Tussentijdse voortgangsrapportage Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel

H.M. de Jonge
Wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin
Bezoekadres: Stadhuis Coolsingel 40
Rotterdam
Postadres: Postbus 70012
3000 KP Rotterdam
Website: www.rotterdam.nl
Commissie Jeugd, Onderwijs, Cultuur
en Sport
Retouradres Postbus 70014, 3000 KS Rotterdam
E-mail: [email protected]
Fax: (010) 417 22 44
Inlichtingen:
Telefoon:
Uw brief van:
Uw kenmerk:
Ons kenmerk:
Aantal pagina’s: 12
Aantal bijlagen: 2
Betreft: Tussentijdse
voortgangsrapportage NRJ
Datum:
Geachte commissieleden,
Op 11 februari heeft in de Eerste Kamer het debat plaatsgevonden over de nieuwe Jeugdwet.
De Eerste Kamer heeft zorgen over met name de overheveling van de jeugd-GGZ naar
gemeenten en de bezuinigingen die met de decentralisatie jeugdzorg gepaard gaan. Dinsdag
18 februari wordt over het wetsvoorstel en de moties gestemd, maar nu al lijkt een
meerderheid met de wet in te stemmen. Daarmee zal de decentralisatie van de jeugdzorg met
ingang van 1 januari 2015 een feit zijn en gaat de voorbereiding van het Nieuw Rotterdams
Jeugdstelsel (NRJ) de laatste, definitieve fase in.
In de afgelopen jaren is uw commissie steeds intensief betrokken geweest bij het NRJ.
Belangrijke mijlpalen waren:
• de raadsbehandeling van Ieder Kind Wint, Zorg voor de toekomst in voorjaar 2011,
• de bespreking in de commissie van de Decentralisatie van de jeugdzorg, de
Rotterdamse ontwikkelagenda 2012-2015 in maart 2012
• de bespreking in de commissie van het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel in mei 2013,
• de raadsbehandeling van de Rotterdamse Inkoopstrategie Jeugdhulp op 19 december
jongstleden.
Daarnaast bent u via diverse brieven geïnformeerd over de landelijke, regionale en lokale
ontwikkelingen, onder andere door de raadsbrief over het NRJ (april 2013), het tijdpad
decentralisatie (september 2013) en de eerste Voortgangsrapportage NRJ (oktober 2013).
Tijdens de commissiebesprekingen waarin u blijk gaf van een hoge mate van betrokkenheid bij
het NRJ, is vastgesteld dat er al veel werk is verzet in Rotterdam. Belangrijke
uitvoeringsresultaten zijn:
• Eind januari zijn er zes wijkteams jeugd en gezin operationeel.
• In de zeven focuswijken Children’s Zones zijn 26 van de 34 scholen aangesloten op
de wijkteams.
• Dankzij een nieuwe methode voor jeugdbescherming en de komst van het
Jeugdbeschermingsplein is in 2013 het aantal uithuisplaatsingen in Rotterdam-Zuid
gehalveerd en is er sprake van ruim 6% minder maatregelen ‘onder toezicht stelling’.
Tijdens de commissievergadering van 20 november hebben we uitgebreid stilgestaan bij het
NRJ. Tijdens deze vergadering heb ik u over diverse onderwerpen nadere informatie
toegezegd. In voorliggende tussentijdse voortgangrapportage NRJ zal ik hierop ingaan en zal
Blad: 2/12
Datum:
Kenmerk:
ik u tevens informeren over de voortgang van de moties aangenomen tijdens de
gemeenteraadsvergadering van 19 december jongstleden.
In de tweede voortgangsrapportage NRJ (planning juni 2014) zal nader worden ingegaan op
uitvoering van de moties en zullen voorstellen voor afdoening worden opgenomen.
Tijdens de vergadering van 19 december jongstleden heb ik u tevens toegezegd u te
informeren over de aanpassing van de Monitor Zorg voor de jeugd met de prestatieindicatoren van het NRJ. Voorzien was de reeds bestaande monitor aan u deze zomer te
zenden. We willen daarbij direct de aanpassingen aan u voorleggen. Het streven is dit
tegelijkertijd met de verzending van de tweede voortgangsrapportage NRJ te doen.
Ouders, kinderen en jongeren
Tijdens de commissievergadering dd 20 november jongstleden heeft u gevraagd naar de
stand van zaken ten aanzien van het communicatietraject richting ouders, kinderen en
jongeren over de veranderingen als gevolg van de decentralisatie van de jeugdzorg.
In landelijke en lokale media wordt de nodige aandacht besteed aan de nieuwe taak van
gemeenten als gevolg van deze decentralisatie. Het komend jaar is het van belang om
ouders, kinderen en jongeren tijdig en goed te informeren over de veranderingen in de
jeugdhulp in Rotterdam. Lag in 2013 de focus van de communicatie op de professionals, in de
tweede helft van 2014 zal de focus liggen op het in gesprek gaan en informeren van
Rotterdammers over het nieuwe stelsel. Wat kunnen ouders, kinderen en jongeren zelf doen
en waar kunnen ze terecht met vragen en met vragen om ondersteuning.
Hierbij wordt nauw samengewerkt met de jeugdhulpinstellingen (voor huidige cliënten) en met
het Centrum voor Jeugd en Gezin (voor de Rotterdammers die geen cliënt zijn). We
waarborgen zoveel mogelijk samenhang en samenwerking in de communicatie rondom de drie
decentralisaties. Dat zorgt enerzijds voor effectief werken en anderzijds voor helderheid voor
de Rotterdammer die niet altijd het onderscheid maakt tussen de verschillende soorten van
hulp en ondersteuning. Samen met de andere decentralisaties informeren we aan de hand van
voorbeelden over de vernieuwingen in zorg en welzijn via de publieksmedia (Stadskrant,
www.rotterdam.nl). Bovendien wordt er aan een digitaal loket gewerkt waar een ieder met zijn
vragen over hulp terecht kan.
Sinds medio 2013 is er in ieder geval per kwartaal overleg met cliënten uit cliëntenraden van
diverse jeugdhulpinstellingen waarbij cliënten en ouders input leveren ten behoeve van de
verdere uitwerking van het NRJ. In tweede helft 2014 worden huidige cliënten van
jeugdhulpinstellingen door hun instelling op de hoogte gebracht van wat er voor hun
persoonlijke situatie verandert.
