tips over het werken met de nieuwe lesmethodes van fundeon

TIPS OVER HET WERKEN MET DE NIEUWE LESMETHODES VAN FUNDEON
Gegeven door docenten naar aanleiding van vragen van docenten in de workshop ‘Ervaringen
uitwisselen nieuwe lesmethode’ op de Fundeon docentendagen Bouw en Infra (april 2014).
De Fundeon lesmethodes zijn er vanaf het schooljaar 2014/2015 voor de volgende opleidingen:
-
Allround timmerman, Allround vakman gww, Tegelzetter, Metselaar, Vakman gww,
Timmerman, Assistent bouw en infra.
Algemeen
1. Gebruik in de klas
•
Wie Bouwinfranet en de opdrachtenmap wil zien, kan hiervoor terecht bij de adviseur
beroepsonderwijs.
•
Hoeveel tijd kost het doorlopen van een beoordelingseenheid?
Dit is vaak lastig vooraf in te schatten. Wanneer je alle lesstof, dus zowel Bouwinfranet als de
complete opdrachtenmap, samen met de lessen voor Nederlands, rekenen en Loopbaan &
Burgerschap wil laten doorlopen moet je hard werken om dit in twee jaar voor elkaar te krijgen.
Een en ander is afhankelijk van hoeveel dagen leerlingen naar school komen.
Vooral het tekenwerk (onderdeel van enkele lesmethodes) vraagt veel tijd. Dit hangt ook af van de
vooropleiding van de leerlingen. De andere opdrachten uit de opdrachtenmap zijn goed qua
hoeveelheid in moeilijkheid.
Advies: kijk kritisch naar het aantal tekeningen in de opdrachtenmap en de eventuele
maandtekeningen, en maak bewuste keuzes. Niet alle opdrachten uit de opdrachtenmap hoeven
gedaan te worden. Voorafgaand aan iedere beroepstaak is een overzicht ingevoegd waarop je
kan aangeven welke opdrachten wel, en welke niet gedaan hoeven te worden. Als je gaat
selecteren, zorg dan wel dat die tekeningen die een relatie hebben met de tekentoets binnen de
selectie blijven. Of vraag de ene helft van de tekenopdrachten te maken en de andere helft te
leren.
•
Hoe ga je om met studenten met motivatieproblemen in de bbl 3-avondopleiding?
Op de eerste plaats goede afspraken maken over de planning en de voortgang.
Groepsopdrachten doen past vaak niet, maar deze opdrachten kunnen - als het niet anders kan ook individueel gedaan worden. Groepsopdrachten in tweetallen maken werkt vaak goed, dan
kunnen ze zich minder gemakkelijk achter elkaar verschuilen.
•
Zijn er genoeg vragen voor verwerking van de lesstof?
In principe wel, maar je kunt natuurlijk altijd aanvullende opdrachten of materiaal maken. Dit wordt
nog niet veel gedaan, maar gebeurt wel. Geopperd wordt dat Fundeon wellicht wat betekenen kan
in het delen van opdrachten, bijvoorbeeld een eigen plek voor docenten op Bouwinfranet.
•
Wat kan ik zelf doen als docent met de methode?
Fundeon geeft je een basis en je kunt andere interessante onderwerpen, aspecten of
handigheidjes die je zelf van belang vindt toevoegen.
Tip: denk eens aan een dagopening met foto's van stagebezoeken.
•
Wat is de formule voor een succesvolle les, wat moet erin zitten, hoe pas je het toe?
Tip: betrek de Onderwijsmanager van het roc. Nieuwe onderwijsinzichten laten zien dat door
leerlingen buiten hun comfortzone te laten treden en aan te spreken op hun kunnen, de stof beter
beklijft dan bij vele maken herhalen, omdat deze aanpak juist de intrinsieke motivatie ten goede
komt.
•
Wat doe je anders, sinds je met de nieuwe lesmethode werkt?
Eigenlijk niet zo gek veel anders. In zijn algemeenheid wordt er wel minder nagekeken door
docenten. Afhankelijk van de leerlingen aan dezelfde Beoordelingseenheid werken kunnen
opdrachten gezamenlijk of individueel nagekeken worden.
Tip: Iedere leerling moet zelf een product opleveren, maar er wordt wel samen gewerkt. Flexibele
instroom: lastig met groepswerk.
•
Vraagt de methode andere didactische vaardigheden van de docent?
Nee. Er zijn wel enige digitale vaardigheden nodig voor Bouwinfranet.
•
Hoe ga je om met de afleiding door andere website en mobieltjes?
