Preview Deel 2 - Academia Press

20
14
147
1Inleiding
Pr
es
s
V
allen werd lange tijd beschouwd als een onvoorspelbaar incident dat niet kon
worden vermeden (Miller, 2012). Het is nog maar twintig jaar dat vallen gezien
wordt als een ernstig en multifactorieel gezondheidsprobleem dat voorkomen kan
worden (King, 2009). Vallen is nu als geriatrisch syndroom niet meer uit de handboeken weg te denken.
©
Ac
ad
em
ia
Hoewel iedereen begrijpt wat onder een ‘val’ kan worden verstaan, is er in de literatuur geen eensluidende definitie terug te vinden (Kwan & Straus, 2012).
Een valincident wordt door Lamb omschreven als: “een onverwachte gebeurtenis waarbij de oudere op de grond, vloer of een lager gelegen niveau terechtkomt”
(Milisen et al., 2009, p. 75).
Om van een val te kunnen spreken, dient er volgens de definitie van het Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention sprake te zijn van een letsel.
Hun definitie van een val luidt: ‘een letsel opgelopen doordat een persoon plots
neerkomt door de zwaartekracht en een oppervlakte op hetzelfde of een lager
niveau raakt’(Kwan & Straus, 2012).
Een andere definitie is: ‘een incident waarbij de persoon plots en onvrijwillig
neerkomt op de grond of een andere oppervlakte, met of zonder verlies van bewustzijn’ (Oliver, 2008).
Bij Diebold, Fanning-Harding en Hanson (2010) vinden we volgende omschrijving: ‘een gebeurtenis die leidt tot het onvrijwillig tot rust komen op de grond of
een lager niveau, niet als gevolg van een belangrijk intrinsiek gebeuren (bijvoorbeeld een beroerte) of van een overweldigend risico’.
In sommige literatuuronderzoeken wordt ook uitglijden of struikelen als een
valincident beschouwd (Touhy & Jett, 2010).
DE OUDERE BOEKDEEL 2-proef5.indd 147
9/01/14 14:28
148
BOEKDEEL 2 GERIATRISCHE VERPLEEGKUNDE CAPITA SELECTA
Pr
es
s
20
14
Valincidenten kunnen worden opgedeeld in de, al dan niet voorspelbare, fysiologische val en de incidentele val (Jans, Pelemans, & Milisen, 2002).
De voorspelbare fysiologische val doet zich bijvoorbeeld voor bij de oudere die
voor zijn mobiliteit afhankelijk is van derden. Dit type val komt het meest voor:
78%.
De onvoorspelbare fysiologische val is een val van ouderen die beschikken over
een normale oriëntatie en een normaal gangpatroon, maar die vallen door plotseling last te krijgen van syncope of duizeligheid. Deze val zou zich in ongeveer 8%
van alle gevallen voordoen.
De resterende groep bestaat uit valaccidenten door incidenteel vallen: uitglijden of struikelen (Jans, Pelemans, & Milisen, 2002). Volgens deze cijfers is een
groot gedeelte van de valpartijen te voorspellen.
ad
em
ia
Het hanteren van verschillende definities bemoeilijkt onderliggende vergelijkingen
in registraties of onderzoeken (Touhy & Jett, 2010). Zonder standaardisering is het
eveneens moeilijk om tot een eenduidige richtlijn te komen (Skelton, Hauer, &
Lamb, 2007). Een exacte omschrijving van vallen is echter niet noodzakelijk om
met de oudere zijn valrisico te bespreken (Skelton, Hauer, & Lamb, 2007).
Binnen dit hoofdstuk besteden we aandacht aan vallen en valpreventie volgens
drie doelgroepen: de thuiswonende oudere, de oudere in woonzorgcentra en de
oudere in het ziekenhuis.
2 Vallen in cijfers
©
Ac
De Vlaamse praktijkrichtlijn ‘Valpreventie bij thuiswonende ouderen’ (Milisen et
al., 2010) vermeldt dat valincidenten vaak voorkomen bij thuiswonende ouderen:
ongeveer één op drie van de thuiswonende 65-plussers valt eenmaal per jaar,
waarvan tot een derde meerdere keren valt.
Deze cijfers komen overeen met internationaal vermelde gegevens (Reuben &
Rosen, 2009; Kwan & Straus, 2012). Het risico neemt toe met de leeftijd: zo valt
ongeveer de helft van alle thuiswonende ouderen ouder dan 85 jaar minstens
een­maal per jaar (King, 2009; Kwan & Straus, 2012). Vrouwen vallen meer dan
mannen. Meer dan de helft van de valpartijen van zelfstandig wonende ouderen
doet zich thuis voor (King, 2009).
