Een andere kijk op moeilijk gedrag _ Els Merlevede

Een andere kijk op moeilijk
gedrag
Oplossingsgericht handelen en denken
Observatieopdracht: fijn gedrag in KO
A
situatie/wat lokt uit?
B
gedrag
C
gevolg (winst-verlies)
Observatieopdracht: lastig gedrag in KO
A
situatie/wat lokt uit?
B
gedrag
C
gevolg (winst-verlies)
ABC-schema
A
situatie - vooraf
Duidelijke, voorspelbare
omgeving (prikkels)
Duidelijke structuur
Afspraken en regels
Model staan (rust)
Toezicht houden (positief
en negatief gedrag)
B
gedrag
C
gevolg
Bekrachtigen
Negeren
Time-out
Straffen
Stop-team
Voorbeeld dwingproces
Ouder en kind in de supermarkt
Kind vraagt een snoepje
Ouder weigert (-)
Kind zeurt om een snoepje
Ouder geeft nog
steeds niet toe (-)
Kind krijgt een driftbui
Ouder geeft toe (+)
Kind wordt rustig
Ouder leert het kind om dwingende strategieën te gebruiken
Voorbeeld dwingproces
Ouder en kind in de supermarkt
Ouder weigert
Kind zeurt om een
snoepje (-)
Ouder geeft nog
steeds niet toe
Kind krijgt een driftbui (-)
Ouder geeft toe
Kind wordt rustig (+)
Het kind leert zijn ouder toe te geven in dwingende interacties.
Leerwetten
• Wet 1:
Gedrag gevolgd door iets positief gaat toenemen. Dit is
het principe van belonen.
• Wet 2:
Gedrag met een negatief gevolg zal afnemen. Dit
negatieve gevolg kan als straf omschreven worden.
• Wet 3:
Gedrag dat niet meer gevolgd wordt door iets positief
gaat uitdoven. Dit gebeurt bij negeren en time-out.
Leerwetten
Wet 1:
Gedrag gevolgd door iets positief gaat toenemen. Dit is het principe
van belonen. Dit belonen kan door iets leuk toe te voegen (+S+) of
door iets onaangenaam weg te nemen (-S-) of door iets
onaangenaam dat niet optreedt (/S-).
Wet 2:
Gedrag met een negatief gevolg zal afnemen. Dit negatieve gevolg
kan als straf omschreven worden: iets leuks wordt weggenomen (S+) of iets onaangenaam wordt toegediend (+S-).
Wet 3:
Gedrag dat niet meer gevolgd wordt door iets positief gaat uitdoven
(/S+). Dit gebeurt bij negeren en time-out.
Helpende gedachten: de camera
Gebeurtenis:
Wat zie en hoor
ik?
Helpende
gedachten
Gedrag:
Wat kan ik doen
om mijn doel te
bereiken?
Gevoelens:
Hoe wil ik me
voelen?
Gevolg of doel:
Wat wil ik
bereiken?
Evaluatie
Wat kwam
tegemoet aan
je beste
verwachting ?
Wat zal je de
komende
week in de
praktijk
proberen
(denken en
/of doen)?