3 HET LANDSCHAP VAN HET HOPPELAND In hoofdstukken 3 en 4 wordt geprobeerd om de verschillende kenmerken, kwaliteiten en problemen van het Hoppeland in kaart te brengen. Deze bevinden zich op verschillende niveaus, zoals in voorgaand hoofdstuk aangehaald werd. We bespreken het landschap in hoofdstuk 3 en vervolgens wordt de bebouwing als onderdeel van het landschap van naderbij bekeken in hoofdstuk 4. Daarbij worden uitspraken gedaan over de waarde en inzetbaarheid van de kenmerken van het Hoppeland in het kader van het versterken van de streekeigenheid van het Hoppeland. Op basis van de aangehaalde kenmerken en hun problematiek worden dan de ‘prototypische situaties’ bepaald voor het ontwerpend onderzoek in hoofdstuk 5. 25 3.1 De algemene perceptie van het landschap Bij een eerste kennismaking wordt dit gebied gekenmerkt door een zeer grote openheid in vergelijking met andere gebieden in Vlaanderen . Het aandeel bebouwing en opgaand groen in het Hoppeland is eerder beperkt. Het is een gebied met voornamelijk landbouw (meer akkerbouw dan weiland). Bos is zeer beperkt aanwezig. Het Hoppeland onderscheidt zich op die manier van andere gebieden in Vlaanderen met een veel dichtere bebouwing zoals b.v. de Vlaamse Ruit of beboste gebieden zoals de Kempen of grote delen van Limburg. Openheid is echter niet alleen kenmerkend voor het Hoppeland, maar ook voor b.v. de gehele Westhoek en de kustpolders. boven: bodemgebruikskaart Vlaanderen rechts: bodemgebruikskaart Poperinge bron: OC GIS Vlaanderen 26 Studie Streekeigenheid Hoppeland Het landschap kan worden omschreven als een puntenlandschap, t.t.z. een landschap dat lijkt te bestaan uit een verzameling van losse elementen. Punten van zeer kleine schaal zijn b.v. veldkapellen, electriciteitscabines, poelen, schuilhokken, richtingaanwijzers, bunkers, boerderijen, bomen en bomenrijen, nieuwe loodsen, ... Dorpskernen, hopvelden en bossen kunnen als punten van een grotere schaal worden beschouwd. Bovendien lijkt het landschap gekenmerkt door een grote mate van isotropie. Het gebied lijkt tamelijk homogeen samengesteld. Het weefsel is overal ongeveer gelijk. Het aantal landmarks, ‘landschappelijke verschillen’ of elementen die de isotropie doorbreken, is eerder beperkt. Ze laten toe zich te oriënteren in het gebied: - de bossen in het centrale hoger gelegen gebied (De Lovie, Couthof, Helleketelbos) - de IJzervallei in het noorden en in beperkte mate ook een aantal kleinere beekvalleien - de kernen van de stad Poperinge, van de kleine dorpen en gehuchten met hun kerktorens - een aantal heuvels buiten het projectgebied, b.v. de Kemmelberg en de Rode Berg. Bedenkingen Door de kenmerkende openheid zijn alle ‘punten’ vanuit de open ruimte goed zichtbaar. Dit maakt dat de esthetiek van ieder ‘punt’ in die open ruimte bepalend is voor de landschappelijke waardering van dit gebied. De beeldkwaliteit van het geheel hangt dus af van de samenstellende delen. Bij het inplanten van nieuwe ‘punten’, ongeacht van welke aard, is het uitzicht van belang. 27 3.2 De componenten van het landschap 3.2.1 Fysisch systeem Reliëf Het reliëf is vlak tot zwak golvend met duidelijk ingesneden beekvalleien. Vanaf de IJzervallei stijgt het niveau heel langzaam in zuidelijke richting. Het laagste punt ligt in de noordoostelijke hoek (8m). Het bereikt zijn grootste hoogte op de noord-zuid gerichte rug. Vanaf deze rug daalt het landschap naar alle richtingen langzaam en gelijkmatig. Zuidwaarts echter daalt het landschap eerst tamelijk snel af naar de vallei van de Dode Stappenbeek en de Vleterbeek, om daarna te stijgen naar de Franse grens toe (50 m in zuidwestelijk hoek, 40 m in zuidoostelijke hoek) Ten zuiden vormen de Zuidvlaamse bergen, of de grosso modo van west naar oost verlopende getuigeheuvels – onder meer de Rode berg, de Kemmelberg en de Scherpeberg – van de laatste grootste zee-overspoeling, een visuele afsluiting van het landschap. nat zandleem vochtige klei ge va ar t De Lovie natte klei kreekrug poelgrond polders overdekt pleistoceen ap St k ee ����� ����� Helleketelbos nb pe ����� et er be ek Po pe rin Couthof e od 28 vochtig zandleem D Hydrografisch stelsel Het gebied behoort volledig tot het IJzerbekken. Het westelijke en noordwestelijke gedeelte watert via zuid-noord gerichte beekjes direct in de IJzer af. De waterscheidingslijn tussen de IJzer-Vleterbeek bevindt zich op de noord-zuid gerichte rug tussen Poperinge-Watou, die 60 m boven het zeeniveau uitsteekt. De Vleterbeek, vanaf de stad Poperinge stroomafwaarts Poperingevaart genaamd, werd in de tweede helft van de 14de eeuw aangepast en verbreed ten behoeve van de