Walt Disney en het Debat in de Ruimtelijke Ordening – Peter Pelzer & Niek Mouter Verhalen spelen een belangrijke rol in de hedendaagse ruimtelijke ordening. Er kunnen echter vraagtekens worden gezet bij de validiteit van deze verhalen. Om deze validiteit te testen is een goed functionerend publiek debat cruciaal. Wij onderzochten de mate waarin het populaire blog Ruimtevolk deze functie vervult aan de hand van de Disney methode. Deze methode houdt in dat voor een goed functionerend debat drie rollen vertegenwoordigd moeten zijn: een dromer, een realist en een criticus. In totaal hebben we 48 blogs geanalyseerd. De dromer is verreweg het best vertegenwoordigd. Daarnaast kwam er een vierde rol naar voren: de verkoper. Afwezig zijn direct betrokkenen die over het falen van een project reppen. De meeste reacties komen op blogs die over Amsterdam gaan of zeer stellig zijn. Ruimtevolk heeft potentie om behalve een netwerkplatform ook een debatplatform te zijn. Wij zien hier een rol voor wetenschappers, die uitstekend de rol van onafhankelijke criticus kunnen vertegenwoordigen. Walt Disney en het debat in de Ruimtelijke Ordening De Casus Ruimtevolk Peter Pelzer¹ & Niek Mouter² Stelling 1: Er is in de verhalen die verteld worden in het Nederlandse RO-debat een gebrek aan aandacht voor eigen falen. Stelling 2: In het Nederlandse RO-debat kun je vrij zorgeloos ongefundeerde claims maken, behalve als het over Amsterdam of Jane Jacobs gaat. Stelling 3: Alleen een verhaal met een gedurfde stellingname leidt tot een inhoudelijk debat. Stelling 4: Van het begrip generaliseerbaarheid hebben de meeste blogschrijvers geen kaas gegeten. Stelling 5: Jan Schaefer zou zich bij het lezen van dit paper in zijn graf omdraaien. ¹ Universiteit Utrecht, Departement Sociale Geografie en Planologie [email protected] ²Technische universiteit Delft, Afdeling Transport & Logistiek [email protected] Walt Disney en het Debat in de Ruimtelijke Ordening De Casus Ruimtevolk Planning als geouwehoer Om daadkracht te tonen halen politici graag wijlen Jan Schaefer aan. Deze voormalige Amsterdamse wethouder wonen werd beroemd met zijn uitspraak ‘in geouwehoer kun je niet wonen’. Hajer et al. (2010) geven daarentegen aan dat sterke verhalen er juist toe bijdragen ‘hoe Nederland de planologie opnieuw uitvindt’. Volgens hen zijn deze sterke verhalen de lijm die visie, democratie en kennis met elkaar verbinden. Hajer cum suis presenteren storytelling (verhalen vertellen) als het langverwachte antwoord op de inmiddels verguisde survey-before-the-plan methode. Met sterke, meeslepende en op de toekomst gerichte verhalen kan Nederland haar positie als planningsparadijs heroveren (cf. Bontje 2003). Een observatie die hierbij vaak gedaan wordt is dat de ruimtelijke ordening fundamenteel aan het veranderen is. Dit gaat vergezeld van een hernieuwd planologisch lingo. Spontane stedenbouw, organische groei, een bottom-up benadering, de energieke samenleving en natuurlijk de roemruchte participatiemaatschappij. Eigenlijk kunnen al deze begrippen gevat worden onder de ‘communicative turn’ in de ruimtelijke planning (bijv. Healey 1992), welke stelt dat samenwerking tussen diverse belanghebbenden een cruciale randvoorwaarde is voor succesvolle planvorming. De keerzijde van een open en participatief traject is richtingloosheid. Als je duizend bloemen laat bloeien is het verdomd lastig die ene bloem te vinden waar je als stad, regio of land op in zou moeten zetten. En juist hier kan het ontwikkelen van