Financieel kader drie decentralisaties en Amaryllis Juni 2014 2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding 4 2 Uitkomsten meicirculaire 6 3 Uitkomsten marktverkenning 7 4 4.1 4.2 4.3 4.4 Het financieel kader Deelfonds sociaal domein Uitgangspunten financieel kader Het financieel kader Oplossingsrichtingen 8 8 8 10 11 5 Risico’s 16 6 Planning en vervolg 18 3 1. Inleiding Op 28 mei jongstleden heeft u het Koersdocument hervorming sociaal domein vastgesteld. In dit koersdocument is uitgewerkt op welke wijze de gemeente uitvoering gaat geven aan de extra taken die het rijk aan gemeenten overdraagt op het gebied van jeugd, participatie en Wmo/AWBZ. Met u is afgesproken dat het financieel kader voor de uitvoering van deze taken voor de zomer ter vaststelling aan u zal worden voorgelegd, zodra het Rijk de omvang van de budgetten bekend heeft gemaakt. In deze nota treft u het financieel kader drie decentralisaties en Amaryllis 2015 aan. Dit financieel kader is gebaseerd op de doorrekening van de meicirculaire 2014. De meicirculaire vindt zijn oorsprong in de huidige verdeelmodellen jeugd, participatie en Wmo. In 2016 geeft het Rijk nieuwe verdeelmodellen voor deze terreinen, maar ook voor het gemeentefonds. Dit heeft gevolgen voor de doorrekening die voor de jaren 2016 en verder geldt. De voorliggende oplossingsrichtingen om binnen de budgettaire kaders te blijven worden nu binnen een naar verhouding gunstig financieel klimaat gemaakt, terwijl de mogelijkheid bestaat dat de verdeelmodellen 2016 en verder meer nadelig voor Leeuwarden zullen uitpakken. Op basis van de nu bekende informatie zijn zaken doorgerekend en is de conclusie dat de gemeente Leeuwarden voor het jaar 2015 een taakstelling van minimaal €13,7 miljoen moet realiseren. Financiële middelen om deze door het Rijk opgelegde korting te compenseren zijn er niet. De taakstelling is complex, omdat met name in 2015 door het overgangsregime en de Regionale Transitie Arrangementen Jeugd (RTA’s) de uitgaven voor een groot deel vastliggen. In 2015 zijn door deze afspraken en de taakstelling van € 13,7 miljoen de keuzes beperkt. Vanuit het feit dat kortingen vanaf 2016 zullen gaan oplopen zetten we nu waar mogelijk in op de vernieuwing die later kostenbesparing oplevert. Daarnaast leggen we een buffer aan om risico’s en onzekerheden mee op te kunnen vangen. De keuzes die voor 2015 voorliggen zijn gebaseerd op het door u op 28 mei 2014 vastgestelde Koersdocument hervorming sociaal domein. Belangrijke elementen daaruit zijn: - het werken met sociale wijkteams als spil van het Leeuwarder model; - het bundelen en integreren van ondersteuning waardoor verkokering kan worden teruggebracht; - inzet op preventie om inhuur van specialistische ondersteuning terug te dringen; - het prijsbewust inkopen van de ondersteuning en - het zoveel mogelijk rechtstreeks zaken doen met de uitvoerende partijen in plaats van dit via onderaannemers te laten verlopen. Hoewel we op basis van de gegevens tot nu toe de taakstelling haalbaar achten, blijven er een hoop onzekerheden in zowel de budgetten als de uitgaven. De budgetten zijn door het Rijk berekend op basis van afgegeven indicaties en van aannames met betrekking tot de zorgconsumptie. We hebben nog geen (actuele) gegevens over de zorgconsumptie op het gebied van jeugd en beschermd wonen. 4 De historische zorgconsumptie vormt de basis van de te verwachten (zorg)uitgaven. Deze zijn vastgelegd in diverse bronbestanden, maar bevatten -in de woorden van het Wmo-kantoor- ‘cruciale onregelmatigheden’. Wat nu dus aan financieel kader ter vaststelling aan u wordt voorgelegd is de best mogelijk aanname op basis van de gegevens die we wel hebben. En, hoewel we weten dat er nog onzekerheden inzitten, zullen we nu tot keuzes moeten komen om te kunnen voldoen aan de door het Rijk opgelegde verplichting dat voor 1 oktober 2014 de inkoop voor de ondersteuning van cliënten die onder het overgangsregime vallen moet zijn afgerond. De in dit financieel kader voorliggende oplossingsrichtingen om binnen het budget van 2015 te blijven zijn: x Investeren in de sociale wijkteams x De landelijke normering voor het heffen van eigen bijdrage volgen. x Het sociaal wijkteam stuurt op minder doorverwijzing naar de duurdere aanvullende ondersteuning. x Het invoeren van combinatievoorzieningen voor doelgroepen in een vergelijkbare situatie. x Het doorvoeren van een prijskorting op de bestaande ondersteuningsvormen van 10% en op onderdelen hoger (begeleiding 25%). x Het beëindigen van schoonmaakwerkzaamheden als individuele voorziening per 1 april 2015. x Het invoeren van de voorziening “Thuisondersteuning”. x Vanaf 1 januari 2015 elke cliënt herindiceren. x Het SW-tekort vanaf 2015 uit het participatiebudget dekken. x Vanuit de meeneemregeling van het participatiebudget € 1 miljoen storten in de reserve Sociaal Deelfonds x Het opleggen van 10% efficiencykorting op het jongerenwerk, Centrum voor Jeugd en Gezin en JGZ. x € 1 miljoen bezuinigen binnen het budget voor de jeugdzorg x Het terugbrengen van opvangvoorzieningen naar de kerntaak. x Bij subsidieverleningen 2015 gebruik maken van de vrije reserves van de instellingen In deze nota worden eerst de uitkomsten van de meicirculaire en de marktverkenning weergegeven. Daarna volgt het financieel kader. De uitgangspunten, voorstellen voor oplossingsrichtingen en de randvoorwaarden voor realisatie van het financieel kader worden toegelicht. Tot slot gaan we in op het vervolg en de planning. 