H.M. de Jonge Wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin Bezoekadres: Stadhuis Coolsingel 40 Rotterdam Postadres: Postbus 70012 3000 KP Rotterdam Website: www.rotterdam.nl Commissie Jeugd, Onderwijs, Cultuur en Sport Retouradres Postbus 70014, 3000 KS Rotterdam E-mail: [email protected] Fax: (010) 417 22 44 Inlichtingen: Telefoon: Uw brief van: Uw kenmerk: Ons kenmerk: Aantal pagina’s: 12 Aantal bijlagen: 2 Betreft: Tussentijdse voortgangsrapportage NRJ Datum: Geachte commissieleden, Op 11 februari heeft in de Eerste Kamer het debat plaatsgevonden over de nieuwe Jeugdwet. De Eerste Kamer heeft zorgen over met name de overheveling van de jeugd-GGZ naar gemeenten en de bezuinigingen die met de decentralisatie jeugdzorg gepaard gaan. Dinsdag 18 februari wordt over het wetsvoorstel en de moties gestemd, maar nu al lijkt een meerderheid met de wet in te stemmen. Daarmee zal de decentralisatie van de jeugdzorg met ingang van 1 januari 2015 een feit zijn en gaat de voorbereiding van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel (NRJ) de laatste, definitieve fase in. In de afgelopen jaren is uw commissie steeds intensief betrokken geweest bij het NRJ. Belangrijke mijlpalen waren: • de raadsbehandeling van Ieder Kind Wint, Zorg voor de toekomst in voorjaar 2011, • de bespreking in de commissie van de Decentralisatie van de jeugdzorg, de Rotterdamse ontwikkelagenda 2012-2015 in maart 2012 • de bespreking in de commissie van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel in mei 2013, • de raadsbehandeling van de Rotterdamse Inkoopstrategie Jeugdhulp op 19 december jongstleden. Daarnaast bent u via diverse brieven geïnformeerd over de landelijke, regionale en lokale ontwikkelingen, onder andere door de raadsbrief over het NRJ (april 2013), het tijdpad decentralisatie (september 2013) en de eerste Voortgangsrapportage NRJ (oktober 2013). Tijdens de commissiebesprekingen waarin u blijk gaf van een hoge mate van betrokkenheid bij het NRJ, is vastgesteld dat er al veel werk is verzet in Rotterdam. Belangrijke uitvoeringsresultaten zijn: • Eind januari zijn er zes wijkteams jeugd en gezin operationeel. • In de zeven focuswijken Children’s Zones zijn 26 van de 34 scholen aangesloten op de wijkteams. • Dankzij een nieuwe methode voor jeugdbescherming en de komst van het Jeugdbeschermingsplein is in 2013 het aantal uithuisplaatsingen in Rotterdam-Zuid gehalveerd en is er sprake van ruim 6% minder maatregelen ‘onder toezicht stelling’. Tijdens de commissievergadering van 20 november hebben we uitgebreid stilgestaan bij het NRJ. Tijdens deze vergadering heb ik u over diverse onderwerpen nadere informatie toegezegd. In voorliggende tussentijdse voortgangrapportage NRJ zal ik hierop ingaan en zal Blad: 2/12 Datum: Kenmerk: ik u tevens informeren over de voortgang van de moties aangenomen tijdens de gemeenteraadsvergadering van 19 december jongstleden. In de tweede voortgangsrapportage NRJ (planning juni 2014) zal nader worden ingegaan op uitvoering van de moties en zullen voorstellen voor afdoening worden opgenomen. Tijdens de vergadering van 19 december jongstleden heb ik u tevens toegezegd u te informeren over de aanpassing van de Monitor Zorg voor de jeugd met de prestatieindicatoren van het NRJ. Voorzien was de reeds bestaande monitor aan u deze zomer te zenden. We willen daarbij direct de aanpassingen aan u voorleggen. Het streven is dit tegelijkertijd met de verzending van de tweede voortgangsrapportage NRJ te doen. Ouders, kinderen en jongeren Tijdens de commissievergadering dd 20 november jongstleden heeft u gevraagd naar de stand van zaken ten aanzien van het communicatietraject richting ouders, kinderen en jongeren over de veranderingen als gevolg van de decentralisatie van de jeugdzorg. In landelijke en lokale media wordt de nodige aandacht besteed aan de nieuwe taak van gemeenten als gevolg van deze decentralisatie. Het komend jaar is het van belang om ouders, kinderen en jongeren tijdig en goed te informeren over de veranderingen in de jeugdhulp in Rotterdam. Lag in 2013 de focus van de communicatie op de professionals, in de tweede helft van 2014 zal de focus liggen op het in gesprek gaan en informeren van Rotterdammers over het nieuwe stelsel. Wat kunnen ouders, kinderen en jongeren zelf doen en waar kunnen ze terecht met vragen en met vragen om ondersteuning. Hierbij wordt nauw samengewerkt met de jeugdhulpinstellingen (voor huidige cliënten) en met het Centrum voor Jeugd en Gezin (voor de Rotterdammers die geen cliënt zijn). We waarborgen zoveel mogelijk samenhang en samenwerking in de communicatie rondom de drie decentralisaties. Dat zorgt enerzijds voor effectief werken en anderzijds voor helderheid voor de Rotterdammer die niet altijd het onderscheid maakt tussen de verschillende soorten van hulp en ondersteuning. Samen met de andere decentralisaties informeren we aan de hand van voorbeelden over de vernieuwingen in zorg en welzijn via de publieksmedia (Stadskrant, www.rotterdam.nl). Bovendien wordt er aan een digitaal loket gewerkt waar een ieder met zijn vragen over hulp terecht kan. Sinds medio 2013 is er in ieder geval per kwartaal overleg met cliënten uit cliëntenraden van diverse jeugdhulpinstellingen waarbij cliënten en ouders input leveren ten behoeve van de verdere uitwerking van het NRJ. In tweede helft 2014 worden huidige cliënten van jeugdhulpinstellingen door hun instelling op de hoogte gebracht van wat er voor hun persoonlijke situatie verandert. De verdere uitwerking van beleidsparticipatie en cliëntondersteuning vindt plaats in afstemming met de ontwikkelingen dienaangaande op het gebied van de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning (nWMO). In de op 19 december 2013 door de raad aangenomen motie Kinderombudsman (nr 13gr3642) verzoekt de gemeenteraad het college