De verdere uitwerking van beleidsparticipatie en cliëntondersteuning vindt plaats in
afstemming met de ontwikkelingen dienaangaande op het gebied van de nieuwe Wet
Maatschappelijke Ondersteuning (nWMO).
In de op 19 december 2013 door de raad aangenomen motie Kinderombudsman (nr
13gr3642) verzoekt de gemeenteraad het college om met ingang van 2015 zorg te dragen
voor een Kinderombudsman specifiek voor de jeugdhulp en de raad te informeren over de
voortgang in de voortgangsrapportages decentralisatie jeugdzorg. Hierover kan ik u melden
dat in het tweede kwartaal van 2014 zal worden bezien op welke manier (of hoe) de functie
van Kinderombudsman kan worden vormgegeven. Daarmee kan de uitwerking worden
meegenomen in de (besluitvorming over) de verordening Jeugdhulp en het beleidsplan Jeugd
en kan de implementatie met ingang van 1 januari 2015 worden voorbereid.
De in dezelfde raad aangenomen motie Vastlegging keukentafelgesprek (nr 13gr3638)
veronderstelt dat er bij zorg door de wijkteams nooit een voor bezwaar vatbare beschikking
komt. Daarom zou de zorgvrager als alternatief een schriftelijk vastgelegde weergave van het
keukentafelgesprek moeten krijgen waarop hij bij een dispuut met de gemeente kan
terugvallen.
Momenteel wordt de conceptverordening Jeugdhulp Rotterdam opgesteld. In dit concept is
opgenomen dat de uikomst van het keukentafelgesprek tussen wijkteam jeugd en gezin en
Blad: 3/12
Datum:
Kenmerk:
zorgvrager altijd - conform de doelstelling van de motie - schriftelijk wordt vastgelegd. Dit
gebeurt in de vorm van een gespreksverslag of ondersteuningsplan. De concept verordening
bevat een bepaling dat - indien de cliënt een dergelijk verslag of plan voor ‘niet
akkoord’ ondertekent - altijd een voor bezwaar vatbare beschikking volgt waartegen de cliënt
desgewenst bezwaar kan maken (tenzij de jeugdige of zijn ouders aangeven geen aanvraag te
wensen). In de conceptverordening is verder voorzien dat op iedere toekenning van een
individuele jeugdhulpvoorziening altijd een voor bezwaar vatbare beschikking volgt waartegen
bezwaar mogelijk is.
Over deze motie wordt u nader geïnformeerd in een brief die vanuit de drie decentralisaties zal
worden verzonden (planning mei 2014).
In de motie Volgplicht zorgmijders (nr 13gr3836) wordt het college gevraagd om – binnen
de kaders van de wet – zorg te dragen dat andere gemeenten actief worden geïnformeerd
over de voorgeschiedenis van een gezin als Rotterdamse gezinnen verhuizen en bekend zijn
bij de jeugdhulpverlening. De motie verzoekt ook om er bij de minister op aan te dringen te
komen tot een landelijk cliëntvolgsysteem zodat gezinnen die verhuizen in het zicht blijven van
hulpverlening en zodat hun voorgeschiedenis duidelijk is voor elke gemeente.
Vooruitlopend op een voorstel voor afdoening van deze motie in de tweede
Voortgangsrapportage NRJ (juni 2014) kan ik u melden dat is reeds sprake is van een
landelijke verwijsindex waar SISA op aangesloten is en waarin meldingen van professionals
landelijk worden gematcht. Mocht een gezin uit het zicht willen blijven van de hulpverlening
door verhuizing en in een andere gemeente worden gesignaleerd door professionals, dan
worden de signalen met elkaar verbonden via dit systeem. Dit systeem wordt uitgebreid in het
kader van de decentralisatie: daar waar het systeem nu is georganiseerd op persoonniveau,
werkt het na 2015 op gezinsniveau dat wil zeggen dat bij een signaal ook een match met
eventuele andere gezinsleden op het betreffende huisadres en de bij hen betrokken
professionals wordt gemaakt. Tevens geldt dat een gecertificeerde instelling bij de uitvoering
van dwangmaatregelen altijd warme overdracht zal doen in geval van verhuizing. Dat doet BJZ
nu ook.
Tijdens het debat op 19 december heb ik reeds gemeld veel belang te hechten aan sluitende
afspraken en heb ik toegezegd ook in Den Haag hier aandacht voor te vragen om te
voorkomen dat gezinnen van de radar verdwijnen.
Centrum voor Jeugd en Gezin en Wijkteams
Ik heb u toegezegd nader in te gaan op de opdracht aan het Centrum voor Jeugd en Gezin
(CJG) en de implementatie van de wijkteams.
De gemeente heeft aan het CJG de opdracht gegeven de wijkteams te organiseren, evenals
de consultatie- en diagnoseteams en de wijknetwerken te faciliteren. De gemeente stelt de
kaders. De opdracht van het CJG is om binnen deze gestelde kaders de wijkteams en consulten diagnoseteams in te richten. Het CJG voert deze opdracht in nauw overleg met de
gemeente uit. Er zijn korte lijnen om ervoor te zorgen dat onduidelijkheden bij de inrichting van
de wijkteams en consultatie- en diagnoseteams snel uit de wereld worden geholpen.
Eind januari 2014 zijn er zes wijkteams jeugd en gezin aan het werk. Volgens planning van het
CJG zijn er voor september 2014 42 wijkteams jeugdhulp en gezin operationeel. Bij tenminste
vijf wijkteams gaat het om een integraal team van volwassen en jeugd en gezin. Waarschijnlijk
zullen dit er in de loop van het jaar meer worden.
Alle kwartiermakers voor de wijkteams jeugd en gezin zijn benoemd. De kwartiermakers zijn
belast met de inrichting van de wijkteams en met het realiseren van de verbinding met de
(bestaande) wijknetwerken. De werving van de voormannen van de wijkteams (voor de fase
na het kwartiermaken) is in uitvoering. Momenteel wordt een tweede tranche van zes
voormannen geworven.