5 2. Uitkomsten meicirculaire De meicirculaire is op 30 mei 2014 gepubliceerd en geeft voor het sociaal domein alleen inzicht in de budgetten van de Wmo en de Jeugd. De indicatieve budgetten voor de Participatiewet worden waarschijnlijk eind juni bekend gemaakt omdat er voor 2015 een nieuw verdeelmodel moet worden vastgesteld. Het participatiebudget maakt geen deel uit van de meicirculaire. De belangrijkste uitkomsten van de meicirculaire voor het sociaal domein zijn samengevat: - Voor de nieuwe taken van de gemeenten heeft het rijk een sociaal deelfonds ingesteld. Een toelichting op dit deelfonds is uitgewerkt in paragraaf 4.1. - Vanuit het sociaal deelfonds ontvangt de gemeente Leeuwarden totaal € 105 miljoen dat als volgt is opgebouwd. o € 15,4 miljoen voor de lokale taken die overgaan van de AWBZ naar de Wmo. De historische uitgaven voor het onderdeel begeleiding zijn € 4,1 miljoen hoger. o € 53,0 miljoen voor de centrumfunctie taak beschermd wonen die overgaat van de AWBZ naar de Wmo. Bij het opstellen van deze nota is het historisch uitgaven niveau nog niet bekend. Het Cebeon komt in juni met een publicatie van deze kosten o € 36,2 miljoen voor de taken van de jeugdzorg. Ook voor de jeugd is nog onvoldoende inzicht in het kostenniveau. In juni worden nog geactualiseerde cijfers beschikbaar gesteld. o De cijfers zijn gebaseerd op de huidige gemeente en dus inclusief de middelen voor het noordelijk deel van Boarnsterhim. Daarnaast komt er via de integratieuitkering maatschappelijke opvang en vrouwenopvang nog € 5,4 miljoen over vanuit de AWBZ. Dit is bestemd voor begeleiding in de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Dit brengt het saldo van nieuwe taken totaal op € 110 miljoen De verdere gevolgen van de meicirculaire en het kostenniveau leest u in de paragraaf 4.3 het financieel kader. 6 3. Uitkomsten marktverkenning In mei 2014 is een marktverkenning afgerond. Deze marktverkenning heeft als doel gehad om met aanbieders te zoeken naar oplossingen om de noodzakelijke besparingen te realiseren en om vernieuwende vormen van ondersteuning te ontwikkelen. Hieronder treft u de belangrijkste uitkomsten en conclusies aan van deze verkenning. - - - - - Alle aanbieders hebben zich geconformeerd aan de gemeentelijke uitgangspunten zoals deze door uw raad in mei 2014 met het koersdocument zijn vastgesteld. Het veld is sterk in beweging en zoekt zelf ook naar de verbindingen tussen de huidige Wmo, AWBZ en Participatie. Gebleken is dat deze ontwikkelingen nog gaande zijn. Desalniettemin zetten we met het veld maximaal in op de ruimte voor vernieuwing. Aanbieders hebben zelf aangegeven dat zij besparingen zien in het voorkomen van overbodig behandelen, het samenvoegen van gebruikersgroepen en toepassing van het principe “één huishouden, één plan, één sociaal werker”. Het werken met vrijwilligers wordt ook door veel aanbieders expliciet genoemd als integraal onderdeel van hun aanbod. Veel aanbieders hebben zich gepresenteerd als ondersteunend aan het werk van de sociale wijkteams. Er zijn veel zzp’ers en kleine ondernemingen die met dezelfde uitgangspunten als de sociale wijkteams werken en qua werk aanvullend zijn aan de wijkteams. Er bestaan veel onderaannemers die de feitelijke ondersteuning bieden. Er vloeit veel budget weg door de constructie van onderaannemers. Uit deze marktverkenning kunnen we concluderen dat de noodzaak tot meer regie voor de sociale wijkteams door iedereen wordt gedeeld en dat de sociaal werkers in de meeste gevallen regisseur moeten zijn van de ondersteuning die binnen een huishouden wordt gegeven. Aanvullend op de wijkteams kan de gemeente aanbieders contracteren voor werkzaamheden ter ondersteuning van het werk van de wijkteams. Aanbieders hebben aangegeven dat zij veel efficiencyvoordelen verwachten door meer integraliteit in de voorzieningen aan te brengen. Naast deze efficiencyvoordelen hebben we uit de marktverkenning begrepen dat kortingen op de tarieven mogelijk zijn zonder de zorgcontinuering aan te tasten. 