Bestuursverslag 2013 - Sint Vituscollege Bussum

Stichting Interconfessioneel
Voortgezet Onderwijs in het Gooi
(SIVOG)
Bestuursverslag 2013
Inhoudsopgave
Verslag van de Raad van Toezicht van SIVOG ................................................................................................................ 4
Bestuursverslag............................................................................................................................................................... 5
1. Inleiding ...................................................................................................................................................................... 5
2. De stichting SIVOG en de samenwerking binnen SIVOG ............................................................................................ 7
2.1 Organisatiestructuur SIVOG.................................................................................................................................. 7
2.2 De samenwerking van de scholen binnen SIVOG ................................................................................................. 7
2.3 Code Goed Onderwijsbestuur VO........................................................................................................................ 8
3. De scholen.................................................................................................................................................................. 9
3.1 Sint-Vituscollege en Sint-Vitusmavo ..................................................................................................................... 9
3.1.1 Schoolgrootte ................................................................................................................................................ 9
3.1.2 Missie Sint-Vituscollege en Sint-Vitusmavo .................................................................................................. 9
3.1.3 Onderwijskundige uitgangspunten Sint-Vituscollege en Sint-Vitusmavo ................................................... 11
3.2 Willem de Zwijger College .................................................................................................................................. 14
3.2.1 Schoolgrootte .............................................................................................................................................. 14
3.2.2 Missie - "patent op talent" .......................................................................................................................... 14
3.2.3 Visie op onderwijs........................................................................................................................................ 15
4. Landelijke ontwikkelingen in 2013 ........................................................................................................................... 17
4.1 Verscherpingen slaag/zak-regeling; rekenen ..................................................................................................... 17
4.2 Maatschappelijke stage; ANW; pesten............................................................................................................... 17
4.3 Onderwijstijd en vakanties ................................................................................................................................. 18
4.4 Passend Onderwijs............................................................................................................................................. 18
4.5 Leerkracht – functiemix-CAO .............................................................................................................................. 18
5. Kwaliteitsgegevens ................................................................................................................................................... 19
5.1 Kengetallen onderwijs en personeel .................................................................................................................. 19
5.1.1 Kengetallen onderwijs ................................................................................................................................. 19
5.1.2 Kengetallen personeel ................................................................................................................................. 22
5.2 De opbrengstenoordelen van de inspectie ........................................................................................................ 23
5.3 Overige invulling van de kwaliteitszorg .............................................................................................................. 25
5.3.1 Sint-Vituscollege en Sint-Vitusmavo ............................................................................................................ 25
5.3.2 Willem de Zwijger College ........................................................................................................................... 28
6. Financiën ................................................................................................................................................................... 34
-2-
6.1 Risico’s ................................................................................................................................................................ 34
6.2 Treasury .............................................................................................................................................................. 35
6.3 Jaarrekening........................................................................................................................................................ 35
6.3.1 Financiën op balansdatum........................................................................................................................... 35
6.3.2 Fusies; samenwerkingsverband ................................................................................................................... 35
6.3.3 Beloningen ................................................................................................................................................... 35
6.3.4 Financiële kengetallen ................................................................................................................................. 36
6.3.5 Begroting 2014 ............................................................................................................................................ 38
6.3.6 Continuïteitsparagraaf ................................................................................................................................. 39
7. Conclusie ................................................................................................................................................................... 41
Verklaring van afkortingen ........................................................................................................................................... 42
3
Verslag van de Raad van Toezicht van SIVOG
In 2013 is de Raad van Toezicht vijf keer in reguliere vergaderingen bijeen geweest met het bestuur van
SIVOG en afwisselend directieleden van het Sint-Vituscollege, de Sint-Vitusmavo en het Willem de
Zwijger College. Tijdens dit reguliere overleg tussen de Raad van Toezicht en het bestuur zijn de
onderwerpen aan de orde geweest die op grond van de statuten van de stichting behoren tot de taken en
bevoegdheden van de Raad van Toezicht.
Daarnaast zijn in deze vergaderingen ook actuele thema’s behandeld. Aan de orde zijn o.a. de volgende
onderwerpen geweest: het inspectierapport over de havo-afdeling van het Willem de Zwijger College en
het plan van aanpak dat naar aanleiding van dit rapport is opgesteld en uitgevoerd, de organisatie- en
overlegstructuur van de scholen, het verbeterplan van de Sint-Vitusmavo en een verslag van
kwaliteitsonderzoeken van de inspectie eind 2013 bij elk van de drie scholen van de stichting.
Zoals gebruikelijk hebben de financieel deskundigen van de Raad van Toezicht ter voorbereiding van de
vergaderingen van de Raad van Toezicht overleg gevoerd met het bestuur, de administrateur en de
conrectoren financiën over periodieke financiële rapportages, begroting, meerjarenprognose en treasury
zaken. Ook kwam in dit overleg de problematiek ter sprake van gespaarde verlofrechten van een aantal
personeelsleden van SIVOG die op grond van gewijzigde wetgeving niet aan het einde van de diensttijd
bij SIVOG kunnen worden opgenomen; deze rechten zijn/worden daarom, met inachtneming van wet en
regelgeving, tijdens hun actieve diensttijd uitbetaald.
De Raad van Toezicht heeft zijn statutaire taken en verantwoordelijkheden uitgeoefend door onder meer
aan het bestuur toestemming te geven de jaarrekening 2012, het bestuursverslag 2012 en de begroting
2013 vast te stellen.
De samenstelling van de Raad van Toezicht was in 2013 als volgt:
-mevrouw E. Schutte: voorzitter en juridische zaken
-de heer M. van der Heijden: vicevoorzitter
-mevrouw M. van der Does de Willebois: secretariaat
-de heren I. van der Weij en C. Hamming: financiën
-de heer J. Timmers: kwaliteitszetel ouderraden
De Raad van Toezicht dankt bestuur, directies, docenten en overige medewerkers van SIVOG, SintVituscollege, Sint-Vitusmavo en Willem de Zwijger College voor hun inzet en geleverde bijdrage
gedurende het jaar 2013.
Bussum, juni 2014
-4-
Bestuursverslag
1. Inleiding
Onderstaande tekst vormt het jaarverslag en de jaarrekening 2013 van de Stichting Interconfessioneel
(rk/pc) Voortgezet Onderwijs in het Gooi (SIVOG).
De opzet van dit jaarverslag is in grote lijnen gelijk aan die van het vorige jaar.
Het jaarverslag maakt deel uit van de wijze waarop SIVOG en de scholen van SIVOG verantwoording
afleggen aan de overheid én overige belanghebbenden.
Het jaarverslag wordt opgesteld door het bestuur en de administratie van de stichting. Na bespreking en
goedkeuring in de Raad van Toezicht wordt het vastgesteld door het bestuur. Vervolgens wordt het
jaarverslag opgestuurd naar de inspectie en het ministerie en wordt het ter kennis gebracht van de
gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van de stichting. Tevens kunnen personeelsleden, ouders,
leerlingen en andere belanghebbenden en geïnteresseerden er kennis van nemen, o.a. door publicatie
van een pdf-versie van het verslag op de websites van de beide scholen.
Reacties op het verslag worden op prijs gesteld.*
In dit verslag beschrijven we achtereenvolgens de structuur van SIVOG en de belangrijkste kenmerken
van de scholen die er deel van uitmaken en de belangrijkste landelijke onderwijskundige ontwikkelingen
en de vertaling daarvan en/of de reactie daarop binnen de scholen van SIVOG. Vervolgens presenteren
en bespreken we de belangrijkste kengetallen op onderwijskundig gebied en op het gebied van het
personeelsbeleid. Tenslotte vermelden en bespreken we de financiële kengetallen.
De financiële gegevens over het kalenderjaar zijn opgesteld met inachtneming van het gestelde in het
Burgerlijk Wetboek, boek 2 titel 9, Richtlijn voor de Jaarverslaglegging 660 Onderwijsinstellingen, als ook
de richtlijnen van het Ministerie van OC&W.
Ten slotte: dit verslag gaat over het kalenderjaar 2013. Binnen het onderwijs is het meer gebruikelijk in
termen van schooljaren te spreken. Het kalenderjaar 2013 omvat voor een deel het schooljaar 2012-2013
en voor een deel het schooljaar 2013-2014. Wat betreft de financiële gegevens is het goed mogelijk ons in
dit verslag volledig op het kalenderjaar 2013 te richten; in de andere paragrafen wordt voornamelijk over
het schooljaar 2012-2013 gesproken en deels ook over 2013-2014.
* Mail uw opmerkingen en vragen naar [email protected]
5
-6-
2. De stichting SIVOG en de samenwerking binnen SIVOG
2.1 Organisatiestructuur SIVOG
Onder de stichting SIVOG ressorteren sinds 1 augustus 2011 drie scholen:
- het Willem de Zwijger College (HAVO/VWO) in Bussum
- het Sint-Vituscollege (HAVO/VWO) in Bussum
- de Sint-Vitusmavo (MAVO) in Naarden.
De dagelijkse leiding van de scholen is in handen van de directies van de scholen. Het Sint-Vituscollege
en de Sint-Vitusmavo werken nauw samen en staan onder leiding van één rector.
De rector van het Willem de Zwijger College en de rector van het Sint-Vituscollege en de Sint-Vitusmavo
vormen samen het bestuur van SIVOG. Bij de beleidsontwikkeling op stichtingsniveau worden de rectoren
bijgestaan door de directieleden van de scholen en door de administrateur van de stichting.
Het bestuur van SIVOG legt verantwoording af aan de Raad van Toezicht.
De medezeggenschap van personeel, ouders en leerlingen krijgt gestalte in de Gemeenschappelijke
Medezeggenschapsraad (GMR) van SIVOG. Daarnaast hebben de scholen een eigen
Medezeggenschapsraad.
2.2 De samenwerking van de scholen binnen SIVOG
De gezamenlijke uitgangspunten voor de samenwerking van de scholen binnen SIVOG zijn "versterking
van de onderwijskwaliteit" en "versterking van het financiële draagvlak".
Doel van de samenwerking: sterke scholen die zichzelf kunnen bedruipen, die zich onafhankelijk van
elkaar onderwijskundig en organisatorisch kunnen ontwikkelen en aan de buitenwereld presenteren en die
aan SIVOG een meerwaarde ontlenen.
De scholen zijn er niet voor SIVOG, SIVOG is er voor de scholen.
Op een aantal belangrijke beleidsterreinen is er nauwe samenwerking. Strategisch beleid, met name t.a.v.
huisvesting en toelatingsbeleid, wordt gezamenlijk ontwikkeld, vastgesteld en uitgevoerd. Het
meerjarenformatiebeleid, de financiële planning van de personeelskosten van de Stichting, wordt
gezamenlijk ontwikkeld en vastgesteld. Het meerjarenformatiebeleid vormt voor de scholen het kader
waarbinnen de jaarlijkse formatieplannen per school dienen te passen. Een aantal risico's m.b.t.
personeelskosten wordt gezamenlijk gedragen, met name de kosten als gevolg van ziekte en BAPO en
het ontwikkelen en uitvoeren van gezamenlijk beleid dat in verband met deze kosten nodig is. Een aantal
grote contracten wordt gemeenschappelijk afgesloten en als dat voordeel kan opleveren, worden
producten gezamenlijk ingekocht.
Waar gezamenlijk personeelsbeleid nodig is omdat het personeel van de scholen bij dezelfde werkgever
in dienst is, vindt afstemming plaats; ook over arbeidsvoorwaardelijke regelingen (bijv. inzake vergoeding
reiskosten en inzake zwangerschaps/bevallingsverlof) zijn er gemeenschappelijke afspraken.
Ook de ontwikkeling en vaststelling van het beleid dat ten grondslag ligt aan het opstellen van de
begrotingen en verslagen wordt gezamenlijk vastgesteld. O.a. het beleid m.b.t. weerstandsvermogen, het
treasurybeleid en het overige financieel beleid op langere termijn.
SIVOG voert een gezamenlijke personeels- en salarisadministratie.
De vertegenwoordiging van de stichting naar derden (overheid, inspectie, gemeenten, andere
schoolbesturen, samenwerkingsverbanden, netwerken, VO-raad enz.) wordt in het bestuur afgestemd.
Voor andere beleidsterreinen geldt dat de scholen deze zelfstandig ontwikkelen. Het onderwijsbeleid van
de scholen wordt per school ontwikkeld en vastgesteld. De scholen bieden geen eenheidsworst aan.
Verschillen tussen de scholen zijn mogelijk en wenselijk.
7
Verschillen in onderwijsaanbod, sfeer, didactiek, pedagogiek enz. zijn denkbaar en kunnen ook verschillen
tot gevolg hebben inzake personeelsbeleid en organisatie en ook in financiële keuzes. Overigens wordt
het maken van verschillende keuzes niet geforceerd: als de ene school voor A kiest, hoeft de andere
school niet voor B te kiezen. Binnen elke school wordt gestreefd naar een kwalitatief zo goed mogelijke
invulling van het onderwijs op een manier die bij die school en haar personeel past.
Ook de interne organisatie van de afzonderlijke scholen kent een eigenstandige ontwikkeling waarbij
verschillende keuzes kunnen worden gemaakt door
- de verschillen in omvang en schooltypen;
- verschillen in onderwijskundige invulling;
- verschillen in de personele samenstelling.
Een en ander betekent dat de organisatie van Sivog en van de (samenwerking van de) scholen erop
gericht is dat de personeelsleden en met name de onderwijsprofessionals gevoelsmatig en daadwerkelijk
grip hebben op hun eigen werk.
2.3 Code Goed Onderwijsbestuur VO
Als lid van de VO-Raad heeft het bestuur van SIVOG zich gecommitteerd aan de door deze
sectororganisatie opgestelde Code Goed Onderwijsbestuur.
Deels op stichtingsniveau, maar vooral op het niveau van de drie scholen van SIVOG is de communicatie
met belanghebbenden en de horizontale verantwoording t.o.v. belanghebbenden geregeld. Dat gebeurt
enerzijds via de wettelijk voorgeschreven medezeggenschapsraden van de afzonderlijke scholen en de
Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR) van SIVOG.
Daarnaast hebben de directies van de scholen geregeld overleg met vertegenwoordigingen van ouders
(de ouderraden en oudercommissies van elke school) en met ouderpanels. Ook vindt structureel overleg
plaats met leerlingen: de leerlingen van de leerlingenraden van de drie scholen en ook gespreksgroepen
van bijv. klassenvertegenwoordigers van de diverse leerjaren en ad-hoc-leerlingenpanels. In het overleg
met ouders en leerlingen worden de geledingen betrokken bij de totstandkoming van voor hen relevant
beleid en bestaat de gelegenheid voor deze geledingen wensen, ideeën en klachten kenbaar te maken. In
de schoolgidsen van de scholen staat beschreven hoe ook andere ouders en leerlingen wensen, ideeën
en klachten kunnen melden. Tevens zijn de scholen aangesloten bij een landelijke Klachtencommissie.