De wijkteams worden gevuld met verschillende disciplines van de huidige aanbieders van
jeugdhulp. Ook kennis vanuit (L)VB en jeugd-GGZ is aanwezig in de wijkteams.
Voor de Rotterdammers is het CJG in principe de toegang tot jeugdhulp; voor de professional
in het wijknetwerk is het wijkteam de toegang. De gezins- en jeugdcoach (voorheen: de
Blad: 4/12
Datum:
Kenmerk:
generalist) van het wijkteam gaat met de ouders en de jeugdige in gesprek om te komen tot
goede vraaganalyse en komt tot een hulpaanbod. Uitgangspunt is dat telkens gezocht wordt
naar mogelijkheden om de hulp te organiseren in eigen kring. Het wijkteam bepaalt in overleg
met de jeugdige en zijn ouders welke jeugdhulp geboden gaat worden; afhankelijk van de
vraag is dat basishulp of specialistische hulp. Het wijkteam maakt gebruik van een consultatie
- en diagnoseteam (zie verder onderstaand) als bepaalde expertise gewenst is om te komen
tot goede diagnose.
In verband met de motie Geen harde knip 18-jarigen (nr 13gr3641) kan ik u melden
dat zowel landelijk als lokaal gekeken wordt naar een oplossing voor de knip bij 18-jarigen,
met name voor de jeugd-GGZ die vanaf 18 jaar via de Zorgverzekeringswet wordt
vergoed. Rotterdam maakt hierover voor de jeugd-GGZ en de volwassen GGZ afspraken met
de zorgverzekeraars.
Daarnaast werken we afspraken uit voor het werken in en met de wijkteams. In deze
afspraken staat behalve hoe de wijkteams goed aansluiten bij de jeugdreclassering van 18/23-jarigen, ook in welke gevallen de jeugd op 18-jarige leeftijd nog niet volwassen genoeg is
om naar het wijkteam volwassenen te gaan. Het wijkteam voor volwassenen werkt in principe
voor alle Rotterdammers boven de 18 jaar. In het NRJ staat dat het wijkteam jeugd en gezin
door kan lopen totdat jongeren 23 jaar zijn. Zodra deze afspraken zijn uitgewerkt, zal een
voorstel worden gedaan om de motie af te doen (planning juni 2014).
Op de achtergrond van de knip bij 18-jarigen speelt dat we bij de wijkteams op twee manieren
werken aan een meer integrale benadering en een betere overgang van jeugd naar
volwassenen. Er zijn inmiddels in Hoek van Holland en Centrum twee wijkteams gestart met
een volledig integrale aanpak. Hier is bij geen enkele leeftijd een knip. In alle andere wijkteams
zorgen we door middel van integrale werkwijzen voor een vloeiende overgang van hulp aan
jonge Rotterdammers naar zorg aan volwassen Rotterdammers.
Consultatie- en diagnoseteams
Tijdens de commissievergadering van 20 november jongstleden heeft u vragen gesteld over
de consultatie- en diagnoseteams. Deze teams1 brengen expertise en advies uit de
specialistische hulp naar de wijkteams. Op deze manier wordt het wijkteam in staat gesteld om
kwalitatief goede basishulp te verlenen, maar ook adequaat door te verwijzen als
specialistische hulp geboden is. De teams hebben twee taken:
• het realiseren van neerwaartse druk binnen het stelsel door laagdrempelige
consultatie en advies aan het wijkteam,
• het fungeren als voorportaal voor de specialistische hulp door het realiseren van
toeleidingdiagnostiek bij ernstige en/of complexe problematiek.
Om op alle leefgebieden te kunnen analyseren en adviseren, is het belangrijk dat specialisten
uit de diverse jeugdhulpsectoren goed vertegenwoordigd zijn in de consultatie- en
diagnoseteams. Daarmee biedt het consultatie- en diagnoseteam ook de kans de verkokering
te doorbreken door specialisten uit zowel de Jeugd-VB, jeugd- en opvoedhulp,
jeugdbescherming en jeugd-GGZ integraal naar problematiek te laten kijken. Een goede
aansluiting op de veiligheid en jeugdbeschermingsketen is eveneens van belang.
In Rotterdam zullen ongeveer zeven tot negen consultatie- en diagnoseteams gaan
functioneren. Ieder team ondersteunt vier tot zes wijkteams. De verwachting is dat een
consultatie- en diagnoseteam bestaat uit een kernteam met personen die samen de
geneeskunde, psychologie en orthopedagogiek vertegenwoordigen, zoals bijvoorbeeld een
jeugdarts, GZ-psycholoog en orthopedagoog. Daarnaast zal minder frequent benodigde
expertise van bijvoorbeeld de kinder- en jeugdpsychiater, onderwijsdiagnostiek en forensische
psychiatrie in de flexibele schil plaatsnemen, zodat deze enerzijds te allen tijde beschikbaar is,
maar anderzijds zich kan richten op haar kerntaak, namelijk het doen van behandeldiagnostiek
en behandeling in de instellingen zelf.
1
Onder een consultatie- en diagnoseteam wordt hetzelfde verstaan als het eerder in het NRJ gebruikte
term diagnoseteam.
Blad: 5/12
Datum:
Kenmerk:
CJG en jeugdhulpinstellingen werken samen een voorstel uit waarin de samenstelling en
werkwijze van de consultatie- en diagnoseteams nader wordt beschreven. Daarnaast wordt
momenteel uitgewerkt hoe de teams een rol kunnen vervullen in relatie tot de hulp vanuit
passend onderwijs.
Huisartsen
Naar aanleiding van uw vragen over de rol van de huisarts in het NRJ en de relatie tot het
wijkteam het volgende. Het goed positioneren van de huisarts in het nieuwe jeugdstelsel is van
groot belang. De huisarts heeft ook in de nieuwe Jeugdwet de mogelijkheid door te verwijzen
naar jeugdhulp. De huisarts is van origine een plaats waar veel ouders met kinderen komen
om vragen over medische, maar ook opvoedingsproblematiek te bespreken. De huisarts
fungeert als poortwachter en als regisseur en verwijst ca. 10% van de vragen door, maar
behandelt dus het overgrote deel zelf. De huisarts ziet niet alleen de kinderen, maar ook de
ouders en eventuele broertjes en zusjes. Daarmee is de huisarts een belangrijke partner om in
het nieuwe jeugdstelsel de doelstelling van één gezin, één plan mogelijk te maken.