7 4. Het financieel kader Uit de meicirculaire 2014 blijkt dat het budget voor Leeuwarden op het sociaal domein totaal € 180 miljoen bedraagt, waarvan € 110 miljoen voor de nieuwe taken is. Totaal nieuwe taken Totaal oude taken Totaal Sociaal Domein 110.258.945 70.241.365 180.500.310 4.1 Deelfonds sociaal domein Voor de decentralisatie van de nieuwe taken is de Tijdelijke wet deelfonds sociaal domein van toepassing. Het deelfonds bestaat uit de nieuwe middelen voor de Wmo en jeugd en de middelen die voor de Participatiewet beschikbaar komen. Het Rijk heeft het I-deel buiten het deelfonds sociaal domein gehouden. Gemeenten mogen middelen uit het deelfonds alleen besteden binnen het sociaal domein en kunnen zelf bepalen hoe deze middelen verdeeld worden over de taken die in de Jeugdwet en de Wmo 2015 aan gemeenten zijn toegekend, respectievelijk de taak voor gemeenten om participatievoorzieningen aan te bieden (dit zijn de taken van het sociaal domein 3D). Gemeenten krijgen de mogelijkheid om binnen de bestedingsvoorwaarden van het rijk middelen te reserveren om schommelingen in de (zorg)vraag te kunnen opvangen. 4.2 Uitgangspunten financieel kader Bij het invullen van het financieel kader is gewerkt met de volgende kaders en uitgangspunten die voortvloeien uit wettelijke richtlijnen en beleidsuitgangspunten van het koersdocument: 1. Het decentraliseren van de taken op het gebied van Wmo/AWBZ, jeugd en participatie laat het Rijk gepaard gaan met een stevige korting. De gemeente heeft geen financiële middelen om deze korting te compenseren. 2. Het financieel kader heeft met name betrekking op de financiële gevolgen van de decentralisaties voor het jaar 2015. Voor het jaar 2015 worden gemeenten op basis van een historische verdeelmodel bekostigd voor de nieuwe taken. Vanaf 2016 introduceert het Rijk een nieuw objectief verdeelmodel. Het huidige historische model is gebaseerd op de zorgconsumptie, waarbij de werkelijke zorgconsumptie hoger is dan de aannames door het Rijk. De zorgconsumptie is in Fryslân naar verhouding hoog ten opzichte van andere regio’s met name voor de jeugdzorg. Het nieuwe model gaat uit van de kenmerken van de bevolking, zoals huishoudens met een laag inkomen, het aantal éénouder huishoudens, het opleidingsniveau en het aantal sociale huurwoningen. Hierdoor kan er een negatief verschil optreden ten opzichte van het historische model. Het nieuwe model wordt in 2015 vastgesteld. 8 3. Het jaar 2015 is een overgangsjaar. De gemeente is wettelijk verplicht om in 2015 een overgangsregime te hanteren voor cliënten die vanaf 1 januari 2015 onder de verantwoordelijkheid van de gemeente komen te vallen. Voor de jeugd geldt een overgangsregime van twee jaren (zie het Regionaal Transitiearrangement), voor beschermd wonen geldt een wettelijk overgangsregime van vijf jaren en voor de overige AWBZ-ondersteuning geldt een wettelijk overgangsregime van één jaar. Ook cliënten met een PGB houden hun PGB zolang het overgangsrecht duurt. Dit houdt in dat gelet op het aantal bestaande cliënten ongeveer 80% van het budget voor dit overgangsregime bestemd zal moeten worden. Met ingang van 2015 geldt hiervoor wel een rijkskorting van gemiddeld 25%. 4. Parallel aan het overgangsregime introduceren we een nieuw regime voor nieuwe cliënten en cliënten die in 2015 opnieuw beoordeeld moeten worden omdat hun huidige indicatie afloopt. Voor dat nieuwe regime gelden de in dit financiële kader genoemde oplossingsrichtingen. 5. Het sociaal domein kent enkel openeinderegelingen, wat maakt dat hulp niet kan worden geweigerd wanneer er onvoldoende middelen beschikbaar zijn. Ondanks alle pogingen om binnen het budget te blijven, bestaat altijd het risico dat de gemeente in 2015 tekorten kent. Daarom wordt er ook een buffer ingebouwd om deze tekorten te kunnen beperken. 6. Er worden op onderdelen grotere kortingen gepresenteerd dan landelijk is aangegeven. Uit de meicirculaire blijkt dat de gemeente Leeuwarden voor begeleiding een nadeelgemeente is, omdat wij als stad met een regiofunctie meer cliënten aantrekken. Dat leidt er toe dat er meer moet worden bezuinigd op middelen voor begeleiding. Op de onderdelen beschermd wonen, de maatschappelijke opvang en jeugdzorg (onderdelen AWBZ, ZVW en provinciaal) zijn nog onduidelijkheden, waardoor we in dit stadium nog niet met zekerheid kunnen aangeven hoe deze budgetten er in 2015 precies uitzien. 7. Het budget voor de Jeugd is op basis van geactualiseerde gegevens in de meicirculaire naar boven bijgesteld. Op moment van schrijven hebben gemeenten de geactualiseerde gegevens over de uitgaven nog niet ontvangen. In het financieel kader is de uitgavenraming opgenomen die is opgesteld aan de hand van de Vectis gegevens van december 2013. Zodra nieuwe gegeven bekend zijn, wordt het overzicht aangepast. 