om met ingang van 2015 zorg te dragen voor een Kinderombudsman specifiek voor de jeugdhulp en de raad te informeren over de voortgang in de voortgangsrapportages decentralisatie jeugdzorg. Hierover kan ik u melden dat in het tweede kwartaal van 2014 zal worden bezien op welke manier (of hoe) de functie van Kinderombudsman kan worden vormgegeven. Daarmee kan de uitwerking worden meegenomen in de (besluitvorming over) de verordening Jeugdhulp en het beleidsplan Jeugd en kan de implementatie met ingang van 1 januari 2015 worden voorbereid. De in dezelfde raad aangenomen motie Vastlegging keukentafelgesprek (nr 13gr3638) veronderstelt dat er bij zorg door de wijkteams nooit een voor bezwaar vatbare beschikking komt. Daarom zou de zorgvrager als alternatief een schriftelijk vastgelegde weergave van het keukentafelgesprek moeten krijgen waarop hij bij een dispuut met de gemeente kan terugvallen. Momenteel wordt de conceptverordening Jeugdhulp Rotterdam opgesteld. In dit concept is opgenomen dat de uikomst van het keukentafelgesprek tussen wijkteam jeugd en gezin en Blad: 3/12 Datum: Kenmerk: zorgvrager altijd - conform de doelstelling van de motie - schriftelijk wordt vastgelegd. Dit gebeurt in de vorm van een gespreksverslag of ondersteuningsplan. De concept verordening bevat een bepaling dat - indien de cliënt een dergelijk verslag of plan voor ‘niet akkoord’ ondertekent - altijd een voor bezwaar vatbare beschikking volgt waartegen de cliënt desgewenst bezwaar kan maken (tenzij de jeugdige of zijn ouders aangeven geen aanvraag te wensen). In de conceptverordening is verder voorzien dat op iedere toekenning van een individuele jeugdhulpvoorziening altijd een voor bezwaar vatbare beschikking volgt waartegen bezwaar mogelijk is. Over deze motie wordt u nader geïnformeerd in een brief die vanuit de drie decentralisaties zal worden verzonden (planning mei 2014). In de motie Volgplicht zorgmijders (nr 13gr3836) wordt het college gevraagd om – binnen de kaders van de wet – zorg te dragen dat andere gemeenten actief worden geïnformeerd over de voorgeschiedenis van een gezin als Rotterdamse gezinnen verhuizen en bekend zijn bij de jeugdhulpverlening. De motie verzoekt ook om er bij de minister op aan te dringen te komen tot een landelijk cliëntvolgsysteem zodat gezinnen die verhuizen in het zicht blijven van hulpverlening en zodat hun voorgeschiedenis duidelijk is voor elke gemeente. Vooruitlopend op een voorstel voor afdoening van deze motie in de tweede Voortgangsrapportage NRJ (juni 2014) kan ik u melden dat is reeds sprake is van een landelijke verwijsindex waar SISA op aangesloten is en waarin meldingen van professionals landelijk worden gematcht. Mocht een gezin uit het zicht willen blijven van de hulpverlening door verhuizing en in een andere gemeente worden gesignaleerd door professionals, dan worden de signalen met elkaar verbonden via dit systeem. Dit systeem wordt uitgebreid in het kader van de decentralisatie: daar waar het systeem nu is georganiseerd op persoonniveau, werkt het na 2015 op gezinsniveau dat wil zeggen dat bij een signaal ook een match met eventuele andere gezinsleden op het betreffende huisadres en de bij hen betrokken professionals wordt gemaakt. Tevens geldt dat een gecertificeerde instelling bij de uitvoering van dwangmaatregelen altijd warme overdracht zal doen in geval van verhuizing. Dat doet BJZ nu ook. Tijdens het debat op 19 december heb ik reeds gemeld veel belang te hechten aan sluitende afspraken en heb ik toegezegd ook in Den Haag hier aandacht voor te vragen om te voorkomen dat gezinnen van de radar verdwijnen. Centrum voor Jeugd en Gezin en Wijkteams Ik heb u toegezegd nader in te gaan op de opdracht aan het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en de implementatie van de wijkteams. De gemeente heeft aan het CJG de opdracht gegeven de wijkteams te organiseren, evenals de consultatie- en diagnoseteams en de wijknetwerken te faciliteren. De gemeente stelt de kaders. De opdracht van het CJG is om binnen deze gestelde kaders de wijkteams en consulten diagnoseteams in te richten. Het CJG voert deze opdracht in nauw overleg met de gemeente uit. Er zijn korte lijnen om ervoor te zorgen dat onduidelijkheden bij de inrichting van de wijkteams en consultatie- en diagnoseteams snel uit de wereld worden geholpen. Eind januari 2014 zijn er zes wijkteams jeugd en gezin aan het werk. Volgens planning van het CJG zijn er voor september 2014 42 wijkteams jeugdhulp en gezin operationeel. Bij tenminste vijf wijkteams gaat het om een integraal team van volwassen en jeugd en gezin. Waarschijnlijk zullen dit er in de loop van het jaar meer worden. Alle kwartiermakers voor de wijkteams jeugd en gezin zijn benoemd. De kwartiermakers zijn belast met de inrichting van de wijkteams en met het realiseren van de verbinding met de (bestaande) wijknetwerken. De werving van de voormannen van de wijkteams (voor de fase na het kwartiermaken) is in uitvoering. Momenteel wordt een tweede tranche van zes voormannen geworven. De wijkteams worden gevuld met verschillende disciplines van de huidige aanbieders van jeugdhulp. Ook kennis vanuit (L)VB en jeugd-GGZ is aanwezig in de wijkteams. Voor de Rotterdammers is het CJG in principe de toegang tot jeugdhulp; voor de professional in het wijknetwerk is het wijkteam de toegang. De gezins- en jeugdcoach (voorheen: de Blad: 4/12 Datum: Kenmerk: generalist) van het wijkteam gaat met de ouders en de jeugdige in gesprek om te komen tot goede vraaganalyse en komt tot een hulpaanbod. Uitgangspunt is dat telkens gezocht wordt naar mogelijkheden om de hulp te organiseren in eigen kring. Het wijkteam bepaalt in overleg met de jeugdige en zijn ouders welke jeugdhulp geboden gaat worden; afhankelijk van de vraag is dat basishulp of specialistische hulp. Het wijkteam maakt