ontsluiting van het toenmalige textielcentrum. In de zuid-zuidoostelijke hoek (Reningelst) gebeurt de afwatering naar de IJzer via de zuidwest-noordoost gerichte Grote Kemmelbeek. Centraal in het gebied, de rug tussen Poperinge en Watou bestaat uit stuwwatergronden. Hier komt het grondwater zeer hoog en zijn er veel (historische) poelen te vinden, die zich vaak op de hoog gelegen plekken bevinden. droge zandleem Vl Bodem Het gebied maakt deel uit van de zandleemstreek. De bovenste deklaag bestaat uit een vruchtbare zandleemlaag. Klei vormt de ondergrond van nagenoeg de hele streek tot op meer dan 120 m diepte. De uiterste noordoosthoek (Oostvleteren) in de IJzervallei sluit aan bij de Polderstreek. Zij bevat voornamelijk kleigronden en zware kleigronden van mariene oorsprong (poelgrond polders). IJ ze r We beschouwen het fysisch systeem als het geheel van bodem, reliëf en hydrografisch stelsel. ����� ����� ����� ����� ���� boven: bodemkaart Poperinge links: reliëf en waterlopen Poperinge bron: OC GIS Vlaanderen Studie Streekeigenheid Hoppeland 3.2.2 Vegetatie Beschrijving In ‘Bouwen door de eeuwen heen’ wordt nog gesproken van een ‘half-open cultuurlandschap met enkele hagen en bomenrijen, een afwisseling van akker- en weiland en enkele bossen.’ Algemeen valt het verdwijnen van ‘historisch groen’ o.i.v. veranderende landbouwprocessen op. Hagen en bomenrijen zijn vandaag nog slechts beperkt aanwezig. Het valt wel op dat net over de grens met Frankrijk nog veel meer perceelsrandbegroeiing aanwezig is.De weinige bossen daarentegen hebben een grote landschappelijke betekenis. Ze zijn zeker beeldbepalend voor het landschap. Ook de akkers en weilanden zijn nog steeds zeer beeldbepalend. Uiteraard zijn historisch gezien ook de hopvelden van belang in het Hoppeland. Ook deze zijn (nog) maar beperkt aanwezig. Het valt ook op dat er vandaag vanuit het beleid een grotere aandacht voor kleine landschapselementen ontstaat. Vanuit allerlei instanties worden kleine landschapselementen zoals hagen, houtkanten, poelen in het beleid beschermd, gestimuleerd,... Hedendaagse vormen van vegetatie Het gebied wordt nog steeds gekenmerkt door een afwisseling van akkeren weiland, maar grootschaliger dan het vroeger was. Het beeld verandert zeer snel door de jaarlijks wijzigende gewassen. In groeiende mate dragen ook private tuinen bij tot de vegetatie van het Hoppeland. De vertuining (eerder beperkt) o.i.v. van woonontwikkeling op het platteland zorgt ervoor dat er op een kleinschalige, maar heterogene manier nieuwe vormen van vegetatie worden geïntroduceerd in het landschap. Het is echter niet zo dat er op korte termijn een sluiting van het landschap te verwachten is door de inbreng van deze nieuwe groenelementen. Bedenkingen - In welke mate kunnen hedendaagse landbouwpraktijken bijdragen tot een hedendaagse streekeigen vegetatie? - Welke rol heeft vertuining in de totale ontwikkeling van het landschap? Is het een proces dat gestuurd moet worden of kan het de vrije loop worden gelaten? Beide vragen vereisen bijkomend onderzoek, maar vormen niet het onderwerp van deze studie. tuin met bomen rond boerderij tuin rond woning hagen en houtkanten bomenrijen, akkers en weiland akkers en bos op de achtergrond hopvelden akkers en bos 29 3.2.3 Bebouwing In dit gebied is er een duidelijk herkenbaar systeem van dichte dorpskernen en gelijkmatig verspreide bebouwing. Door de gelijkmatigheid van de spreiding is de bebouwing - zowel de kernen als de verspreide bebouwing zichtbaar als een punt in het landschap. Nederzettingenstructuur Er is een sterk contrast tussen gesloten compacte dorpskernen en verspreide bebouwing. De verspreide bebouwing bestaat in hoofdzaak uit compacte geclusterde boerderijen en in mindere mate uit woningen. Dorpskernen Door de beperkte grootte is iedere kern in het Hoppeland vanuit de open ruimte als een entiteit - een punt - zichtbaar vanuit de open ruimte. Poperinge is uiteraard een uitzondering en vormt een veel groter punt. De kernen zijn onderling met elkaar verbonden door grotere wegen. Verspreide bebouwing Opvallend is de zeer gelijkmatige spreiding en de lage dichtheid van de bebouwing . Lintbebouwing of steenwegontwikkelingen zoals in andere delen van Vlaanderen zijn in het gebied amper aanwezig. Het gros van de verspreide bebouwing bevindt zich op een parallel netwerk van landwegen en private wegen. Het gaat in hoofdzaak over boerderijen en slechts in mindere mate over woningen. 