Voor de huisartsen verandert er wettelijk niets, maar de komst van de wijkteams vraagt om
nadere afspraken op het gebied van verwijzingen, onderlinge taakverdeling en informatieuitwisseling. De integraliteit van het wijkteam en de nabijheid van specialistisch advies en
diagnostiek in de consultatie- en diagnoseteams, maakt het wijkteam een belangrijke partner
voor de huisarts, die hem bij de huidige toename van taken kan ontlasten op het gebied van
psychische problematiek bij kinderen en multiprobleem-gezinnen.
In nauwe samenwerking met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) district Rijnmond en
Zorgimpuls, de regionale ondersteuningsstructuur voor Rotterdam en omgeving, organiseert
de gemeente vanaf februari 2014 informatieavonden voor alle huisartsen in Rotterdam, waarin
zij hen informeert over het NRJ. Aangezien huisartsen als zelfstandigen (al dan niet in een
gezondheidscentrum of gezamenlijke praktijk) opereren, zullen met alle huisartsen(praktijken)
afzonderlijk afspraken moeten worden gemaakt. De gemeente formuleert in overleg met de
LHV en de huisartsen die in een zogenoemde kerngroep plaatsnemen, een voorstel voor
samenwerking, die de wijkteams met de huisarts(en) in de wijk verder uitwerken tot
afspraken.
Aansluiting Jeugdhulp en Onderwijs
Ik heb u toegezegd terug te komen op de relatie jeugdhulp met het onderwijs: het leefdomein
en de vind- en werkplaats voor kinderen. Deze aansluiting is van cruciaal belang voor het
realiseren van de NRJ-doelstellingen. Bovendien vraagt de invoering van passend onderwijs in
het onderwijs om goede samenwerking tussen het onderwijs, gemeenten en
jeugdhulpaanbieders.
Vroegtijdig signaleren van de zorgvraag/behoefte in de voorschoolse periode is hierbij
belangrijk en de voorschoolse instellingen hebben hierin een signaleerfunctie. De uitwerking
van deze rol in relatie tot het NRJ maakt onderdeel uit van het beleidsplan Jeugd dat medio
2014 in de consultatie gaat en in oktober naar de gemeenteraad wordt gezonden.
Voor het primair, voortgezet onderwijs en middelbaar onderwijs is ingezet op het leggen van
de verbinding tussen het Rotterdamse onderwijs en het NRJ via het School Maatschappelijk
Werk (SMW). In samenwerking met vertegenwoordigers van de schoolbesturen uit het primair
onderwijs en voortgezet onderwijs, de ROC’s, SMW Servicepunt, CJG en gemeente zijn de
contouren voor de nieuwe rol van het SMW in Rotterdam uitgelijnd. De SMW’er is
gepositioneerd op school (primaire werk- en vindplaats), maakt onderdeel uit van de
onderwijszorgstructuur op school en fungeert als schakel tussen het onderwijs en de
wijkteams op het moment dat er sprake is van inzet van jeugdhulp. Jeugdhulp wordt
georganiseerd vanuit het wijkteam waar het kind woont, ongeacht de onderwijsvorm.
Voor het speciaal onderwijs wordt onderzocht of er een specialistisch loket voor leerlingen in
het speciaal onderwijs haalbaar is.
De periode tot aan de zomer wordt benut om de gemaakte bestuurlijke afspraken te
concretiseren tot werkafspraken. Deze afspraken worden eveneens opgenomen in het
eerdergenoemde beleidsplan Jeugd. De Jeugdwet schrijft voor dat over het beleidsplan een
Blad: 6/12
Datum:
Kenmerk:
op overeenstemminggericht overleg plaatsvindt (OGOO) met de schoolbesturen passend
onderwijs, voor zover het afstemming van en effectieve samenwerking met het onderwijs
betreft. Bij de voorbereiding van het beleidsplan Jeugd vindt reeds overleg plaats met het
onderwijsveld, vooruitlopend op het OGOO over het beleidsplan (planning juni 2014).
Parallel aan deze ontwikkeling vindt er met de zeven samenwerkingsverbanden in het basis
en voortgezet onderwijs OOGO’s plaats over de ondersteuningsplannen in het kader van
Passend Onderwijs in Rotterdam. Inmiddels heeft dit met de grootste
samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs (PPO Rotterdam) en het voortgezet
onderwijs (Koers VO) plaatsgevonden. De overige OOGO’s volgen in februari 2014. Tijdens
deze overleggen worden afspraken gemaakt over onder andere de aansluiting tussen de
onderwijsondersteuning in het onderwijs en het NRJ. De afspraken betreffen vooralsnog
procesafspraken, omdat nadere inhoudelijke uitwerking van de aansluiting onderwijs-NRJ nog
volop in gang is. Hierbij gaat het om afspraken over de aansluiting van het onderwijs via de
schoolmaatschappelijk werker op het wijkteam en vice versa zoals bovenstaand beschreven.
Ook wordt in het kader van de motie Speciaal Onderwijs (nr 13gr31200, aangenomen tijdens
de begrotingsbehandeling op 12 november 2013) gesproken met vertegenwoordigers uit het
speciaal en voortgezet speciaal onderwijs om te komen tot een voorstel voor een eenvoudige
werkwijze van toegang tot jeugdhulp voor leerlingen in het speciaal onderwijs. Resultaten uit
het lopende onderzoek naar het gebruik, de kosten en financiering van jeugdhulp op speciaal
onderwijs scholen worden hierbij betrokken.