gebruik van een consultatie - en diagnoseteam (zie verder onderstaand) als bepaalde expertise gewenst is om te komen tot goede diagnose. In verband met de motie Geen harde knip 18-jarigen (nr 13gr3641) kan ik u melden dat zowel landelijk als lokaal gekeken wordt naar een oplossing voor de knip bij 18-jarigen, met name voor de jeugd-GGZ die vanaf 18 jaar via de Zorgverzekeringswet wordt vergoed. Rotterdam maakt hierover voor de jeugd-GGZ en de volwassen GGZ afspraken met de zorgverzekeraars. Daarnaast werken we afspraken uit voor het werken in en met de wijkteams. In deze afspraken staat behalve hoe de wijkteams goed aansluiten bij de jeugdreclassering van 18/23-jarigen, ook in welke gevallen de jeugd op 18-jarige leeftijd nog niet volwassen genoeg is om naar het wijkteam volwassenen te gaan. Het wijkteam voor volwassenen werkt in principe voor alle Rotterdammers boven de 18 jaar. In het NRJ staat dat het wijkteam jeugd en gezin door kan lopen totdat jongeren 23 jaar zijn. Zodra deze afspraken zijn uitgewerkt, zal een voorstel worden gedaan om de motie af te doen (planning juni 2014). Op de achtergrond van de knip bij 18-jarigen speelt dat we bij de wijkteams op twee manieren werken aan een meer integrale benadering en een betere overgang van jeugd naar volwassenen. Er zijn inmiddels in Hoek van Holland en Centrum twee wijkteams gestart met een volledig integrale aanpak. Hier is bij geen enkele leeftijd een knip. In alle andere wijkteams zorgen we door middel van integrale werkwijzen voor een vloeiende overgang van hulp aan jonge Rotterdammers naar zorg aan volwassen Rotterdammers. Consultatie- en diagnoseteams Tijdens de commissievergadering van 20 november jongstleden heeft u vragen gesteld over de consultatie- en diagnoseteams. Deze teams1 brengen expertise en advies uit de specialistische hulp naar de wijkteams. Op deze manier wordt het wijkteam in staat gesteld om kwalitatief goede basishulp te verlenen, maar ook adequaat door te verwijzen als specialistische hulp geboden is. De teams hebben twee taken: • het realiseren van neerwaartse druk binnen het stelsel door laagdrempelige consultatie en advies aan het wijkteam, • het fungeren als voorportaal voor de specialistische hulp door het realiseren van toeleidingdiagnostiek bij ernstige en/of complexe problematiek. Om op alle leefgebieden te kunnen analyseren en adviseren, is het belangrijk dat specialisten uit de diverse jeugdhulpsectoren goed vertegenwoordigd zijn in de consultatie- en diagnoseteams. Daarmee biedt het consultatie- en diagnoseteam ook de kans de verkokering te doorbreken door specialisten uit zowel de Jeugd-VB, jeugd- en opvoedhulp, jeugdbescherming en jeugd-GGZ integraal naar problematiek te laten kijken. Een goede aansluiting op de veiligheid en jeugdbeschermingsketen is eveneens van belang. In Rotterdam zullen ongeveer zeven tot negen consultatie- en diagnoseteams gaan functioneren. Ieder team ondersteunt vier tot zes wijkteams. De verwachting is dat een consultatie- en diagnoseteam bestaat uit een kernteam met personen die samen de geneeskunde, psychologie en orthopedagogiek vertegenwoordigen, zoals bijvoorbeeld een jeugdarts, GZ-psycholoog en orthopedagoog. Daarnaast zal minder frequent benodigde expertise van bijvoorbeeld de kinder- en jeugdpsychiater, onderwijsdiagnostiek en forensische psychiatrie in de flexibele schil plaatsnemen, zodat deze enerzijds te allen tijde beschikbaar is, maar anderzijds zich kan richten op haar kerntaak, namelijk het doen van behandeldiagnostiek en behandeling in de instellingen zelf. 1 Onder een consultatie- en diagnoseteam wordt hetzelfde verstaan als het eerder in het NRJ gebruikte term diagnoseteam. Blad: 5/12 Datum: Kenmerk: CJG en jeugdhulpinstellingen werken samen een voorstel uit waarin de samenstelling en werkwijze van de consultatie- en diagnoseteams nader wordt beschreven. Daarnaast wordt momenteel uitgewerkt hoe de teams een rol kunnen vervullen in relatie tot de hulp vanuit passend onderwijs. Huisartsen Naar aanleiding van uw vragen over de rol van de huisarts in het NRJ en de relatie tot het wijkteam het volgende. Het goed positioneren van de huisarts in het nieuwe jeugdstelsel is van groot belang. De huisarts heeft ook in de nieuwe Jeugdwet de mogelijkheid door te verwijzen naar jeugdhulp. De huisarts is van origine een plaats waar veel ouders met kinderen komen om vragen over medische, maar ook opvoedingsproblematiek te bespreken. De huisarts fungeert als poortwachter en als regisseur en verwijst ca. 10% van de vragen door, maar behandelt dus het overgrote deel zelf. De huisarts ziet niet alleen de kinderen, maar ook de ouders en eventuele broertjes en zusjes. Daarmee is de huisarts een belangrijke partner om in het nieuwe jeugdstelsel de doelstelling van één gezin, één plan mogelijk te maken. Voor de huisartsen verandert er wettelijk niets, maar de komst van de wijkteams vraagt om nadere afspraken op het gebied van verwijzingen, onderlinge taakverdeling en informatieuitwisseling. De integraliteit van het wijkteam en de nabijheid van specialistisch advies en diagnostiek in de consultatie- en diagnoseteams, maakt het wijkteam een belangrijke partner voor de huisarts, die hem bij de huidige toename van taken kan ontlasten op het gebied van psychische problematiek bij kinderen en multiprobleem-gezinnen. In nauwe samenwerking met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) district Rijnmond en Zorgimpuls, de regionale ondersteuningsstructuur voor Rotterdam en omgeving, organiseert de gemeente vanaf februari 2014 informatieavonden voor alle huisartsen in Rotterdam, waarin zij hen informeert over het NRJ. Aangezien huisartsen als zelfstandigen (al dan niet in een gezondheidscentrum of gezamenlijke praktijk) opereren, zullen met alle huisartsen(praktijken) afzonderlijk afspraken moeten worden