8. Bij de invulling van het financieel kader zijn de budgetten voor sport, cultuur en onderwijs niet meegenomen, omdat deze terreinen geen directe link met de drie decentralisaties hebben. 9 4.3 Het financieel kader In onderstaand schema worden de budgetten 2015 afgezet tegen de kosten bij ongewijzigd beleid. Vervolgens worden de kortingen en maatregelen zichtbaar gemaakt. In de laatste kolom staan de kosten 2015 na doorvoering van kortingen en maatregelen. Financieel kader 3D budget 2015 Kosten 2015 Korting op Maatregelen prijs uitgaven 2015 Lokaal Burgerkracht 0,2 0,6 0,6 Sociaal Wijkteam 5,9 9,4 9,4 Wmo 29,5 37,5 -2,0 -3,3 32,2 Jeugd 40,9 37,1 -3,3 -1,4 32,4 Participatie 30,8 32,9 -2,0 0,0 30,9 Uitvoering 3,5 3,5 Regionale taken met lokaal effect MO/VO/Besch.wonen 73,2 71,7 Uitvoering lokaal regionaal 0,0 1,5 180,5 194,2 Totaal Sociaal domein Verschil -1,0 -8,3 -1,0 69,7 -0,8 0,8 -5,4 179,5 13,7 Toelichting op het schema Op basis van de meest actuele gegevens liggen de historische kosten van de nieuwe taken in 2015 € 13,7 miljoen hoger dan het budget dat nu door het Rijk aan de gemeente beschikbaar wordt gesteld. Bij ongewijzigd beleid leidt dit tot een tekort van dit bedrag. Er zullen keuzes moeten worden gemaakt om dit tekort tegen te gaan. Naast het vaststellen van het financieel kader vragen wij u daarom eveneens een besluit te nemen over de in dit financieel kader gemarkeerde oplossingsrichtingen die er voor zorgen dat we in 2015 binnen de budgettaire kaders blijven. Voor 2015 zijn de keuzemogelijkheden beperkt. We hebben te maken met het overgangsregime waardoor 80% van de middelen zijn vastgelegd. Oplossingsrichtingen voor de vernieuwing zijn daarom alleen mogelijk voor nieuwe cliënten (de resterende 20% van het budget). In bijlage 1 is het algemeen financieel overzicht opgenomen. In bijlage 2 treft u een aantal scenario’s aan voor de oplossingsrichtingen. In paragraaf 4.4 wordt het voorkeursscenario toegelicht. Het voorkeursscenario komt het meest tegemoet aan de gewenste vernieuwing en het uitgangspunt ‘binnen de financiële kaders blijven’. Mocht u willen kiezen voor een ander scenario dan leidt dit tot een groter beroep op de Algemene Reserve in 2015. Vanaf 2016 zijn er meer keuzemogelijkheden, omdat dan het overgangsregime vervalt (met uitzondering van het beschermd wonen). Deze keuzes worden u in 2015 eveneens ter vaststelling voorgelegd. 10 1,0 Vanuit het Rijk zijn we verplicht om voor 1 oktober 2014 afspraken te maken met aanbieders over de continuering van de bestaande en doorlopende ondersteuning. Er is daarom een besluit nodig op de voorgestelde oplossingsrichtingen zodat ze meegenomen kunnen worden in de bestekken voor het inkoopproces voor 2015 en de afspraken met gesubsidieerde instellingen. Pas daarna worden ze verder uitgewerkt in verordeningen, beleidsregels en uitvoeringsplannen. Bij de vaststelling van het koersdocument in mei 2014 heeft u een planning ontvangen wanneer deze aan u zullen worden voorgelegd. Uitvoeringskosten In het financieel kader maken we onderscheid tussen uitvoeringskosten voor lokale taken en taken die we uitvoeren als centrumgemeente. Voor deze laatste taken verwachten we een bijdrage van de deelnemende gemeenten. Door de decentralisaties krijgen we er veel taken bij op onder meer het gebied van de huishoudelijke hulp, de begeleiding, de maatwerkinkomensvoorziening, de inloopfunctie van de ggz, de jeugdzorg en de vroeghulp voor de jeugd, de cliëntondersteuning door het sociaal wijkteam, de doventolk, de re-integratie van de wajong. Voor deze taken hebben we accounthouders nodig die de gesprekken met instellingen aangaan. Daarnaast gaan we de komende jaren het beleid op het sociaal domein verder ontwikkelen om effectief te kunnen opereren en de taakstellingen voor de komende jaren op te kunnen vangen. Voor effectmeting en monitoring van het beleid zetten we data-analisten en informatieadviseurs in. Tevens is additionele capaciteit nodig op het gebied van inkoop en financiën om te zorgen dat we binnen het fiancieel kader blijven. Voor het voorkomen van juridische procedures schakelen we juridische medewerkers en een ombudsman/klachtenfunctionaris in. Verder zijn investeringen nodig in informatietechnologie om effecten en prestaties te kunnen monitoren. Voor onderdelen kunnen we gebruik maken van de bestaande infrastructuur. Op andere onderdelen moet nog software ontwikkeld worden. Waar mogelijk liften we mee op landelijke ontwikkelingen, maar ook maatwerk sluiten we niet uit. De uitvoeringskosten betreffen kosten van salaris, huisvesting en werkplekfaciliteiten voor de nieuwe medewerkers en de kapitaallasten van de investeringen in informatietechnologie. Per saldo komen de uitvoeringskosten op 4,5% van het budget voor de nieuwe taken. Dit is lager dan het percentage voor de uitvoeringskosten van de huidige taken (7%) en ligt in de lijn van het percentage dat andere steden hanteren. Deze uitvoeringskosten zijn meegenomen in het financieel kader. 