een verbindend en inspirerend verhaal richting geven (Hajer et al. 2010, van Hulst 2012, Throgmorton 1996). Zo’n verhaal biedt zowel inzicht in de huidige situatie (wat is er aan hand?) als in de toekomstige situatie (waar gaan en willen we naartoe?). Hemel schetst bijvoorbeeld hoe het verhaal ‘Bestemming AMS’, over de ruimtelijke toekomst van Amsterdam, beetje bij beetje uitgebreid en verfijnd werd in een continue dialoog met betrokkenen. Een belangrijke succesfactor is volgens hem ‘dat het verhaal aansluit bij steeds meer persoonlijke verhalen van mensen die het horen’ (Hemel 2010, p.143). Op basis van het verhaal van Hemel en andere literatuur over storytelling kunnen twee eigenschappen van een goed verhaal worden gedestilleerd. Ten eerste is het verbindend en inspirerend. Het zet mensen aan tot handelen en zorgt voor een gedeelde visie. Een verhaal fungeert hierbij als een frame waardoor de betrokkenen een vraagstuk percipiëren. Ten tweede is een verhaal nooit af, maar constant in verandering. In een voortdurend debat en als reactie op externe ontwikkelingen wordt het narratief verfijnd en aangepast. Bepaalde onderdelen kunnen blijven, terwijl anderen verdwijnen. Van Hulst (2012) laat in zijn geanonimiseerde studie van ‘een stad zonder hart’ bijvoorbeeld mooi zien dat verschillende verhalen over de locatie van een nieuw stadscentrum met elkaar in concurrentie zijn. Het basisverhaal van het gebrek aan een hart blijft echter gedurende het hele verhaal intact. Voorbij luchtkastelen Naast deze twee eigenschappen beargumenteren wij dat een verhaal nog een derde eigenschap moet hebben: het moet wortel hebben in een grondige analyse van de werkelijkheid. Diverse auteurs wijzen op de gevolgen als dit niet gebeurt, dan komen ‘lulkoek’ (Engelen 2011), ‘negotiated nonsense’ (van de Riet 2003) en ‘luchtkastelen’ in omloop (Janssen-Jansen 2011, Van Meeteren 2011). Janssen-Jansen (2011, p.32) wijt de leegstand in de kantorenmarkt voor een belangrijk deel aan het gebrek aan nuchtere analyse. Zij meent: ‘Inhoud moet centraal staan, en niet de ‘wow’ factoren: winst, fictief rendement en schijnwerkelijkheden van toekomstige opbrengsten.’ Maar hoe zorg je ervoor dat een verhaal ook deze derde eigenschap bezit? De Britse planologe Yvonne Rydin (2007) meent dat de kennisclaims waaruit een verhaal is opgebouwd continu moeten worden getest. De arena waarin dit plaatsvindt zou open moeten zijn voor diverse perspectieven en inzichten. Iets wat eerdergenoemde Hajer et al. (2010, p.23) onderschrijven: ‘Goede regionale planontwikkeling is als een ‘tribunaal’, waar alle claims – kennis, posities, belangen – met elkaar geconfronteerd worden om samen tot een eindoordeel, een verhaal te komen.’ Deze notie van een arena of tribunaal heeft sterke raakvlakken met het gedachtegoed van de Duitse denker Jürgen Habermas, die argumenteert dat er een goed functionerende publieke sfeer nodig is, waarin diverse argumenten worden afgewogen. Een denkbeeldige tafel waarin een dialoog wordt gevoerd. Maar hoe bepaal je precies wie er aan tafel komen en welke perspectieven je wilt horen? Een behoorlijk ingewikkelde vraag. Voor het antwoord kwamen we uit bij een nogal verrassende naam. De Walt Disney-methode Wie kent ze niet? Mickey Mouse, Donald Duck en de Lion King. Kaskrakers, die een groot publiek wisten te beroeren. Een belangrijke verklaring voor het succes van deze films is de manier waarop ze tot stand kwamen. Dit gebeurde volgens de Walt Disney methode, vernoemd naar de grondlegger. Deze