gemaakt. De gemeente formuleert in overleg met de LHV en de huisartsen die in een zogenoemde kerngroep plaatsnemen, een voorstel voor samenwerking, die de wijkteams met de huisarts(en) in de wijk verder uitwerken tot afspraken. Aansluiting Jeugdhulp en Onderwijs Ik heb u toegezegd terug te komen op de relatie jeugdhulp met het onderwijs: het leefdomein en de vind- en werkplaats voor kinderen. Deze aansluiting is van cruciaal belang voor het realiseren van de NRJ-doelstellingen. Bovendien vraagt de invoering van passend onderwijs in het onderwijs om goede samenwerking tussen het onderwijs, gemeenten en jeugdhulpaanbieders. Vroegtijdig signaleren van de zorgvraag/behoefte in de voorschoolse periode is hierbij belangrijk en de voorschoolse instellingen hebben hierin een signaleerfunctie. De uitwerking van deze rol in relatie tot het NRJ maakt onderdeel uit van het beleidsplan Jeugd dat medio 2014 in de consultatie gaat en in oktober naar de gemeenteraad wordt gezonden. Voor het primair, voortgezet onderwijs en middelbaar onderwijs is ingezet op het leggen van de verbinding tussen het Rotterdamse onderwijs en het NRJ via het School Maatschappelijk Werk (SMW). In samenwerking met vertegenwoordigers van de schoolbesturen uit het primair onderwijs en voortgezet onderwijs, de ROC’s, SMW Servicepunt, CJG en gemeente zijn de contouren voor de nieuwe rol van het SMW in Rotterdam uitgelijnd. De SMW’er is gepositioneerd op school (primaire werk- en vindplaats), maakt onderdeel uit van de onderwijszorgstructuur op school en fungeert als schakel tussen het onderwijs en de wijkteams op het moment dat er sprake is van inzet van jeugdhulp. Jeugdhulp wordt georganiseerd vanuit het wijkteam waar het kind woont, ongeacht de onderwijsvorm. Voor het speciaal onderwijs wordt onderzocht of er een specialistisch loket voor leerlingen in het speciaal onderwijs haalbaar is. De periode tot aan de zomer wordt benut om de gemaakte bestuurlijke afspraken te concretiseren tot werkafspraken. Deze afspraken worden eveneens opgenomen in het eerdergenoemde beleidsplan Jeugd. De Jeugdwet schrijft voor dat over het beleidsplan een Blad: 6/12 Datum: Kenmerk: op overeenstemminggericht overleg plaatsvindt (OGOO) met de schoolbesturen passend onderwijs, voor zover het afstemming van en effectieve samenwerking met het onderwijs betreft. Bij de voorbereiding van het beleidsplan Jeugd vindt reeds overleg plaats met het onderwijsveld, vooruitlopend op het OGOO over het beleidsplan (planning juni 2014). Parallel aan deze ontwikkeling vindt er met de zeven samenwerkingsverbanden in het basis en voortgezet onderwijs OOGO’s plaats over de ondersteuningsplannen in het kader van Passend Onderwijs in Rotterdam. Inmiddels heeft dit met de grootste samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs (PPO Rotterdam) en het voortgezet onderwijs (Koers VO) plaatsgevonden. De overige OOGO’s volgen in februari 2014. Tijdens deze overleggen worden afspraken gemaakt over onder andere de aansluiting tussen de onderwijsondersteuning in het onderwijs en het NRJ. De afspraken betreffen vooralsnog procesafspraken, omdat nadere inhoudelijke uitwerking van de aansluiting onderwijs-NRJ nog volop in gang is. Hierbij gaat het om afspraken over de aansluiting van het onderwijs via de schoolmaatschappelijk werker op het wijkteam en vice versa zoals bovenstaand beschreven. Ook wordt in het kader van de motie Speciaal Onderwijs (nr 13gr31200, aangenomen tijdens de begrotingsbehandeling op 12 november 2013) gesproken met vertegenwoordigers uit het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs om te komen tot een voorstel voor een eenvoudige werkwijze van toegang tot jeugdhulp voor leerlingen in het speciaal onderwijs. Resultaten uit het lopende onderzoek naar het gebruik, de kosten en financiering van jeugdhulp op speciaal onderwijs scholen worden hierbij betrokken. Vraagontwikkelingonderzoek In deze tussentijdse rapportage wil ik u nader informeren over het vraagontwikkelingsonderzoek. In het kader van de decentralisatie van de jeugdzorg hebben gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond opdracht gegeven tot een aantal onderzoeken naar het huidige jeugdhulpgebruik van jeugdigen (0 tot 23 jaar). Na de Startfoto (maart 2013) is een verdiepend vraagontwikkelingsonderzoek uitgevoerd dat bestaat uit vier onderdelen: • Verdiepend onderzoek naar jeugd-GGZ, ABWZ-gefinancierde zorg voor jeugd, forensische psychiatrie en AMK2 • Verdiepend onderzoek naar risicofactoren en zorggebruik • Verdiepend onderzoek naar duur, kosten en combinaties van zorg • Verdiepend onderzoek naar ontwikkeling zorggebruik, problematiek, stapeling van zorg en verwijzingen De belangrijkste resultaten en conclusies van de laatste drie onderzoeken van het vraagontwikkelingsonderzoek worden in een aparte brief gepresenteerd. Voor Rotterdam zijn voor bepaalde onderwerpen aparte analyses gedaan. Dit betreft met name het rapport ‘’Verdiepend onderzoek naar risicofactoren en zorggebruik’’. Echter ook in het rapport ‘’Verdiepend onderzoek naar duur, kosten en combinaties van zorg’’ zijn gemiddelde duur en gemiddelde kosten apart voor Rotterdam (en andere gemeenten) berekend. Naast het vraagontwikkelingsonderzoek is er nog een aparte analyse uitgevoerd naar de samenhang tussen risicofactoren, hulpbehoefte/zorgvraag en zorggebruik. Uit deze extra analyse blijkt dat de informatie die de gemeente uit haar monitoren (Jeugdmonitor en Jeugd Rijnmond in Beeld) heeft over emotionele en gedragsproblemen bij de jeugd, geen sterke voorspellers zijn voor het gebruik van de twee meest voorkomende vormen van jeugdhulp, te weten de jeugd-GGZ en de ambulante Jeugd- en Opvoedhulp. Het lijkt dat daarmee de match tussen jeugdigen met problemen en jeugdigen die een aanbod aan zorg ontvangen, onvoldoende is. Dit heeft onder meer te