In woonzorgcentra valt ongeveer 30 tot 70% van de ouderen één keer per jaar.
Onder hen valt 15 tot 40% meerdere keren per jaar. Het risico neemt toe bij bewo-
DE OUDERE BOEKDEEL 2-proef5.indd 148
9/01/14 14:28
hoofdstuk 3 VALLEN
149
20
14
ners met cognitieve stoornissen. Het aantal valincidenten in woonzorgcentra ligt
driemaal hoger dan in de thuissituatie (Milisen et al., 2012).
Ook in ziekenhuizen is vallen een frequent voorkomend probleem. Ongeveer
40 tot 60% van alle incidenten in het ziekenhuis zijn valincidenten. Tussen 2 tot
17% van de patiënten valt tijdens de hospitalisatie. Het aantal valincidenten varieert
sterk en is afhankelijk van de patiëntenpopulatie en het type afdeling. Het aantal
valincidenten is het grootst op de afdelingen geriatrie en revalidatie (Milisen et
al., 2009).
Pr
es
s
De cijfers zouden een onderschatting van de valproblematiek zijn. Een valincident
zonder letsel wordt vlug vergeten en niet vermeld. Soms ontkennen ouderen dat
ze gevallen zijn omdat vallen een confrontatie betekent met toegenomen fragiliteit
en de oudere daarbij vreest voor een opname. De oudere geeft soms zelf een andere invulling aan vallen: ‘ik ben gestruikeld’, ‘ik was haastig’, of ‘ik ben uitgegleden’
wordt dan aangehaald, niet dat men gevallen is (Meiner & Gray-Miceli, 2000).
ia
3 Gevolgen van vallen
ad
em
Jonge kinderen en atleten vallen ook vaak, doch met minder ernstige gevolgen.
Ouderen hebben een verhoogd risico op verwondingen door leeftijdsgebonden
veranderingen, zoals de vertraagde reactietijd, door verminderde beschermingsreacties en door comorbide aandoeningen zoals osteoporose (King, 2009).
©
Ac
De gevolgen van vallen zijn niet gering.
Onder de thuiswonende ouderen loopt 12 tot 42% een verwonding op door de
val, waarvan tot 20% medische behandeling vergt en 10% leidt tot een breuk secundair aan osteoporose (Kwan & Straus, 2012). Een bijzonder kwetsbare groep
zijn de ‘langliggers’: personen die er na de val niet in slagen om terug recht te
komen. Zij blijven liggen met een verhoogd risico op onderkoeling, drukletsels,
pneumonie, dehydratie en rhabdomyolyse (Pelemans, 2002; King, 2009; Diebold,
Fanning-Harding, & Hanson, 2010).
In woonzorgcentra zijn de gevolgen vaak ernstiger dan in de thuissituatie. In
44% van de valincidenten is een ziekenhuisopname onvermijdelijk (Milisen et al.,
2012).
In de praktijkrichtlijn ‘Valpreventie bij geriatrische patiënten opgenomen in
het ziekenhuis’ (Milisen et al., 2009) staat vermeld dat in veel gevallen de zieken-
DE OUDERE BOEKDEEL 2-proef5.indd 149
9/01/14 14:28
150
BOEKDEEL 2 GERIATRISCHE VERPLEEGKUNDE CAPITA SELECTA
20
14
huispatiënt lichamelijke verwondingen overhoudt aan de val; in 30% eerder
kleine verwondingen, in 10 tot 15% ernstige verwondingen zoals botfracturen,
letsels van de weke weefsels, ontwrichtingen, hersentraumata en zelfs overlijden.
Drie vierde van de ernstige verwondingen zijn botfracturen (Milisen et al., 2009).
Pr
es
s
Hoewel wervelfracturen tot pijn, afhankelijkheid en zelfs tot de dood kunnen
leiden, hebben heupfracturen de meest ondermijnende prognose (Kwan & Straus,
2012). Ongeveer een derde (Kwan & Straus, 2012) tot de helft van de ouderen (Milisen et al., 2009; Haber, 2010) die een heupfractuur oploopt als gevolg van een val,
zal niet meer in staat zijn het functioneringsniveau van vóór de val terug te vinden.