30 Studie Streekeigenheid Hoppeland 3.3 De evolutie van het landschap Meer open landschap Uit een onderzoek van oude kaarten en geschreven bronnen is gebleken dat tot begin 20ste eeuw het landschap eerder gesloten was doordat er meer groene elementen waren. De footprint van boerderijen was immers veel diverser, groter en groener. Rond iedere boerderij waren allerlei groenelementen aanwezig: boomgaarden, tuinen, graasweiden met poelen, etc. Iedere boerderij had bovendien perceelsrandbegroeiingen van bomenrijen, houtkanten en hagen en was zo duidelijk herkenbaar als een groot groen ‘eiland’ in de open akkers. Het landschap, als weerspiegeling van hedendaagse gebruiken is sindsdien enorm veranderd en is nog steeds aan het veranderen. Hagen als veekeringen, bomenrijen, poelen en hopvelden hebben aan betekenis verloren en verdwijnen langzaamaan. Het bebouwingspatroon is duurzamer gebleken dan de vegetatie. De voorbije eeuw zijn er zeer weinig nieuwe bouwlocaties bijgekomen. De meeste oude locaties bestaan vandaag nog, maar gebouwen worden toegevoegd, verbouwd en vervangen. Vandaag onderscheidt het Hoppeland zich van andere landschappen in Vlaanderen door zijn kenmerkende openheid en door zijn ligging als overgangszone tussen de West-Vlaamse Heuvels en het polderlandschap. Het is echter niet langer een historisch landschap, maar wel een uniek landschap in Vlaanderen, en dit door zijn specifieke geografie, nederzettingspatroon en vegetatie. boven: Poperinge, de hopteelt, ca. 1900 rechtsboven en en rechtsonder: impact van hoeves op het landschap tussen Watou en Poperinge, respectievelijk in 1910 en 2004 onder: transformatie van een hoeve te Geluveld, volgens de foto’s van Massart (1911) en Charlier (1980) Bedenkingen De vraag die zich stelt, is of de hedendaagse openheid als kwaliteit en dus te bestendigen moet worden beschouwd. Of is het wenselijk het oude landschap te herstellen? Of moet een ‘nieuw Hoppelandschap’ worden ontwikkeld? Welke impact kunnen hedendaagse processen daarin hebben, b.v. schaalvergroting in de landbouw en het nieuwe ‘woonplatteland’? Deze vragen zijn niet rechtstreeks het voorwerp van deze studie. We zullen er bijgevolg geen eenduidig antwoord op geven. Echter zoals later zal blijken bij het bestuderen van het nederzettingspatroon, kunnen en moeten deze vragen en de antwoorden erop wel een cruciale rol spelen bij het ontwikkelen van een beleid rond streekeigen bebouwing. De keuze voor het ene of het andere landschap creëert immers andere condities voor vormgeving in inplanting van gebouwen, inrichting van kavels, etc. 31 4 COMPONENT BEBOUWING Hoofdstuk 4 tracht de verschillende kenmerken, kwaliteiten en problemen van het Hoppeland op het niveau van de component bebouwing in kaart te brengen. Het bestuderen van de andere componenten in het licht van streekeigenheid is evenzeer gelegitimeerd, maar past niet binnen het bestek van deze opdracht. We bespreken de component bebouwing op twee niveaus. - de nederzettingsstructuur: kernen, verspreide bebouwing, wegen - de architectuur: vorm, materiaal Een volledige en gedetailleerde beschrijving van de historische inrichting van de kavel (bodemgebruik, verhardingen, beplantingen, etc.) wordt niet nagestreefd. De nadruk ligt immers op een meer hedendaags perspectief op de streekeigenheid van het gebied. 33 4.1 Nederzettingspatroon 4.1.1 Algemeen Het nederzettingspatroon worden begrepen als een systeem van dense, kleine kernen bestaande uit gesloten lintbebouwing en gelijkmatig verspreide bebouwing. In het volgende wordt wat dieper ingegaan op de kernen (4.1.2), de verspreide bebouwing (4.1.3) en de wegen (4.1.4). Dorpskernen 34 Verspreide bebouwing Wegen Studie Streekeigenheid Hoppeland 4.1.2 Dorpskernen Stavele Beveren a Algemene beschrijving van de kernen Tussenafstanden en grootte De afstanden tussen de kernen variëren sterk. De dichtsbijzijnde dorpskern rond Poperinge ligt op 5 km (met uitzondering van het gehucht St.-Jan-terBiezen dat op 3 km ligt). De gemiddelde tussenafstand is 4,5 km. De kernen van het Hoppeland verschillen ook sterk wat omvang betreft. Sommige dorpskernen zijn amper gegroeid , zoals b.v. Abele of Roesbrugge. Andere kernen zoals b.v. Proven of Watou hebben de voorbije decennia wel een sterke uitbreiding gekend. Algemeen kan worden gesteld dat de verschillende kernen nog steeds als aparte entiteiten kunnen worden beschouwd, ongeacht hun onderlinge afstand en omvang. Oost-Vleteren Roesbrugge Krombeke West-Vleteren Haringe Woesten Proven 6 km 4 km St.