Vraagontwikkelingonderzoek
In deze tussentijdse rapportage wil ik u nader informeren over het
vraagontwikkelingsonderzoek. In het kader van de decentralisatie van de jeugdzorg hebben
gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond opdracht gegeven tot een aantal onderzoeken
naar het huidige jeugdhulpgebruik van jeugdigen (0 tot 23 jaar). Na de Startfoto (maart 2013)
is een verdiepend vraagontwikkelingsonderzoek uitgevoerd dat bestaat uit vier onderdelen:
• Verdiepend onderzoek naar jeugd-GGZ, ABWZ-gefinancierde zorg voor jeugd,
forensische psychiatrie en AMK2
• Verdiepend onderzoek naar risicofactoren en zorggebruik
• Verdiepend onderzoek naar duur, kosten en combinaties van zorg
• Verdiepend onderzoek naar ontwikkeling zorggebruik, problematiek, stapeling van
zorg en verwijzingen
De belangrijkste resultaten en conclusies van de laatste drie onderzoeken van het
vraagontwikkelingsonderzoek worden in een aparte brief gepresenteerd. Voor Rotterdam zijn
voor bepaalde onderwerpen aparte analyses gedaan. Dit betreft met name het rapport
‘’Verdiepend onderzoek naar risicofactoren en zorggebruik’’. Echter ook in het rapport
‘’Verdiepend onderzoek naar duur, kosten en combinaties van zorg’’ zijn gemiddelde duur en
gemiddelde kosten apart voor Rotterdam (en andere gemeenten) berekend.
Naast het vraagontwikkelingsonderzoek is er nog een aparte analyse uitgevoerd naar de
samenhang tussen risicofactoren, hulpbehoefte/zorgvraag en zorggebruik. Uit deze extra
analyse blijkt dat de informatie die de gemeente uit haar monitoren (Jeugdmonitor en Jeugd
Rijnmond in Beeld) heeft over emotionele en gedragsproblemen bij de jeugd, geen sterke
voorspellers zijn voor het gebruik van de twee meest voorkomende vormen van jeugdhulp, te
weten de jeugd-GGZ en de ambulante Jeugd- en Opvoedhulp. Het lijkt dat daarmee de match
tussen jeugdigen met problemen en jeugdigen die een aanbod aan zorg
ontvangen, onvoldoende is. Dit heeft onder meer te maken met het gegeven dat in wijken met
veel niet-westers allochtone jeugdigen minder jeugdzorggebruik is, met name bij jeugd-GGZ.
2
Het Verdiepend onderzoek naar jeugd-GGZ, ABWZ-gefinancierde zorg voor jeugd, forensische
psychiatrie en AMK is met de vorige Voortgangsrapportage van het NRJ meegestuurd voor de
commissievergadering van 20 november 2013.
Blad: 7/12
Datum:
Kenmerk:
In bijgaande beleidsnotitie ‘’Risicofactoren voor gebruik en behoefte aan jeugdhulp’’ worden de
resultaten van dit extra onderzoek gepresenteerd.
We gebruiken de uitkomsten van het vraagontwikkelingsonderzoek ter beoordeling van het
verdeelmodel dat bij de meicirculaire wordt opgeleverd. Daarnaast benutten we de uitkomsten
voor de jeugdhulpbudgetverdeling over de wijken.
Professionals
In de commissievergadering van 20 november jongstleden heb ik u toegezegd terug te komen
op de stand van zaken van het scholingstraject voor de jeugd- en gezinscoach. Professionals
zijn belangrijke boodschappers van het NRJ. In hun persoonlijke contacten leggen zij de
nieuwe situatie aan ouders, kinderen en jongeren uit. In 2013 zijn de professionals zowel door
de gemeente als door hun eigen instelling geïnformeerd over het nieuwe stelsel en hun rol
daarin tijdens startbijeenkomsten, de Focusdag, de website
www.rotterdam.nl/nieuwjeugdstelsel, een digitale nieuwsbrief en twitter.
Met het CJG zijn en worden start- en vervolgbijeenkomsten georganiseerd om professionals in
het wijknetwerk te informeren over het NRJ en de vorming van wijkteams en consultatie- en
diagnoseteams. Ook wordt samen met de aanbieders van jeugdhulp de communicatie naar de
professional verder opgepakt. Daarbij wordt een groep van ‘ambassadeurs’ (professionals met
een voortrekkersrol) door de gemeente geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen. Zij
spelen bij bijeenkomsten in de wijk een rol om collega’s te informeren en ons te adviseren over
eventuele knelpunten rond de professionalisering.
De nieuwe Jeugdwet verplicht jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen die een
jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel uitvoeren, om zogenoemde
‘verantwoorde hulp’3 te leveren. Dit betekent in de praktijk dat men in het kwaliteitsregister
opgenomen jeugdprofessionals (HBO) of BIG-register geregistreerde professionals moet
inzetten. In sommige gevallen kan men andere, niet geregistreerde professionals inzetten.
Onder welke voorwaarden dit kan, wordt opgenomen in de AMvB onder de Jeugdwet en in
een kwaliteitskader dat wordt opgesteld met de brancheorganisaties. De Inspectie gaat het
toezicht op de verantwoorde hulp houden en Rotterdam wil daar met de het Rijk afspraken
over maken. Rotterdam heeft het standpunt van de VNG ondersteund dat gemeenten in dit
proces om tot een kwaliteitskader te komen, een inhoudelijke toets moeten kunnen doen.
Al met al is een belangrijke verantwoordelijkheid voor de professionalisering bij de organisaties
die jeugdhulp aanbieden, komen te liggen en zijn jeugdprofessionals zelf ook verantwoordelijk
voor het voldoen aan kwaliteitseisen die voor registratie en behoud ervan nodig zijn. Voor de
gemeente betekent dit dat we kunnen rekenen op een minimumniveau van de professional die
in de jeugdhulp werkzaam is.
Voor de professionals in het wijkteam, het consultatie- en diagnoseteam en de
jeugdbescherming en -reclassering wil Rotterdam een aantal taken, rollen en competenties
benadrukken omdat die cruciaal zijn voor een goede uitvoering van het NRJ. Zo is het van
belang dat de jeugdprofessional in het wijkteam een geregistreerde jeugdhulpverlener is zoals
in de Jeugdwet bepaalt, zelf basishulp verleent en zijn rol als casusregisseur goed kan
vervullen. Belangrijke taken zijn het goed inschatten van de hulpbehoefte, het opstellen van
een ondersteuningsplan, de basis op orde brengen. Specifieke competenties (naast of als
onderstreping van wat wettelijk wordt vastgelegd) die in Rotterdam van belang zijn, betreffen:
breed kijken (generalist), kostenbewust handelen, samenwerken, zelfredzaamheid (eigen
kracht) versterken, beslissen in dialoog, (cliënt /cultuur) sensitief werken en omgevingsbewust
zijn (kennis van relevant gemeentelijk beleid en programma´s). Een werkgroep met
vertegenwoordigers van de jeugdhulpaanbieders in Rotterdam adviseert voor de zomer over
deze ´aanvullende kwaliteitskenmerken´.