Sinds 2009 kent SIVOG een statutair vastgestelde structuur waarbij toezicht en bestuur zijn gescheiden in
afzonderlijke organen: het bestuur en de Raad van Toezicht. De bevoegdheden van deze organen zijn in
de statuten van de stichting vastgelegd (zie www.sivog.nl). In het verlengde daarvan is in 2010 de
werkwijze van de Raad van Toezicht vastgelegd in het Reglement Raad van Toezicht; tevens is een
Huishoudelijk reglement vastgesteld van het bestuur van SIVOG en een Managementstatuut van de
scholen die ressorteren onder het bestuur van SIVOG. In het geheel van deze documenten is de verdeling
van verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen de verschillende organen transparant vastgelegd.
Deze informatie is voor belanghebbenden beschikbaar.
Het beleid van bestuur en directies is gericht op het bevorderen van een cultuur waarin professionaliteit en
kwaliteit hoog worden gewaardeerd en waarin de personeelsleden verantwoordelijkheid kunnen nemen
voor (de kwaliteit van) hun werk. De ontwikkeling van de deskundigheid van het personeel is daar mede
op gericht.
-8-
3. De scholen
3.1 Sint-Vituscollege en Sint-Vitusmavo
A. Sint-Vituscollege, interconfessionele (rk/pc) scholengemeenschap voor havo, atheneum en
gymnasium
Afdelingen:
havo, atheneum en gymnasium
(in de brugperiode: atheneum-havo, atheneum en gymnasium)
Adres:
1406 NR Bussum
Telefoon:
Fax:
Beerensteinerlaan 69
E-mail:
Homepage:
[email protected]
http://www.vituscollege.nl
035-6931153
035-6931500
en
B. Sint-Vitusmavo, interconfessionele (rk/pc) school voor mavo
Adres:
1412 BW Naarden
Telefoon:
Fax:
Cort v/d Lindenlaan 5
E-mail:
Homepage:
[email protected]
http://www.vitusmavo.nl
035-6942435
035-6950362
3.1.1 Schoolgrootte
Aantal leerlingen per 1-10-2013:
- Sint-Vitusmavo:
- Sint-Vituscollege:
- Totaal:
348 (inclusief 1 vavo-leerling)
1205 (inclusief 4 vavo-leerlingen)
1553
Aantal personeelsleden per 1-10 -2013: 182
3.1.2 Missie Sint-Vituscollege en Sint-Vitusmavo
De schoolplannen voor de periode 2012-2016 zijn in juni 2012 (Sint-Vituscollege) en in september 2012
(Sint-Vitusmavo) vastgesteld.
In deze en de volgende paragraaf vindt u de informatie over missie en onderwijskundige uitgangspunten
van de beide scholen zoals deze in de beide schoolplannen zijn geformuleerd. De missie van de beide
scholen en de uitgangspunten voor het onderwijsbeleid en personeelsbeleid zijn gezamenlijk, voor beide
scholen, opgesteld. De uitwerking, de fasering van de uitvoering van het beleid en de jaarlijks te stellen
prioriteiten zullen verschillen.
9
De missie:
Het Vitus staat voor:
* veiligheid en verbinding
* veelzijdigheid
* vorming
* (uitgaan van) verschillen
(1) Veiligheid en verbinding
Veiligheid: leerlingen en medewerkers moeten zich op school veilig en vertrouwd voelen doordat een
respectvolle omgang met elkaar de norm en de praktijk is
Verbinding: de school bevordert a. gemeenschapsgevoel (intern: binding tussen leerlingen van een klas,
een afdeling en van de hele school; en ook: rekening houden met en verantwoordelijkheid voelen voor
anderen in de klas en in de school) en gemeenschapszin (extern: verantwoordelijkheid voelen voor
mensen elders, die bijv. steun nodig hebben).
(2) Veelzijdigheid
Er is een ruim onderwijsaanbod waarbij de leerlingen elk jaar keuzes kunnen maken die het mogelijk
maken dat zij onderwijs volgen dat bij hen past; daarnaast zijn er veel activiteiten op sociaal, sportief,
cultureel en creatief gebied, soms gemeenschappelijk en soms naar keuze.
(3) Vorming
Tijdens en naast de voorbereiding op het diploma biedt de school vorming op diverse terreinen:
a. levensbeschouwelijke vorming, o.a. in de lessen LeVo en in vieringen (zie hoofdstuk 2 van het
schoolplan);
b. maatschappelijke en sociale vorming, o.a. in de lessen van verschillende vakken, in de
mentorlessen (met de methode Leefstijl), in de maatschappelijke stages, in acties voor goede doelen en in
de rol die leerlingen binnen de school voor anderen kunnen spelen, bijv. bij het begeleiden van jongere
leerlingen, het organiseren van activiteiten, het overleg op diverse niveaus waarbij leerlingen betrokken
zijn en bij het geven van feedback aan de school, bijv. in enquêtes. Aandacht voor duurzaamheid moet
een belangrijk element zijn in de maatschappelijke vorming van leerlingen: enerzijds als een onderwerp
waarover in verschillende vakken en vakoverstijgende projecten informatie en inzicht wordt geboden en
anderzijds als een factor die bij beslissingen in de bedrijfsvoering van de school steeds een rol speelt. Een
ander door de overheid voorgeschreven element van de maatschappelijke vorming is de
burgerschapsvorming.
c. creatieve, culturele en sportieve vorming: in de lessen, in projecten en in parascholaire activiteiten.
(4) Verschillen
Het bestaan van verschillen tussen leerlingen is een belangrijk uitgangspunt van het onderwijs en van de
school; door gedifferentieerd onderwijs en veel keuzemogelijkheden in het onderwijsaanbod en in de
parascholaire activiteiten streven we - idealiter - naar onderwijs op maat voor elke leerling. Daarmee
willen we bereiken dat het onderwijs elke leerling in staat stelt optimale onderwijsresultaten te bereiken
op het niveau dat voor die leerling haalbaar is.
Ook in de omgang met elkaar is het bestaan van verschillen uitgangspunt: leerlingen leren dat zij van
elkaar mógen verschillen, we willen geen groepsdwang en we willen niet dat er groepen zijn die tegenover
elkaar staan.
Essentieel voor de missie is dat de vier elementen van de missie onderling samenhangen en dat het
welslagen van het ene element afhangt van of bevorderd wordt door de andere elementen. We geven
enkele voorbeelden van die samenhang:
- alleen in een veilige omgeving kunnen leerlingen tot optimale prestaties komen;
- sociale en maatschappelijke vorming komt alleen tot haar recht wanneer deze plaatsvindt in een school
waar gemeenschapsgevoel en gemeenschapszin belangrijke uitgangspunten zijn;
- optimale resultaten per leerling veronderstellen dat wordt uitgegaan van verschillen tussen leerlingen;
- juist om goed te kunnen inspelen op de verschillen tussen belangstellingen en talenten van leerlingen is
-10-
het van belang een veelzijdig aanbod te hebben met veel keuzemogelijkheden; enz.
3.1.3 Onderwijskundige uitgangspunten Sint-Vituscollege en Sint-Vitusmavo
Een goed pedagogisch klimaat in de school en een goed werk- en leerklimaat in de lessen zijn
basisvoorwaarden voor goed onderwijs. Leerlingen moeten leren welk gedrag en welk leergedrag we van
hen verwachten en we moeten hen daarin opvoeden. Dat is essentieel voor succes van welk
onderwijsconcept dan ook. Een goed pedagogisch klimaat en een goed leerklimaat ontstaan niet vanzelf.
Afspraken over gedrag in en om de school en over de verwachte werkhouding in de les worden expliciet
vastgelegd en besproken.
De ervaring heeft geleerd dat het, meer nog dan vroeger, noodzakelijk is aandacht te besteden aan het in
stand houden van het gewenste leerklimaat.
Het onderwijsconcept bestaat uit een aantal elementen die moeten worden gezien als doelstellingen die
we de komende vier jaar steeds meer en steeds beter willen realiseren. Daarbij staat ons een gefaseerde
aanpak voor ogen. Voor een deel gaat het om elementen die continuïteit laten zien met de vorige
periode en voor een deel om nieuwe doelen:
I. Optimale resultaten en opbrengstgericht werken. Blijkens de missie willen wij dat wij “met elke
leerling optimale onderwijsresultaten bereiken op het niveau dat voor die leerling haalbaar is”. We
willen de leerling de kans geven en hem uitdagen zijn talenten te ontdekken en te ontplooien. Het streven
is dat elke leerling op zijn eigen niveau excelleert. Ook op schoolniveau willen we optimale resultaten
bereiken: minstens op en liefst boven het landelijk gemiddelde; en als de landelijke resultaten conform de
ambitie van het ministerie beter worden, moeten de resultaten van de school mee stijgen; en als de eisen
die door de overheid gesteld worden uitgebreid of toegespitst (bijv. m.b.t. de drie kernvakken wiskunde,
Nederlands en Engels en de referentiekaders voor taal en rekenen), moet de school de leerlingen ook op
deze nieuwe eisen voldoende voorbereiden en deze dus integreren in het onderwijs om de doelstelling
van optimale resultaten te (blijven) bereiken.
M.b.t taal is in deze context van belang dat voor het bereiken van goede resultaten niet alleen van belang
is dat in de lessen Nederlands ook de referentiekaders voor taal voldoende aan de orde komen, maar
vooral dat schoolbreed, d.w.z. bij alle vakken, voldoende aandacht aan taal wordt besteed, omdat het
talige aspect van veel vakken (zeker bij de eindexamens) de kansen op het behalen van goede resultaten
mede bepaalt.
Het behalen of consolideren van goede onderwijsresultaten veronderstelt opbrengstgericht werken:
vaststellen wat de leerlingen op een bepaald moment m.b.t. lesstof of vaardigheden kunnen en kennen,
vervolgens vaststellen wat je als docent met een les of lessenserie precies wil bereiken: wat moeten
leerlingen er precies van opsteken en daarna nagaan (met een toets of anderszins) of dat doel ook bereikt
is. En vervolgens actie ondernemen naar de leerlingen die het doel nog niet bereikt hebben.
Opbrengstgericht onderwijs betekent ook, dat afdelingsleiders en sectordirecteuren mét de secties
jaarlijks, zelfs elk trimester, de opbrengsten volgen, analyseren en daarop reageren.
II. Gedifferentieerd onderwijs Uitgaan van verschillen tussen leerlingen (zie de missie) betekent o.a. dat
binnen de klassen en groepen ingespeeld wordt op de leerbehoeften van de individuele leerling en op de
verschillen in capaciteiten en leerstijlen van leerlingen. Omdat de verschillen in niveau het meest
prominent zijn in de atheneum-havo-klassen (in het SVC) en in de schakelklassen (SVM) waar nog een
determinatieproces plaatsvindt voor de keuze tussen atheneum en havo, is de school gestart met een
differentiatieproject in die afdeling.
Daarnaast betekent differentiatie ook, dat wij als school voldoende verschil maken tussen de verschillende
afdelingen; in het Sint-Vituscollege: havo, atheneum en gymnasium; in de Sint-Vitusmavo: schakelklassen
en mavoklassen; verschillende afdelingen betekent: verschil in onderwijsaanbod, verschil in de mate van
verdieping en verrijking en verschillend extra aanbod.
Ook door diversiteit van activerende werkvormen kan ingespeeld worden op verschillen tussen leerlingen.
III. Veelzijdig onderwijsaanbod met veel keuzemogelijkheden voor leerlingen
11
Het Sint-Vituscollege kent in de onderbouw drie afdelingen (atheneum-havo, atheneum en gymnasium)
die elk een eigen inhoudelijk profiel ontwikkelen. Leerlingen die in het eerste schooljaar starten, wordt
daarmee de mogelijkheid geboden te kiezen voor een onderwijstype dat het beste aansluit bij hun
belangstelling en bij hun talenten. Ook tijdens de verdere schoolcarrière worden voortdurend keuzes
aangeboden binnen de reguliere lessen: in het eerste en tweede leerjaar zijn er cursussen en vakgerichte
begeleiding; de cursussen kunnen deels naar eigen voorkeur worden gekozen en deels ondersteunen de
cursussen het eigen karakter van de desbetreffende afdeling. Ook in de derde klas is binnen het
lesaanbod een verrijkende keuzemogelijkheid: het verdiepingsproject. In de bovenbouw zijn er de
wekelijkse werkcolleges waar leerlingen kiezen uit een breed scala van verrijkende en verdiepende
modules.
De Sint-Vitusmavo kent in de onderbouw twee afdelingen (mavoklassen en schakelklassen) die in het
niveau van het onderwijs en in de didactische aanpak kunnen (en soms moeten) verschillen. Leerlingen
die in het eerste schooljaar starten, wordt daarmee de mogelijkheid geboden te kiezen voor een
onderwijstype dat het beste aansluit bij hun belangstelling en bij hun talenten. Ook tijdens de verdere
schoolcarrière worden keuzes aangeboden, bijv. tussen mavo-plus en mavo in het derde leerjaar. Ook
kunnen de leerlingen kiezen uit een breed scala van examenvakken.
IV. Wetenschapsoriëntatie en toepassingsgericht onderwijs; betekenisvol onderwijs
Een belangrijk onderdeel van de profilering van de vwo-afdelingen van het SVC (atheneum en gymnasium
in de onderbouw, vwo-bovenbouw) zal de komende jaren zijn de uitbouw van een leerlijn
wetenschappelijk onderzoek, waarmee recent in de atheneumklas een start is gemaakt. Daarmee willen
wij de w van het vwo de komende jaren meer nadrukkelijk invullen. Voor vwo-leerlingen is het doen van
eigen onderzoek en het leren van de wijze waarop wetenschappelijk onderzoek dient te verlopen een
motiverende en uitdagende vorm van onderwijs, die tevens goed voorbereidt op het beoogde
vervolgonderwijs.
Voor de havo (SVC) en mavo (SVM) zal het accent meer liggen op de verdere ontwikkeling van
toepassingsgericht onderwijs. Toepassingsgericht onderwijs heeft voor leerlingen een duidelijke
meerwaarde, alleen al omdat het vaak bijzonder motiverend voor leerlingen werkt om te zien waar je
leerstof voor kan gebruiken en welke relatie er met de ‘echte wereld’ is: het geeft betekenis aan hun leren.
Het is van belang dat de in het onderwijs aangeboden stof voor leerlingen betekenisvol is, bijv. doordat zij
de relatie zien tussen de stof en hun eigen werkelijkheid of doordat zij zien hoe de leerstof toegepast kan
worden in de praktijk.