maken met het gegeven dat in wijken met veel niet-westers allochtone jeugdigen minder jeugdzorggebruik is, met name bij jeugd-GGZ. 2 Het Verdiepend onderzoek naar jeugd-GGZ, ABWZ-gefinancierde zorg voor jeugd, forensische psychiatrie en AMK is met de vorige Voortgangsrapportage van het NRJ meegestuurd voor de commissievergadering van 20 november 2013. Blad: 7/12 Datum: Kenmerk: In bijgaande beleidsnotitie ‘’Risicofactoren voor gebruik en behoefte aan jeugdhulp’’ worden de resultaten van dit extra onderzoek gepresenteerd. We gebruiken de uitkomsten van het vraagontwikkelingsonderzoek ter beoordeling van het verdeelmodel dat bij de meicirculaire wordt opgeleverd. Daarnaast benutten we de uitkomsten voor de jeugdhulpbudgetverdeling over de wijken. Professionals In de commissievergadering van 20 november jongstleden heb ik u toegezegd terug te komen op de stand van zaken van het scholingstraject voor de jeugd- en gezinscoach. Professionals zijn belangrijke boodschappers van het NRJ. In hun persoonlijke contacten leggen zij de nieuwe situatie aan ouders, kinderen en jongeren uit. In 2013 zijn de professionals zowel door de gemeente als door hun eigen instelling geïnformeerd over het nieuwe stelsel en hun rol daarin tijdens startbijeenkomsten, de Focusdag, de website www.rotterdam.nl/nieuwjeugdstelsel, een digitale nieuwsbrief en twitter. Met het CJG zijn en worden start- en vervolgbijeenkomsten georganiseerd om professionals in het wijknetwerk te informeren over het NRJ en de vorming van wijkteams en consultatie- en diagnoseteams. Ook wordt samen met de aanbieders van jeugdhulp de communicatie naar de professional verder opgepakt. Daarbij wordt een groep van ‘ambassadeurs’ (professionals met een voortrekkersrol) door de gemeente geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen. Zij spelen bij bijeenkomsten in de wijk een rol om collega’s te informeren en ons te adviseren over eventuele knelpunten rond de professionalisering. De nieuwe Jeugdwet verplicht jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen die een jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel uitvoeren, om zogenoemde ‘verantwoorde hulp’3 te leveren. Dit betekent in de praktijk dat men in het kwaliteitsregister opgenomen jeugdprofessionals (HBO) of BIG-register geregistreerde professionals moet inzetten. In sommige gevallen kan men andere, niet geregistreerde professionals inzetten. Onder welke voorwaarden dit kan, wordt opgenomen in de AMvB onder de Jeugdwet en in een kwaliteitskader dat wordt opgesteld met de brancheorganisaties. De Inspectie gaat het toezicht op de verantwoorde hulp houden en Rotterdam wil daar met de het Rijk afspraken over maken. Rotterdam heeft het standpunt van de VNG ondersteund dat gemeenten in dit proces om tot een kwaliteitskader te komen, een inhoudelijke toets moeten kunnen doen. Al met al is een belangrijke verantwoordelijkheid voor de professionalisering bij de organisaties die jeugdhulp aanbieden, komen te liggen en zijn jeugdprofessionals zelf ook verantwoordelijk voor het voldoen aan kwaliteitseisen die voor registratie en behoud ervan nodig zijn. Voor de gemeente betekent dit dat we kunnen rekenen op een minimumniveau van de professional die in de jeugdhulp werkzaam is. Voor de professionals in het wijkteam, het consultatie- en diagnoseteam en de jeugdbescherming en -reclassering wil Rotterdam een aantal taken, rollen en competenties benadrukken omdat die cruciaal zijn voor een goede uitvoering van het NRJ. Zo is het van belang dat de jeugdprofessional in het wijkteam een geregistreerde jeugdhulpverlener is zoals in de Jeugdwet bepaalt, zelf basishulp verleent en zijn rol als casusregisseur goed kan vervullen. Belangrijke taken zijn het goed inschatten van de hulpbehoefte, het opstellen van een ondersteuningsplan, de basis op orde brengen. Specifieke competenties (naast of als onderstreping van wat wettelijk wordt vastgelegd) die in Rotterdam van belang zijn, betreffen: breed kijken (generalist), kostenbewust handelen, samenwerken, zelfredzaamheid (eigen kracht) versterken, beslissen in dialoog, (cliënt /cultuur) sensitief werken en omgevingsbewust zijn (kennis van relevant gemeentelijk beleid en programma´s). Een werkgroep met vertegenwoordigers van de jeugdhulpaanbieders in Rotterdam adviseert voor de zomer over deze ´aanvullende kwaliteitskenmerken´. Vanuit de gemeente is een kader voor het opleidingsplan voor de jeugd- en gezinscoach (programma van eisen) vastgesteld. Voor de consultatie- en diagnoseteams wordt hier aan 3 Onder verantwoorde hulp wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder. Men moet het werk laten doen door professionals die daartoe in staat zijn. Blad: 8/12 Datum: Kenmerk: gewerkt. In beide kaders zijn de aanvullende kwaliteitskenmerken verwerkt en verplichte onderdelen benoemd. Voor de verplichte onderdelen moet in ieder geval aantoonbaar (met een toets) zijn dat de professional beschikt over de vereiste kennis, houding en vaardigheden. Ook is benadrukt dat professionals zelf een belangrijke stem krijgen in het bepalen van het opleidingsplan en dat dit voor het niet-verplichtende deel van het plan ook per wijk kan verschillen. Het CJG heeft met de gezamenlijke jeugdhulpaanbieders afgesproken dat Flexus Jeugdplein 4 een coördinerende rol heeft bij het opstellen en uitvoeren van een gezamenlijk opleidingsplan ; jeugdhulpaanbieders pakken hun verantwoordelijkheid voor het leveren van verantwoorde hulp op. Het opleidingsplan wordt aan het programma van eisen getoetst. Een van de aandachtspunt zal zijn in hoeverre de transformatie voldoende in gang wordt gezet. Inrichting één gecertificeerde instelling Op 13 december 2013 bent u geïnformeerd over de besluiten die op 12 december 2013 door het Portefeuillehoudersoverleg jeugdzorg (PHOjz) inzake de inrichting van jeugdbescherming