heeft als uitgangspunt dat een succesvol plan ontstaat als vanuit drie perspectieven naar het plan gekeken wordt: de dromer, de criticus en de realist. De Dromer De rol van dromer durft buiten de gebaande kaders te denken. Praktische overwegingen zijn van minder belang, het gaat erom iets fantastisch te bedenken. In de ruimtelijke ordening kan dit bijvoorbeeld een utopia zijn, dat weliswaar geen realistisch eindbeeld schetst, maar mensen wel inspireert en aan het denken zet. De Criticus De criticus trekt oplossingen die worden aangedragen voortdurend in twijfel. De rol van ‘de criticus’ lijkt op de rol van ‘de ketter’ in de de opvatting van de filosoof John Stuart Mill. Deze ketter trekt de communis opinio in twijfel, en moet gekoesterd worden, aldus Mill, want deze zorgt voor vooruitgang. De redenatie is simpel: als de ketter gelijk heeft, dan is het verstandig deze afwijkende positie over te nemen. Heeft hij ongelijk dan dwingt hij de voorstanders van de communis opinio hun argumenten aan te scherpen. Vaak is het volgens Mill zo dat beide voor een deel gelijk hebben en kan voortuitgang worden geboekt met een synthese. De Realist Het nadeel van de dromer en de criticus is dat hun bijdragen vaak weinig pragmatisch van aard zijn. Daarom stelt Disney dat ook een realist aanwezig moet zijn. Deze let vooral op de haalbaarheid van het plan. Hij of zij probeert de voor- en nadelen af te wegen en wijst op onzekerheden. Te veel realisme leidt tot conservatief denken, maar te weinig tot oeverloze abstracties. Ruimtevolk De vraag die wij in dit paper stellen is: ‘in hoeverre zijn deze drie perspectieven aanwezig in het Nederlandse RO-debat’. Om dit te onderzoeken hebben we een analyse gedaan van het populaire blog Ruimtevolk (www.ruimtevolk.nl). Hoewel Ruimtevolk niet representatief is voor hét debat over ruimtelijke ordening in Nederland, is de inhoud van de blogs op het forum wel indicatief voor wat er speelt in het vakgebied. Ruimtevolk, aldus de mission statement, is onderdeel van‘kennis- en inspiratieplatform en netwerkorganisatie voor stedelijke en regionale ontwikkeling’. ‘De blogs worden geschreven door even kritische als gedreven professionals van verschillende organisaties uit het hele land’. In onze analyse van de blogs op Ruimtevolk zijn we als volgt te werk gegaan. Eerst hebben we een selectie gemaakt; we hebben alleen blogs opgenomen met een opiniërend karakter; interviews, enkele sfeerimpressies en boekrecensies zijn uit de selectie gelaten. Vervolgens hebben we de 48 meest recente blogs (augustus 2013 – april 2014) onderzocht met behulp van een scoringskader bestaande uit een aantal dimensies, zie tabel 1. Merk hierbij op dat het om onze interpretatie gaat, die inherent subjectief en feilbaar is. Naast de rollen hebben we de blogs gescoord op twee andere variabelen: de mate waarin kennisclaims gefundeerd zijn en de mate waarin de auteur betrokken is bij de case of het idee dat hij/zij beschrijft. Beide auteurs van dit paper hebben alle blogs doorgenomen en aangeven of de dimensie van toepassing was op het blog. Op basis hiervan zijn de blogs in één van Walt Disney's rollen in het debat ingedeeld. Tijdens de analyse kwam nog een vierde rol naar voren: de verkoper. Deze beschrijft vaak de lessen en ervaringen uit een succesverhaal, zij het in concretere en pragmatischer termen dan de dromer. Daarbij is er vaak sprake van overgeneralisatie, de bevindingen uit een beperkt aantal casussen worden – soms impliciet – representatief geacht