-Jan-ter-Biezen Watou 3 km Poperinge 5 km 5 km Reningelst Abele 35 De ruimtelijke organisatie van de kernen De oude dorpskernen zijn klein en compact. Ze bestaan in grote lijnen uit een aantal kruisende wegen met lintbebouwing erlangs. (voornamelijk gesloten bebouwing van rijwoningen). Door deze configuratie is er in de straten van de dorpen een zeer sterke densiteit merkbaar (overal gesloten bebouwing), maar achter de huizen is er de open ruimte. Dit zorgt voor een verrassend contrast. Wat de bebouwing betreft zijn er in de dorpskernen zowel arbeiderswoningen als grotere burgerhuizen terug te vinden. Vaak staan deze verschillende woningen van verschillende schaal naast elkaar. Opvallend is het feit dat in de kernen een grote hoeveelheid gebouwen van grote omvang staan. De gesloten bebouwing met de steeds wisselende hoogte van de kroonlijsten creëert zo tegelijkertijd een samenhangend en divers beeld. dorpskern Watou, respectievelijk 1790,1910 en 2001 dorpskernen van Abele, Proven en Watou 36 Studie Streekeigenheid Hoppeland b Transformaties van de kernen - Nieuwe lintvormige woonuitbreidingen van dorpskernen bestaan meestal uit alleenstaande woningen en villa’s. (St. Jan-ter-Biezen, Roesbrugge, Watou) Door deze ontwikkeling vervaagt het vroegere sterke contrast tussen de gesloten dorpskern en het meer open landschap. - Nieuwe verkavelingen (b.v. in Watou en Proven) zijn om verschillende redenen niet streekeigen te noemen: 1 open bebouwing i.p.v. gesloten bebouwing 2 de open zichten achter de oude gebouwen verdwijnen. 3 de verkaveling is een enclave: huizen zijn niet aan een verbindende weg gelegen (doodlopende straten) 4 verkavelingen zijn ‘plaatsloos’. Verkavelingen zijn in heel Vlaanderen identiek. Conclusie: ontsluiting, kavelinrichting, zichten, inplanting, etc. van het geheel zijn niet streekeigen. - In de dorpskernen is er verwaarlozing en leegstand van ‘slecht gelegen’ gebouwen (zeer dicht tegen de straat, op kruisingen van straten, …) fictieve kern historische vorm nieuwe lintbebouwing en verkaveling Bedenkingen Wat kunnen we leren uit het bestaande nederzettingspatroon van de oude dorpskernen? De vraag is hoe de landschappelijke kwaliteiten ervan kunnen worden gehanteerd voor nieuwe woonontwikkelingen. Welke bruikbare richtlijnen kunnen worden opgesteld omtrent nieuwe verkavelingen rond de compacte dorpskernen? 37 4.1.3 Verspreide bebouwing a Algemene beschrijving van de verspreide bebouwing De verspreide bebouwing in de open ruimte betreft voornamelijk boerderijcomplexen (rood op de kaarten) en in mindere mate woningen (zwart op de kaarten). Een verrassend groot aandeel van de woningen en boerderijen - tussen de 35 en de 40 % - wordt niet rechtstreeks door de openbare weg ontsloten, maar is via een doodlopende niet-verharde landweg aangesloten op de verbindingswegen tussen de kernen. Het merendeel betreft boerderijen. Ter vergelijking, in het Meetjesland zijn er geen woningen of boerderijen die worden ontsloten door een doodlopende, onverharde weg. Het fenomeen van een groot aandeel bebouwing ontsloten door een private doodlopende weg kan bijgevolg als een streekeigen kenmerk beschouwd worden. 1 Bebouwing die langs de openbare weg gelegen is Bedenkingen Gezien de grote hoeveelheid gebouwen die niet langs de openbare weg gelegen is, heeft het weinig zin om vanuit de wegeninfrastructuur een kader te gaan ontwikkelen voor het landschap (zoals b.v. in het Meetjesland) De strategie zal zich vooral moeten richten op het private initiatief. 38 2 Bebouwing die niet langs de openbare weg gelegen is Studie Streekeigenheid Hoppeland b Transformaties van de spreiding van de bebouwing De spreiding van de bebouwing is maar in beperkte mate gewijzigd gedurende de laatste 100 jaar. Opvallend is wel de vaak gewijzigde situatie op de kavel. Vaak zijn gebouwen afgebroken en zijn op een andere plaats op de kavel nieuwe grotere volumes opgebouwd. Enkele gebouwen (boerderijen en woningen) zijn volledig verdwenen. Die veranderingen hebben in belangrijke mate te maken met de transformaties die zich op de kavel afspelen: functieverandering, uitbreiding, nieuwe eisen naar gebruik van de kavel door introductie van de auto en grote landbouwvoertuigen, etc. (zie ook verder) Het valt op dat er geen regelmaat lijkt te bestaan in de transformaties. Boerderijen die ooit dezelfde grootte en configuratie hadden, hebben vandaag een totaal andere transformatie ondergaan. omgeving St.Jan-ter-Biezen, 1910 omgeving St.Jan-ter-Biezen, 2000 ������ ������ ������ ������ ������ ����� ��� ������ ������ ������� �������������������� ������ ������ ������ �������������� ������� �������� ������ ������ ������ ��������� ��������� ���� ������ 39 c Verspreide bebouwing: boerderijen Spreiding Zeer gelijkmatige spreiding van boerderijen. De meeste landbouwbedrijven liggen in een open gebied waarbinnen in een straal van 200 m geen andere boerderijen voorkomen. Een