V. Samenhangend onderwijs
Het is voor leerlingen van groot belang dat er voldoende samenhang in het onderwijs gerealiseerd wordt:
- samenhang tussen de verschillende vakken, zodat gemeenschappelijke begrippen en raakvlakken
consistent worden behandeld en leerlingen ook leren onderwerpen multidisciplinair te benaderen; dat
laatste gebeurt vooral via gezamenlijke projecten van diverse secties en over de gemeenschappelijke
begrippen en raakvlakken vindt afstemmingsoverleg plaats tussen de vaksecties; ook het eerder
genoemde overleg over gezamenlijk taalbeleid is een voorbeeld van zulk afstemmingsoverleg;
- samenhang tussen de verschillende leerjaren en vooral tussen onder- en bovenbouw, zodat er geen
breuken in de leerlijnen ontstaan, maar juist van doorlopende leerlijnen gesproken kan worden;
- een bijzondere vorm van samenhang betreft de samenwerking tussen de Sint-Vtusmavo en het SintVituscollege waar het gaat om het realiseren van goede doorstromingsmogelijkheden tussen a. het
tweede jaar van de schakelklas van de mavo en 3 havo en b. 4 mavo en 4 havo; beide
doorstromingsmogelijkheden willen de scholen goed laten verlopen en waar nodig worden daartoe
afspraken gemaakt inzake de aansluiting en de begeleiding van de doorstromers.
VI. Leren leren
Onze opvatting van onderwijs is, dat leren niet alleen de leerstof zelf betreft. Door reflectie op het
leerproces moeten leerlingen ook leren hoe het leren in zijn werk gaat en dat er verschillende manieren
zijn om te leren en om de studie te organiseren (plannen). Ook leren samenwerken hoort bij leren. En
uiteindelijk gaat het bij leren om het leren dragen van eigen verantwoordelijkheid voor het leren.
-12-
VII. ICT en media geïntegreerd in het dagelijkse onderwijs.
De verdere integratie van ICT en media in het onderwijs is zowel een onontkoombare als een wenselijke
ontwikkeling. Onontkoombaar omdat we het ons als school niet kunnen permitteren steeds verder af te
raken van de werkelijkheid om ons heen, van de manier waarop ICT in het leven, het leren en het werken
van mensen is geïntegreerd. En wenselijk omdat ICT mogelijkheden biedt die we nodig hebben om onze
doelen te realiseren: meer differentiatie, meer toepassingsgericht leren, meer de werkelijkheid in de klas,
betere resultaten.
We willen dat in 2016 gedurende 30 à 40% van de onderwijstijd gebruik wordt gemaakt van ICT en
media. Niet minder om werkelijk de mogelijkheden te kunnen benutten (en de investeringen te
rechtvaardigen) en niet meer, omdat communicatie van de docent met de klas de basisvorm van
onderwijs moet blijven Het ICT-gebruik zal grotendeels individueel (dus via tablets of vergelijkbare
middelen) zijn, juist vanwege het inspelen op verschillen tussen leerlingen. Werkboeken en oefenstencils
zullen worden vervangen door digitale oefeningen. En ook overal waar via ICT betere uitleg, betere
voorbeelden en toepassingen, extra oefenstof en verdieping en verrijking mogelijk worden, zal ICT
gebruikt worden.
In 2016 willen we in alle eerste klassen op die manier werken, in 2014 willen we daarmee in één afdeling
starten. In 2012 en 2013 hebben we daarnaar toe gewerkt, o.a. door het ontwikkelen van een
Elektronische Leeromgeving voor onze school waarin alle secties participeren en verder uiteraard door
scholing van docenten en door het gereedmaken van de infrastructuur die nodig is om de 1600 leerlingen
en 180 medewerkers van de beide scholen digitaal te laten leren en werken.
13
3.2 Willem de Zwijger College
Het Willem de Zwijger College is een schoolgemeenschap van Gymnasium, Atheneum en HAVO,
opgericht 24 april 1920 en staat onder bestuur van de Stichting Interconfessioneel (rk/pc) Voortgezet
Onderwijs in het Gooi.
Nieuwe 's-Gravelandseweg 38
1405 HM Bussum
Postbus 255
1400 AG Bussum
Telefoon:
(035) 692 76 00
Fax:
(035) 692 76 10
Website:
E-mailadres:
www.willemdezwijger.nl
[email protected]
3.2.1 Schoolgrootte
Aantal leerlingen per 1-10-2013:
1141
Aantal personeelsleden per 1-10-2013: 120
3.2.2 Missie - "patent op talent"
Alle leerlingen hebben talenten, hun eigen individuele talenten. Wij vinden dat onderwijs moet bijdragen
aan het ontwikkelen en ontdekken van die talenten. Wij zien het als onze taak de leerlingen zoveel
mogelijk in de gelegenheid te stellen die talenten te ontplooien. Als we daarin slagen, slagen we in onze
missie, realiseren we onze belangrijkste missiedoelen die we als volgt hebben geformuleerd:
-dankzij kwalitatief goed onderwijs bereiden we de leerlingen voor op een vervolgopleiding
-we leren de leerlingen kritisch en zelfstandig in de samenleving staan
-we leren de leerlingen verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf en anderen in de samenleving
-we stellen de leerlingen in de gelegenheid hun talenten op sportief, creatief en cognitief terrein te
ontdekken en te ontwikkelen
Goed onderwijs en een inspirerend klimaat zijn de middelen waarmee we dit willen bereiken. Het Willem
moet een school zijn waar alle leerlingen zich veilig en geborgen voelen en waar ze met plezier naar toe
gaan.
De identiteit van de school is verwoord in de grondslag van de Stichting, artikel 2: "Zij gaat daarbij uit van
de christelijke beginselen, met als richtsnoer het Evangelie van Jezus Christus, zoals dat tot ons komt
vanuit de Bijbel en door de kerken wordt uitgedragen".
Dit uitgangspunt zal (om een Bijbels beeld te gebruiken) "als een zuurdesem" de school dienen te
doortrekken en dus overal in de school ex- en impliciet aanwezig behoren te zijn.
Expliciet via de lessen godsdienst, de openingen (wekelijks en tussentijds), via de vieringen zoals met
Kerst en op andere momenten van bezinning.
Impliciet via het houden van acties voor anderen in de maatschappij, het stimuleren van een goede
werksfeer binnen de school, het reageren op ongewenste situaties als pesten, het hebben van een
vertrouwensteam, e.d.
Van elk personeelslid wordt vanuit de eigen mogelijkheden en overtuiging een bijdrage verwacht in de
vormgeving van de christelijke identiteit.
Centraal in onze missie staat het onderwijsproces. De school bereidt de leerlingen voor op hun
toekomstige loopbaan. Om onze in de missie genoemde doelen te bereiken functioneert de school als
overdrager van kennis en vaardigheden en is de school ingericht als een gemeenschap, waarin waarden
als geborgenheid, verantwoordelijkheid, saamhorigheid en medemenselijkheid centraal staan.
-14-
Dat impliceert dat de relatie tussen docenten en leerlingen vertrouwelijk en integer is; dat docenten zich
bekommeren om het sociale welbevinden van de leerlingen en veel tijd en energie steken in het scheppen
van een veilig schoolklimaat en dat docenten rekening houden met de wensen en belangen van de
leerlingen. We moeten leerlingen uitdagen zich te ontwikkelen - in hun eigen belang en dat van de
samenleving. Dat vraagt onderwijs waarin de overdracht van normen en waarden van essentieel belang
is.
De docenten vormen een hecht team, waarin veel wordt samengewerkt en overlegd. De onderlinge
verhoudingen binnen het personeel kenmerken zich door openheid en solidariteit en men ondersteunt
elkaar waar mogelijk.
3.2.3 Visie op onderwijs
Het Willem de Zwijger College kenmerkt zich als een school waar vooral leerstofgericht onderwijs wordt
aangeboden. De docent is in deze visie de deskundige professional die als eerste verantwoordelijk is voor
het leerproces van de leerlingen, die borg staat voor goede onderwijsprestaties van zijn leerlingen. Om
leerlingen voor te bereiden op een plaats op een vervolgopleiding en in de samenleving is het
noodzakelijk dat we die leerlingen kennis overdragen en vaardigheden leren. Daartoe creëren docenten:
-een activerende leeromgeving met accenten op zelfstandig leren
-situaties waarin leerlingen samenwerken
-betekenisvolle en authentieke contexten
-een leeromgeving met aandacht voor verschillende leerstijlen
Een activerende leeromgeving, waarbij leerlingen leren zelfstandig te werken, bevordert vaardigheden om
zelf informatie te verwerken en vergroot de zelfstandigheid van de leerling. Dit leidt tot een diepere
verwerking van de leerstof, een verhoogde motivatie en meer kennis. In een activerende leeromgeving
verschuift de rol van de docent. De docent is op de momenten dat leerlingen in een activerende
leeromgeving leren zelfstandig te werken vooral begeleider van de leerlingen en hij draagt de
verantwoordelijkheid van het leerproces gedeeltelijk en geleidelijk over aan de leerlingen. Een
oorspronkelijke docenttaak als het plannen van het werk wordt langzaam maar zeker de
verantwoordelijkheid van de leerling. De docent behoudt echter de eindverantwoordelijkheid voor het
leerproces.
Leerlingen die samenwerkend leren, ontwikkelen nieuwe ideeën en oplossingen voor problemen en
vraagstukken. Er vindt daardoor een grote transfer plaats van het geleerde. De sociale vaardigheden van
de leerlingen nemen toe en leerlingen raken gemotiveerd. De docent moet hiertoe over competenties
beschikken waarmee hij leerlingen sociale vaardigheden aanleert. De docent moet weten wanneer en hoe
feedback op het samenwerkingsproces nodig is.
Het onderwijs moet aandacht schenken aan individuele verschillen en recht doen aan de eigen
initiatieven, behoeften en leermogelijkheden van leerlingen. Door leerlingen te leren met elkaar samen te
werken, leren ze dat niet ieder op dezelfde manier leert en niet ieder dezelfde talenten heeft. Het is de
taak van het onderwijs leerlingen te leren hiervoor begrip en respect te hebben.
Met authentieke en betekenisvolle contexten wordt beoogd meer betrokkenheid bij en motivatie voor het
leerproces bij de leerlingen te realiseren door (meer) aan te sluiten bij de leefwereld van de leerlingen.
Leerlingen moeten weten waarom het geleerde belangrijk is, wat ze met het geleerde kunnen. Dit kunnen
we realiseren door een vorm van vakkenintegratie via vakoverstijgende onderwijskundige projecten
waarbij een integratie van theorie en praktijk plaatsvindt. Uiteraard is een goede begeleiding van de
docent hierbij onontbeerlijk. De docent moet de leerdoelen verbinden met de interesses van de leerlingen.
In het leerstofgerichte onderwijs is de docent de spil in dit model. Hij bepaalt wat, hoe en wanneer de
leerling iets wordt geleerd. Uiteraard leert de docent de leerling ook allerlei (studie)vaardigheden aan. Het
paradoxale van de huidige situatie is dat er enerzijds kritiek is op de strikte uitvoering van dit
15
onderwijsmodel, maar dat er anderzijds steeds vaker een appel op het onderwijs wordt gedaan juist die
traditionele kennisoverdracht weer meer waarde toe te kennen.
Paradoxaal genoeg gebeurt dat vaak vanuit dezelfde maatschappelijke ontwikkelingen die het onderwijs
ook vragen aanpassingen, moderniseringen te realiseren. Juist vanuit de gedachte dat we aan een sterke
kenniseconomie moeten werken, heeft het onderwijs de uitdaging leerlingen kennis over te dragen én
vaardigheden bij te brengen. Daarom kiezen we op het Willem voor een leerstofgericht onderwijsconcept
met toevoeging van een aantal belangrijke accenten zoals die hierboven zijn beschreven.
-16-
4. Landelijke ontwikkelingen in 2013
In het jaar 2013 hebben de volgende onderwerpen die directe relatie hebben met het voortgezet
onderwijs, landelijk bijzondere aandacht gekregen en effect gehad op onze scholen:
4.1 Verscherpingen slaag/zak-regeling; rekenen
Nadat de leerlingen die in het schooljaar 2011 - 2012 examen hebben gedaan, als eerste te maken
hadden gekregen met een verscherpte slaag/zakregeling voor havo en vwo (het gemiddeld CE-cijfer
moest voldoende zijn om te slagen), vond in het schooljaar 2012 – 2013 de volgende aanscherping
plaats: een leerling mag hooguit één 5 hebben als eindcijfer voor één van de vakken Nederlands, Engels
en wiskunde. De scholen hebben de leerlingen op deze eisen voor bereid door de inzet van extra lessen
voor de kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde op het Willem de Zwijger College en van extra
begeleidingsuren voor dezelfde vakken voor o.a. instromers op het Sint-Vituscollege. De nieuwe eisen
hebben niet geleid tot slechtere examenresultaten; deze zijn zelfs sterk verbeterd. (Zie hoofdstuk 5)
Intussen bereiden de scholen zich voor op een volgende extra eis inzake het eindexamen voor mavo,
havo en vwo: de verplichte rekentoets, waarvan het resultaat in de oorspronkelijke plannen zou meetellen
in de slaag/zakregeling vanaf 2014; dat laatste is inmiddels afgezwakt tot het verplicht vermelden van het
resultaat van de toets op de cijferlijst. De achtergrond hiervan wordt enerzijds gevormd door de
teleurstellende resultaten van de proef-rekentoetsen op met name vmbo en havo en anderzijds door
discussie over de inhoud van de rekentoets zelf. Dat alles neemt niet weg dat wij ervan uitgaan dat leren
rekenen en het onderhouden van die vaardigheid onderdeel dient uit te maken van het leerplan van de
scholen. Voor de Vitusmavo is rekenen als apart vak in de lessentabel opgenomen, voor de havo van het
Vituscollege bestaan daartoe ook plannen. Voor het overige wordt aan rekenen aandacht besteed in de
wiskundelessen, bij diagnostische toetsen en in remediërende programma’s voor leerlingen die het
vereiste niveau niet behalen.
Vanaf het schooljaar 2014-2015 zullen de referentieniveaus voor Nederlands in de examens van de drie
afdelingen worden opgenomen.
4.2 Maatschappelijke stage; ANW; pesten
Verandering van bewindspersonen voor OCW en/of verandering van de regeringscoalitie leidt vaak tot
veranderingen in het beleid. De verplichte maatschappelijke stage was een geesteskind van de vorige
minister van Onderwijs, dat ruim gesubsidieerd werd. Door het huidige kabinet werd in 2013 besloten de
verplichting (vanaf het schooljaar 2014-2015) én de subsidie (vanaf 2015) te schrappen.