voor de hele regio of Nederland. Tabel 1: De vier rollen in het debat en haar dimensies Rol Criticus Tegen idee Kritiek op assumpties Probleemdefinitie Realist Voor-/nadelen Pragmatisch Voorzichtig/Twijfel Dromer Wervend Conceptueel Manier van denken Normatief Verkoper Pragmatisch Succesverhaal Overgeneralisatie Uitrollen Omschrijving Levert een kritische beschouwing op een bestaand idee of gedachte. Kritiek op een bepaald idee. Kritiek op de assumpties die ten grondslag liggen aan een plan of project. Kritiek op de manier waarop naar een vraagstuk gekeken wordt. Levert een praktische, nuchtere een bruikbare beschouwing over een bepaald vraagstuk. Gaat in op positieve en negatieve aspecten van een idee. Komt met concrete en werkbare oplossingen. Geeft een genuanceerd beeld en wijst op onzekerheid Levert en visonair en abstracte beschouwing over een bepaald vraagstuk. Enthousiasmeert anderen voor een idee of gedachte. Redeneert op vrij hoog abstractieniveau. Wijst op andere manieren van een probleem benaderen. Neemt expliciet een positie in over een vraagstuk. Levert een praktische en normatieve bijdrage aan een vraagstuk. Komt met concrete en werkbare oplossingen. Er wordt verhaald over een succesvolle eerdere casus. Een beperkt aantal casussen (1-3) is representatief voor de gehele populatie. Auteur wekt suggestie dat het idee breder kan worden uitgerold en ziet voor zichzelf een mogelijke rol hierin. Patronen De blogs in één van de vier categorien indelen leidt soms tot lastige keuzes. Een bijdrage kan heel wel kritisch én realistisch zijn. Ook kwamen wij blogs tegen die beginnen met een zin in de trant van ‘wat zou het toch eens mooi zijn als’ (dromer), waarna zij aan het eind subtiel laten doorschemeren dat het eigen adviesbureau deze droom zou kunnen helpen verwezenlijken (verkoper). Ons doel is niet om elk blog uit en te na te analyseren, maar om patronen in het debat te onderscheiden1. In figuur 1 is de frequentie van het aantal blogs per rol weergegeven (totaal= 48). Wat opvalt is dat de dromer (n=21) en verkoper (n=16) goed vertegenwoordigd zijn in de blogs, maar de criticus (n=5) en de realist (n=6) een stuk minder. Drievierde van het aantal blogs is dromer of verkoper, wat impliceert dat er een nadruk ligt op positieve, inspirerende en succesvolle verhalen. Figuur 1: Relatief aandeel blogs op Ruimtevolk per rol. Rollen op Ruimtevolk Criticus Realist Dromer Verkoper 10% 33% 13% 44% Een andere relevante observatie is dat tweederde van de blogs geschreven is door mensen die direct betrokken zijn bij een project. Eveneens tweederde van de blogs bevat niet onderbouwde claims. Dit is minder schokkend dan het op het eerste gezicht lijkt. Om de rol van dromer te vervullen is het onontkoombaar te speculeren en te verbeelden, hetgeen bijkans onmogelijk is met een aanpak waarin alle puzzelstukjes wetenschappelijk bewezen zijn. Figuur 2: Mate van betrokkenheid bij onderwerp in blog (n=48) Betrokkenheid bij onderwerp Direct Beperkt Onduidelijk 19% 2% 12% 67% Nee Figuur 3: Percentage niet onderbouwde claims per blog (n=48) Niet onderbouwde claims Niet gevonden 40% Niet onderbouwde claims 60% We zullen nu wat verder inzoomen op de vier rollen. Merk hierbij op dat het niet onze bedoeling is auteurs aan de schandpaal te nagelen, maar de stand van het hedendaagse debat in de ruimtelijke ordening te illustreren. Criticus Ruimtevolk leent zich uitstekend voor de rol van criticus. Net als opiniebijdragen in kranten, zijn 800 woorden goed geschikt voor