4.4 Oplossingsrichtingen Het Leeuwarder model faciliteert als het ware de beweging van complexe of langdurige ondersteuning naar meer informele zorg. Dat moet zich op de korte termijn vertalen in: investeren aan de ‘voorkant’ en een verschuiving ‘nieuw voor oud’ om de sociale wijkteams te bekostigen. Op de lange termijn is de verwachting dat dienstverlening dichtbij, eigen netwerk en wijkondersteuning leidt tot efficiëntere en effectievere dienstverlening en reductie van dure specialistische zorg. Het inzetten op burgerkracht, vernieuwing en het binnen de budgettaire kaders blijven, zijn de leidende principes geweest bij het komen tot de voorgestelde oplossingsrichtingen. Wij stellen u voor de volgende oplossingen met ingang van 2015 te starten. In de bijlage 2 treft u op de onderdelen begeleiding, huishoudelijke hulp, jeugd, participatie en maatschappelijk opvang en beschermd wonen uitgewerkte scenario’s aan. 11 De scenario’s zijn uitgewerkt via de volgende gemarkeerde en door u vast te stellen oplossingsrichtingen. 1. Investeren in de sociale wijkteams. De huidige hulp en ondersteuning zal op een goedkopere manier moeten worden uitgevoerd. Er zal meer hulpverlening door generalisten binnen of rondom het sociaal wijkteam worden geboden in plaats van door specialisten. Er zal meer gebruik worden gemaakt van vrijwilligers en er zal een verschuiving plaatsvinden van de duurdere aanvullende ondersteuning naar ondersteuning door de sociale wijkteams. 2. De eigen bijdrage Wettelijk zijn de mogelijkheden om een eigen bijdrage te heffen verruimd van 60% tot 100% van de kostprijs over een periode van vijf jaar. De gemeente Leeuwarden zal de landelijke normering voor het heffen van eigen bijdrage volgen. Conform uw besluiten g en k van het Koersdocument benutten wij zo veel als mogelijk de kostenbesparing en de verhoging van de inkomsten door onder andere het heffen van een eigen bijdrage. De uitvoering van de eigen bijdrage ligt nu bij het CAK. Het CAK toetst op inkomen en eigen vermogen. Bij het heffen van de eigen bijdragen gaat het CAK uit van de draagkracht naar vermogen. Een eigen lokale normering hanteren betekent dat het CAK niet meer de uitvoering doet, waardoor de uitvoeringskosten fors zullen stijgen door de oprichting van een eigen uitvoeringsorganisatie die per individu moet toetsen. Mocht een huishouden tegen zeer hoge zorgkosten oplopen dan kunnen we hiervoor de maatwerkinkomensvoorziening inzetten. 3. Het sociaal wijkteam gaat sturen op minder doorverwijzing naar de duurdere aanvullende ondersteuning. Omdat de regelingen in het sociaal domein een openeindekarakter kennen, kan enkel het beperken van de toegang tot de voorziening leiden tot een kostenreductie. Enerzijds betekent dit dat voor bepaalde specialistische voorzieningen de toegangscriteria - daar waar kan - worden aangescherpt, waarvan de specifieke invulling later bij de diverse uitvoeringsplannen wordt gepresenteerd. Anderzijds is het sociale wijkteam het instrument dat de toegang beperkt doordat ze een beroep doen op de eigen kracht en regie houden op de klant. 4. Efficiency door combinatievoorzieningen Bepaalde doelgroepen in de gemeente maken gebruik van meerdere voorzieningen. Voor doelgroepen in een vergelijkbare situatie zal de gemeente zogenaamde combinatievoorzieningen in het leven roepen. Hierbinnen worden meerdere voorzieningen gecombineerd tot één voorziening. Zo kan de ondersteuning beter op elkaar worden afgestemd en verwachten we efficiëntere hulp te bieden. Een voorbeeld van mogelijke combinatievoorzieningen zijn de dagbesteding voor licht gehandicapten in combinatie met vervoer, huishoudelijke hulp en individuele begeleiding. Door het combineren van voorzieningen kunnen de voorzieningen 35%-40% goedkoper. 12 5. Efficiencykorting op subsidies/inkoop tijdens het overgangsregime Binnen het overgangsregime zal de gemeente een algemene korting van 10% moeten doorvoeren. Voor de begeleiding (zorg in natura) is de korting gemiddeld gezien 25% vanwege het grotere tekort. Deze korting betreft een prijskorting op de bestaande ondersteuningsvormen. We verwachten dat aanbieders tegen een gereduceerde prijs dezelfde ondersteuning aan cliënten blijven bieden. Uit de marktverkenning komt naar voren dat deze kortingen mogelijk zijn zonder ingrijpende veranderingen door te voeren in de continuering van de zorg aan bestaande cliënten. Op basis van bovenstaande draaiknoppen zijn per onderdeel scenario’s uitgewerkt. Scenario 1 is standaard het voorkeursscenario omdat deze het meest inzet op de vernieuwing en binnen de budgettaire kaders