Vanuit de gemeente is een kader voor het opleidingsplan voor de jeugd- en gezinscoach
(programma van eisen) vastgesteld. Voor de consultatie- en diagnoseteams wordt hier aan
3
Onder verantwoorde hulp wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend,
doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder.
Men moet het werk laten doen door professionals die daartoe in staat zijn.
Blad: 8/12
Datum:
Kenmerk:
gewerkt. In beide kaders zijn de aanvullende kwaliteitskenmerken verwerkt en verplichte
onderdelen benoemd. Voor de verplichte onderdelen moet in ieder geval aantoonbaar (met
een toets) zijn dat de professional beschikt over de vereiste kennis, houding en vaardigheden.
Ook is benadrukt dat professionals zelf een belangrijke stem krijgen in het bepalen van het
opleidingsplan en dat dit voor het niet-verplichtende deel van het plan ook per wijk kan
verschillen.
Het CJG heeft met de gezamenlijke jeugdhulpaanbieders afgesproken dat Flexus Jeugdplein
4
een coördinerende rol heeft bij het opstellen en uitvoeren van een gezamenlijk opleidingsplan ;
jeugdhulpaanbieders pakken hun verantwoordelijkheid voor het leveren van verantwoorde
hulp op. Het opleidingsplan wordt aan het programma van eisen getoetst. Een van de
aandachtspunt zal zijn in hoeverre de transformatie voldoende in gang wordt gezet.
Inrichting één gecertificeerde instelling
Op 13 december 2013 bent u geïnformeerd over de besluiten die op 12 december 2013 door
het Portefeuillehoudersoverleg jeugdzorg (PHOjz) inzake de inrichting van jeugdbescherming
en jeugdreclassering (JB en JR) in één gecertificeerde instelling zijn genomen.
Het PHOjz steunt de samenwerking van de gecertificeerde instelling (huidige Bureau
Jeugdzorg (BJZ)) en William Schrikker Groep (WSG) in gebiedsteams en er is vertrouwen in
de manier waarop de expertise inzake specifieke doelgroepen binnen deze samenwerking
wordt geborgd. Een aantal punten bijv. financiering/tarifering en de aansluiting van het Leger
des Heils (LdH)/Stichting Gereformeerde Jeugdhulp (SGJ) op de gebiedsteams verdient nog
nadere uitwerking die in februari/maart verder vormgegeven wordt. Aan het PHO van 13
februari is het voorstel gedaan een onderscheid te maken tussen de ‘honkvaste doelgroep’,
die bediend wordt door de gebiedsteams, en de ‘niet-honkvaste doelgroep’ (o.a.
zwerfgezinnen, zorgmijdende gezinnen) en casussen waarop de GI helemaal vastloopt, die
bediend wordt door het LdH (‘vangnet’). De precieze invulling is mede afhankelijk van hoe de
samenwerking/samenvoeging tussen LdH en SGJ eruit gaat zien.
Met betrekking tot de jeugdreclassering voor met name de groep die in aanmerking komt voor
toepassing van het adolescentenstrafrecht (16-23 jarigen) zijn de vijf reclasseringsorganisaties
(te weten Jeugdreclassering Nederland, WSG, BJZ, LdH en SVJ) in gesprek met de
samenwerkende gemeenten om te komen tot een goede werkwijze vanaf 2015. Voor de
uitwerking van deze werkwijze wordt aangesloten bij een landelijk gegeven kader met
betrekking tot financieringsstructuur. In grote lijnen houdt dit in:
• De vuistregel is: toezicht volgt strafrecht (dus veroordeeld volgens jeugdstrafrecht
betekent in de principe dat de reclasseringsmaatregel door de rechter wordt
toebedeeld aan de jeugdreclassering en veroordeeld volgens volwassenstrafrecht
betekent in principe dat de reclasseringsmaatregel door de rechter wordt toebedeeld
aan de volwassenreclassering).
• Voor 16-23jarigen is hierop een uitzondering mogelijk: bij veroordeling volgens het
jeugdstrafrecht kan de maatregel ook door de rechter worden opgedragen aan de
volwassenreclassering (afhankelijk van de omstandigheden van de cliënt)
• Wordt de reclasseringsmaatregel door de rechter toebedeeld aan de
jeugdreclassering, dan is de gemeente financieel verantwoordelijk. Wordt de
reclasseringsmaatregel toebedeeld aan de volwassenreclassering dan is het
ministerie van Veiligheid & Justitie financieel verantwoordelijk.
Aan het PHOjz van 13 februari is deze werkwijze ter besluitvorming voorgelegd.
Daarnaast hebben de samenwerkende gemeenten en reclasseringsorganisaties het
commitment uitgesproken om nog een stap verder te gaan door gezamenlijk een
toekomstbeeld van mogelijke vernieuwingen in de jeugdreclassering voor 16-23 jarigen vorm
te geven. Voor de zomer van 2014 wordt dan ook op bestuurlijk niveau overleg georganiseerd.
4
Bij het opstellen en uitvoeren van het opleidingsplan kan gebruik worden gemaakt van zowel de
werkgroep Kwaliteitskenmerken als het Platform Expertise Jeugdhulp. Dit Platform werd vanuit het
programma ondersteund ten einde de samenwerking in het scholen van professionals te bevorderen. In
het Platform zijn alle opleidingsinstituten en jeugdhulporganisaties die zelf scholing verzorgen,
uitgenodigd deel te nemen.