De scholen vinden een aantal aspecten van de maatschappelijke stage waardevol en zullen nagaan hoe
deze in het reguliere aanbod een plaats kunnen behouden. De scholen zullen echter niet meer deelnemen
aan de regionale organisatie van maatschappelijke stages door middel van een kostbaar
softwareprogramma en met bemiddeling van de gemeenten; daarvoor ontbreken bij het wegvallen van de
subsidie de middelen.
Het vak Algemene Natuurwetenschappen dat bij de invoering van de Tweede Fase werd ingevoerd als
verplicht vak voor alle leerlingen van havo en vwo, werd enkele jaren gelden als verplicht vak op de havo
afgeschaft. In 2013 werd duidelijk dat de regering van plan was deze verplichting ook voor het vwo op te
heffen vanaf het schooljaar 2014-2015. Inmiddels is besloten dat deze maatregel een jaar wordt
uitgesteld.
Niet alleen verandering in de regering, ook incidentele gebeurtenissen die veel aandacht van de pers
krijgen, kunnen leiden tot (veranderingen van) wettelijke regelingen voor het onderwijs. In maart 2013
publiceerde de staatssecretaris een “plan van aanpak tegen pesten” waarin o.a. werd gesteld dat scholen
in het funderend onderwijs bij wet verplicht zullen worden een “structurele pestaanpak” te hebben waarbij
zij een “wetenschappelijk en empirisch bewezen effectieve methode” hanteren. Welke methodes aan die
voorwaarde voldoen, moet nog worden onderzocht. Op elk van de SIVOG-scholen wordt structureel
aandacht besteed aan het voorkomen van pesten en aan het slagvaardig en effectief reageren op
pestgevallen.
17
4.3 Onderwijstijd en vakanties
In juni 2012 werd een nieuwe wet op de onderwijstijd definitief aangenomen die zou ingaan per 1
augustus 2013. De wet schrijft ook het aantal dagen voor waarop scholen onderwijs moeten bieden. De
zomervakantie wordt vanaf 2014 met een week ingekort, waartegenover voor de leerlingen 12 roostervrije
dagen in de loop van het schooljaar staan. Wat dit precies zou betekenen voor het aantal vrije dagen voor
docenten, bleef onduidelijk omdat de wet alleen het aantal dagen regelt waarop leerlingen onderwijs
krijgen, terwijl het aantal dagen waarop docenten werken, geregeld wordt door de cao-partijen. Die
onduidelijkheid bleef lang bestaan waardoor het regionale overleg over de schoolvakanties voor het
schooljaar 2013-2014 stagneerde en niet tot gemeenschappelijke afspraken leidde.
Op advies van de VO-Raad werd door SIVOG besloten ervan uit te gaan dat de kortere zomervakantie
ook voor het onderwijspersoneel elders in het schooljaar zou worden gecompenseerd met vrije dagen.
Uiteindelijk leidde dit te elfder ure tot overeenstemming met de MR over een vakantieregeling waarin in
2014 een meivakantie van twee weken is opgenomen. Voor 2015 is inmiddels eenzelfde afspraak
gemaakt.
4.4 Passend Onderwijs
De wet Passend Onderwijs zal per 1 augustus 2014 van kracht zijn. Dan zal de zorgplicht gelden: als een
leerling zich aanmeldt bij een school, moet het bestuur van die school die leerling passend onderwijs
bieden of, indien dit niet kan, ervoor zorgen dat de leerling op een andere school passend onderwijs kan
gaan volgen. Elke school dient zijn begeleidingsaanbod te hebben omschreven in het zgn.
schoolondersteuningsprofiel op basis waarvan bepaald kan worden voor welke leerlingen de school wel of
niet passend onderwijs biedt, De zorgplicht veronderstelt een niet-vrijblijvende regionale samenwerking
tussen scholen en besturen; in die samenwerking moet een sluitend zorgaanbod ontwikkeld zijn. SIVOG
neemt deel aan het regionale samenwerkingsverband Qinas, waarin alle besturen van v.o.-scholen in de
regio participeren en sinds november 2013 ook de besturen van het voortgezet speciaal onderwijs.
Gezamenlijk dienen de besturen te zorgen voor een dekkend netwerk van onderwijsvoorzieningen voor
alle leerlingen van de regio en een gezamenlijk loket voor het doen toekomen van de benodigde zorg aan
leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.
4.5 Leerkracht – functiemix-CAO
Nadat in het jaar 2011 veel aandacht van de SIVOG-scholen was uitgegaan naar het realiseren van de
afgesproken functiemix voor 1 oktober 2011 (de in de CAO vastgelegde afspraken over promoties van
docenten naar hogere docentfuncties, zodanig dat in 2011 en 2014 de in de CAO afgesproken
streefpercentages worden behaald), hebben de scholen in 2012 en 2013 pas op de plaats gemaakt. De
sombere financiële situatie van veel scholen en de bezuinigingsdoelstellingen van het nieuwe kabinet
Rutte 2 riepen de vraag op of de cao-afspraken m.b.t. de functiemix en het entreerecht per 2014 (LDfunctie voor docenten die meer dan de helft van hun lessen in de bovenbouw havo-vwo geven) betaalbaar
zouden zijn.
In de loop van het schooljaar 2013-2014 is hierover overleg gevoerd: overleg over de (betaalbaarheid
van) de functiemix tussen vakorganisaties, werkgevers en ministerie en overleg over het entreerecht in de
cao-onderhandelingen tussen werkgevers- en werknemersorganisaties. Het SIVOG-bestuur heeft zich
samen met andere besturen eind 2013 meermaals tot de VO-Raad en de cao-onderhandelaar namens de
werkgevers gewend om aan te dringen op a. spoedige duidelijkheid over de voorwaarden waaraan de
formatie 2014-2015 moet voldoen, zodat zorgvuldige promotieprocedures mogelijk zouden zijn; b.
afschaffing of verdere versoepeling van de voorwaarden m.b.t. het entreerecht dat immers de
mogelijkheid om op basis van kwaliteit te promoveren ernstig aantast. Aan beide dringende wensen werd
niet voldaan. Begin april was er nog steeds geen duidelijkheid over de precieze regelingen m.b.t.
entreerecht en functiemix. Het resultaat zal waarschijnlijk zijn dat het entreerecht voor één jaar (!)
gehandhaafd blijft en per oktober 2014 moet worden geïmplementeerd; voor de functiemix komt er per
school een betaalbaarheidstoets; de uiterlijke invoeringsdatum ervan wordt oktober 2015.
-18-
5. Kwaliteitsgegevens
In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan kwaliteitsgegevens over de scholen zoals die over het jaar
2013 zijn verzameld.
Het gaat daarbij om drie soorten gegevens:
1. de belangrijkste kengetallen van de school zoals deze jaarlijks door de directies worden vastgesteld en
in directie en bestuur besproken; deze betreffen
* het onderwijsproces en de opbrengsten daarvan;
* het personeel;
(In hoofdstuk 6 worden de financiële kengetallen besproken)
2. de gegevens van de inspectie over het rendement van het onderwijs van de scholen;
3. de belangrijkste gegevens uit eigen intern kwaliteitsonderzoek en notities over schoolontwikkeling door
de scholen.
5.1 Kengetallen onderwijs en personeel
5.1.1 Kengetallen onderwijs
SVC/SVM
2013-2014
SVC
2012-2013
1.
Aantal leerlingen per 1-10-'13
Aantal aangemelde leerlingen 2013
Aanmeldingsratio
Groeiratio
Groeipercentage
2.
Gemiddelde groepsgrootte onderbouw
lesuuratio (aantal lesuren / aantal leerlingen)
lesuurratio onderbouwleerling
lesuurratio bovenbouwleerling
3.
Examenkandidaten 2012/2013
Gediplomeerde leerlingen 2013
Gekwalificeerd uitstroompercentage
4.
Vroegtijdige schoolverlaters 2012/2013
Bevorderde leerlingen 2013
Schooluitvalpercentage 2013
Doorstroompercentage schooljaar 2013
WdZ
2012-2013
SVC
2011-2012
2013/20142012-2013
WDZ
1617
293
2012/2013
WDZ
2011-2012
1164
165
18,12%
-7,28%
-3,90%
20,91%
-0,88%
0,56%
14,18%
-2,94%
-1,98%
14,10%
14,69%
0,09%
24,7
1,32
1,34
1,29
26,6
1,24
1,25
1,23
22,8
1,30
1,36
1,26
25,2
1,29
1,22
1,37
98,24%
90,21%
1,72%
97,99%
3,70%
88,04%
316
281
170
167
88,92%
88,20%
66
1158
20
974
4,08%
89,01%
3,30%
91,88%
Aanmeldingsratio:
Groeiratio:
Groeipercentage:
aantal nieuwe leerlingen / totaal aantal leerlingen vorig schooljaar
aantal nieuwe leerlingen – aantal eindexamenkandidaten / totaal aantal leerlingen
aantal leerlingen huidig schooljaar – aantal leerlingen vorig schooljaar / aantal leerlingen vorig schooljaar
Lesuurratio:
aantal lesuren’/ aantal leerlingen
Gekwalificeerd uitstroompercentage: aantal geslaagde examenkandidaten / totaal aantal examenleerlingen
Schooluitvalpercentage;
Doorstroompercentage:
aantal schoolverlaters / totaal aantal leerlingen
aantal bevorderde leerlingen / totaal aantal leerlingen in niet-examenklassen
19
1800
1600
1400
1200
1000
WdZ
800
SVC en SVM
600
SVC
400
SVM
200
0
1. Leerlingenaantallen
400
350
300
250
200
150
WdZ
100
SVC en SVM
50
0
2. Aantal eerst aangemelde leerlingen
100,00%
95,00%
90,00%
85,00%
WdZ
80,00%
SVC en SVM
75,00%
70,00%
3. Gekwalificeerd uitstroompercentage
-20-
6,00%
5,00%
4,00%
3,00%
2,00%
WdZ
SVC en SVM
1,00%
0,00%
4. Vroegtijdige schoolverlaters
100,00%
98,00%
96,00%
94,00%
92,00%
90,00%
88,00%
86,00%
WdZ
SVC en SVM
84,00%
82,00%
5. Doorstroompercentages
Opmerkingen bij de kengetallen onderwijs:
De aanmeldingen bij het Sint-Vituscollege zijn stabiel, de aanmeldingen bij het Willem de Zwijger College
en bij de Sint-Vitusmavo zijn in 2013 teleurstellend geweest. Daardoor zijn de totale leerlingenaantallen
gedaald.
Desalniettemin is er op het Willem voor gekozen toch 7 brugklassen te vormen (voor 166 leerlingen),
waardoor de gemiddelde groepsgrootte in de onderbouw sterk is gedaald: een investering in de kwaliteit
van onderwijs en leerlingenbegeleiding.
De examenresultaten op het Vituscollege en de Vitusmavo waren in lijn met die van voorgaande jaren en
tevens met de landelijke gemiddelden. De slaagpercentages van de beide afdelingen van het Willem de
Zwijger College waren in 2013 spectaculair goed en datzelfde geldt voor de cijfers betreffende de
doorstroom in andere leerjaren, waardoor ook het percentage voortijdige schoolverlaters bijzonder laag
was.
In de volgende paragrafen (5.2 en 5.3) gaan wij nader in op de ontwikkelingen ten aanzien van de
onderwijsresultaten, de aanmeldingen en de kwaliteit van het onderwijs.
21
5.1.2 Kengetallen personeel
SVC/SVM
2012-2013
5.
Gemiddelde leeftijd personeelsleden
Gemiddelde aantal dienstjaren
6.
WdZ
2011-2012
2012-2013
2011-2012
45,2
9,6
45,2
10,2
44,3
10,7
43,6
10,8
Managementratio
OP-ratio
OOP-ratio
7,40%
73,51%
19,09%
7,18%
71,92%
20,89%
7,40%
74,62%
17,97%
6,83%
76,16%
17,01%
7.
Part-time ratio
Tijdelijke aanstelling ratio
71,43%
19,11%
70,33%
20,93%
55,00%
15,56%
56,10%
18,58%
8.
Onbevoegdheidsratio
Eerste graads bevoegdheidsratio
10,44%
64,80%
8,88%
55,92%
6,77%
66,37%
15,92%
57,26%
10.
Mobiliteitsratio
2,75%
1,00%
10,83%
6,50%
11.
Groeiquote werkgelegenheid
-0,10%
-0,39%
-1,08%
2,83%
12.
Verzuimpercentage (2012-2013)
Meldingsfrequentie (2012-2013)
5,10%
1,79
4,03%
1,76
3,84%
1,66
3,10%
1,79
Managementratio:
Part-time ratio:
Mobiliteitsratio:
aantal fte’s ingezet voor management / totaal aantal fte’s
percentage personeelsleden met een baanomvang van minder dan 0,8 fte
percentage personeelsleden dat ontslag nam en elders een baan aanvaardde
Opmerkingen bij de kengetallen personeel:
De gemiddelde leeftijd van de personeelsleden van de beide scholen is nog steeds laag in vergelijking
met het landelijk gemiddelde.
De onbevoegdheidsratio is bij het Willem de Zwijger College sterk afgenomen als gevolg van een
onderdeel van het plan van aanpak voor de verbetering van het (havo-)onderwijs waarbij is ingezet op het
spoedig kwalificeren van onbevoegd personeel. De toename van de onbevoegdheidsratio bij de Vitusscholen is het gevolg van het in dienst treden van enkele nog niet geheel afgestudeerde docenten.
De hoge mobiliteitsratio voor het Willem is voor een groot deel te verklaren uit twee verschijnselen:
docenten die verhuizen naar een andere regio vanwege het veranderen van baan door hun partner en
docenten die een baan accepteren in een aangrenzende regio omdat hun kinderen anders afwijkende
schoolvakanties zouden hebben.
Op beide scholen is het verzuimpercentage gestegen, vooral het gevolg van een aantal langdurig ernstig
zieke collega’s. De schoolleiding van het Willem de Zwijger College heeft de laatste jaren met succes
ingezet op verlaging van de meldingsfrequentie; de beide scholen zullen op dit onderwerp verdere
stappen ondernemen, onder andere in de vorm van gezamenlijke scholing van de verantwoordelijke
leidinggevenden.