blijft. Onderstaand een toelichting op de belangrijkste specifieke oplossingsrichtingen per onderdeel. Wmo Hulp bij het Huishouden a) Het beëindigen van schoonmaakwerkzaamheden als individuele voorziening met ingang van 1 april 2015. Het Rijk voert een korting door van 40% op hulp bij het huishouden. Een dergelijk korting maakt dat we scherpe keuzes moeten maken. Schoonmaakwerkzaamheden aan huis kan de gemeente vanaf 2015 daarom niet langer als individuele voorziening bekostigen. Dit geldt voor mensen met een enkelvoudige vraag. Zij moeten in staat zijn dit in hun omgeving te kunnen regelen, met of zonder hulp van het sociale wijkteam. Men moet de schoonmaakwerkzaamheden zelf gaan regelen en betalen. Als men het niet kan betalen, dan kan men een maatwerkinkomensvoorziening krijgen (via WWB of via Wmo). Het sociale wijkteam gaat toetsen of men een beroep kan doen op het eigen netwerk voor men in aanmerking kan komen voor een maatwerkinkomensvoorziening. Er blijven voldoende aanbieders om schoonmaakwerkzaamheden te kunnen leveren. Voor kwetsbare personen is altijd een vangnet beschikbaar door combinatievoorzieningen (zie onder punt 4), waarbinnen ook schoonmaakwerkzaamheden kunnen vallen. Als invoeringsdatum van de maatregel gaat het voorkeursscenario uit van 1 april 2015. Dit is de eerst mogelijke datum. De Awb schrijft voor dat er voor bestaande voorzieningen minimaal een half jaar overgangsrecht moet worden geboden. Begeleiding b) Het invoeren van de voorziening “Thuisondersteuning” In aanvulling op het werk van de sociale wijkteams zal de voorziening Thuisondersteuning worden ingevoerd. Deze voorziening is voorliggend aan andere individuele maatwerkvoorzieningen waarvoor de toegang wordt beperkt. Onder de thuisondersteuning vallen vormen van enkelvoudige ambulante begeleiding en ondersteuning aan huis. Daarmee wordt duurdere zorg zoals individuele begeleiding voorkomen. Een sociaal werker kan thuisondersteuning inschakelen om 13 iemand tijdelijk te ondersteunen naar aanleiding van een hulpvraag. De sociaal werker heeft zelf geen capaciteit of kennis van wat er nodig is. Vanaf 2016 verwachten we een verschuiving van de Thuisondersteuning naar de sociaal wijkteams. Algemeen c) Vanaf 1 januari 2015 krijgt elke cliënt een herindicatie. Op dit moment heeft de gemeente onvoldoende zicht op de individuele situatie van de bestaande groep cliënten die aan de verantwoordelijkheid van de gemeente worden toevertrouwd. In 2015 krijgen alle cliënten een herbeoordeling om tijdig de zorg te kunnen continueren vanaf 2016. Vanaf dat moment zal van rechtswege alle indicaties (met uitzondering van beschermd wonen) komen te vervallen, waarna de bestaande groep cliënten in het nieuwe regime hun noodzakelijke ondersteuning zullen ontvangen. Binnen het financieel kader is geen rekening gehouden met eventuele voordelen als gevolg van een herbeoordeling van cliënten op basis van een nieuw regime. In 2015 vragen we cliënten of zij vrijwillig al in 2015 over willen gaan naar het nieuwe regime, omdat we in het nieuwe regime door middel van vernieuwing een goed aanbod kunnen doen. Op deze wijze kan een aanvullende besparing worden gerealiseerd. Participatie Binnen het domein Participatie is vanaf 2011 fors bezuinigd op het participatiebudget. Het budget is van circa € 23 miljoen in 2011 teruggegaan naar € 9 miljoen in 2015. De belangrijkste hervormingen (zoals het afbouwen van de gesubsidieerde arbeid in 2013) zijn in de afgelopen jaren al doorgevoerd. Per 2015 worden de middelen en taken voor de SW van € 15 miljoen toegevoegd aan het participatiebudget. We hebben echter al jarenlang een tekort op de SW van € 2 miljoen. Tot nu toe werd het tekort gedekt uit de Algemene Reserve. Vanaf 2015 dekken we het SW-tekort uit het participatiebudget. Dit betekent een taakstelling op het participatiebudget. We verwachten dit te realiseren door het verschuiven van taken naar het Sociaal Wijkteam en efficiencyvoordelen op de verbinding tussen participatie, dagbesteding en activering. De huidige SW-medewerkers blijven hun dienstverband uitvoeren bij de sociale werkvoorzieningsbedrijven. Mensen die vanaf 2015 een beroep willen doen op de SW-regeling vallen vanaf dan onder de Participatiewet. Het SW-beleid wordt in 2015 herijkt. Op het budget armoedebeleid ligt geen taakstelling. De herijking van dit beleid wordt in het najaar 2014 met de raad besproken. Vanuit de meeneemregeling van het participatiebudget 2014 storten we € 2 miljoen in de reserve Sociaal deelfonds. 