on investment van 1,85 per geïnvesteerde euro.4
•
De investering in algemene valpreventie aan huis in een hoogrisico populatie in het
Verenigd Koninkrijk leverde een besparing op van 1500£ per persoon en 5,34 minder
vallen per persoon per jaar.5
4
5
Scandinavian Journal of Public Health. 2009; 37: 584-589.
Age and Ageing. 2012; 41: 635-641.
5
www.valpreventie.be
[email protected]
•
Andere studies illustreren dat de kosteneffectiviteit doorgaans verbetert naarmate de
doelgroep en de aard van de interventie beter afgelijnd wordt, maar dit dient telkens
afzonderlijk en in afweging met landelijke kostprofielen gecontroleerd te worden.
Bijkomende bedenkingen
België besteedt in verhouding aanzienlijk minder aan preventieve gezondheidszorg dan
het Europese gemiddelde. De maximale kost voor een gewonnen gezond levensjaar mag
volgens de WHO en EU ongeveer 40.000 euro bedragen.
Voorstellen tot beleidsaanbevelingen
•
Uitvoeren van analyse van kosteneffectiviteit van diverse modellen van valpreventieinterventies in Vlaanderen.
5 Voorstellen tot beleidsaanbevelingen van uit de
voorbereidende
brainstormsessies
en
discussieronden
1. Sensibilisatie:
o van ouderen over het nut van valpreventie;
o van familie en mantelzorgers ter motivatie van ouderen tot meer deelname aan
preventieve
initiatieven
(bijvoorbeeld
door
opleiding
van
ouderen
en
mantelzorgers);
o van de afzonderlijke professionele doelgroepen met eigen klemtonen, onder
andere op het belang van systematische samenwerking;
o van het maatschappelijke gedachtengoed: valpreventie geniet nog altijd geen
hoge maatschappelijke prioriteit;
o van lokale overheden voor investeringen in een betere toegankelijkheid van de
publieke ruimte (openbare gebouwen, goed onderhouden voet- en fietspaden,…).
2. Samenwerkingsverbanden:
o aandacht voor de morele plicht tot samenwerking voor elke gezondheidswerker;
o het systematisch doorvoeren, bekrachtigen en belonen van good practices uit
proefprojecten ter bevordering van een systematische methodiek;
o aandacht voor kwaliteit via bench marking, gestimuleerd door de overheid;
6
www.valpreventie.be
[email protected]
o onderzoek naar de optimale schaalgrootte voor samenwerkingsverbanden;
o samenwerking met andere major stakeholders (Domus Medica, verbonden van
verpleegkundigen, kinesitherapeuten …).
o Stimuleren van het opzetten van lokale zorgpaden.
o Aandacht voor een systematische informatieoverdracht, onder andere via de
doorvoering, verdere ontwikkeling en verbeterde toegankelijkheid voor paramedici
van E-health of het Globaal Medisch Dossier.
o Optimalisering
van
gebruiksvriendelijkheid,
de
Sociale
voor
een
kaart,
zowel
sneller
gebruik
inhoudelijk
en
als
betere
qua
gerichte
doorverwijzing.
3. Investeren in aandacht rond valpreventie in opleidingen naar professionelen:
o investering
in
motivationele
gesprekstechnieken
&
motivatie-training
voor
hulpverleners;
o investering in een diepgaande opleiding van de thuisverzorgers;
o aandacht voor het belang van de kwaliteit van de interventies bij preventief werk;
o aandacht voor het belang van “exercise is medicine” in quasi alle professionele
doelgroepen.
4. Organisatorische aspecten binnen de gezondheidszorg:
o
Financiële aspecten met:

aanpassing van de terugbetalingscriteria voor hoogrisico-ouderen ter
ondersteuning van de proactieve en preventieve strategieën;

het voorzien van de nodige financiële middelen voor een kwaliteitsvolle
preventie;

analyses op kosteneffectiviteit van diverse interventiestrategieën bij
diverse populaties in het kader van primaire preventie.
o
Verbetering van de bereikbaarheid van de ergotherapie in de thuiszorg. (Het
nuttig effect van ergotherapie in de valpreventie voor de thuiswonende
ouderen is aangetoond, maar de ergotherapie is in Vlaanderen onvoldoende
beschikbaar in de eerstelijnszorg.)
5. Evaluatie
o
Het ontwikkelen van indicatoren voor evaluatie en opvolgsystemen voor
valpreventie in de thuissetting (cf. woonzorgcentra).
7
www.valpreventie.be
[email protected]