-22-
5.2 De opbrengstenoordelen van de inspectie
In de schooldossiers van de onderwijsinspectie zijn de volgende gegevens over het schooljaar 2012-2013
en de voorgaande schooljaren te vinden:
Willem
Vitus
HAVO
VWO
MAVO
HAVO
VWO
Rendement onderbouw score 1-10-2011
109
109
96
101
101
Rendement onderbouw score 1-10-2012
103
103
78
97
97
Rendement onderbouw score 1-10-2013
100
100
93
99
99
Van 3e leerjaar naar diploma zonder zittenblijven 10-11 41%
60%
83%
67%
71%
Van 3e leerjaar naar diploma zonder zittenblijven 11-12 38%
56%
82%
73%
68%
Van 3e leerj. naar diploma zonder zittenblijven 12-13 71%
78%
86%
61%
57%
Gemiddeld cijfer alle vakken CE 2011
5,7
6,0
6,3
6,3
6,1
Gemiddeld cijfer alle vakken CE 2012
6,3
6,3
6,5
6,3
6,2
Gemiddeld cijfer alle vakken CE 2013
6,7
6,7
6,4
6,6
6,5
Cijfer SE minus cijfer CE 2011
0,46
0,45
0,40
0,24
0,58
Cijfer SE minus cijfer CE 2012
- 0,19
0,18
0,07
0,02
0,46
Cijfer SE minus cijfer CE 2013
-0,37
-0,09
0,28
-0,28
-0,06
Op basis van de gegevens in de bovenstaande tabel heeft de inspectie de volgende opbrengstenoordelen
geformuleerd:
Rendement
onderbouw
Rendement
bovenbouw
Gemiddelde
CE-cijfer
Cijfer SE
minus cijfer
CE
Opbrengsten
oordeel 2014
Willem de Zwijger College havo
voldoende
onvoldoende
voldoende
gering
verschil
Voldoende
Willem de Zwijger College vwo
voldoende
voldoende
voldoende
gering
verschil
Voldoende
Sint-Vitusmavo
onvoldoende
voldoende
voldoende
gering
verschil
Voldoende
Sint-Vituscollege havo
voldoende
voldoende
voldoende
gering
verschil
Voldoende
Sint-Vituscollege vwo
voldoende
voldoende
voldoende
gering
verschil
Voldoende
23
De havo van het Willem de Zwijger College heeft na twee jaar een onvoldoende beoordeling van de
inspectie te hebben gekregen, nu weer een voldoende gescoord. Tevens heeft de school in het jaar 2013
de kwalificatie door de inspectie van de havo-afdeling als “zeer zwak” binnen één jaar omgebogen naar
het zogenaamde basisarrangement. Dit is te danken aan een spectaculaire verbetering van de
examenresultaten in 2012 en in 2013 en aan een grote en succesvolle inspanning van de school om de
kwaliteit van het onderwijsproces te verbeteren. Ook het rendement van de bovenbouw is aanzienlijk
verbeterd. Een en ander wordt toegelicht in paragraaf 5.3.2.
De vwo-afdeling van het Willem de Zwijger College scoort op alle opbrengstenindicatoren van de inspectie
voldoende; ook voor deze afdeling geldt dat de examenresultaten in 2012 en 2013 en het rendement
bovenbouw in 2013 zeer goed waren. Zie paragraaf 5.3.2.
Voor het Sint-Vituscollege was het vorige opbrengstenoordeel voor het vwo onvoldoende door een
gemiddeld examencijfer dat zich voor de jaren 2010 en 2012 binnen de range van het gemiddelde
bevond, maar toch als te laag aangemerkt omdat het Vituscollege weinig leerlingen uit zgn.
armoedeprobleemcumulatiegebieden telt en daarom binnen de systematiek van de inspectie hoger zou
moeten scoren. Daarnaast was het verschil SE-CE anderhalf duizendste te groot. De sterk verbeterde
resultaten van het examen van 2013 hebben ervoor gezorgd dat deze twee indicatoren nu ruim voldoende
zijn. Zie voor een verdere toelichting paragraaf 5.3.1.
De havo van het Vitus scoort opnieuw op alle indicatoren voldoende.
De Vitusmavo heeft een onderbouwrendement dat als onvoldoende wordt beoordeeld, hetgeen vooral te
maken heeft met het feit dat van alle leerlingen met een mavo-havo-advies bij lange na niet de helft na
twee jaar naar 3 havo kan worden bevorderd. De ervaring heeft geleerd dat dit een irreële norm is,
hetgeen door de inspectie wordt erkend. De overige indicatoren en dus ook het eindoordeel zijn
voldoende.
-24-
Uiteraard zijn wij blij met het feit dat alle afdelingen van de drie SIVOG-scholen voldoende scoren. Dat is
te danken aan een grote, gezamenlijke krachtsinspanning van alle betrokken docenten en schoolleiders.
Aan het einde van het kalenderjaar 2013 heeft de inspectie bovendien aan alle drie de scholen een
bezoek gebracht voor kwaliteitsonderzoeken van resp. de Vitusmavo, de havo van het Willem de
Zwijger College en het vwo van het Sint-Vituscollege. Elk van deze drie kwaliteitsonderzoeken leverde
een positief oordeel op over de basiskwaliteit van de onderzochte afdeling. Voor de mavo werd een grote
verbetering geconstateerd van de leskwaliteit en het leerklimaat in vergelijking met een eerder
inspectiebezoek in 2013. Over de kwaliteit van de lessen, de leerlingenzorg en de kwaliteitszorg van (de
havo van) het Willem de Zwijger College en (het vwo van) het Vituscollege was de inspectie positief en op
een aantal aspecten uitgesproken lovend zoals blijkt uit de op de website van de inspectie gepubliceerde
rapporten.
5.3 Overige invulling van de kwaliteitszorg
Op de scholen wordt veel werk gemaakt van de kwaliteitszorg. Voor een belangrijk deel gebruiken we
daar vergelijkbare instrumenten voor, maar we spitsen deze toe op de specifieke schoolsituatie. Daarom
geven we hieronder per school een samenvatting van de belangrijkste gegevens.
5.3.1 Sint-Vituscollege en Sint-Vitusmavo
Voor de kwaliteitszorg op het Sint-Vituscollege gaan we uit van een cyclische aanpak: periodiek wordt
t.a.v. de verschillende onderdelen van het kwaliteitsbeleid een cyclus doorlopen die de volgende fasen
kent:
1.
het opstellen van een plan waarin - op basis van de schoolvisie en in relatie met het schoolplan doelen worden vastgesteld, te bereiken resultaten worden geformuleerd en tevens wordt
beschreven op welke wijze, langs welke weg, met welke middelen de doelstellingen dienen te
worden gerealiseerd;
2.
het uitvoeren van het plan;
3.
een evaluatie waarin wordt nagegaan of en in welke mate doelstellingen zijn gerealiseerd en waarbij
tevens het proces wordt geëvalueerd dat tot deze resultaten heeft geleid;
4.
het bijstellen van het oorspronkelijke plan c.q. van het beleid op het betreffende onderdeel.
5.3.1.1 Terugblik schooljaar 2012-2013
In het schooljaar 2012-2013 is vooral aan de volgende onderwerpen energie en tijd besteed:
A. voor Sint-Vituscollege en Sint-Vitusmavo

De beschrijving van de ‘competenties van de Vitusdocent’ is geactualiseerd en aangepast aan
de doelstellingen van de schoolplannen. De competenties worden o.a. gebruikt bij de beoordeling
en begeleiding van collega’s en in de ontwikkelingsgesprekken met alle medewerkers.

De ontwikkelingsgesprekken die met alle medewerkers worden gehouden, zijn geëvalueerd en
er is een nieuwe gesprekscyclus gepland, ook voor het o.o.p.

Op het gebied van de integratie van ICT-middelen in het onderwijs is in het schooljaar 2012-2013
door alle secties gewerkt aan het gebruik van de elektronische leeromgeving (ELO), die inmiddels
voor alle docenten en leerlingen een normaal onderdeel is gaan uitmaken van de gebruikte
middelen bij het leren.
25
B. Voor de Sint-Vitusmavo

Nadat in het voorgaande schooljaar afspraken waren gemaakt m.b.t. het handelen van het
docententeam inzake het gedrag van leerlingen, is in het schooljaar 2012-2013 gewerkt aan de
uitvoering daarvan; alle collega’s hebben zich persoonlijk gecommitteerd aan voor hen relevante
afspraken. Op een aantal punten (bijv. het verminderen van te laat komen door leerlingen) zijn
duidelijke resultaten geboekt. Ook worden verwijderingen uit de les op een voor iedereen
duidelijke manier afgehandeld.

De docenten hebben zich verder bekwaamd in het opstellen van gedifferentieerde toetsen via de
OBIT-methode.

De leerlingbegeleiding is verbeterd doordat vanaf dit schooljaar voor elke risicoleerling een
handelingsplan wordt opgesteld volgens een vast format.

Om een aantrekkelijker onderwijsaanbod te bewerkstelligen zijn in het schooljaar 2012-2013
diverse nieuwe keuze-work-shops aan leerlingen aangeboden, waarvan een aantal met veel
succes (tekenen, handvaardigheid, koken); deze krijgen een vervolg. Het bij wijze van proef
aangeboden vak drama bleek bij evaluatie niet aan de gestelde doelen te voldoen; het zal niet
meer worden aangeboden.

Veel aandacht is besteed aan het vak rekenen. Er is lesmateriaal ontwikkeld en er zijn
proeftoetsen afgenomen. Structurele aandacht voor dit vak door het op te nemen in de lessentabel
is nodig gebleken.
C. Voor het Sint-Vituscollege
 De uitvoering van een plan ter verbetering van het leerklimaat in de lessen. Aan de verbetering
van het leerklimaat is veel aandacht besteed, o.a. door de opname van de afspraken in de
gedragscode die de mentoren bij de leerlingen introduceerden en door de lesbezoeken van de
directie bij vrijwel alle collega’s, waarbij het leerklimaat centraal stond. De directie bezocht bij alle
docenten lessen en besteedde daarbij vooral aandacht aan de wijze waarop de afspraken worden
uitgevoerd en aan de vraag of de les voldeed aan didactische basisprincipes. Op een aantal
aspecten van het leerklimaat in de school is duidelijk verbetering opgetreden.
 Vervolg van het differentiatieproject atheneum-havo; met het differentiatieproject wordt beoogd
onderwijs meer op maat te geven door in de werkvormen meer verschillen mogelijk te maken en in
de toetsen leerlingen (en ouders) beter inzicht te geven in het niveau van de leerling. Door de
secties is gewerkt aan het ontwerpen, geven, analyseren en aanpassen van gedifferentieerde
toetsen.
 Voor alle leerjaren zijn op de zgn. Vitusbreed-dagen en op andere schooldagen diverse, vaak
vakoverstijgende onderwijsprojecten gerealiseerd. Daarbij zijn vakoverstijgende onderzoeksen ICT-vaardigheden in kaart gebracht. De onderzoeksvaardigheden maken deel uit van de
leerlijn wetenschappelijk onderzoek die in de school voor het vwo wordt ontwikkeld. Voor zowel
de atheneumklassen als de gymnasiumklassen geldt dat een duidelijke profilering middels
specifieke projecten, excursies en cursussen is gerealiseerd.
 Mede door de aanschaf van het programma Qlik View is een impuls gegeven aan het zgn.
opbrengstgericht werken: de examenresultaten konden snel in beeld worden gebracht inclusief
-26-
hun effect op de opbrengstenkaart van de inspectie; de opbrengsten op het niveau van afdelingen,
vakken en individuele docenten zijn snel en duidelijk in beeld te brengen en worden op die diverse
niveaus met betrokkenen geanalyseerd.

De CE-resultaten van vele vakken zijn sterk verbeterd. Op het VWO is de sterkste verbetering
waarneembaar, maar daar was dan ook de noodzaak het grootst. Op het HAVO zijn de resultaten
geconsolideerd en hier en daar nog verder verbeterd.
 Dankzij de grote inzet en medewerking van een groep collega’s is in het voorjaar van 2013 voor
de gehele bovenbouw een lesmarathon gerealiseerd die voor de deelnemende 600 leerlingen een
unieke herinnering aan de schooltijd heeft opgeleverd. Het goede doel was het onderwijs in Malawi
waarvoor in de school aandacht werd gevraagd, o.a. dankzij het bezoek van een van onze
leerlingen aan Malawi.
5.3.1.2 Aandacht voor de leskwaliteit in het eerste trimester van het schooljaar 2013-2014
In het najaar van 2013 is zowel in de Vitusmavo als in het Vituscollege de leskwaliteit het belangrijkste
onderwerp van aandacht geweest. Aanleiding daarvoor waren de aangekondigde kwaliteitsonderzoeken
van de inspectie, eind november op de mavo en begin december op de vwo-afdeling van het Vituscollege.
Al in de eerste schoolweek van het nieuwe schooljaar werden drie werkmiddagen georganiseerd waarop
de belangrijkste basiscriteria voor een goede les werden behandeld en toegelicht. Vervolgens formuleerde
elke docent een intervisievraag waarop hij/zij feedback vroeg bij een lesbezoek van een collega.
Door de directie werd in het eerste trimester bij alle docenten een les beoordeeld; bij onvoldoende
beoordeling volgde een tweede lesbezoek waarna afspraken werden gemaakt over een vervolgtraject.
27
Toen de inspectie haar kwaliteitsonderzoeken uitvoerde, bleek dat de aandacht voor de leskwaliteit
vruchten had afgeworpen. Niet alleen werd de kwaliteit van de lessen door de inspectie op beide scholen
als voldoende beoordeeld, de inspectie herkende ook dat de in de scholen gemaakt afspraken over de
lessen hadden geleid tot een ook voor de leerlingen herkenbare verbetering van de lessen op diverse
aspecten.
5.3.1.3 Verbeterplan Sint-Vitusmavo
Nadat in 2012 door middel van een marktonderzoek naar het beeld van de Vitusmavo was gehouden, zijn
de resultaten daarvan besproken in de school. Dat heeft geleid tot een verbeterplan voor de Vitusmavo
waarbij een aantal in het marktonderzoek genoemde punten werden vertaald in actiepunten.
1. Het verbeteren van de naamsbekendheid en zichtbaarheid van de Vitusmavo en het nadrukkelijker
voor het voetlicht brengen van de sterke punten van de school.
2. Het verminderen/opheffen van een aantal imagoverslechterende aspecten.
3. Het verbeteren van (het aanzicht van) het schoolgebouw, het schoolplein en de directe omgeving
ervan.
4. Het verbeteren van de communicatie van de school met de ouders.
5. Het verbeteren van de basiskwaliteit van de lessen.
6. Het consequenter en eensgezinder uitvoeren van gemaakte afspraken door medewerkers van de
school, met name ten aanzien van gedragsregels voor leerlingen.
Voor elk van deze 6 onderdelen is een apart plan ontwikkeld; met de uitvoering van deze plannen is deels
al in 2013 een start gemaakt. Met name voor de onder 1, 2 en 3 genoemde onderdelen is, met inbreng
van een p.r.-deskundige een voortvarende start gemaakt om een en ander te realiseren vóór de Open
Dag van 2014. Dat heeft o.a. geleid tot een nieuwe brochure en een digitale presentatie van de sterke
punten en kernpunten van de school, tot belangrijke verbeteringen in het uiterlijk van het schoolgebouw
en tot een aantal maatregelen m.b.t. de omgeving van de school en het gedrag van leerlingen. Het
verbeteren van de leskwaliteit is in het najaar van 2013 speerpunt geweest (zie de vorige paragraaf van
dit verslag). Aan de uitvoering van een aantal andere zaken wordt nog gewerkt.