Je moet in de gaten houden of ze niet op YouTube zitten. Op vaste computers kan dit met
bijvoorbeeld filternet. De verleiding om iets anders achter de computer te doen is groot. Docenten
geven aan dat je leerlingen hierin zult moeten opvoeden en corrigeren. Belangrijk om dit vanaf het
begin van het schooljaar strak in te zetten, zodat de regels duidelijk zijn. Een enkele docent ziet
mogelijkheden in het benutten van mobieltjes in het onderwijs, maar de meeste docenten vinden
dat de telefoon niet in de les thuishoort. Is in elk geval wel iets om aandacht aan te besteden.
•
Hoe krijg je grip op het leerrendement?
Dit kan door goed met de leerling te klankborden over de inhoud van de opdrachten, wat heb je
ervan opgestoken, begrijp je het nu, etc. De methode is zo gemaakt dat hier voldoende
gelegenheid voor geboden wordt. Feedback is erg belangrijk.
2. Dagindeling
•
Werk je met een dagindeling of laat je dit vrij? Hier wordt heel verschillend mee omgegaan. Eén
roc heeft uitleg gegeven over het teamteachers model dat zij gebruiken. Er zitten 35-40 leerlingen
bbl en bol in één klas met twee docenten. De leerlingen mogen zelf kiezen wat ze willen doen,
vaktechniek of avo, aan de hand van planningskaarten voor de duur van een week. Ze werken vijf
weken in de bpv, en vervolgens gaan ze vijf weken naar school. Men is hier erg tevreden over.
Groepjes maken is binnen dit model ook gemakkelijker.
Er zijn ook verschillende roc’s waarbij iedere leerling zelfstandig en aan de zelf gekozen
beoordelingseenheid werkt, en roc’s waarbij de gehele klas aan hetzelfde onderwerp werkt. E.e.a.
is ook afhankelijk van bv flexibele instroom en homogene/heterogene klassen.
Tip: Geef als docent aan wat er op een dag gedaan moet worden, zowel wanneer er aan hetzelfde
onderwerp gewerkt wordt, als wanneer iedereen met iets anders bezig is. Laat leerling zelf
aangeven wat hij die dag gaat doen en overleggen aan de docent.
Tip: Planning geven van aantal weken hoe lang je over een onderdeel mag doen.
3. Bouwinfranet (BIN)
•
Er is gevraagd of het mogelijk is om Bouwinfranet voor docenten een lesuur lang open te laten
staan. Dit blijkt helaas technisch niet mogelijk, omdat dit niet per gebruikersrol in te stellen is.
•
Bouwinfranet wordt heel verschillend ingezet. Het wordt opgegeven als huiswerk, wordt klassikaal
behandeld of leerlingen werken individueel in de klas. Er wordt ook wel een mix gemaakt, van
individueel werken in combinatie met van tijd tot tijd klassikaal een thema behandelen met behulp
van Bouwinfranet, ongeacht hoe ver iedereen is of met welk onderwerp de leerlingen zelf bezig
zijn. Het gebruik is sowieso ook erg verschillend tussen bol en bbl.
•
Het resultatenoverzicht in Bouwinfranet werkt nog niet helemaal optimaal, het doet zich
bijvoorbeeld voor dat een bolletje zomaar groen wordt of juist niet groen te krijgen is. Om een
groen bolletje te krijgen moet in ieder geval de voice-over helemaal afgeluisterd worden. Je kunt
niet zien wat de leerling met de vragen heeft gedaan. Resultaten van ingevulde vragen door
leerlingen worden niet bewaard.
•
Hoeveel tijd zitten leerlingen achter de computer?
Er zit op zich wel een gezonde mix in de methode. Het kan wel lastig zijn als je niet voldoende
computers hebt, want je hebt bij veel opdrachten de lesstof in Bouwinfranet nodig. Laptops zijn
een prima alternatief. Veel leerlingen hebben al laptops thuis dus de lasten vallen mee. Er zijn
organisaties waar minderbedeelden een laptop kunnen aanvragen.
•
Deelteken handmatig gereed melden is handig voor de dubbele deeltaken zoals veiligheid. Nadeel
is dat dit per leerling afzonderlijk gedaan moet worden. In de nieuwe opleidingen metselaar,
tegelzetter en allround timmerman is gekozen voor een andere structuur. Algemene deeltaken
komen niet meer bij iedere beroepstaak terug. Daar waar info over bv veiligheid of
gereedschappen relevant is wordt dit behandeld.
•
In de digitale lesstof staat de theorie, maar ook vragen. De verdiepingsvragen en de opdrachten
staan in de opdrachtenmap. Deze zijn belangrijk om de stof te verwerken en te onthouden.
Tip: Leerlingen niet te lang achter de computer laten werken. Gebruik een roulerend systeem.
Tip: Filmpjes gezamenlijk bespreken.
Tip: Filmpjes maken het onderwijs actueel.
Tip Zelfstandig leerling door de stof niveau 3 laten werken
4. Opdrachtenmap
•
Wie beoordeelt de opdrachten?