Herstel van een heupfractuur is traag, rehabilitatie vaak onvolledig en vele patiënten kunnen daarna niet meer zelfstandig wonen (Kwan & Straus, 2012). Er wordt
geschat dat ongeveer 5% van de ouderen met een heupfractuur overlijdt tijdens
de ziekenhuisopname (Diebold, Fanning-Harding, & Hanson, 2010), en dat 20%
van de ouderen overlijdt binnen de zes maanden (Milisen et al., 2009) tot het jaar
na de heupfractuur (Kwan & Straus, 2012).
©
Ac
ad
em
ia
Vallen heeft ook psychosociale gevolgen; het kan leiden tot valangst (Haber, 2010;
Kwan & Straus, 2012). Aan angst voor vallen wordt soms een beschermend effect
toegeschreven in die zin dat de oudere daardoor voorzichtiger zou worden (Miller,
2012). Toch tonen steeds meer studies aan dat de angst om opnieuw te vallen
vaker leidt tot mobiliteitsbeperking en verhoogde afhankelijkheid (Milisen et al.,
2009; Miller, 2012). Minstens de helft van de ouderen zou na een val angst hebben
om te vallen, wat bij 10 tot 25% onder hen leidt tot het beperken van de activiteiten
(King, 2009). Dit vergroot op zijn beurt de kans op depressie, sociaal isolement en
verminderde levenskwaliteit (Diebold, Fanning-Harding, & Hanson, 2010; Kwan
& Straus, 2012). De angst voor vallen kan een bijna even groot gezondheidsprobleem
worden genoemd als vallen op zich (Miller, 2012).
Wanneer het gaat over angst voor vallen, wordt bijna onmiddellijk gedacht aan
ouderen die reeds gevallen zijn. Valangst is echter ook aanzienlijk aanwezig bij
ouderen met een beperkte mobiliteit die nog niet gevallen zijn (King, 2009). Val­
angst bestaat ook bij de omgeving die daardoor soms beslissingen neemt om activiteiten van de oudere onnodig te beperken (Haber, 2010; Miller, 2012).
Behalve gevolgen voor het individu, zijn ook de eventuele schuldgevoelens over
de val bij de familie te vermelden. Afhankelijk van de setting, vinden we de schuldgevoelens ook terug bij het personeel. Klachten van patiënten en familie kunnen
uitmonden in juridische geschillen (Milisen et al., 2009).
DE OUDERE BOEKDEEL 2-proef5.indd 150
9/01/14 14:28
hoofdstuk 3 VALLEN
151
4 Etiologie van vallen
20
14
Alle gevolgen van valincidenten kunnen hogere kosten met zich meebrengen
(Milisen et al., 2009).
Vallen is duur, in termen van het verlies van (lichamelijke) zelfstandigheid en
levenstevredenheid voor het individu. Vallen is ook duur voor de maatschappij
door de hoge gezondheidskosten die ermee gepaard gaan (King, 2009).
ad
em
ia
Pr
es
s
Een val doet zich voor wanneer het zwaartepunt van de persoon buiten zijn steunvlak komt en er onvoldoende, ineffectieve of geen inspanning wordt geleverd om
het evenwicht te herstellen (King, 2009).
Er bestaan meerdere classificatieschema’s die vallen verklaren. Een klassiek
voorbeeld is het schema waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen intrinsieke of persoonsgebonden risicofactoren en extrinsieke of omgevingsfactoren.
In het algemeen zouden intrinsieke factoren belangrijker zijn dan extrinsieke.
Extrinsieke factoren verhogen het effect van de persoonsgebonden factoren
(Schoon, Neyens, & Boonen, 2012).
Welk schema ook gehanteerd wordt, het gemeenschappelijke is dat vallen het
gevolg is van een interactie van meerdere factoren waarbij het valrisico toeneemt
met het aantal aanwezige risicofactoren (Schoon, Neyens, & Boonen, 2012; King,
2009; Miller, 2012; Schim van der Loeff-van Veen, 2012).
King (2009) maakt aanvullend een onderscheid tussen risicofactoren op vallen
en risicofactoren voor een valletsel. We gaan op beide items afzonderlijk in.
4.1 RISICOFACTOREN VOOR VALLEN
©
Ac
We presenteren de risicofactoren op vallen aan de hand van volgend model van
King (2009). We gaan hierna verder op de risicofactoren in.
DE OUDERE BOEKDEEL 2-proef5.indd 151
9/01/14 14:28