groot aantal van de bedrijven is reeds terug te vinden op de kaarten van Ferraris. schematische voorstelling van de huidige spreiding van boerderijen (boven) met tussenplaatsen van nieuwe boerderij (onder) Schematische voorstelling van de spreiding van landboiuwbedrijven. Ontsluiting Slechts een beperkt aantal landbouwbedrijven geeft directe aansluiting op de grotere wegen die de dorpskernen verbinden. De meeste boerderijen bevinden zich in het netwerk van kleinere landwegen die het gebied doorkruisen. Landbouwbedrijven die directe ontsluiting hebben op grotere wegen 40 Studie Streekeigenheid Hoppeland Water De inplanting van de landbouwbedrijven lijkt niet sterk beïnvloed te zijn door de nabijheid van oppervlaktewater. Er bevinden zich bedrijven op grotere afstand van beken en andere bedrijven liggen er vlak naast. Ligging van boerderijen t.o.v. beekvalleien Bedenkingen Wat toekomstige landbouwontwikkelingen betreft zijn er enkele vragen met betrekking tot de streekeigen kenmerken. Welke zijn de meest geschikte plekken voor het plaatsen van nieuwe grote landbouwloodsen? Kunnen ze enkel bij bestaande landbouwbedrijven worden geplaatst of kunnen ze losstaand in het veld een nieuw punt vormen in het landschap? Waar kunnen nieuwe zeer grote serrecomplexen worden ingeplant? De serrecomplexen die worden verwacht in dit gebied zullen immers van een zeer grote omvang zijn en een nieuwe schaal introduceren in het gebied. Deze complexen hebben nood aan goede voorzieningen voor watertoevoer. Kan er voor de planning een beleid opgezet worden dat de inplanting van deze serrecomplexen koppelt aan gronden waar grote wateropslag mogelijk is op natuurlijke manier: de beekvalleien? 41 traditionele hoeve, langgerekt traditionele hoeve, cluster traditionele hoeve, langgerekt traditionele hoeve, cluster Inplanting van boerderijen op de kavel De meeste boerderijen zijn van het geclusterde type. Slechts enkele boerderijen zijn langgerekt. Het merendeel van de boerderijen ligt ook op relatief grote afstand van de openbare weg. Bij het geclusterde type is het woongebouw van de boerderij meestal ten noorden ingeplant, met de zuidgevel naar het erf gericht. 42 Studie Streekeigenheid Hoppeland Transformaties van boerderijen De trends die de transformaties veroorzaken zijn: - schaalvergroting in de landbouw - ontwikkeling van ‘werk-, woon- en recreatieplatteland’ schaalvergroting leegstand functieverandering: hotel transformatie1 transformatie 2 Een aantal vaak voorkomende transformaties van landbouwbedrijven: Transformatie 1: Landbouw > ? De boerderij stopt, waarna ze leeg staat of wordt afgebroken. In sommige gevallen herinneren een overgebleven boom, haag of poel aan de oude hofstede. poel poel weiland weiland weiland haag transformatie 3 transformatie 4 schuur schuur schuur schuur schuur schuur Transformatie 4: Landbouw > (landbouw) De boerderij wordt geannexeerd door een ander landbouwbedrijf. De woonfunctie verdwijnt. Bestaande gebouwen worden gebruikt als loods of worden vervangen. De oude inrichting (houtkanten, hagen, boomgaard, poel,...) verdwijnt langzaamaan en wordt vervangen door meer verharde oppervlakken. woning woning oude boomgaard garage Transformatie 3: Landbouw > landbouw De boerderij is leefbaar en breidt uit. In deze situatie worden vaak gaandeweg alle oude volumes afgebroken en vervangen door nieuwe grote stallen en een nieuwe woning. Opvallend is dat de woning daarbij niet langer ontsloten wordt vanuit het oude erf, maar dat woning en bedrijf worden losgetrokken van elkaar. De loodsen staan zonder groene inkleding in de open ruimte. De woning wordt opgevat als een villa met een tuin errond. Het erf wordt functioneel ingericht met veel verharding om grote landbouwvoertuigen en vrachtwagens toe te laten. beginsituatie schuur Transformatie 2: Landbouw > wonen / horeca / bedrijf De boerderij krijgt enkel een woonfunctie of ook een economische functie (bedrijfje, horeca). Bij deze transformatie gaat er vaak veel aandacht naar de reconversie van de gebouwen, inrichting van het domein met (herstel van) hagen, poelen, boomgaarden,... won ing Bedenkingen Wat is het meest wenselijk? Het behoud van het historische beeld van de boerderij (wanneer het b.v. een woning wordt) of het behoud van de historische functie (b.v. wanneer de boerderij evolueert naar een modern grootschaliger bedrijf)? weiland tuin 43 d Verspreide bebouwing: woningen Spreiding In tegenstelling tot de spreiding van boerderijen is de spreiding van woningen in het open gebied eerder ongelijkmatig. Dit heeft in grote mate maken met de verschillende logica’s van wonen en landbouw. Woningen zijn rechtstreeks langs verbindingswegen ingeplant en worden zelden ontsloten door landwegen. Spreiding van woningen in de open ruimte Ontsluiting Slechts een beperkt aantal woningen bevindt zich op grote afstand van de openbare weg. Vaak gaat het dan om oude boerderijen die getransformeerd zijn tot woning. Woningen op grote afstand (>25m) van de openbare weg. 44 Studie Streekeigenheid Hoppeland oud nieuw oud nieuw Inplanting van woningen op de kavel Er zijn twee verschillende soorten inplanting te onderscheiden. 