en jeugdreclassering (JB en JR) in één gecertificeerde instelling zijn genomen. Het PHOjz steunt de samenwerking van de gecertificeerde instelling (huidige Bureau Jeugdzorg (BJZ)) en William Schrikker Groep (WSG) in gebiedsteams en er is vertrouwen in de manier waarop de expertise inzake specifieke doelgroepen binnen deze samenwerking wordt geborgd. Een aantal punten bijv. financiering/tarifering en de aansluiting van het Leger des Heils (LdH)/Stichting Gereformeerde Jeugdhulp (SGJ) op de gebiedsteams verdient nog nadere uitwerking die in februari/maart verder vormgegeven wordt. Aan het PHO van 13 februari is het voorstel gedaan een onderscheid te maken tussen de ‘honkvaste doelgroep’, die bediend wordt door de gebiedsteams, en de ‘niet-honkvaste doelgroep’ (o.a. zwerfgezinnen, zorgmijdende gezinnen) en casussen waarop de GI helemaal vastloopt, die bediend wordt door het LdH (‘vangnet’). De precieze invulling is mede afhankelijk van hoe de samenwerking/samenvoeging tussen LdH en SGJ eruit gaat zien. Met betrekking tot de jeugdreclassering voor met name de groep die in aanmerking komt voor toepassing van het adolescentenstrafrecht (16-23 jarigen) zijn de vijf reclasseringsorganisaties (te weten Jeugdreclassering Nederland, WSG, BJZ, LdH en SVJ) in gesprek met de samenwerkende gemeenten om te komen tot een goede werkwijze vanaf 2015. Voor de uitwerking van deze werkwijze wordt aangesloten bij een landelijk gegeven kader met betrekking tot financieringsstructuur. In grote lijnen houdt dit in: • De vuistregel is: toezicht volgt strafrecht (dus veroordeeld volgens jeugdstrafrecht betekent in de principe dat de reclasseringsmaatregel door de rechter wordt toebedeeld aan de jeugdreclassering en veroordeeld volgens volwassenstrafrecht betekent in principe dat de reclasseringsmaatregel door de rechter wordt toebedeeld aan de volwassenreclassering). • Voor 16-23jarigen is hierop een uitzondering mogelijk: bij veroordeling volgens het jeugdstrafrecht kan de maatregel ook door de rechter worden opgedragen aan de volwassenreclassering (afhankelijk van de omstandigheden van de cliënt) • Wordt de reclasseringsmaatregel door de rechter toebedeeld aan de jeugdreclassering, dan is de gemeente financieel verantwoordelijk. Wordt de reclasseringsmaatregel toebedeeld aan de volwassenreclassering dan is het ministerie van Veiligheid & Justitie financieel verantwoordelijk. Aan het PHOjz van 13 februari is deze werkwijze ter besluitvorming voorgelegd. Daarnaast hebben de samenwerkende gemeenten en reclasseringsorganisaties het commitment uitgesproken om nog een stap verder te gaan door gezamenlijk een toekomstbeeld van mogelijke vernieuwingen in de jeugdreclassering voor 16-23 jarigen vorm te geven. Voor de zomer van 2014 wordt dan ook op bestuurlijk niveau overleg georganiseerd. 4 Bij het opstellen en uitvoeren van het opleidingsplan kan gebruik worden gemaakt van zowel de werkgroep Kwaliteitskenmerken als het Platform Expertise Jeugdhulp. Dit Platform werd vanuit het programma ondersteund ten einde de samenwerking in het scholen van professionals te bevorderen. In het Platform zijn alle opleidingsinstituten en jeugdhulporganisaties die zelf scholing verzorgen, uitgenodigd deel te nemen. Blad: 9/12 Datum: Kenmerk: Een van de punten die besproken zullen worden, is de advisering door 3RO en Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) voor de adolescentengroep: de 3RO adviseren de rechter in de huidige situatie bij jongeren 18+ en de RvdK doet dit voor 18-. In het kader van het adolescentenstrafrecht, waarmee voor 16-23jarigen toepassing van atypisch strafrecht mogelijk is, zou aan een gezamenlijke werkwijze voor de advisering kunnen worden gedacht. Een belangrijk uitgangspunt bij de uitvoering van de reclasseringsmaatregel is continuïteit in de begeleiding. In eerste reactie op de motie Geen harde knip voor 18-jarigen jeugdreclassering (nr 13gr3637) wil ik dit dan ook graag benadrukken. Na uitspraak van de rechter verandert niet de grondslag volgens welke een jongere veroordeeld is (jeugd- of volwassenstrafrecht) en dus ook niet de keuze voor het opdragen van het uitvoeren van de reclasseringsmaatregel aan óf jeugdreclassering óf volwassenreclassering. Als een jongere jeugdreclassering toegewezen heeft gekregen, wordt dat niet omgezet in volwassenreclassering op de 18e verjaardag van deze jongere. De begeleiding blijft uitgevoerd worden door de in het vonnis van de rechter aangewezen partij en zal in principe niet overgedragen worden. In de huidige situatie vindt een overdracht in slechts in een enkel geval plaats: als een jongere recidiveert binnen zijn proeftijd en inmiddels 18 jaar is geworden. Dan is er overleg tussen de jeugdreclasseringsorganisatie en de volwassenreclasseringsorganisatie wie de begeleiding verder oppakt. Een (warme) overdracht aan de volwassenreclassering vindt binnen deze situatie alleen plaats als daar inhoudelijke gronden voor zijn, bijvoorbeeld wanneer er geen pedagogische grondslag voor begeleiding meer aanwezig is en een jongere meer gebaat is bij toezicht en controle. Vanaf 2015 mag een volwassenreclasseringsorganisatie alleen nog maar een jeugdreclasseringsmaatregel uitvoeren wanneer zij gecertificeerd is conform het normenkader. Evaluatie jeugdbeschermingsplein/inzicht in relatie tot Veiligheidshuis Regio Rotterdam en Raad voor de Kinderbescherming Op 20 november 2013 heeft u mij gevraagd u te informeren over de evaluatie van het Jeugdbeschermingsplein (JB-plein) en inzicht te geven in de relatie met het veiligheidshuis en de RvdK. In de zomer van 2013 is er een evaluatie geweest van het JB-plein. Uit de evaluatie bleek dat het JB-plein een succes is en door partijen wordt gezien als van grote meerwaarde. Tevens zijn er veel ontwikkelingen geweest sinds de start van het JB-plein, die de werking