14 Jeugd Vrijwel de gehele decentralisatie van de jeugdzorg valt onder het Regionale Transitiearrangement. De concrete maatregelen om tot besparing en vernieuwing te komen, wordt neergelegd in een Omvormingsplan. Dit Omvormingsplan zult u na de zomer na vaststelling door het college ontvangen. De gemeente legt 10% efficiencykorting op het jongerenwerk, het Centrum voor Jeugd en Gezin en de JGZ. Daarnaast wordt binnen het budget voor de jeugdzorg € 1 miljoen bezuinigd door zaken anders te organiseren. Dit wordt gerealiseerd door onder andere: - meer hulp in het eigen gezin. Op basis van een kritische analyse wordt de residentiële capaciteit omgebouwd naar meer (en goedkopere) ambulante jeugdhulpcapaciteit. - Samenwerking en ontschotting. Door de specialistische expertise meer naar voren te brengen ten behoeve van consultatie en advies kan worden bevordert dat het aantal doorverwijzingen naar zwaardere (en vaak duurdere) zorg afneemt. Regionaal a) Hervormen van de maatschappelijke opvang De afgelopen jaren is stevig ingezet op preventie en samenwerking met de wijkteams. Dit resulteert er in dat de ambulante begeleiding (deels) overgedragen zal worden aan de sociale wijkteams. De opvangvoorzieningen richten zich daardoor vooral op hun kerntaak (het bieden van opvang en de noodzakelijke begeleiding daarbinnen). Door deze beweging door te zetten in 2015 en de ambulante begeleiding onderdeel uit te laten maken van de werkzaamheden van de sociale wijkteams en de nieuwe voorziening Thuisondersteuning verwachten we een extra besparing op de huidige maatschappelijke opvang van € 5 ton te realiseren. Terugbrengen opvangvoorzieningen naar de kerntaak. Voor enkele taken is de gemeente Leeuwarden wettelijk aangewezen als centrumgemeente en voor enkele andere taken zal de gemeente daar door de regiogemeenten toe worden aangewezen. Dit vraagt om een heldere eenduidige afbakening van deze centrumtaken. b) Bij subsidieverleningen 2015 gebruik maken van de vrije reserves van de instellingen Een lagere bijdrage aan gesubsidieerde instellingen van minimaal € 1 miljoen door het inzetten van het eigen vermogen van instellingen opgebouwd uit gemeentelijke middelen te betrekken bij de verlening Overig Wijziging van de algemene subsidieverordening Conform de voornemens van het collegeprogramma gaan we de vrije reserves bij instellingen, die zijn opgebouwd met gemeentelijke subsidies, aanspreken om de oplossingsrichtingen te kunnen realiseren. Hiervoor is nodig dat onze gemeentelijke regelgeving op onderdelen wordt aangepast. Daarom zult u gezamenlijk met het financieel kader eveneens het voorstel ontvangen om de Algemene Subsidieverordening op onderdelen te wijzigen. Deze verordening zal met uw vaststelling vanaf 2015 gaan gelden voor alle gesubsidieerde instellingen van de gemeente Leeuwarden. 15 5. Risico’s Voor de risico’s van het sociaal domein voor 2015 heeft, in samenwerking met het Nederlands Adviesbureau Risicomanagement, een inventarisatie plaatsgevonden waarbij vanuit verschillende invalshoeken is gekeken naar de risico’s. De kans en impact van deze risico’s zijn in een simulatiemodel opgenomen zoals dit ook voor de paragraaf weerstandsvermogen de afgelopen jaren gebruikelijk is. De belangrijkste risico met een financiële impact uit het simulatiemodel in onderstaande tabel weergegeven: Gebeurtenis Opmerkingen Onzekerheid van kostenraming (overgangseffect). Preventieve maatregelen hebben niet het gewenste effect. Verwachtingen over eigen kracht burgers vallen tegen (nul de lijn). De gewenste afname van doorverwijzing naar tweede lijn wordt niet gerealiseerd en er is een grotere zorgvraag dan waarmee rekening is gehouden. De inkoopcontracten bevatten juridische onjuistheden/onduidelijkheden. Invloed Kans Financieel gevolg 48.16% 80% max.€ 5.000.000 Maatregelen 48.16% 36.12% 60% max.€ 5.000.000 36.12% 5.45% 60% max.€ 750.000 5.45% De gemeente slaagt er niet in om 1/1/2015 5.42% goede automatiseringssystemen in te voeren. Gevolg is overschrijden lever- en doorlooptijden. De informatiebehoefte verschilt zo van de huidige omgeving dat deze niet tijdig is te leveren. Er draaien (te)veel verschillende systemen. De ICT kost meer dan voorzien. De beschikbaarheid van gegevens is van onvoldoende kwaliteit. Professionals kunnen hun werk niet opti4.85% maal doen. Dit heeft te maken met teveel protocollering, onvoldoende medewerkers met de gewenste capaciteiten. Verlies aan expertise verlies door leegloop bij zorgverleners (door onzekerheid). Gemeente heeft onvoldoende expertise en/of capaciteit. 90% max.€ 500.000 5.42% 80% max.€ 500.000 4.85% Uit het simulatiemodel blijkt dat de omvang van de risico’s voor het sociaal domein plm. € 9 miljoen bedraagt. Dit is een voorlopige inschatting die nader wordt verfijnd in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting 2015. Voor een transparante en effectieve risicobeheersing stellen we bij de begroting 2015 een Reserve Sociaal Deelfonds en de Reserve Decentralisatie in. De Reserve Sociaal Deelfonds wordt gevormd uit de vrijvallende middelen van het Sociaal Deelfonds zoals in de paragraaf hiervoor is vermeld. De Reserve Decentralisatie wordt gevormd uit vrijvallende middelen van het sociaal domein 2014, een eventueel positief saldo van het projectbudget en een bijdrage uit de Algemene reserve. Een nadere uitwerking van de spelregels voor deze reserves komen terug bij de Begroting 2015. 