1 Oude inplanting: de woning staat op de rand van de kavel. Het gaat om oudere woningen. Ofwel zijn deze gebouwd op de rand van de kavel, ofwel zijn ze door de aanleg van brede verharde wegen hun ‘voortuin’ kwijtgeraakt, waardoor ze nu op de rand van het perceel staan. Ook de kopse gevels staan vaak op de rand van het perceel, waardoor deze geen of slechts kleine deur- of raamopeningen hebben. Hierdoor heeft de woning een scherp silhouet t.o.v. het omliggende landschap. 2 Nieuwe inplanting: de woning staat meer centraal op het perceel ingeplant. Meestal gaat het daarbij om nieuwbouwwoningen. Het gaat ook vaak over herbouw van oude woningen waarbij de inplanting op de kavel gewijzigd wordt. Door een dergelijke inplanting hebben deze woningen gevelopeningen aan alle zijden en worden ze omringd door een tuin. Ze hebben een totaal ander voorkomen. De aanblik is meer geschakeerd en ‘wolliger’. Het silhouet tekent zich minder scherp af. Bedenkingen Vanuit landschappelijk oogpunt kan worden gesteld dat het scherpe silhouet van de oude inplanting kenmerkend is. Tegelijkertijd is de oude inplanting niet aangepast aan een hedendaagse manier van wonen. Elementen als een (voor)tuin, privacy, parkeermogelijkheden zijn hedendaagse wooneisen in het landelijke gebied. Bestaat er een manier om sterke silhouetten en hedendaagse wooneisen te combineren? oude inplanting: woonvolume tegen de straat nieuwe inplanting: woonvolume op een afstand van de straat (min. 6 m), zowel bij nieuwbouw als vervanging van gebouwen. 45 4.1.4 Wegen Netwerk Van oudsher is er een dubbel wegenpatroon ter herkennen: - verbindingswegen tussen de dorpen, met op deze wegen de aftakkingen om de boerderijen te ontsluiten. Deze wegen vormden het primaire netwerk. - een secundair netwerk van niet-verharde landwegen die de hoeves en weides met elkaar verbinden. De meeste landwegen tussen de boerderijen verdwijnen of worden geprivatiseerd. Er ontstaat een nieuw netwerk met grotere mazen. De woningen en boerderijen die binnen die grotere mazen liggen, worden via een semiprivate of private weg ontsloten op de verbindingswegen. Er kan gezegd worden dat het wegennet evolueert van een netwerkstructuur naar een boomstructuur. boven: ligging van hoeves tussen Poperinge en Watou, met aanduiding van het wegennet (zwart) en de landwegen die enkel de hoeves ontsluiten en geen doorgang bieden (rood) midden: Massart 1910, Charlier 1980, Kempenaers 2003. Transformatie van afgelegen hoeve in Zillebeke, nabij Ieper onder: bestaande wegen 2005 (zwart) en landwegen tussen boerderijen in 1911 die verdwenen zijn (rood) 46 Studie Streekeigenheid Hoppeland Straatprofiel Er zijn twee verschillende straatprofielen te onderscheiden. Oude straatprofiel Oud straatprofiel: smalle straat met bebouwing ernaast. Zeer opvallend is dat dit straatprofiel zowel in de dorpskernen als daarbuiten wordt aangetroffen. Buiten de kernen wordt voornamelijk het eerste profiel aangetroffen. De woningen (één laag + hellend dak) staan vlak naast de weg. In de kernen gaat het vaak over een smalle straat en gebouwen van twee bouwlagen en hellend dak. Deze verhouding breedte-hoogte, gecombineerd met de gesloten bebouwingswijze resulteert in een dense, besloten aanblik in de dorpskernen. Nieuwe straatprofiel: straat met daarnaast voortuinen en bebouwing. Samenhangend met de veranderende inplanting van nieuwe gebouwen, verandert ook het straatprofiel. Het nieuwe straatprofiel is veel breder. Het bestaat uit een bredere weg en er is een grotere afstand van de woning tot de weg. De nieuwe bebouwing is ook vaak vrijstaand, met een tuin rondom de woning, waardoor de aanblik groener en meer open is. Nieuwe straatprofiel Bedenkingen Moet het oude straatprofiel verder nagestreefd worden bij nieuwe aanleg? Langs de steenwegen en verbindingswegen misschien niet. Een woning die vlak tegen een drukke straat staat, heeft immers vaak minder woonkwaliteiten dan woningen met een grote voortuin. Kan echter geen eigen profiel worden ontwikkeld dat nieuwe landschappelijke kwaliteiten heeft? In de dorpskernen heeft het smalle straatprofiel functionele voordelen, m.n. het remmen van het verkeer en het benadrukken van de verblijfsfunctie. Ook het onderscheid tussen de dorpskern en de open ruimte wordt erdoor benadrukt. 