ervan hebben verbeterd en blijven verbeteren. Daarnaast zijn er ook aanbevelingen. Zo wordt aanbevolen dat het JB-plein een duidelijk gezicht moet krijgen, de informatievoorziening goed georganiseerd moet worden, casusregie nog verbeterd kan worden en volwassenzorg nog meer bij het JB-plein betrokken kan worden. Afgelopen periode is er geïnvesteerd in de samenwerking tussen het Veiligheidshuis Regio Rotterdam (VHRR) en het JB-plein vanwege de kans dat er kinderen besproken worden in het VHRR die ook op het JB-plein moeten worden besproken en andersom. De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) stemt dit af en zorgt voor de verbinding tussen het VHRR en het JB-plein. Wanneer er bijvoorbeeld een kind besproken wordt in het VHRR die ook op het JBplein besproken zou moeten worden, zorgt de RvdK dat deze casus ook ingebracht wordt op het JB-plein. Dit doen zij niet altijd zelf, maar zij zorgen wel dat het gebeurt en dat de juiste melder aan tafel bij de bespreking zit. Dit geldt voor meldingen vanuit jeugdstrafzaken en vanuit huiselijk geweld zaken. De RvdK participeert in alle afdoening- en casusoverleggen in het kader van jeugdstrafzaken. Voor huiselijk geweldzaken participeert de RvdK in de casusoverleggen huiselijk geweld waar de complexe huiselijk geweldzaken en huiselijk geweldzaken met kinderen worden besproken. In het verleden is er discussie geweest of een JB-plein apart opererend van het VHRR verstandig was. Immers, jeugdigen en hun ouders zouden op beide plekken aan de orde kunnen komen. Daarom is geïnvesteerd in een goede samenwerking tussen beide netwerken. Zoals genoemd is de RvdK de linking pin tussen beide. Vooralsnog is verdere integratie niet noodzakelijk. Wel is blijvende investering in de samenwerking nodig onder andere in verband Blad: 10/12 Datum: Kenmerk: met de jeugdreclassering en de komst van het adolescentenstrafrecht. De basis die er nu ligt biedt hierin voldoende mogelijkheden. Er is een landelijke handreiking ontwikkeld die de samenwerking moet intensiveren en verduurzamen tussen de RvdK en gemeenten. Deze handreiking is onlangs verschenen, er wordt nog bekeken welke extra afspraken er naast de reeds voor het JB-plein gemaakte afspraken nog moeten worden gemaakt tussen de gemeente en de RvdK. Inkoop en frictiekosten Voorafgaand aan de toegezegde informatie over frictiekosten wil ik informeren over onderstaande moties. De motie Disclaimer inkoopstrategie (nr 13gr3634) spreekt uit dat bij de inkoop bij de decentralisaties een voorbehoud wordt gemaakt voor wijzigingen van wetgeving in de StatenGeneraal en goedkeuring van het nieuwe stadsbestuur van het beleidsplan 2014. Bij de decentralisatie van jeugdzorg zal pas worden overgegaan tot contractering en subsidiëring na aanvaarding van de Jeugdwet door de Eerste Kamer. De verordening Jeugdhulp Rotterdam zal naar verwachting in september 2014 worden behandeld door de gemeenteraad. De gemeenteraadsbehandeling van het beleidsplan jeugd wordt verwacht in oktober 2014. De contracten en subsidies zullen in oktober/november worden afgesloten dus in elk geval ná de vaststelling van de verordening. Niet helemaal uit te sluiten is dat er contracten en subsidies worden aangegaan c.q. verstrekt voordat er een beleidsplan is. In dat geval zal in de contracten en subsidiebeschikkingen een disclaimer worden opgenomen met als strekking dat deze pas bindend zijn nadat het beleidsplan is goedgekeurd. In de motie Ruimte voor kleine aanbieders (nr 13gr3643) wordt het college verzocht ervoor te zorgen dat er nu en in de toekomst voldoende ruimte blijft voor kleine aanbieders om mee te doen bij de inkoop van zorg en welzijn. In de inkoopstrategie is al aangegeven dat er nadrukkelijk ruimte wordt geboden aan kleine aanbieders en vrij gevestigden. Bij de verdere uitwerking van inkoopstrategie jeugd wordt dit punt de komende maanden opgepakt. Hierover wordt u nader geïnformeerd in de tweede voortgangsrapportage NRJ (planning 2014). Over beide bovengenoemde moties wordt u nader geïnformeerd in een brief die vanuit de drie decentralisaties zal worden verzonden (planning mei 2014). Wat betreft de frictiekosten is relevant dat de samenwerkende gemeenten Jeugdhulp Rijnmond en de huidige jeugdhulpaanbieders in oktober 2013 afspraken hebben gemaakt over de transitie en de transformatie van de jeugdhulp in het Regionaal Transitiearrangement (RTA). Kern hiervan is dat de samenwerkende gemeenten in samenspraak met de bestaande aanbieders en huidige financiers zorgcontinuïteit bieden vanaf 2015. De afspraken in het arrangement hebben een looptijd van 2 jaar. Hierdoor hebben de zorgaanbieders de gelegenheid om bezuinigingen op te vangen en geleidelijk te transformeren. Door de langere looptijd kunnen de frictiekosten tot het minimum beperkt blijven. Belangrijk in dit verband is dat binnen het geheel van deze afspraken de jeugdhulpaanbieders het committent hebben uitgesproken dat zij tijdig maatregelen zullen nemen om frictiekosten te beperken en dat zij bovendien de frictiekosten zelf zullen opvangen. Bij de verdere inrichting van het NRJ zal bij de afweging van keuzes telkens rekening worden gehouden met eventuele frictiekosten die aan de orde kunnen komen voor instellingen. Daarmee wordt recht gedaan aan het uitgangspunt dat zoveel mogelijk ingezet wordt op beperking van frictiekosten. Met betrekking tot de ombouw van BJZ loopt er een apart traject vanwege de specifieke positie van BJZ. Ook is tussen rijk en VNG afgesproken dat er voor eind februari 2014 duidelijkheid wordt verschaft over budget en personele gevolgen voor de BJZ’s. Blad: 11/12 Datum: Kenmerk: Vormgeving informatieplatform U heeft mij gevraagd naar de stand van zaken van het informatieplatform. In 2013 is intensief samengewerkt met het programma Eén informatieplatform binnen het programma Samenhang. Dit