5.3.2 Willem de Zwijger College
5.3.2.1 Kwaliteitszorg
Op het Willem is de zogenaamde kwaliteitsmatrix de basis voor de jaarlijkse kwaliteitszorg. Deze matrix
beschrijft een cyclus van vier jaar waarin alle beleidsterreinen benoemd zijn waarnaar we een
kwaliteitsonderzoek doen. Ook de frequentie ervan, momenten waarop en de wijze waarop dat gebeurt,
staan in de matrix beschreven.
De instrumenten die we erbij inzetten zijn enquêtes, voortgangs-, functionerings- ,beoordelings- en
sectiegesprekken.
Met alle personeelsleden voeren we jaarlijks voortgangsgesprekken en eens in de twee jaar een
functioneringsgesprek, waaraan twee lesbezoeken voorafgaan, waarbij twee leerlingenenquêtes worden
afgenomen, de schoolleiding minimaal twee observatieformulieren invult en het personeelslid een
welzijnslijst invult.
We voeren naast de individuele gesprekken ook jaarlijks verschillende gesprekken met de secties over
o.a. de examenresultaten, de doorlopende leerlijn en de opbrengsten van de sectie.
De afdelingsleiders voeren jaarlijks gesprekken met leerlingen uit de verschillende jaarlagen om van de
leerlingen feedback te krijgen over het onderwijs, de regelgeving en de organisatie.
Naast gesprekken met personeel en leerlingen voeren we ook gesprekken met ouders van alle leerjaren
(de ouderresonansgroepen). In deze gesprekken vragen we feedback op onderwerpen zoals
communicatie, begeleiding, organisatie en de kwaliteit van het onderwijs.
-28-
We enquêteren jaarlijks de leerlingen uit klas 1, klas 3, de examenklassen en hun ouders. Naast
specifieke vragen m.b.t. de school en de verschillende leerjaren, krijgen de leerlingen en ouders ook de
vragenlijst voorgelegd uit ‘Vensters voor verantwoording’. Hierdoor zijn de resultaten te vergelijken met de
landelijke gegevens. De resultaten voor deze peilingen zijn voor alle belangstellenden via de website van
Vensters voor verantwoording: www.schoolkompas.nl. in te zien.
Uit alle gesprekken die we voeren en evaluaties die we hebben verricht, trekken we conclusies, op basis
waarvan we aanbevelingen doen die we verwerken in het schoolplan voor het volgend schooljaar.
Naast het voortzetten van ingezet beleid uit het schooljaar 2011-2012 waren er voor het schooljaar 20122013 de volgende speerpunten/doelstellingen geformuleerd:
1.
2.
3.
4.
5.
Het stabiliseren van de goede examenresultaten.
Het verbeteren van de determinatie in de onderbouw.
Verbeteren van het bovenbouwrendement HAVO m.n. toegespitst op de bevorderingspercentages.
Het verder structureren van het onderling lesbezoek.
Het ontwikkelen van een eigen positief gezicht van de HAVO door de vorming van een HAVOteam o.l.v. HAVO-afdelingsleiders
6. Het ontwikkelen een lesprogramma voor de onderbouw van het HAVO door de secties.
7. Het versterken van het gymnasiumprofiel en topklasstructuur.
8. Het versterken van de ICT-rijke lessen
5.3.2.2 Terugblik op het schooljaar 2012-2013
Door een aantal ingrijpende gebeurtenissen is het jaar grofweg op te delen in drie perioden.
De eerste periode van augustus tot november 2013 kenmerkte zich vooral in het initiëren en realiseren
van de eerder genoemde plannen voor het schooljaar 2012-2013
In deze periode zijn we zijn gestart met het HAVO-team en een HAVO-stuurgroep. Er werden
verschillende studiemiddagen o.l.v. het CPS georganiseerd. Het doel van deze studiemiddagen was om
richtlijnen te ontwikkelen op basis waarvan alle secties hun onderbouwprogramma van het HAVO zouden
aanpassen.
Het programma zou beter moeten aansluiten bij de Havoleerlingen door een meer concrete en praktische
invulling waarbij de actualiteit een belangrijke plaats zou krijgen.
De school werd lid van de landelijke organisatie ‘Havisten competent’ (HACO). Havisten Competent is een
samenwerkingsverband tussen verschillende HAVO-scholen. Zij hebben dezelfde visie op hoe HAVOleerlingen moeten worden voorbereid op de overgang naar het HBO.
In de tweede helft van het schooljaar resulteerde deze samenwerking in het ontwikkelen van de
zogenaamde HACO-uren. Leerlingen in 2 HAVO zouden met ingang van het schooljaar 2013-2014
starten met de vakken Design, Business en Sport Medisch.
De stuurgroep Gymnasium+ ging van start met het ontwikkelen van een nieuw programma voor het
gymnasium i.s.m. WON (Wetenschaps Orientatie Nederland).
Op basis van bezoeken aan scholen met een programma voor excellente leerlingen heeft de stuurgroep
bewust gekozen om niet te starten met een topklas maar het totale programma van de
gymnasiumbrugklas aan te passen. Gymnasiumbrugklasleerlingen krijgen vanaf het schooljaar 20142015 Cambridge Engels i.p.v. Engels. Tijdens studiedagen heeft de stuurgroep alle docenten
geïnformeerd over een vernieuwde didactiek die beter aansluit bij onze gymnasiumleerlingen
De samenwerking met WON heeft uiteindelijk geresulteerd in een nieuw vak ‘Wetenschap’.
Wetenschap moet vanuit de invalshoek van de talen-, gamma- en bètavakken leerlingen voorbereiden op
het wetenschappelijk onderwijs. We zijn voornemens om dit vak na het schooljaar 2013-2014 voort te
29
zetten in het tweede leerjaar om op die manier een doorlopende leerlijn te ontwikkelen voor de onderbouw
van het gymnasium.
De werkgroep ICT bezocht verschillende scholen die al stappen hadden gezet in het kader van ICT-rijk
onderwijs. Na bezoeken aan het Alberdink Thijm College te Hilversum, het Northgo te Noordwijk en het
Berlage College in Amsterdam werd door de ICT-werkgroep voorgesteld om in het schooljaar 2013-2014
te starten met iPad in de brugklassen. In het tweede deel van het schooljaar kregen docenten een iPad tot
hun beschikking en werden er verschillende cursussen georganiseerd om het gebruik van de iPad in de
les te stimuleren
De periode november tot en met juni werd vooral gekenmerkt door de negatieve beoordeling van de
inspectie in november 2012 en de tegenvallende aanmelding in maart 2013.
De beoordeling ‘zeer zwak’ was gebaseerd op de onvoldoende resultaten van de examenjaar 2009 t/m
2011 en het kwaliteitsonderzoek op 4 november waarbij de inspectie het didactisch proces in de klas
onvoldoende vond. In haar rapport van bevindingen oordeelde de inspectie dat de docenten onvoldoende
in staat waren om een taakgerichte werksfeer te realiseren (indicator 5.2) en onvoldoende in staat waren
om leerlingen te betrekken bij de onderwijsactiviteiten ( 5.3).
Naar aanleiding van dit oordeel heeft de schoolleiding opnieuw lessen bezocht van alle docenten maar nu
volgens het toezichtkader van de inspectie.
Naast de lesbezoeken is er een interne coach aangesteld om de docenten die door de schoolleiding
onvoldoende beoordeeld werden, zo snel mogelijk te begeleiden naar een voldoende niveau.
In maart zijn alle docenten gestart met de cursus ‘De vijf rollen van de leraar’ o.l.v. het CPS.
De cursus heeft primair als doel het didactisch handelen van alle docenten te versterken en dient ervoor
te zorgen dat er vanuit een gemeenschappelijke didactische visie wordt gewerkt.
De slechte aanmelding in 2013 was vooral het gevolg van de negatieve geruchtenstroom over ‘t Willem en
de scherpe concurrentie in de regio.
De negatieve geruchtenstroom werd vooral gevoed door de slechte examenresultaten in de afgelopen
jaren en de volgens de ouders te hoge mate van lesuitval op ‘t Willem.
De combinatie van negatieve beeldvorming en een ruime keuze van scholen in de regio zorgden ervoor
dat veel leerlingen zich bij andere scholen aanmeldden zonder op ’t Willem gekeken te hebben.
We hebben ondanks de slechte aanmelding toch besloten om het schooljaar 2013-2014 te starten met
zeven brugklassen. De gemiddelde groepsgrootte in de brugklas lag tussen de 20 en 24 leerlingen. De
reden voor deze keuze was dat kleine groepen de mogelijkheid bieden voor een betere begeleiding van
de leerlingen wat weer een positief effect heeft op het totale rendement van het eerste leerjaar. Onderwijs
in kleine groepen zorgt voor een positieve uitstraling en het bevordert het werkplezier van de docenten.
De periode juni t/m juli was een periode van grote tegenstellingen. Enerzijds kregen we de kritische
conclusie van een audit uitgevoerd in het kader van het project ‘ leren verbeteren’ en anderzijds door de
meer dan uitstekende examenresultaten voor zowel het HAVO als ook voor het VWO.
Gelukkig hadden we uitstekende examenresultaten. De gemiddelde CE-cijfers waren zowel op het HAVO
als op het VWO sterk verbeterd. Zowel op het HAVO als het VWO waren we in staat om de opgaande
trend van 2012 vast te houden. Met een driejarig gemiddeld examencijfer van 6,24 op het HAVO en 6,34
op het VWO scoorden we gemiddeld. Met een gemiddeld CE cijfer van 6,68 op het HAVO behoorden we
bijna tot de 10% best presterende scholen in het land. Op het VWO behoorden we met een 6,69 tot de
25% best presterende scholen van het land.
-30-
Bron: Qlikview (In de bovenstaande afbeelding staat 14 voor het schooljaar 2012-2013)
In tegenstelling tot het schooljaar 2011-2012 verbeterde nu ook het bovenbouwrendement (hoeveel
procent van de leerlingen doorloopt de opleiding zonder oponthoud van klas 3 tot hun diploma) door
enerzijds de goede examenresultaten en anderzijds de goede bevorderingspercentages in de leerjaren
voorafgaand aan het examenjaar.
Bron: Qlikview (In de bovenstaande afbeelding staat 14 voor het schooljaar 2012-2013)
De determinatie in de onderbouw is duidelijk aangescherpt. Dit zie je terug in het teruglopen van het
onderbouwrendement. De strengere overgangsnormen die in 2012 zijn ingevoerd, hebben overduidelijk
een positief effect gehad op het homogeniseren van de HAVO- en de VWO-populatie.
Leerlingen zitten nu beter op hun plek waardoor de bevorderingspercentages weer positief werden
beïnvloed. Op basis van het advies van de inspectie en de auditcommissie is de determinatienorm voor
de brugklas voor het schooljaar 2013-2014 nog verder aangescherpt.
Vanwege de negatieve beoordeling door de inspectie heeft de directie in januari besloten om deel te
nemen aan het project ‘Leren Verbeteren’ van de VO-raad. Een onderdeel van dit project was een audit
uitgevoerd door auditoren uit het onderwijs en Capgemini. Het doel van de audit was een mid-term review
om te beoordelen hoever de school was in het proces van verbeteren.
In haar bevindingen concludeerde de auditcommissie dat ’t Willem nog ‘aan het begin van ontwikkeling
stond’.
Naast adviezen m.b.t. het pedagogisch klimaat waren er ook adviezen m.b.t. het verbeteren van de
aansturing van de docenten.
“Herdefinieer de positie van de afdelingsleider, waarbij deze optreedt als eerstelijns
leidinggevende…….Concreet betekent dit voor de afdelingsleider o.a. meer aansturing op
resultaten en het tonen van onderwijskundig leiderschap. De afdelingsleiders kunnen dit doen als
ten aanzien van mentoren een ruimere taakdefinitie gehanteerd gaat worden ”.
“Professionaliseer de secties en geef deze vanuit de schoolleiding een opdracht mee om het
opbrengstgericht werken binnen de school te bevorderen…..Stimuleer vanuit de schoolleiding dat
binnen de secties betere afspraken worden gemaakt over de doorlopende leerlijn en het
toetsbeleid”.
Op basis van deze adviezen heeft de schoolleiding o.l.v. procesbegeleider Tijmen Bolk een bosdag
gehouden. Op basis van deze dag werd er door de schoolleiding besloten om m.i.v. het schooljaar 20132014 te gaan werken in teams. Alle docenten werden verdeeld over de verschillende teams op basis van
31
het mentoraat, het zwaartepunt van de lessen en de verdeling van de sectieleden over de verschillende
teams.
De afdelingsleider van een team werd direct leidinggevende van de docent die tot zijn of haar team
behoort. Onderwerpen als (ziekte)verzuim, scholing en functioneren waren nu punten die tussen
afdelingsleider en betrokken docent besproken moesten worden i.p.v. tussen docent en een directielid.
5.3.2.3 Eerste periode schooljaar 2013-2014
Voor het schooljaar 2013-2014 hebben we de volgende plannen ontwikkeld
1. Ervoor zorgen dat de beoordeling van de havo-afdeling door de inspectie z.s.m. omgebogen wordt
in ‘Basisarrangement’
2. Het starten met het vak wetenschap en Cambridge Engels in de gymnasiumbrugklassen
3. Het voorbereiden van het vak Wetenschap en Cambridge Engels voor het 2e leerjaar
4. Het ontwikkelen van een vak voor het Atheneum waardoor ook deze opleiding aan kan sluiten bij
de visie van het WON.
5. Het starten van de HACO-uren in het tweede leerjaar van het HAVO en het verder ontwikkelen van
de HACO-uren in het derde leerjaar.
6. Het starten met het werken in teams o.l.v. een afdelingsleider.
7. Het terugbrengen van frequent verzuim en lesuitval.
8. Het verder ontwikkelen van ‘Opbrengstgericht werken’ m.b.v. het programma Qlikview
9. Het behouden van de goede rendementen van het schooljaar 2012-2013
Ondanks alle plannen was het najaar van 2013 vooral gericht op het voorbereiden van de verschillende
kwaliteitsonderzoeken van de inspectie.