een kritische beschouwing over bestaande ideeën of uitgangspunten. Deze rol van criticus komt in slechts vijf blogs naar voren1. Het vervullen van deze rol vereist een enigszins onafhankelijke positie, die de wetenschap bijvoorbeeld heeft. De onderzoekers Martijn Duineveld en Raoul Beunen zijn in hun blog Crisis biedt wetenschap kansen om rol in de ruimtelijke ordening te herzien dan ook vrij scherp over de rol van de planologische wetenschap. ‘Wij stellen dat het constant benadrukken van haar succes de RO immuun heeft gemaakt voor kritiek. De wetenschap heeft hierin een belangrijke rol gespeeld.’ Hoewel de auteurs het blog scherp formuleren is het de vraag of het blog het juiste publiek – de wetenschap – weet te bereiken; academici voelen zich in ieder geval niet aangesproken om te reageren. Waar wél en masse op gereageerd werd is Wouter Veldhuis’ blog Veronderstelde tweedeling in Amsterdam is ingeburgerde beeldvorming. Veldhuis stelt hierin dat de tweedeling in Amsterdam (segregatie cq. binnen/buiten de ring A10 West) vooral in de hoofden van mensen zit, en niet zozeer bestaand sociaalruimtelijk fenomeen is.. Sterker, het idee van een tweedeling is performatief; mensen gaan ernaar handelen. Op het blog kwamen rond de 30 reacties, die variëren van instemmend en nuancerend tot compleet antagonistisch. Met name ambtenaren van de gemeente Amsterdam roerden zich stevig in het debat en haalden diverse statistieken en kaartbeelden aan die volgens hen aantoonden dat er wel degelijk sprake is van een tweedeling is in Amsterdam. Los van de vraag of dit het geval is, toont deze discussie het belang van kritisch debat aan. Zowel de voorstanders als tegenstanders van Veldhuis worden gedwongen om hun argumenten verder aan te scherpen. Realist Het is niet gemakkelijk voor een realist om een blogbijdrage te schrijven. Immers, nuance en mitsen en maren lenen zich niet per se voor een aantrekkelijke en inspirerende bijdrage. Toch laten een aantal auteurs zien dat het wel degelijk mogelijk is. Uko Post beschrijft in zijn blog Warmtenet als aanjager de ervaringen van betrokkenen. Hij hanteert hierbij vrij behoedzaam taalgebruik: ‘De grootste waarde van warmtenet Nijmegen-Noord is misschien wel dat het oproept en uitnodigt tot nieuwe coalities en andere duurzame(re) initiatieven’. Hoewel het een vrij genuanceerd verhaal is, roept het toch een tegenblog op van een criticus: Warmtenet remt de echte verduurzaming. Een ander voorbeeld van een realistisch blog is dat van Jikke Vergragt, met als titel Verschil maken. Hoewel zij haar positieve ervaringen uit Rotterdam duidelijk met een breder publiek wilt delen, en daardoor ook kenmerken van de verkoper heeft, schetst ze vrij letterlijk de beperkingen: ‘Hierbij zijn natuurlijk veel mitsen en maren te bedenken’. Dromer In haar mission statement noemt Ruimtevolk zichzelf een inspiratieplatform. Het is dan ook niet verrassend dat meer dan een derde van de blogs betiteld kan worden als ‘dromer’. Binnen deze categorie is de diversiteit groot. In diverse blogs wordt een andere manier van denken voorgesteld. Govert Derix wijst er in zijn blog Naar een filosofie van nieuw kapitaal bijvoorbeeld op dat het van belang is ‘de juiste vragen te stellen’. Een hele andere aanvliegroute neemt Frans Soeterbroek. Hij pleit er in zijn blog voor dingen anders te gaan doen. De imperatieve titel Lokale initiatiefnemers en politiek: ga sámen de stad maken! dekt de boodschap eigenlijk al. Overheid en stakeholders moeten volgens Soeterbroek