heeft geresulteerd in het kader voor informatiemanagement Sociaal Domein Jeugdhulp. Momenteel worden de wijkteams georganiseerd en het wijknetwerk voorbereid op het aankomende nieuwe relatienetwerk. Het informatieplatform zal hier ondersteunend in zijn. In 2014 wordt bovengenoemd kader nader ingevuld door inzet van projecten met de beoogde resultaten: • Het organiseren toegang zodat de wijkteams goed bereikbaar zijn voor het wijknetwerk en cliënten. De toegang wordt ingericht volgens het dienstverleningsconcept van de gemeente Rotterdam. • Het beschikbaar stellen van een gemeenschappelijke sociale kaart (digitale gids van en voor professionals). • Het realiseren van een digitaal coördinatiedossier voor de wijkteams, waarin de afspraken en voortgang staat over de hulp die wordt geboden aan elke cliënt. Wanneer jeugdhulp is ingezet vanuit het gedwongen kader is het in bepaalde gevallen nodig om gegevens van cliënt te kunnen uitwisselen met het wijkteam. Hierover zal eveneens ondersteunende systematiek worden geboden en aansluiting op de systematiek in de vrijwillige jeugdhulp worden gerealiseerd. Dit project is afhankelijk van landelijke ontwikkelingen waarmee aansluiting is gezocht. Zo is er een landelijke ICT-architectuur uitgewerkt die de basis is voor inrichten voor de gemeentelijke systemen. Daarnaast wordt – om beleidsinformatie te genereren – de landelijke Routeervoorziening Beleidsinformatie Jeugd ontwikkeld, die kan worden benut voor gegevens ten behoeve van het genereren van eigen beleidsinformatie, zoals voor de Monitor voor de Jeugd. Privacy In deze rapportage wil ik ook informeren over de ontwikkelingen rondom privacy. De Eerste Kamer heeft nadrukkelijk aandacht gevraagd voor het thema privacy. Samenwerking tussen hulpverleners en de regievoering door de gemeente zal ertoe leiden dat partijen met elkaar informatie over de betrokken burgers willen uitwisselen. Onderdeel hiervan is dat de burger inzicht heeft in welke gegevens partijen uitwisselen en hier regie over voert (transparantie). De Wet Bescherming Persoonsgegevens, Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst, de Wet Politiegegevens en de Wet GBA zijn leidend in deze borging van het delen van privacygevoelige gegevens. Momenteel zijn er meerdere ‘privacyreglementen’ in gebruik: instellingen hebben hun eigen afspraken maar ook overlegconstructies als DOSA en het Jeugdbeschermingsplein. Deze verschillende ‘reglementen’ worden thans geïnventariseerd met het doel te komen tot één kader voor het opslaan en uitwisselen van privacygevoelige gegevens. Vanzelfsprekend is Rotterdam daarbij afhankelijk van de landelijke ontwikkelingen op dit gebied. Kritische prestatie-indicatoren Ik heb u toegezegd nader in te gaan op prestatie-indicatoren. Het is van belang te meten in hoeverre de doelstellingen van het NRJ worden gehaald en in hoeverre het ontwikkelde beleid effectief en efficiënt is. Hiertoe worden indicatoren ontwikkeld. Belangrijk hierbij is de aansluiting met de overige decentralisaties in de monitor MO. De gemeente Rotterdam zal als opdrachtgever Jeugdhulp informatie vragen over productie en financiële verantwoording, zodat hier op gestuurd kan worden. Van belang is dat doelmatig en rechtmatig wordt gehandeld. Voor de sturing is het hierbij vooral van belang hoe wordt toegezien op de rechtmatigheid en juistheid van de gedeclareerde hulp. Wat betreft de geleverde prestaties van instellingen of zorgtrajecten wordt uitgegaan van sturing op basis van output indicatoren en uitkomsten van hulp. Voor de gemeente in haar rol als regisseur is het nodig geïnformeerd te worden in hoeverre het gestelde beleid gerealiseerd wordt en wat de uitkomsten zijn van de zorg zijn. Via onder andere de landelijke Routeervoorziening Beleidsinformatie Jeugd en uitvraag aan instellingen neemt de gemeente Rotterdam data af en kan zij dit voor eigen Blad: 12/12 Datum: Kenmerk: beleidsrapportages gebruiken. Dit zijn deels outputindicatoren en deels indicatoren met betrekking tot het maatschappelijk effect. De prestatie-indicatoren worden afgestemd met de samenwerkende gemeenten om te voorkomen dat aanbieders zich op meerdere manieren moeten verantwoorden naar de verschillende gemeenten. In het eerste kwartaal van 2014 is bekend welke indicatoren nodig zijn. Vervolgens zal de raad worden geïnformeerd hoe de gemeente Rotterdam haar rol als regisseur en opdrachtgever invult en welke set van indicatoren hierbij passen. Voorop staat dat de administratieve lasten voor de aanbieders van hulp tot een minimum beperkt moeten blijven conform het amendement aangenomen tijdens de gemeenteraadvergadering dd 19 december 2014. In het vervolg van 2014 is het nodig de indicatoren te operationaliseren (2e kwartaal 2014) en te implementeren (3e en 4e kwartaal 2014). Instellingen hebben dan de tijd om hun medewerkers en de systemen voor te bereiden op het inrichten en vullen van deze indicatoren. Tot slot Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd over de laatste stand van zaken van een van de drie majeure opgaven in het sociale domein: de decentralisatie van de jeugdzorg. In de afgelopen raadsperiode is hard gewerkt aan een gedegen voorbereiding. Belangrijke stappen zijn gezet maar we zijn er nog niet. Er moet nog veel werk worden verzet om ervoor te zorgen dat niet alleen de transitie met ingang van 2015 is gerealiseerd maar ook de transformatie zijn beslag krijgt. Beide bewegingen zijn immers nodig om de doelstellingen van het NRJ te realiseren zodat passende jeugdhulp wordt geboden, hulp sneller beschikbaar is, hulp tegen aanvaardbare kosten wordt ingezet en bovenal jeugdhulp wordt geboden die leidt tot meer ouders en jeugdigen die zelfredzaam in het leven staan. Met vriendelijke groet, H.M. de Jonge Wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin
© Copyright 2024 ExpyDoc