Blad: 9/12
Datum:
Kenmerk:
Een van de punten die besproken zullen worden, is de advisering door 3RO en Raad voor de
Kinderbescherming (RvdK) voor de adolescentengroep: de 3RO adviseren de rechter in de
huidige situatie bij jongeren 18+ en de RvdK doet dit voor 18-. In het kader van het
adolescentenstrafrecht, waarmee voor 16-23jarigen toepassing van atypisch strafrecht
mogelijk is, zou aan een gezamenlijke werkwijze voor de advisering kunnen worden gedacht.
Een belangrijk uitgangspunt bij de uitvoering van de reclasseringsmaatregel is continuïteit in
de begeleiding. In eerste reactie op de motie Geen harde knip voor 18-jarigen
jeugdreclassering (nr 13gr3637) wil ik dit dan ook graag benadrukken. Na uitspraak van de
rechter verandert niet de grondslag volgens welke een jongere veroordeeld is (jeugd- of
volwassenstrafrecht) en dus ook niet de keuze voor het opdragen van het uitvoeren van de
reclasseringsmaatregel aan óf jeugdreclassering óf volwassenreclassering. Als een jongere
jeugdreclassering toegewezen heeft gekregen, wordt dat niet omgezet in
volwassenreclassering op de 18e verjaardag van deze jongere. De begeleiding blijft uitgevoerd
worden door de in het vonnis van de rechter aangewezen partij en zal in principe niet
overgedragen worden.
In de huidige situatie vindt een overdracht in slechts in een enkel geval plaats: als een jongere
recidiveert binnen zijn proeftijd en inmiddels 18 jaar is geworden. Dan is er overleg tussen de
jeugdreclasseringsorganisatie en de volwassenreclasseringsorganisatie wie de begeleiding
verder oppakt. Een (warme) overdracht aan de volwassenreclassering vindt binnen deze
situatie alleen plaats als daar inhoudelijke gronden voor zijn, bijvoorbeeld wanneer er geen
pedagogische grondslag voor begeleiding meer aanwezig is en een jongere meer gebaat is bij
toezicht en controle. Vanaf 2015 mag een volwassenreclasseringsorganisatie alleen nog maar
een jeugdreclasseringsmaatregel uitvoeren wanneer zij gecertificeerd is conform het
normenkader.
Evaluatie jeugdbeschermingsplein/inzicht in relatie tot Veiligheidshuis Regio Rotterdam en
Raad voor de Kinderbescherming
Op 20 november 2013 heeft u mij gevraagd u te informeren over de evaluatie van het
Jeugdbeschermingsplein (JB-plein) en inzicht te geven in de relatie met het veiligheidshuis en
de RvdK. In de zomer van 2013 is er een evaluatie geweest van het JB-plein. Uit de evaluatie
bleek dat het JB-plein een succes is en door partijen wordt gezien als van grote meerwaarde.
Tevens zijn er veel ontwikkelingen geweest sinds de start van het JB-plein, die de werking
ervan hebben verbeterd en blijven verbeteren. Daarnaast zijn er ook aanbevelingen. Zo wordt
aanbevolen dat het JB-plein een duidelijk gezicht moet krijgen, de informatievoorziening goed
georganiseerd moet worden, casusregie nog verbeterd kan worden en volwassenzorg nog
meer bij het JB-plein betrokken kan worden.
Afgelopen periode is er geïnvesteerd in de samenwerking tussen het Veiligheidshuis Regio
Rotterdam (VHRR) en het JB-plein vanwege de kans dat er kinderen besproken worden in het
VHRR die ook op het JB-plein moeten worden besproken en andersom. De Raad voor de
Kinderbescherming (RvdK) stemt dit af en zorgt voor de verbinding tussen het VHRR en het
JB-plein. Wanneer er bijvoorbeeld een kind besproken wordt in het VHRR die ook op het JBplein besproken zou moeten worden, zorgt de RvdK dat deze casus ook ingebracht wordt op
het JB-plein. Dit doen zij niet altijd zelf, maar zij zorgen wel dat het gebeurt en dat de juiste
melder aan tafel bij de bespreking zit.
Dit geldt voor meldingen vanuit jeugdstrafzaken en vanuit huiselijk geweld zaken.
De RvdK participeert in alle afdoening- en casusoverleggen in het kader van jeugdstrafzaken.
Voor huiselijk geweldzaken participeert de RvdK in de casusoverleggen huiselijk geweld waar
de complexe huiselijk geweldzaken en huiselijk geweldzaken met kinderen worden besproken.
In het verleden is er discussie geweest of een JB-plein apart opererend van het VHRR
verstandig was. Immers, jeugdigen en hun ouders zouden op beide plekken aan de orde
kunnen komen. Daarom is geïnvesteerd in een goede samenwerking tussen beide netwerken.
Zoals genoemd is de RvdK de linking pin tussen beide. Vooralsnog is verdere integratie niet
noodzakelijk. Wel is blijvende investering in de samenwerking nodig onder andere in verband
Blad: 10/12
Datum:
Kenmerk:
met de jeugdreclassering en de komst van het adolescentenstrafrecht. De basis die er nu ligt
biedt hierin voldoende mogelijkheden.
Er is een landelijke handreiking ontwikkeld die de samenwerking moet intensiveren en
verduurzamen tussen de RvdK en gemeenten. Deze handreiking is onlangs verschenen, er
wordt nog bekeken welke extra afspraken er naast de reeds voor het JB-plein gemaakte
afspraken nog moeten worden gemaakt tussen de gemeente en de RvdK.
Inkoop en frictiekosten
Voorafgaand aan de toegezegde informatie over frictiekosten wil ik informeren over
onderstaande moties.
De motie Disclaimer inkoopstrategie (nr 13gr3634) spreekt uit dat bij de inkoop bij de
decentralisaties een voorbehoud wordt gemaakt voor wijzigingen van wetgeving in de StatenGeneraal en goedkeuring van het nieuwe stadsbestuur van het beleidsplan 2014.
Bij de decentralisatie van jeugdzorg zal pas worden overgegaan tot contractering en
subsidiëring na aanvaarding van de Jeugdwet door de Eerste Kamer.
