POSITION PAPER - Koepel Wmo

POSITION PAPER
januari 2014
Gehandicaptenzorg in de Wmo 2015
De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) is voorstander van een Wmo waarin mensen
met een beperking zoveel mogelijk in hun kracht worden gezet en actief onderdeel uitmaken
van de samenleving. Waar nodig op maat ondersteund vanuit de expertise van aanbieders in de
gehandicaptenzorg. In dit position paper leest u wat volgens de VGN nodig is om de nieuwe
Wmo 2015 te laten slagen.
Maatwerk als sleutelwoord
Mensen met een beperking hebben deze vaak al vanaf hun geboorte. Ze ervaren hun beperking
in allerlei leefdomeinen: in het wonen, welzijn, werk, school, maar ook in het hebben van sociale
contacten. Eén gemeentelijk ondersteuningsarrangement is voor deze groep het meest effectief
(en doelmatig) om hen op al die domeinen in hun kracht te zetten. Zo’n arrangement vergt
maatwerk, omdat de competenties en vaardigheden van mensen met een beperking en hun
omgeving erg kunnen variëren. Maatwerk in een daginvulling die aansluit op die competenties
en vaardigheden, waarbij ze ook iets voor een ander kunnen betekenen. Het liefst zo hoog
mogelijk op de participatieladder. En individuele ondersteuning op maat in de thuissituatie, op
het werk of bij een algemene voorziening, zodat mensen met een beperking zoveel mogelijk
regisseur zijn van hun eigen leven.
Hoe gespecialiseerder de zorg of hoe meer specialistisch de doelgroep, hoe eerder een
maatwerkvoorziening van toepassing is. De behoefte aan een beschermende woonomgeving
speelt hierin een bepalende rol. Gemeenten moeten een inspanningsverplichting hebben om in
deze gevallen een passende maatwerkvoorziening te ontwikkelen.
Een goede verbinding tussen passend onderwijs, de Participatiewet en de Wmo kan het beroep
op zwaardere zorg binnen de Wet Langdurige Zorg uitstellen of beperken. Bijvoorbeeld door met
praktijkgericht onderwijs en goede werk-leertrajecten mensen daadwerkelijk te leren werken.
Maar ook door structurele ondersteuning en begeleiding te garanderen binnen de werkomgeving
of arbeidsmatige dagbesteding, zodat werknemers met een beperking die stap verder komen.
Henk, werkende man met het syndroom van Down
Henk (30 jaar) begon op een cluster 3 school in het voortgezet speciaal onderwijs. Na
school heeft Henk een paar jaar dagbesteding gevolgd bij een activiteitencentrum in de
gehandicaptenzorg. Maar hij wilde meer en werd aangemeld voor een begeleide werkplek
in een verzorgingshuis, waar hij zijn duidelijke voorkeur voor huishoudelijke en
kantinetaken verder kon ontwikkelen. Hier leerde Henk zelfstandiger werken, op tijd
komen, samenwerken en zich aan afspraken houden. Hij leerde ook soep, gekookte eieren,
ovenbroodjes en tosti’s maken, een vaatwasser bedienen en behaalde het HACCPcertificaat. Met zijn vader oefende Henk zelfstandig reizen met openbaar vervoer. De
volgende stap was een individuele stageplek met begeleiding. Henk wilde graag in een echt
horecabedrijf werken (het liefst als kok) en werkkleding dragen. Intussen werkt Henk op
een nieuwe begeleide werkplek, in een reguliere en professionele werkomgeving: de
personeelskantine van een ministerie. Het werk bevalt hem uitstekend en als de drukte in
zijn hoofd te veel wordt, kan Henk direct terecht bij de begeleider van het onderdeel
“Werken met Begeleiding” van de gehandicaptenzorginstelling. Er wordt gekeken naar de
mogelijkheden om Henk (met loonkostensubsidie) voor een aantal uren in dienst te
nemen.
POSITION PAPER
januari 2014
Kwaliteit
De VGN vindt dat de gemeente in de Wmo 2015 verantwoordelijk moet zijn voor de kwaliteit
van de ondersteuning en verzorging voor kwetsbare burgers. De kwaliteit die de burger ervaart,
moet het uitgangspunt zijn bij de uitwerking van kwaliteitseisen binnen de Wmo. De standaard
uitvraag die gemeenten ontwikkelen om cliëntervaringen te meten, kan niet zomaar worden
ingezet bij de burgers met een (verstandelijke) beperking. De meerderheid van deze groep
heeft grote moeite met het begrijpen van vragenlijsten. In de gehandicaptenzorg zijn
instrumenten ontwikkeld die specifiek voor deze doelgroep cliëntervaring meten. Deze valide en
betrouwbare ‘cliëntervaringsinstrumenten’ kunnen als basis dienen bij het ontwikkelen van
passende instrumenten in de Wmo. Daarnaast kunnen ze geschikt gemaakt worden voor
toepassing in het sociale domein.