veel meer samenwerken om de stad te verbeteren. Donica Buisman (Middenin de revolutie) gaat zelfs nog een stapje verder: ‘het is tijd voor de institutionele revolutie’. Een rode draad in alle dromerblogs is dat ze duiding en richting willen geven aan het veranderende planologische landschap. Het discours wordt gekarakteriseerd door een terugtrekkende overheid, het toenemende belang van netwerken en lokale initiatieven. Ook de twee door Ruimtevolk georganiseerde bijeenkomsten gingen over dit thema: ‘nieuw eigenaarschap’ (2012) en ‘nieuw kapitaal’ (2013). Verkoper De rol van verkoper komt net als die van dromer vaak voor in blogs. Het is te gemakkelijk deze rol als negatief en commercieel weg te zetten. De praktische ervaringen van direct betrokkenen zijn voor veel lezers nuttig. De blogs zijn een handige manier om kennis over ‘best practices’ te delen. De directe betrokkenheid van de auteurs is aan de ene kant een voordeel, omdat er ervaringskennis en details ingebracht kunnen worden. Aan de andere kant, is de kans klein dat bloggers die zelf sterk betrokken zijn bij een project hier kritisch op reflecteren. Of zoals iemand in een reactie op een blog stelt: ‘De mening zoals Jan Willem van de Groep deze verspreidt, lijkt mij een onvolledige. Bovendien eentje in het kader van "Wij van WC-eend" maar dat geheel ter zijde.’ Een ander voorbeeld van wel zeer directe betrokkenheid is David ter Avest’s blog Stadondervindelijk onderzoek. Hij prijst de rol van HBOlectoraten en roept op tot een dominantere rol in stedelijke planning. Precair detail is dat de auteur zelf werkzaam is bij zo’n lectoraat. Sommige bloggers geven met een kwinkslag ruiterlijk toe dat zij ‘een WC-eendje’ doen. Zo pleit Hans Peter Benschop (directeur van een Trendbureau) voor toekomstverkenningen en voegt hier aan toe ‘sorry…Eigen Parochie’. Reacties Een graadmeter voor de mate waarin debat gevoerd wordt op Ruimtevolk zijn de reacties op blogs. Het gaat hierbij zowel om het aantal reacties als het type reacties (informerend, nuancerend, bekritiserend). In het algemeen kan gesteld worden dat blogs met een stevige stellingname meer en vaak ook kritischere reacties oproepen. Daarnaast zijn er drie specifieke ingrediënten voor een blog die gegarandeerd tot reacties leiden: pak Jane Jacobs aan, focus op Amsterdam of doe een stevige uitspraak over de rol van de overheid. Roel Slabbers (De stad in drie dimensies) bestond het om de Amerikaans-Canadese architecte, journaliste en gevierd stedelijk denkster te beschuldigen van kokervisie. Direct volgden vinnige reacties als: ‘misschien goed om Jane Jacobs weer eens te herlezen’. De liefde voor Jacobs zou verklaard kunnen worden uit het feit dat haar nadruk op kleinschaligheid, diversiteit en lokaal initiatief aansluit bij het dominante discours op Ruimtevolk. Ook op blogs over Amsterdam kun je reactie verwachten. Het is nauwelijks mogelijk om een ongefundeerde kennisclaim te maken, want voor je het weet heb je drie reacties die je hierop wijzen. Zelfs als je als blogger de locatie van een gebouw verkeerd vermeldt volgt reactie. Zo reageerde iemand fijntjes op de blog van Letty Reimerink (Wanneer is architectuur mislukt)?): ‘Dit gebouw staat niet aan het Rokin, zoals hier vermeld, maar aan het Damrak’. En wanneer je dus expliciet stelling neemt én de casus Amsterdam neemt zijn reacties gegarandeerd. Het eerdergenoemde blog van Veldhuis is een case in point; naar aanleiding van zijn bijdrage werd zelf een bijeenkomst in Pakhuis de Zwijger