47 4.2 Architectuur 4.2.1 Algemeen Form follows function Het gebied wordt gekenmerkt door een enorme veelheid aan gebouwentypes. Een paar historische voorbeelden zijn kerken, gemeentehuizen, dorpswoningen, pastorieën, hoeve in langgerekte en geclusterde configuratie, schuren, hopasten, wederopbouwhoeven, heren- of kasteelhoeven, kastelen of buitenplaatsen, … Iedere type werd in grote mate bepaald door het gebruik. Vandaag valt op dat nieuwe types worden toegevoegd: villa’s, grote landbouwloodsen, ... Grote diversiteit aan bouwstijlen en materiaalgebruik Zeer opvallend is ook het feit dat qua bouwstijlen er doorheen de geschiedenis een zeer grote rijkdom is ontstaan. Het is echter zeer moeilijk om over één streekeigen stijlgebruik te spreken. Terugkerende elementen Er zijn echter wel een aantal algemene, maar typerende kenmerken voor het Hoppeland op te merken wat betreft: - de vorm van gebouwen - de materialen van de gebouwen Deze kenmerken worden hierna verder besproken. We gaan niet in op het architecturale detail. De vorm is het meest duurzaam, niet het architecturale detail. Dit houdt in dat eerst en vooral het casco en de footprint van het gebouw de tand des tijds moeten doorstaan. Op deze vaststelling heeft voormalig Vlaams bouwmeester Bob van Reeth zijn eerste stelling gebaseerd: ‘Een gebouw moet er vierhonderd jaar kunnen staan.’. 48 Studie Streekeigenheid Hoppeland 4.2.2 Vorm van de gebouwen Arbeiderswoning in verspreide bebouwing Opvallend aan de vormen van oude boerderijen en woningen is dat ze allen, wat een aantal vormkenmerken betreft, sterk op elkaar gelijken. Extrusievorm De vorm van de meeste gebouwen is een extrusie van een eenvoudige sectie. Dit resulteert in zeer zuivere volumes. Arbeiderswoning in de dorpskern Geen alzijdigheid De verschillende gevels worden ongelijk behandeld. De kopse gevels zijn altijd meer gesloten. Soms zit er enkele kleinere ramen in. Daarnaast is er steeds één representatieve langse gevel. Bij de boerderijen is deze gevel de zuidgerichte gevel die uitgeeft op het erf. Bij woningen is het de gevel die op de straat uitgeeft. ‘Grote woning’ in verspreide bebouwing Annexen Vele gebouwen hebben annexen (aanbouwen) die lager zijn dan het hoofdvolume. De meeste annexen zijn een verlenging van het dakvlak met een lichtere dakhelling. ‘Grote woning’ in de dorpskern Opvallend is bovendien dat dezelfde types woningen overal terug te vinden zijn, ongeacht hun locatie. Zo zijn het type van de arbeiderswoning of van de burgerwoning zowel vrijstaand terug te vinden als in de rij. (zie tekeningen rechts) Typologie boerderij Extrusie van een eenvoudige snede 49 Transformaties van de vorm 1. Verbouwingen om de kleine oude woningen aan te passen aan hedendaagse noden 50 Studie Streekeigenheid Hoppeland 2. Woningen in heel slechte staat worden afgebroken en vervangen. De typologie die daarbij in de plaats komt is vaak een fermette. Ook vele andere stijlen en vormen, zoals b.v. het schilddak vinden ingang in het Hoppeland. 51 4.2.3 Materialen van de gebouwen ‘Baksteenarchitectuur’ De bouwkunst is in essentie baksteenarchitectuur. Rode en gele baksteen (sinds 13de eeuw) en donkerrode baksteen (vanaf 18de eeuw) zijn oude streekeigen materialen. Vandaag worden vele andere kleuren baksteen toegepast. De gele baksteen is meer terug te vinden in het noordelijke deel (Roesbrugge en Krombeke), de rode baksteen in het zuidelijke deel. 52 Studie Streekeigenheid Hoppeland Oude streekeigen materialen Een aantal andere materialen is meer streekeigen voor het Hoppeland, maar slechts in zeer beperkte plaatsen nog toegepast. - ijzerzandsteen (voor 1200) - harde zandsteen (eind 13de eeuw) - vakwerkbouw - geglazuurde dakpannen (bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie voor de Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu, Bestuur voor Monumenten en Landschappen, ‘Bouwen door de eeuwen heen – Inventaris van het cultuurbezit in België – Architectuur. Deel 11n 2 Provincie West-Vlaanderen Arrondissement Ieper – Kanton Poperinge’, uitgeverij Brepols, Turnhout, 1989) vakwerk geglazuurde dakpannen vakwerk Bedenkingen Daar het bij voorgaande slechts om restanten gaat en toepassing van deze materialen niet langer eigentijds is, is het weinig realistisch op deze oude materialen een hedendaags beleid over materiaalgebruik te baseren. 