De VGN pleit er verder voor om bij maatwerkvoorzieningen methodisch handelen te waarborgen
via een (ondersteunings)plan. In dit (ondersteunings)plan moet in ieder geval beschreven zijn
wat is afgesproken, dat er aantoonbaar overeenstemming is met de burger (of zijn
vertegenwoordiger) over de ondersteuning en het aanbod en hoe vaak dit wordt geëvalueerd.
Organisaties in de gehandicaptenzorg willen de kwaliteit en effectiviteit van de dienstverlening
naar een steeds hoger niveau brengen en zijn vanzelfsprekend bereid zich over deze kwaliteit te
verantwoorden. Deze eisen mogen hoger zijn, naarmate meer specialistische zorg en
ondersteuning wordt ingezet.
Inkoop en verantwoording
Maatwerk voor de cliënt vraagt ook ruimte van gemeenten om maatwerk te kunnen bieden. Een
subsidie biedt deze ruimte, zeker bij de specifieke ondersteuningsvraag van (vaak kleine
aantallen) mensen met een beperking. De VGN vindt het daarom belangrijk dat de subsidie als
keuzemogelijkheid geborgd is in de Wmo. Aanbesteden moet niet verplicht zijn voor gemeenten.
De ‘economisch meest voordelige inschrijving’ in combinatie met ‘nadere criterium kwaliteit’ als
inkoopeisen biedt vertrouwen, maar de VGN pleit ook voor meerjarige contracten. Mensen met
een beperking, die hun leven lang een beroep op moeten doen op zorg en ondersteuning,
hebben namelijk behoefte aan vertrouwde gezichten en een vertrouwde aanpak. Dat geeft hen
de veiligheid om zich verder te ontwikkelen en grenzen te verkennen. Meerjarige contracten
geven aanbieders daarnaast de zekerheid om te investeren in scholing en kwaliteit van
medewerkers en vrijwilligers.
Verantwoording in de Wmo 2015 moet zo eenvoudig mogelijk plaatsvinden. De kwaliteit wordt
bepaald door de tevredenheid van de kwetsbare burgers over de ondersteuning. Die
tevredenheid moet ook de nadruk krijgen in de verantwoording. Gekoppeld aan het aantal
kwetsbare burgers die een aanbieder bedient, moet dit voldoende zijn.
Specifieke maatregelen voor specifieke groepen
Kleine groepen mensen met een beperking die specialistische zorg nodig hebben, vragen
bijzondere aandacht om die kennis en expertise in de Wmo te behouden. Dit geldt bijvoorbeeld
voor de specialistische zorg aan mensen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH), een
zintuiglijke beperking (ZG) en de gespecialiseerde epilepsiezorg. Samenwerking binnen
gemeenten in het regelen van de toegang, signalering en een passend aanbod op maat is voor
deze groepen noodzakelijk. Maar ook de inkoop moet bovenregionaal plaatsvinden. Voor de ZG
loopt al een traject voor landelijke inkoop van de ondersteuning en verzorging in de Wmo.
POSITION PAPER
januari 2014
Toezicht en handhaving
De VGN vindt het toezicht in de Wmo de verantwoordelijkheid van de gemeente. Hier is geen
andere partij voor nodig, zeker gezien het welzijnskarakter van de ondersteuning en verzorging
die in deze wet geboden wordt. Gemeenten moeten hun toezichtrol zo eenvoudig mogelijk
inrichten. In de Wmo is geen rol weggelegd voor externe partijen als de Autoriteit Consument en
Markt (ACM). In het belang van de cliënt moeten gemeenten en aanbieders kunnen samenwerken,
afstemmen en uitwisselen. Gemeenten moeten leidend zijn in de kaders wat hierbinnen mag.
Administratieve lasten
Het geld dat straks nog omgaat in de Wmo, moet zoveel mogelijk aan kwetsbare burgers
worden besteed en niet aan bureaucratie. De VGN vindt daarom dat de nieuwe wet zo
eenvoudig mogelijk moet worden ingericht. Dit betekent alleen iets regelen in de Wmo als het
nergens anders geborgd is, standaardiseren van gegevens waar mogelijk en inkoop en
verantwoording eenvoudig inrichten. De VGN ziet veel voordelen in het standaardiseren van
gegevensuitwisseling en informatieverplichtingen. Standaarden moeten wel worden
onderhouden en zelfs op enig moment afdwingbaar zijn. Dit vereist een governancestructuur.
Het goed inrichten hiervan vraagt en kost tijd. Dit betekent dat flinke stappen gezet moeten
worden om in 2015 in het brede sociaal gemeentelijk domein goed voorbereid te starten.