georganiseerd. Het is een interessant gedachte-experiment om na te gaan of een vergelijkbaar blog over Rotterdam eenzelfde stroom aan reacties teweeg had gebracht, laat staan de Achterhoek. Tot slot levert stevige stellingname over de staat gegarandeerd reacties op.Hans Peter Benschop gooide de knuppel in het hoenderhok met zijn blog Het einde van de rol van de overheid. ‘De overheid als facilitator introduceert echter een nog treuriger wezen: de incompetente burger. Van de regen in de drup. Het lukt die burgers zelf niet. Ze moeten geholpen worden – door een ambtenaar (!). ‘Regisseur’, ‘facilitator’: het zijn geen waardevrije begrippen. Ze zijn giftig; ze verzieken een relatie.’ Een dergelijke stevige stellingname leidt tot kritische reacties, nuancerende reacties en een inhoudelijk debat. In één van de reacties wordt de redenering van Benschop bekritiseerd: ‘Wat mij betreft spreekt de auteur zichzelf tegen als hij pleit voor een visionaire overheid die moet meebewegen met een onzekere wereld.’ Conclusie De analyse in dit paper is slechts een eerste, voorzichtige poging om het debat in de Nederlandse ruimtelijke ordening te analyseren. We durven wel te stellen dat het onderzoeken van een blog als Ruimtevolk een zinnige excercitie is, die tot een aantal interessante conclusies leidt. Een eerste algemene opmerking is dat Ruimtevolk haar rol als virtueel netwerk goed vervult. Reacties als: ‘dank voor de inspirerende tip’ kwamen we vaak tegen. Een ander goed voorbeeld is de blog van raadslid Marinus Biemans die vraagt wie samen met hem de handschoen wil oppakken, waarna hij een aantal positieve reacties krijgt. In onze analyse hebben we echter vooral gekeken naar Ruimtevolk als debatforum dan als virtueel netwerk. Hieronder presenteren wij een aantal conclusies met betrekking tot deze functie. De meest in het oog springende bevinding is dat de realist en de criticus slecht vertegenwoordigd zijn in de blogs. De afwezigheid van de realist kan verklaard worden uit de inherente tegenstelling tussen een prikkelend blog van 800 woorden en het zoeken van nuance. Dit geldt niet voor de rol van criticus. Wij zien hier een rol voor de wetenschap, die momenteel slechts beperkt aanwezig is in blogbijdragen, maar de onafhankelijke positie heeft om ideeën en uitgangspunten ter discussie te stellen. Volgens Duineveld en Beunen (Crisis biedt wetenschap kansen om rol in de ruimtelijke ordening te herzien) was in het verleden juist het tegenovergestelde het geval: ‘RO is gebaseerd op een trots zelfbeeld dat overleeft door steeds haar succes te benadrukken en haar falen onder het tapijt te vegen. Wetenschappers zijn belangrijke co-producenten geweest van dat succesverhaal’. De claim dat ‘de RO haar falen onder het tapijt veegt’ kunnen wij niet bewijzen vanuit ons onderzoek. Wat wel opvalt is dat we geen verhaal zijn tegengekomen over het falen van een project waar de auteur zelf bij betrokken is geweest. Auteurs zijn meestal zeer tevreden over projecten waar ze zelf bij zijn betrokken. Neem de blog met de veelzeggende titel Iedereen blij met Klushuizen van Sterre Hijlkema. Dit zou je het Facebook-effect kunnen noemen; auteurs beschrijven met name hun succesprojecten en van deze projecten beschrijven zij alleen de positieve punten. Over eigen mislukkingen zwijgt men. Een persoonlijk verhaal van iemand die jarenlang heeft gewerkt aan een project dat totaal is mislukt zou volgens ons erg verfrissend zijn. Een ander opvallend resultaat van onze analyse is dat een behoorlijk