53 Hedendaagse materialen Vandaag worden ook vele andere materialen toegepast zoals beton, metaal, kunststof. Deze materialen op zich zijn zeker niet streekeigen te noemen. Ze hebben verschillende kleuren en texturen. De toepassing van een materiaal in een bepaalde vorm is in sommige gevallen echter wel streekeigen te noemen. Een voorbeeld zijn de vele naoorlogse betonnen schuurtjes die in de hele regio terug te vinden zijn. Ze hebben de volgende karakteristieken: - een eenvoudig zuiver volume - klein van oppervlakte - kleinschalige toepassing betonplaten - zuivere ritmering in de gevel. Bedenkingen Moet een hedendaags streekeigen architectuur directe verwijzingen hebben naar oude vormen of oude materialen? Kan een totaal nieuw type in een nieuw materiaal, zoals de betonnen schuurtjes, evenzeer streekeigen worden genoemd? 54 Studie Streekeigenheid Hoppeland 55 4.3 Conclusie: reflectie ten behoeve van het ontwerpend onderzoek Streekeigenheid bevindt zich op verschillende niveaus en omvat verschillende aspecten. Uit de analyse in hoofdstuk 3 en 4 is gebleken dat er voor verschillende aspecten (landschap, gebouwentypologie, inrichting kavel,...) streekeigen kenmerken te onderscheiden zijn. Ten behoeve van het ontwerpend onderzoek op de kavel kunnen de kenmerken worden ingedeeld in 4 ‘vormvariabelen’: - de inplanting van het gebouw op de kavel - de vorm van het gebouw - de gebruikte materialen - de inrichting van de kavel Voor iedere vormvariabele zijn er streekeigen kenmerken te onderscheiden, d.w.z. veel voorkomende historische kenmerken. De mate waarin een gebouw streekeigen (herkenbaar als iets uit de streek) kan worden genoemd heeft te maken met al deze parameters en de mate waarin ze herkenbaar zijn.(zie ook: Evaluatie van streekeigen kenmerken op de kavel) Het volstaat b.v. niet dat een gebouw enkel streekeigen materialen en een streekeigen dakvorm gebruikt (voorbeeld 3) om als streekeigen te worden ervaren, wanneer de inplanting van het gebouw anders is dan de oude gebouwen in de directe omgeving. Daarentegen zal door een doordachte inplanting (voorbeeld 6) of door het kopiëren van het materiaal van de ander gebouwen (voorbeeld 8) een nieuwe landbouwloods bij een oude hoevecluster het streekeigen beeld niet of nauwelijks aantasten. De vier parameters moeten met andere woorden steeds samen bekeken worden. Belangrijk is dat ook steeds de context mee beschouwd wordt. Een zelfde volume in een verschillende omgeving wordt door de interactie van beide anders ervaren. De context zal vaak maken dat de ene vormvariabele t.o.v. de andere belangrijker is. De elementen vanuit de omgeving die de context uitmaken zijn o.a. het landschap (fysisch systeem, vegetatie, bebouwing) en de verschillende gebruikers. Door het open karakter van het landschap rond vele gebouwen is vaak de vorm van vele alleenstaande gebouwen van zeer groot belang. (voorbeeld 7) 56 Studie Streekeigenheid Hoppeland BOERDERIJEN WONINGEN EVALUATIE VAN STREEKEIGEN KENMERKEN OP DE KAVEL 1. - inplanting: niet streekeigen (niet aan straat gelegen). - vorm: niet streekeigen. (hoofdvolume met aanbouw vooraan) - materiaal: baksteen - inrichting: tuin bestaat uit exotische planten. (wintergroene coniferen, naaldbomen,...) 2. - inplanting: streekeigen (oude boerderij werd woning.) - vorm: streekeigen. (1 zuiver hoofdvolume ) - materiaal: wit geschilderde baksteen - inrichting: tuin bestaat uit streekeigen struiken en bomen 3. - inplanting: niet streekeigen (niet aan straat gelegen + open bebouwing). - vorm: aanpalende gebouwen hebben 1 bouwlaag en hellend dak, geen garagepoorten. - materiaal: baksteen - inrichting: grote oprit vooraan is niet streekeigen. 4. - inplanting: aan straat gelegen - vorm: streekeigen mansardedak, grote ramen in puntgevel niet streekeigen. - materiaal: baksteen - inrichting: volume open in het veld, herkenbaar 5. - inplanting: de nieuwe loodsen en woning vormen geen cluster. - vorm: licht hellend dak van de loodsen is niet streekeigen - materiaal: betonnen lichtgrijze platen, niet streekeigen. - inrichting: geen echte groene inrichting die het geheel aan elkaar smeedt. (Couthof op de achtergrond) 6. - inplanting: nieuwe loods vormt cluster met oude loods. - vorm: flauw hellend dak, extrusie van één sectie met constante nokhoogte - materiaal: betonnen platen - inrichting: groenaanplantingen rond loods 7. - inplanting: de woning en de loodsen vormen geen cluster. - vorm: geen streekeigen kenmerken. (b.v. schilddak!) - materiaal: uiteenlopend, niet streekeigen - inrichting: geen opgaand groen aanwezig op erf 8. - inplanting: nieuwe loodsen vormen cluster met oude loodsen. - vorm: nieuw (lichte dakhelling) - materiaal: baksteen cfr woning) - inrichting: enkele bomen 57
© Copyright 2024 ExpyDoc