In september oordeelde de inspectie in een tussentijds kwaliteitsonderzoek:
“Op het examen van 2013 zijn de resultaten van de afdeling HAVO gestegen van
6,3 naar 6,7……….Uit een eigen analyse en prognose van de rendementen onder- en bovenbouw
concludeert de schoolleiding dat ook hierop progressie is geboekt. Het rendement onderbouw is
iets gedaald en daardoor meer in balans. Het bovenbouwrendement is aanzienlijk gestegen,
doordat minder leerlingen zijn blijven zitten. Op basis van deze voorlopige cijfers staat vast dat de
resultaten op de opbrengstenkaart 2014 weer van voldoende niveau zullen zijn………….Naar
aanleiding van een audit van Capgemini van juni 2013, waarin de managementstructuur en de
aansturing van de secties kritiek kregen, heeft de schoolleiding gekozen met ingang van dit
schooljaar met afdelingsteams te gaan werken en de aansturing van de secties te gaan
professionaliseren………Helder is wel dat met deze herstructurering de verantwoordelijkheden van
schoolleiding, afdelingsleiders en sectievoorzitters duidelijker zijn belegd en er is voorzien in een
cyclus waarin afspraken worden gemaakt en de naleving systematisch wordt gecontroleerd. We
hebben voldoende vertrouwen in de door de schoolleiding ingezette koers.………..De voorlopige
cijfers , op basis van het centraal eindexamencijfer van 2013 en de prognose van de rendementen,
vertonen een dermate grote stijging dat de opbrengstenkaart 2014 weer voldoende opbrengsten
zal bevatten. Daarom wijzigt de inspectie, in afwijking van de beslisregels, het arrangement ‘zeer
zwak’ in het arrangement ‘zwak’”.
In september en oktober werd er bij alle docenten een les beoordeeld op basis van een nieuw ontwikkeld
observatieformulier waarin de aspecten van ‘de vijf rollen van de leraar’ en het toezichtkader van de
inspectie waren verwerkt. Wanneer docenten onvoldoende werden beoordeeld kregen ze via onze interne
coach extra begeleiding om z.s.m. op het gewenst niveau te komen.
Uit het kwaliteitsonderzoek in december, bleek dat we een grote stap in de goede richting hebben gezet.
In haar bevindingen concludeerde de inspectie:
“We constateren nu dat de school zich op deze punten sterk heeft verbeterd. We hebben tijdens
het onderzoek zesentwintig lesdelen gezien en we beoordelen daarin de actieve betrokkenheid
(indicator 5.3) als voldoende en de taakgerichtheid van leerlingen zelfs als goed (5.2)
-32-
Het gedrag van leerlingen in de les is verbeterd, docenten zijn alerter en consequenter in het
aanspreken van leerlingen wanneer zij zich niet aan de regels houden. Daarom beoordelen we nu
ook indicator 4.7,over de mate waarin docenten een respectvolle omgang tussen leerlingen weten
te realiseren, als voldoende. De school heeft naar aanleiding van onze constateringen in 2012
sterk ingezet op het verbeteren van de leskwaliteit…..De lessen zijn beter gestructureerd, met in
de meeste gevallen een duidelijk begin- en eindpunt, het formuleren van lesdoelen en in een
aantal gevallen ook het reflecteren op het behalen van het doel aan het einde van de les……….De
inspectie van het Onderwijs kent aan het Willem de Zwijger College te Bussum, afdeling havo het
basisarrangement toe. De kwaliteit van het onderwijs is weer voldoende”.
5.3.2.4 Personeelsbeleid
Het belangrijkste doel van het personeelsbeleid voor de korte en lange termijn zal bestaan uit het
zorgdragen voor goed gekwalificeerd personeel.
Het beleid zal er op gericht zijn om ’t Willem aantrekkelijk te houden voor het personeel, waarbij we vooral
moeten letten op de taakbelasting en werkdruk van de docenten en het zorgen voor scholing van het
personeel. In het schooljaar 2012-2013 zijn er duidelijke deadlines t.a.v. afstuderen gesteld aan het
personeel dat een opleiding volgt.
De arbeidsmarkt voor onderwijzend personeel beweegt zich anti-cyclisch t.o.v. de economische
ontwikkelingen. Ten tijde van een economische crisis/recessie is het aanbod van geschoold personeel
voor het onderwijs groot. In deze periode van een ruim personeelsaanbod is de directie in staat geweest
om vooral personeel aan te trekken dat gediplomeerd is en beschikt over ervaring in het onderwijs.
33
Jaarlijks wordt er een uitvoerig Sociaal jaarverslag geschreven waarin we uitgebreid ingaan op alle
aspecten van personeelsbeleid. Het verslag wordt besproken met de PMR en ligt ter inzage in de school.
6. Financiën
Financieel staat de stichting er nog steeds goed voor, maar voor de komende jaren zijn wel maatregelen
nodig om dit zo te houden. In 2010 is er voor het eerst een meerjarenprognose gepresenteerd met een
planperiode van 6 jaar. Dat hing samen met de invoering van het Plan Leerkracht, dat erop gericht is het
beroep van leraar aantrekkelijker te maken. Door een verkorting van de salarisschalen (laatste maal per
01/01/2014) van het onderwijzend personeel en een groei van het aantal LC- en LD-functies moet het
docentschap ook financieel aantrekkelijker worden. De stichting komt aan de daarvoor verstrekte subsidie
tekort als alle maatregelen worden doorgevoerd. We verwachten desondanks, mede door de opgebouwde
reserves, dat de scholen de komende jaren aan de onderwijsvraag inhoud kunnen geven.
Door een verwachte terugloop in het leerlingenaantal op het Willem de Zwijger College en de SintVitusmavo lopen de inkomsten terug. We verwachten dat het leerlingenaantal op het Sint-Vituscollege op
het huidige peil blijft.
Sinds 2010 wordt het vermogen van de stichting gemeten aan de hand van de zogenaamde financiële
buffer. De financiële buffer is voor het SIVOG momenteel nog hoog, maar loopt gestaag terug in de
planperiode. Daar de financiële afspraken tussen de scholen zo zijn dat elke school in staat moet zijn de
eigen kosten te dragen en de continuïteit te waarborgen, moeten zowel het Vitus als het Willem een
financiële buffer hebben van minimaal 5% om op schoolniveau een terugloop in leerlingenaantal, een
verlaging van de subsidiering en andere risico’s op te vangen.
6.1 Risico’s
In 2013 is er opnieuw (de vorige dateerde van 2010) een risico-analyse gemaakt voor de stichting. Van
alle mogelijke risico’s is ingeschat wat het belang van dit risico voor de organisatie en de kans is dat dit
risico zich bij ons in de stichting voordoet. Voor de aanpak van de belangrijkste onderwijskundige
knelpunten zijn de komende jaren de gelden van de prestatiebox beschikbaar.
Veel van de in 2010 gesignaleerde risico’s bleken in 2013 nog steeds geldig. De voornaamste
gesignaleerde risico’s zijn:
- Het grootste risico is nog steeds dat de overheid onvoldoende bekostiging ter beschikking stelt om aan
hogere eisen te voldoen.
- Een even groot risico vormde de ontwikkeling van de leerlingenaantallen. Tot circa 2018 blijft de
basispopulatie waaruit de aanwas wordt gerekruteerd op peil, daarna zal er zich een voorzichtige krimp
inzetten. Het risico voor de stichting is evenwel of er wel voldoende marktaandeel behaald zal gaan
worden. Het behouden van een goede concurrentiepositie vormt in dit opzicht het belangrijkste risico.
- In de categorie onderwijs vormt ‘de kwaliteit van het onderwijs’ het grootste risico. Een risico dat parallel
loopt met het risico om voldoende deskundig personeel aan te trekken.
In geld vertaald:
- T-5/12 problematiek. Scholen worden per kalenderjaar gesubsidieerd op basis van het leerlingenaantal
per 1 oktober van het jaar daarvoor. Als het aantal leerlingen stijgt wordt geen subsidie ontvangen voor
die extra leerlingen gedurende de maanden augustus – december. De scholen zullen op basis van de
leerlingenprognoses tot 2019/2020 krimpen naar circa 2498 leerlingen in totaal. Dat is ongeveer 200
leerlingen minder dan nu. Zolang er sprake is van krimp is dit risico op nihil te waarderen, maar is er wel
enige kans op garantieloop doordat de omvang van het personeel niet tijdig aangepast kan worden (zie
hieronder).
- Ongunstige leerlingenaantallen. Er bestaat altijd het risico dat er extra groepen moeten worden gevormd.
Elke groep extra kost circa € 90.000. Uitgaande van 3 extra klassen de komende 4 jaar legt dat een
beslag op de reserves van € 300.000.
- Garantieloop/werkloosheid. In de afgelopen jaren hoefden er nauwelijks uitgaven gedaan te worden voor
‘garantieloop’. Dat wil zeggen dat er salaris moest worden doorbetaald aan docenten voor wie
-34-
onvoldoende lessen beschikbaar waren. Volgens de meerjarenprognose zal hiervan ook de komende
jaren nauwelijks sprake zijn.
- 25% van de wachtgeldkosten in het V.O. worden direct ten laste van de laatste werkgever gebracht.
Over 2012 wordt in 2014 zal er nog circa € 20.000 op de stichting verhaald. Over 2013 wordt nog een
claim verwacht van circa € 25.000. De kosten laten een stijgende lijn zien. Daarnaast krijgt de stichting in
het geval van het ontslag van een disfunctionerende werknemer met veel dienstjaren met hoge
ontslagkosten te maken. Om de lasten hiervan de komende 4 jaar te dragen wordt een reserve van €
200.000 noodzakelijk geacht.
- WAO/WIA. De stichting is eigenrisicodrager. Er wordt risico gelopen om gedurende 10 jaar het loon van
een afgekeurde werknemer (gedeeltelijk) te moeten doorbetalen. Een reserve van € 300.000 wordt
voldoende geacht. Momenteel lopen er twee uitkeringen en een derde afkeuring wordt verwacht; voor de
berekende uitkeringslasten is een voorziening gevormd:
€ 211.691 per 31/12/2013.
Voor personele zaken zijn de risico’s voor de komende jaren berekend op circa € 900.000. Omdat alle
risico’s zich nooit allemaal tegelijk zullen voordoen, zal minimaal een reserve van 66,67% = circa €
600.000 voor personele risico’s in stand moeten worden gehouden. De huidige financiële buffer is dus
ruim toereikend. We verwachten dat de financiële buffer de komende jaren terug zal lopen. Tot welk
percentage valt momenteel niet te berekenen, omdat dat sterk afhankelijk is van (de nog te voeren
onderhandelingen over) het uiteindelijke percentage waarmee de functiemix ingevoerd zal worden.
6.2 Treasury
De effectenportefeuille wordt beheerd door Schretlen & Co. Het beleid is om risicomijdend te beleggen,
zoals verwoord in het treasurystatuut. Alle debiteuren hebben een rating van AA of AAA. In 2013 is een
teleurstellend rendement behaald. Regelmatig heeft er overleg plaatsgevonden over de beleggingen met
de financiële commissie en de financieel deskundigen van de Raad van Toezicht.
6.3 Jaarrekening
6.3.1 Financiën op balansdatum
Alles wat hieronder over de financiën gezegd wordt, heeft betrekking op de (geconsolideerde)
jaarrekening.
Het jaar 2013 werd met een positief resultaat afgesloten. Het ‘resultaat’ is, met € 891.397
€ 345.556 hoger dan dat van 2012 (€ 545.841). Het hoge resultaat wordt voornamelijk veroorzaakt door
extra subsidies met daarnaast een goede kostenbewaking. Zie verder ‘algemene toelichting op de staat
van baten en lasten’.
6.3.2 Fusies; samenwerkingsverband
Gedurende het verslagjaar hebben geen fusies plaatsgevonden.
Wel participeert SIVOG in het samenwerkingsverband Qinas. Zie hierover paragraaf 4.4 van dit verslag.
6.3.3 Beloningen
Er zijn in 2013 geen beloningen uitbetaald en/of overeengekomen met anderen dan (voormalige)
bestuurders die op grond van de WNT vermeld dienen te worden.
Opgemerkt moet worden dat vanwege de non-activiteitenregeling van de WNT (semi)bestuurders
opgebouwd verlof niet meer na het einde van hun actieve diensttijd mogen opnemen. Voor definitieve
afspraken, gemaakt voor 01/01/2013 geldt een overgangsmaatregel. Vanwege deze nonactiviteitenregeling en de maximering van ontslagvergoedingen is – om de opgebouwde verlofuren uit te
betalen – de werktijdfactor van enkele (semi)bestuurders in 2013 opgehoogd tot 1,2500 fte en zijn er extra
uren als overwerk uitbetaald. Uitbetalingen hebben plaatsgevonden ten laste van de voorziening
spaarverlof.
35
6.3.4 Financiële kengetallen
Door middel van financiële kengetallen is het enigszins mogelijk een beeld te schetsen van hoe de
financiën van SIVOG er voorstaan in vergelijking met het gemiddelde van de scholen/besturen voor
voortgezet onderwijs. Enigszins, omdat steeds weer blijkt dat jaarrekeningen ‘vervuild’ worden door
incidentele gebeurtenissen. Daarom is het niet mogelijk om, zonder dat correcties aangebracht zijn, cijfers
te vergelijken. Niet alleen de cijfers van SIVOG zijn vervuild door incidentele gebeurtenissen, zoals
(ver)nieuwbouwprojecten, maar ook de cijfers van de hele bench (=VO). Kengetallen worden bijvoorbeeld
vervuild door de verschillende wijzen waarop gemeenten nieuwbouwprojecten van scholen financieren en
doordat sommige scholen kantines exploiteren en andere niet.
Voorbeeld:
De solvabiliteit drukt, volgens de definities van het ministerie OCenW, de verhouding ‘eigen vermogen’ /
‘totaal vermogen’ uit. Tot het totale vermogen behoort ook de gegarandeerde lening bij de Rabobank (de
rente en aflossing van deze lening worden door de gemeente betaald). Was nu de nieuwbouw van het
Sint-Vituscollege net zo gefinancierd als de nieuwbouw van de Sint-Vitusmavo en het Willem de Zwijger
College, dan was het totale vermogen van de stichting in 2013 aanzienlijk lager geweest: 15.202.678
tegen 11.854.678. Het verschil in solvabiliteit, dat hierdoor ontstaat is: 0,49 tegen 0,62.
Bij de berekening van de hieronder opgesomde financiële kerncijfers en kengetallen zijn daarom ook
gecorrigeerde cijfers vermeld om enigszins een vergelijking met de bench en met voorgaande jaren
mogelijk te maken.
Solvabiliteit 1 (eigen vermogen / totale vermogen)
2005
2006
2007
2008
Sivog ocw
0.43
0.42
0.42
0.43
Sivog corr
0.64
0.67
0.67
0.59
1
bench
0.54
0.42
0.44
0.41
2009
0.42
0.58
0.46
2010
0.44
0.58
0.50
2011
0.45
0.59
gg
2012
0.46
0.58
0,46
2013
0.49
0.62
gg
Solvabiliteit 2 ((eigen vermogen + voorzieningen) / totale vermogen))
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Sivog ocw
0.51
0.51
0.50
0.55
0.57
0.57
0.60
Sivog corr
0.75
0.79
0.80
0.76
0.77
0.75
0.78
bench
0.69
0.67
0.66
0.57
0.57
0.54
gg
2012
0.62
0.79
gg
2013
0.64
0.79
gg
Voor de solvabiliteit moet volgens OCenW 0.20 als ondergrens worden genomen. De solvabiliteit als
geheel dient dus als ruim voldoende te worden gekwalificeerd.