aantal blogs ongefundeerde claims bevatten, in sommige gevallen zelfs ‘lulkoek’ om de weinig vleiende term van Ewald Engelen te gebruiken. Hierbij is het van belang te onderschrijven dat niet alle claims in een verhaal wetenschappelijk onderbouwd kunnen zijn. Een wervend verhaal moet ook speculatieve elementen hebben en heeft te maken met een inherent complexe en onzekere wereld. Een samenbindende visie op de ruimtelijke ordening kan niet louter leunen op wetenschap – die vooral bestudeert wat er gebeurt, in mindere mate welke kant het op zou moeten gaan (cf. Boelens 2009). Hierbij is het wel van belang op te merken dat er relatief weinig blogs zijn die letterlijk verschillende blogs samenbinden. Hoewel een aantal dromers nog naar elkaar verwijzen en voortborduren, geldt dit minder voor de andere rollen. Met name de verkopersrol beschrijft vaak nogal geisoleerde en specifieke cases. Het zou interessant zijn om in de toekomst te experimenteren met synthethiserende blogs, die een rode draad door een aantal blogs proberen te trekken. Er zijn namelijk duidelijke inhoudelijke patronen in het debat te herkennen. Bijna alle blogs worstelen op de één of andere manier met de zoektocht naar een ander soort ruimtelijke ordening en de positie van de ruimtelijke professional daarin. De meeste bloggers stellen dat de ruimtelijke professional wel degelijk een rol heeft in deze nieuwe werkelijkheid (met name de verkopers) maar zien wel dat de zoektocht naar de meritus van de nieuwe ruimtelijke ordening er één is van vallen en opstaan. Of zoals Martin van der Maas (De bijsluiter van de participatiesamenleving) het formuleert: ‘Je gaat bijna denken waarom we dit niet veel eerder hebben bedacht. Welnu: omdat het te mooi is om waar te zijn’. Jan Schaefer zou zich ongetwijfeld in zijn graf omdraaien om zoveel geouwehoer over geouwehoer. Walt Disney zou wijzen op het grotendeels ontbreken van de criticus en realist. Jürgen Habermas zou benadrukken dat het gezelschap op Ruimtevolk wel erg select is, want blank, hoogopgeleid en vooral uit de advies en overheidswereld. En wij? Wij pleiten voor meer onderzoek en een belangrijkere rol voor de wetenschap. Stiekem zijn we allemaal een beetje verkoper. Referenties Blogs Alle aangehaalde blogs zijn terug te vinden op www.ruimtevolk.nl Literatuur Boelens L, 2009, The Urban Connection, An actor-relational approach to urban planning (010 Publishers, Rotterdam Bontje, M, 2003, “A ‘Planner’s Paradise’ Lost? Past, Present and Future of Dutch National Urbanization Policy”European Urban and Regional Studies 10 (2) 135-151 Engelen E, 2011, “Lulkoek” AGORA 27 (3) 26-29 Janssen-Jansen L, 2011 “Crisis redt ruimtelijke ordening” AGORA 27 (3) 30-33 Hajer M, van ‘t Klooster S, Grijzen J, eds. 2010, Strong Stories. How the Dutch are reinventing spatial planning (010 Publishers, Rotterdam) Healey P, 1992, “Planning through debate. The communicative turn in planning theory” Town Planning Review (63)2 143-162 Van Hulst M, 2012, “Storytelling, a model of and a model for planning” Planning Theory 11 (2) 299– 318 Van Meeteren M, 2011, “Valleien in de polder” AGORA 27 (3) 4-6 Van de Riet O, 2003, Policy Analysis in Multi-Actor Policy Settings. PhD Thesis, TU Delft Rydin Y, 2007, “Re-examining the role of knowledge within planning theory” Planning Theory (6)1 52–68 Throgmorton J, 1996, Planning as Persuasive Storytelling: The Rhetorical Reconstruction of Chicago’s Electric Future (The University of Chicago Press, Chicago)
© Copyright 2024 ExpyDoc