16 Het risico van € 9 miljoen voor 2015 kan tot € 4,5 miljoen worden gedekt uit de Reserve Sociaal deelfonds en de Reserve Decentralisatie. Daarnaast is nog een bijdrage van € 4,5 miljoen nodig die kan worden gedekt uit de Algemene Reserve. Met deze onttrekking blijven er voldoende middelen over in de Algemene Reserve om de weerstandscapaciteit van de overige risico’s te dekken. Samenvattend wordt de risicobuffer van € 9 miljoen opgebouwd uit de volgende middelen: De Reserve Sociaal Deelfonds € 1,0 miljoen. Dit bedrag is het voorlopige saldo tussen de begrote uitgaven en verwachte kosten van het sociaal domein zoals hiervoor in de tabel van het financieel kader is vermeld. Reserve Decentralisatie € 3,5 miljoen samengesteld uit de volgende bedragen x Een verwacht voordelig rekeningresultaat 2014 op het sociaal domein van € 1,5 miljoen. x Het voordeel uit het implementatiebudget voor het programma 3D en Amaryllis. Voorlopig schatten we dit op nihil. x De meeneemregeling van het participatiebudget 2014 € 2 miljoen. x Bijdrage Algemene Reserve € 4,5 miljoen. Als blijkt dat de het exploitatieresultaat over 2014 mee- of tegenvalt zal de bijdrage van de Algemene Reserve overeenkomstig wijzigen. De omvang van de Reserve Sociaal Deelfonds is afhankelijk van het exploitatieresultaat van de kosten die onder het sociaal deelfonds vallen. Dit is een tijdelijke reserve zoals aangegeven in de paragraaf Deelfonds sociaal domein. Aan de omvang van de Reserve Decentralisatie stellen we geen maximum. De omvang van de reserve willen we laten bepalen door de uitkomsten van de risicoinventarisatie en het simulatiemodel. Hiermee denken we een reële inschatting te kunnen maken van de omvang van de reserve. Dit betekent dat de omvang jaarlijks kan fluctueren. 17 6. Vervolg en planning De in dit financieel kader opgenomen oplossingsrichtingen vormen de basis voor het vervolg van het inkoopproces en de nadere uitwerking in uitvoeringsplannen en verordeningen. Het vervolg van het inkoopproces kent vier sporen: 1. Contracteren van aanbieders voor het overgangsregime Het Rijk heeft wettelijk bepaald dat voor de zorgcontinuering (het overgangsrecht) uiterlijk op 1 oktober 2014 de overeenkomsten voor hulpverlening aan de bestaande cliënten moeten zijn afgesloten. In juli komen hiervoor individuele cliëntgegevens beschikbaar voor gemeenten. Op basis van deze gegevens en de uitvraag die we hebben gedaan bij aanbieders gaan we tussen 3 juli en 1 september 2014 in gesprek met de aanbieders. Wij zullen een aanbod doen met inachtneming van de kortingspercentages zoals aangegeven in de oplossingsrichtingen van dit document. Vanaf 1 januari 2015 starten we met de gesprekken waarin we een goed beeld van de individuele situatie van iedere cliënt willen krijgen om er voor te zorgen dat waar nodig de ondersteuning in het nieuwe regime vanaf 1 januari 2016 gecontinueerd wordt. 2. Inkoop van het nieuwe regime Ten behoeve van de nieuwe cliënten en de cliënten waarvan de indicatie in 2015 afloopt, gaan wij nieuwe contracten afsluiten met aanbieders. Dit gaat onder andere om thuisondersteuning en combinatievoorzieningen. Dit zal grotendeels via aanbesteding gaan. De oplossingsrichtingen worden verwerkt in bestekken en zullen half juli 2014 worden gepubliceerd. 3. Subsidieverlening 2015 Tussen juli en oktober 2014 voeren we gesprekken met de instellingen waar we subsidies aan gaan verlenen. In de verleningsbeschikking geven we aan welke ondersteuning en dienstverlening de instelling moet verlenen voor de verstrekte subsidie. 4. Regionale inkoop Jeugd Voor de jeugd haken we aan bij het Regionaal Transitie Arrangement zoals deze door de Friese gemeenten is vastgesteld. De uitgangspuntennotitie voor de inkoop Zorg voor Jeugd Fryslân is zoals afgesproken in het Fries bestuurlijk overleg zorg voor jeugd ter informatie als bijlage 3 toegevoegd. Deze werkwijze wordt bij alle gemeenten gehanteerd. De oplossingsrichtingen van dit financieel kader worden verder uitgewerkt in uitvoeringsplannen, verordeningen en beleidsregels. In het najaar ontvangt u ter informatie de uitvoeringsplannen waarin we een concrete invulling presenteren van de wijze waarop we de hulp in Leeuwarden zullen aanbieden. De verordeningen worden u ter vaststelling aangeboden. Vanaf dat moment worden de bestaande cliënten ook geïnformeerd over de gewijzigde situatie en wat dit voor hun eigen situatie betekent. 18
© Copyright 2024 ExpyDoc