OCenW heeft in 2010 het nieuwe kengetal financiële buffer als verfijning van de kapitalisatiefactor
ingevoerd. We presenteren hieronder de voor dit kengetal benodigde andere kengetallen om de financiële
buffer te verklaren.
Kapitalisatiefactor (balanstotaal – gebouwen en terreinen) / (alle baten + rente)
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Sivog
56,4% 60,2% 60,8% 57,2% 55,6% 52,7% 54,82% 57,66% 59,21%
bench
gg
gg
gg
gg
39,0% 34,3%
gg
gg
gg
1
Onder bench wordt de Sector VO verstaan. De cijfers voor 2009 en 2010 zijn ontleend aan de Benchmark Onderwijs 2011
Regio Noord, Oost en Midden van Deloitte. De cijfers van 2008 en eerder aan Onderwijs in Cijfers van het ministerie.
-36-
Voor de kapitalisatiefactor heeft OCW geen ondergrens aangegeven. Als bovengrens geldt 35% voor
besturen met meer dan 2.500 leerlingen (voor besturen met minder leerlingen een glijdende schaal tot
maximaal 60%!); hoger dan 52,5% bij besturen met meer dan 2.500 leerlingen wordt excessief genoemd.
Omdat de onderwijsinspectie in april 2011 heeft laten weten dat privaat vermogen buiten beschouwing
mag blijven bij het berekenen van de kapitalisatiefactor en financiële buffer, presenteren we ook de
kapitalisatiefactor gecorrigeerd.
Kapitalisatiefactor gecorrigeerd (balanstotaal – gebouwen en terreinen – private reserves) / (alle baten +
rente)
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Sivog
45,1% 43,5% 45,48% 48,51% 50,17%
bench
gg
gg
gg
gg
gg
Financieringsfunctie (0,5 x cumulatieve aanschafwaarde ov. MVA)/(totale baten + rente)
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Sivog
23,5% 23,12% 22,59% 22,12%
bench
16,9% 17,8%
gg
gg
gg
Bij de vaststelling van de waarde van de overige materiële vaste activa moesten we ons verlaten op de
(voor inflatie gecorrigeerde) taxatie (€ 9.386.489), die de gemeenten hebben verricht voor het afsluiten
van verzekeringen, omdat het bij SIVOG gebruikelijk was om reeds afgeschreven materiële activa uit de
activa-administratie te verwijderen.
Transactiefunctie (kortlopende schulden)/(totale baten + rente)
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Sivog
12,2% 13,3% 12,36% 12,59% 12,50%
bench
17,8% 17,2%
gg
gg
gg
Financiële buffer (gecorr. Kapitalisatiefactor -/- financieringsfunctie -/- transactiefunctie)
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Sivog
6,7% 10,00% 13,22% 15,55%
bench
10,3%
7,4%
gg
gg
gg
Liquiditeit: Current ratio (totaal vlottende activa / totaal kortlopende schulden)
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
Sivog
2,63
2,29
1,93
2,26
2,88
0,76
0,91
bench
1,91
gg
1,33
1,18
1,43
1,29
2,30
2012
1,41
1,92
2013
1,75
gg
Vanaf 2010 zijn de effecten (waarde per ultimo 2013: € 6.480.107) geadministreerd onder de financiële
vaste activa. Het betreft een handelsportefeuille die snel liquide is te maken.
Rentabiliteit (exploitatieresultaat / totaal baten), 2005 e.v. incl. leermiddelenfonds en kantinefonds.
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Sivog
1,7%
5,1%
0,0%
-1,6%
0,3%
0,4%
1,8%
2,7%
4,2%
bench
2,2%
1,5%
1,6%
0,7%
0,2%
-1,0% -0.25% 1,0%
gg
37
Bedrijfseconomisch is een hoog exploitatieresultaat positief te noemen, echter uit het oogpunt van een
non-profitorganisatie, die voldoende reserves heeft opgebouwd, dient naar een gemiddeld resultaat over
langere tijd van 0,0% te worden gestreefd.
In de verantwoording aan OCenW geldt voor de rentabiliteit een ondergrens van 0% en een bovengrens
van 5% als goed.
Personele lasten per leerling (personele lasten / gewogen leerlingenaantal)
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
SVC
€ 4.327 € 4.457 € 4.590 € 4.820 € 5.247 € 5.301 € 5.521 € 5.737
WDZ
€ 4.347 € 4.460 € 4.647 € 4.627 € 5.123 € 5.273 € 5.294 € 5.8462
bench
€ 5.927 € 5.600 € 5.700 € 5.800
2013
€ 5.813
€ 5.919
gg
6.3.5 Begroting 2014
Cijfermatig ziet de begroting van 2014 er als volgt uit (x 1.000):
Baten:
Rijksbijdragen
Overige overheidsbijdragen
Bijdragen van ouders
Overige baten
Begroting 2014 Werkelijk 2013 Werkelijk 2012
18.488
19.614
18.801
275
281
285
852
883
830
311
383
383
Totale baten
19.926
21.161
20.301
Lasten:
Personele lasten
Afschrijvingen
Huisvestingslasten
Administratie en Beheer
Overige Lasten
15.915
532
1.181
520
1.818
16.035
515
1.327
519
1.808
16.033
510
1.244
572
1.688
Totale lasten
19.966
20.204
20.047
Financiële baten en lasten
32
-66
292
Resultaat
-8
891
546
Subsidies
In de begroting voor 2014 is voor de bepaling van de rijksbijdragen uitgegaan van de ultimo oktober
beschikbare gegevens voor 2013. Door het najaarsakkoord is het bedrag dat als rijksbijdrage zal worden
ontvangen echter drastisch gewijzigd. Zie hiervoor de continuïteitsparagraaf.
Lasten
2
Zonder nabetaling ivm taakbeleid € 5.657.
-38-
Voor de salarissen zijn we er vanuit gegaan dat de 0-lijn gehanteerd gaat worden. De personele lasten
zijn berekend op basis van de gemiddelde loonkosten, verhoogd met een opslag voor de inmiddels
gebruikelijke verkorting van de salarisschalen, periodieken en eventuele promoties.
Financiéle baten en lasten
In 2014 zijn bij de financiële baten en lasten geen koersverschillen begroot.
6.3.6 Continuïteitsparagraaf3
A1
KENGETAL
(stand 31/12)
Personele bezetting in fte
- Management / Directie
- Onderwijzend Personeel
- Overige medewerkers
Leerlingenaantallen
Verslagjaar
2013
Jaar T+1
2014
20,6005
163,9849
46,8741
2.691
20,0000
159,0000
47,0000
2.610
Jaar T+ 2
2015
20,000
155,0000
47,0000
2.546
Jaar T+3
2016
20.0000
152,0000
47,0000
2.492
Toelichting
De verwachte leerlingenaantallen zijn op basis van de gemaakte prognoses van de gemeenten en het
verwachte marktaandeel. Omdat de HAVO/VWO scholen niet meer leerlingen kunnen herbergen dan
1.200 elk en de MAVO maximaal 400, kent het leerlingenaantal een theoretische bovengrens van 2.800.
Het streven is om de leerlingenratio stabiel te houden. Daardoor zal het aantal fte’s Onderwijzend
Personeel mee fluctueren, terwijl de daling van het leerlingenaantal te gering is om in de formatie van het
management en de overige medewerkers te snijden.
A2
Balans
ACTIVA
VASTE ACTIVA
Materiële VA
Financiële VA
Totaal Vaste Activa
VLOTTENDE ACTIVA
TOTAAL ACTIVA
PASSIVA
EIGEN VERMOGEN
Algemene reserve
Bestemmingsreserve Publiek
Bestemmingsreserve Privaat
Bestemmingsfonds Publiek
Verslagjaar
2013
Jaar T+1
2014
Jaar T+ 2
2015
Jaar T+3
2016
4.778.818
6.480.107
11.258.925
4.680.829
6.480.000
11.160.829
4.570.469
6.480.000
11.050.469
4.416.447
6.480.000
10.896.447
4.649.949
4.498.178
4.425.696
4.066.837
15.908.874
15.659.007
15.476.761
14.963.284
1.899.049
4.043.098
1.917.272
1.763.773
3.961.776
1.953.271
2.054.671
3.545.372
1.990.530
2.230.093
2.859.949
2.028.054
3
De cijfers van de continuïteitsparagraaf wijken voor 2014 af van de begroting 2014. Dat wordt veroorzaakt door dat de
begroting in november 2013 is opgesteld en de continuïteitsparagraaf in april 2014 nadat de aanmelding voor 2014-2015 bekend
was.
39
Bestemmingsfonds Privaat
VOORZIENINGEN
LANGLOPENDE SCHULDEN
KORTLOPENDE SCHULDEN
TOTAAL PASSIVA
2.265.497
3.132.000
2.651.959
2.245.113
3.024.000
2.711.074
2.260.113
2.916.000
2.710.075
2.327.113
2.808.000
2.710.075
15.908.874
15.659.007
15.476.761
14.963.284
Toelichting
De financieringsstructuur. De Stichting heeft een groot eigen vermogen. De financiële activa betreffen een
effectenportefeuille die beheerd wordt door Schretlen. De langlopende schulden hebben betrekking op
een door de gemeente Bussum gegarandeerde lening bij de Rabobank ter financiering van nieuwbouw
van het Sint-Vituscollege.
Het huisvestingsbeleid. Het beleid is er op gericht om de bestaande gebouwen in stand te houden. Er zijn
geen nieuwbouwplannen.
Mutaties van reserves, fondsen en voorzieningen. Het streven is om een groot deel van de publieke
reserves de komende jaren in te zetten voor de formatie en de private reserves in stand te houden.
Raming van Baten en Lasten
BATEN
Rijksbijdrage
Overige Overheidsbijdragen
Overige baten
TOTAAL BATEN
LASTEN
Personeelslasten
Afschrijvingen
Huisvestingslasten
Overige Lasten
TOTAAL LASTEN
Verslagjaar
Jaar T+1
Jaar T+ 2
Jaar T+3
2013
2014
2015
2016
19.614.345
18.499.834
18.442.882
18.101.343
281.436
274.971
269.561
264.150
1.265.550
1.248.068
1.234.567
1.221.555
21.161.331
20.022.874
19.947.010
19.587.049
16.035.317
514.981
1.326.612
2.327.467
20.204.377
15.577.131
520.139
1.068.898
2.870.151
20.036.319
15.662.898
513.360
978.530
2.773.013
19.927.801
15.733.302
524.022
964.631
2.730.168
19.952.123
Saldo Baten en lasten
956.954
13.446-
19.209
365.074-
Saldo financiële bedrijfsvoering
Saldo buitengewone baten en
lasten
65.547-
112.500
112.500
112.500
TOTAAL RESULTAAT
891.407
-
99.054
-
131.709
-
252.574-
Toelichting
Personele lasten. De personele lasten zullen onder invloed van de invoering van de functiemix per
01/08/2014 vanaf 2016 fors stijgen terwijl de (rijks)bijdragen door een kleiner leerlingenaantal zullen
dalen. Door het entreerecht voor eerstegraads docenten zullen er naar verhouding veel docenten
ingeschaald worden in LD.
-40-
7. Conclusie
In het jaar 2013 zijn door de SIVOG-scholen belangrijke successen geboekt op het terrein van de kwaliteit
van het onderwijs.
Het Willem de Zwijger College heeft binnen een jaar tijd na de toekenning door de inspectie van het
predicaat “zeer zwak” aan de havo-afdeling, ervoor gezorgd dat deze afdeling weer het vertrouwen van
de inspectie geniet blijkens het vaststellen van een basisarrangement. Zowel de havo-afdeling als de vwoafdeling van het Willem kende in 2013 voortreffelijke examenresultaten en ook het algehele rendement
van de bovenbouw van de beide afdelingen was uitstekend te noemen. Het kwaliteitsonderzoek door de
inspectie van de havo-afdeling eind 2013 leidde tot een uitgesproken positief en lovend inspectierapport.
Ook het Sint-Vituscollege kreeg naar aanleiding van een kwaliteitsonderzoek, een lovend oordeel, over de
kwaliteit van het onderwijs op de vwo-afdeling. Zowel de resultaten van het onderwijs als het
onderwijsproces bleken van goed niveau te zijn. De havo-afdeling van het Sint-Vituscollege lat al enige
jaren bovengemiddelde resultaten zien.
De Sint-Vitusmavo liet opnieuw stabiele, goede examenresultaten zien; bij een kwaliteitsonderzoek van de
inspectie eind november 2013 scoorde ook het onderwijsproces een voldoende.
De successen op het terrein van de onderwijskwaliteit zijn op elk van de drie scholen het resultaat van
grote, gezamenlijke inspanningen van schoolleiding en docenten.
Daarnaast blijven er ook na het jaar 2013 nog voldoende uitdagingen over. Voor de Sint-Vitusmavo en het
Willem de Zwijger College betreft dit in de eerste plaats het aantal aanmeldingen, dat in 2013
teleurstellend was.
De financiële situatie van de stichting is nog steeds goed te noemen. Er zijn voldoende reserves om
risico's op te vangen en te investeren in de oplossing van de bestaande knelpunten. Dat neemt niet weg
dat de daling van de leerlingenaantallen op twee scholen en de kosten van functiemix en entreerecht het
nodig maken de financiële situatie van de scholen in de komende jaren scherp in de gaten te houden.
Wij danken alle medewerkers van de scholen voor hun gezamenlijke inspanningen voor het SintVituscollege, de Sint-Vitusmavo en het Willem de Zwijger College.
Bussum,
juni 2013
Bestuur SIVOG
J. Heinen
Ph. Wind
41
Verklaring van afkortingen
BAPO:
bevordering arbeidsparticipatie ouderen (senioren-verlofregeling voor onderwijspersoneel
BRIN:
basisregistratie instellingen (nummer dat het ministerie aan een school toekent)
CE:
centraal examen
GMR:
gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (op stichtingsniveau)
GPL:
gemiddelde personeelslast
MR:
medezeggenschapsraad (op schoolniveau)
OCW:
(ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OP:
onderwijzend personeel
OOP:
onderwijs ondersteunend personeel
PMR:
personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad
RPO:
regionaal plan onderwijsvoorzieningen
SE:
schoolexamen
SIVOG:
Stichting Interconfessioneel (rk/pc) Voortgezet Onderwijs in het Gooi
Tvb-beleid: taakbeleid
-42-