Opdrachten worden beoordeeld door de vakdocent, maar op sommige roc’s worden de
groepsopdracht wordt ook wel beoordeeld door de LB-docent.
Tip voor docenten om vooraf de groepsopdracht door te nemen, aangezien sommige opdrachten
sturing van de docente vergen.
•
Praktijkopdrachten: als je de beschikking hebt over een werkplaats/hal dan kun je ervoor kiezen
om de opdrachten die ze al in de bpv gedaan hebben, te laten vervallen.
•
Hoeveel praktijkopdrachten zitten er in de opleiding?
Per beroepstaak zitten er meestal twee praktijkopdrachten in de opdrachtenmap. Dit biedt een
goede basis waar desgewenste meerdere praktijkopdrachten aan toegevoegd kunnen worden.
•
Praktijkopdrachten zijn moeilijker uit te voeren als je als roc geen praktijklokaal hebt. De leerling
kan de praktijkopdrachten wel tijdens de bpv bij de bedrijven/in de productie de opdrachten
maken.
Tip van een paar roc’s :Bouwinfranet, thuis laten door lopen. Minder surfgedrag op school. Op
school vooral opdrachtenmap. Opfrissen op school mag op bin. Een aantal andere roc’s is juist
tegenstander van het thuis laten werken aan Bouwinfranet.
Tip Bouwinfranet erbij houden wanneer je de opdrachten uit de opdrachtenmap maakt. Zodat de
leerling de theorie er bij kan pakken.
5. Toetsen, toetsplannen en rekenmodel
•
Hoe moet je leren voor de toets?
Laat ze serieus Bouwinfranet doorwerken, daar zit het meeste in. Plus de opdrachten uit de
opdrachtenmap maken. Aandachtspunt is dat leerlingen vooral in het begin geneigd zijn om
tabbladen in Bouwinfranet over te slaan.
•
De koppeling tussen theorie en praktijk is noodzakelijk vanuit inspectieoogpunt. Sommige roc's
kiezen voor een volgorde in de theorie waarbij tempoverschil mogelijk is. De meesten kiezen in
het begin voor klassikaal en laten het daarna waar gewenst los. Enkelen doen alles klassikaal.
Het is wel belangrijk hier een duidelijke keuze in te maken.
•
Hoe de lesstof zich verhoudt tot kerntaken en werkprocessen staat in het toetsplan op de website
van Fundeon.
•
Bol-leerlingen gaan moeite krijgen met de toetsen omdat ze te weinig praktijkervaring krijgen. Met
de toets worden ze hier dan wel op afgerekend.
Overig
•
Fouten in Bouwinfranet en opdrachtenmap worden aangepast. Docenten die fouten in de lesstof
tegenkomen, worden verzocht dit door te geven aan de Fundeon Supportdesk
([email protected]).
•
Internet moet wel voldoende capaciteit hebben. Glasvezel is een goede optie.
Specifiek Bouw
•
De tekentoetsen sluiten niet altijd goed aan op de tekenopdrachten in de opdrachtenmap,
Tip voor de docenten om hier aandacht voor te hebben en aan Fundeon om hiernaar te kijken.
Tip voor docenten om vooraf de groepsopdracht door te nemen, aangezien sommige
onvoldoende gestuurd zijn wanneer je niet als docent ook zelf uitlegt wat er gedaan moet worden.
Voorbeeld de opdracht dakwerk: hier wordt gevraagd naar soorten daken, maar in plaats van
koud/warm/omgekeerd dak geven leerlingen vervolgens drie soorten warm dak en missen ze
daarmee de essentie qua vaktechniek.
•
Voorkennis is een probleem bij het tekenwerk. Het bouwtechnisch niveau wat gevraagd wordt, is
best wel hoog. Het kwalificatiedossier richt zich meer op tekening lezen, maar de branche wil van
oudsher dat er getekend moet worden. Meer opdrachten mbt tekening lezen zou wenselijk zijn.
Tekenen zal in de opleiding op school en met de leermeester een rol houden, is goed voor het
constructieve inzicht, maar in de examinering wordt hij wellicht minder nadrukkelijk over twee jaar.
Specifiek Infra
•
Het is nog steeds zoeken naar manieren om leerlingen te motiveren om naar school te komen.
•
Tekeningen in de opdrachtenmap (infra) wordt gebruikt als startpunt voor de theorie en om
opdrachten te laten maken.
•
In de praktijk worden andere onderdelen gedaan dan waar je op school mee bezig bent.
Tip: Met de bedrijven afspreken wat er bij het bedrijf gedaan kan worden en af laten tekenen in de
map/ of apart lijstje. De leerling ziet duidelijk de koppeling theorie en praktijk.
Tip: Geef variatie op een dag: groepsopdrachten in map, maak er individuele opdracht van.
Anders zijn het altijd dezelfde die het werk doen. Meerwaarde wel in de opdrachten maar niet per
se in het samen werken.