De VGN vindt het belangrijk om uitwisseling van gegevens tussen aanbieders onderling wettelijk
te regelen. Vaak zullen immers netwerken van meerdere aanbieders de Wmo-taken samen
uitvoeren. De VGN is daarom voorstander van een wettelijke titel in de Wmo voor de verwerking
van bijzondere persoonsgegevens. Het delen van informatie met vrijwilligers en het sociaal
netwerk van de kwetsbare burgers moet eveneens goed geborgd zijn.
Samenhang andere stelsels (vangnet, overgangsrecht)
In de gehandicaptenzorg is de verbinding in het sociaal gemeentelijk domein van wezenlijk
belang om mensen met een beperking, jong en oud, in hun kracht te zetten. Die verbinding
tussen maatschappelijke ondersteuning, zorg, jeugdhulp, (passend) onderwijs, werk en inkomen
(participatiewet) wordt zichtbaar door standaardisering van gegevenssets en uniformering van
processen. De verbinding moet ook vertaald worden in de verplichting tot één onderzoek, één
gesprek en één ‘contract’ voor de kwetsbare burgers op het brede sociale domein. Voor
aanbieders in de gehandicaptenzorg houdt dit in dat gemeenten moeten werken met één
inkoopbeleid en één verantwoording op het brede sociale domein. De VGN hoopt dat het
deelfonds sociaal domein in het gemeentefonds hier een extra impuls voor geeft.
Een goede afbakening tussen de Wet Langdurige Zorg, de Zorgverzekeringswet, Wmo, Jeugdwet
en Participatiewet is (net als bij eerdere stelselwijzigingen) van wezenlijk belang om
afwentelgedrag te voorkomen. Om te voorkomen dat kwetsbare burgers tussen wal en schip
komen te vallen, vindt de VGN dat er overbruggingszorg geregeld moet worden in de verdere
uitwerking van de Wmo en Wlz. Wachttijden voor de Wlz worden, na indicatie, bij voorkeur
binnen de Wlz opgelost.
POSITION PAPER
januari 2014
De VGN heeft altijd gepleit voor een zorgvuldige transitie waar kwetsbare burgers zo weinig
mogelijk van merken. We zijn daarom blij met het vangnet in de vorm van de
overgangsregeling, hoewel deze ook nog vragen oproept. Hoe wordt het behoud van recht
precies gedefinieerd? De cliënt kan bijvoorbeeld bij zijn huidige AWBZ aanbieder blijven, maar
de gemeente moet de kosten betalen. Wat betekent dit voor de afspraken tussen gemeenten en
aanbieders? De VGN wil duidelijkheid over hoe die aanbieder precies door de gemeente
bekostigd wordt en volgens welke tarieven.
Transitie, transformatie en implementatie
Het ministerie van VWS ontwikkelt een Transitieplan Wmo om gemeenten en aanbieders te
ondersteunen in het traject naar de invoering van de nieuwe Wmo. Dit plan lijkt echter te zwaar
opgetuigd en staat op gespannen voet met de lokale beleidsruimte die aanbieders en
gemeenten graag willen. Analoog aan het Transitieplan Jeugd is de VGN voorstander van het
maken van procesafspraken over de stappen die gezet moeten worden in het traject naar de
nieuwe Wmo. Een onafhankelijke commissie toetst hoe dit proces loopt en spreekt aanbieders
en gemeenten aan die zich niet aan die procesafspraken houden.
Belangrijk aandachtspunt voor de VGN blijft daarnaast voldoende implementatietijd. De nieuwe
Wmo start op 1 januari 2015. De huidige planning van het wettraject is te krap om gemeenten
en aanbieders goed voorbereid te laten starten en bijvoorbeeld het inkooptraject op tijd en
zorgvuldig af te ronden. Voor 1 april 2014 moet duidelijk zijn hoe de nieuwe Wmo wordt
vormgegeven en met welke financiële kaders. Dit is voor aanbieders vooral van belang voor het
bepalen van de boventalligheid van medewerkers. De gehandicaptenzorgsector wil voorkomen
dat medewerkers onnodig of te vroeg worden ontslagen. In het verlengde hiervan zouden de
contracten tussen gemeenten en aanbieders voor 1 juni 2014 getekend moeten zijn. Alleen dan
hebben organisaties voldoende tijd om eventuele ontslagprocedures en reorganisatietrajecten
zorgvuldig af te ronden.
Meer informatie:
Mevrouw M. (Monique) van der Meulen
[email protected]
06-13 201 944
De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) is de brancheorganisatie die opkomt voor de
belangen van aanbieders in de gehandicaptenzorg. De 165 instellingen die bij ons zijn aangesloten,
variërend van klein tot groot, bieden zorg en ondersteuning aan mensen met een verstandelijke,
lichamelijke en/of zintuiglijke beperking