De verordening Jeugdhulp Rotterdam zal naar verwachting in september 2014 worden
behandeld door de gemeenteraad. De gemeenteraadsbehandeling van het beleidsplan jeugd
wordt verwacht in oktober 2014. De contracten en subsidies zullen in oktober/november
worden afgesloten dus in elk geval ná de vaststelling van de verordening. Niet helemaal uit te
sluiten is dat er contracten en subsidies worden aangegaan c.q. verstrekt voordat er een
beleidsplan is. In dat geval zal in de contracten en subsidiebeschikkingen een disclaimer
worden opgenomen met als strekking dat deze pas bindend zijn nadat het beleidsplan is
goedgekeurd.
In de motie Ruimte voor kleine aanbieders (nr 13gr3643) wordt het college verzocht ervoor
te zorgen dat er nu en in de toekomst voldoende ruimte blijft voor kleine aanbieders om mee te
doen bij de inkoop van zorg en welzijn. In de inkoopstrategie is al aangegeven dat er
nadrukkelijk ruimte wordt geboden aan kleine aanbieders en vrij gevestigden. Bij de verdere
uitwerking van inkoopstrategie jeugd wordt dit punt de komende maanden opgepakt. Hierover
wordt u nader geïnformeerd in de tweede voortgangsrapportage NRJ (planning 2014).
Over beide bovengenoemde moties wordt u nader geïnformeerd in een brief die vanuit de drie
decentralisaties zal worden verzonden (planning mei 2014).
Wat betreft de frictiekosten is relevant dat de samenwerkende gemeenten Jeugdhulp
Rijnmond en de huidige jeugdhulpaanbieders in oktober 2013 afspraken hebben gemaakt over
de transitie en de transformatie van de jeugdhulp in het Regionaal Transitiearrangement
(RTA). Kern hiervan is dat de samenwerkende gemeenten in samenspraak met de bestaande
aanbieders en huidige financiers zorgcontinuïteit bieden vanaf 2015. De afspraken in het
arrangement hebben een looptijd van 2 jaar. Hierdoor hebben de zorgaanbieders de
gelegenheid om bezuinigingen op te vangen en geleidelijk te transformeren. Door de langere
looptijd kunnen de frictiekosten tot het minimum beperkt blijven. Belangrijk in dit verband is dat
binnen het geheel van deze afspraken de jeugdhulpaanbieders het committent hebben
uitgesproken dat zij tijdig maatregelen zullen nemen om frictiekosten te beperken en dat zij
bovendien de frictiekosten zelf zullen opvangen.
Bij de verdere inrichting van het NRJ zal bij de afweging van keuzes telkens rekening worden
gehouden met eventuele frictiekosten die aan de orde kunnen komen voor instellingen.
Daarmee wordt recht gedaan aan het uitgangspunt dat zoveel mogelijk ingezet wordt op
beperking van frictiekosten. Met betrekking tot de ombouw van BJZ loopt er een apart traject
vanwege de specifieke positie van BJZ. Ook is tussen rijk en VNG afgesproken dat er voor
eind februari 2014 duidelijkheid wordt verschaft over budget en personele gevolgen voor de
BJZ’s.
Blad: 11/12
Datum:
Kenmerk:
Vormgeving informatieplatform
U heeft mij gevraagd naar de stand van zaken van het informatieplatform. In 2013 is intensief
samengewerkt met het programma Eén informatieplatform binnen het programma
Samenhang. Dit heeft geresulteerd in het kader voor informatiemanagement Sociaal Domein Jeugdhulp.
Momenteel worden de wijkteams georganiseerd en het wijknetwerk voorbereid op het
aankomende nieuwe relatienetwerk. Het informatieplatform zal hier ondersteunend in zijn.
In 2014 wordt bovengenoemd kader nader ingevuld door inzet van projecten met de beoogde
resultaten:
• Het organiseren toegang zodat de wijkteams goed bereikbaar zijn voor het
wijknetwerk en cliënten. De toegang wordt ingericht volgens het
dienstverleningsconcept van de gemeente Rotterdam.
• Het beschikbaar stellen van een gemeenschappelijke sociale kaart (digitale gids van
en voor professionals).
• Het realiseren van een digitaal coördinatiedossier voor de wijkteams, waarin de
afspraken en voortgang staat over de hulp die wordt geboden aan elke cliënt.
Wanneer jeugdhulp is ingezet vanuit het gedwongen kader is het in bepaalde gevallen nodig
om gegevens van cliënt te kunnen uitwisselen met het wijkteam. Hierover zal eveneens
ondersteunende systematiek worden geboden en aansluiting op de systematiek in de
vrijwillige jeugdhulp worden gerealiseerd. Dit project is afhankelijk van landelijke
ontwikkelingen waarmee aansluiting is gezocht. Zo is er een landelijke ICT-architectuur
uitgewerkt die de basis is voor inrichten voor de gemeentelijke systemen. Daarnaast wordt –
om beleidsinformatie te genereren – de landelijke Routeervoorziening Beleidsinformatie Jeugd
ontwikkeld, die kan worden benut voor gegevens ten behoeve van het genereren van eigen
beleidsinformatie, zoals voor de Monitor voor de Jeugd.
Privacy
In deze rapportage wil ik ook informeren over de ontwikkelingen rondom privacy. De Eerste
Kamer heeft nadrukkelijk aandacht gevraagd voor het thema privacy. Samenwerking tussen
hulpverleners en de regievoering door de gemeente zal ertoe leiden dat partijen met elkaar
informatie over de betrokken burgers willen uitwisselen. Onderdeel hiervan is dat de burger
inzicht heeft in welke gegevens partijen uitwisselen en hier regie over voert (transparantie). De
Wet Bescherming Persoonsgegevens, Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst, de
Wet Politiegegevens en de Wet GBA zijn leidend in deze borging van het delen van
privacygevoelige gegevens.
Momenteel zijn er meerdere ‘privacyreglementen’ in gebruik: instellingen hebben hun eigen
afspraken maar ook overlegconstructies als DOSA en het Jeugdbeschermingsplein. Deze
verschillende ‘reglementen’ worden thans geïnventariseerd met het doel te komen tot één
kader voor het opslaan en uitwisselen van privacygevoelige gegevens. Vanzelfsprekend is
Rotterdam daarbij afhankelijk van de landelijke ontwikkelingen op dit gebied.
Kritische prestatie-indicatoren
Ik heb u toegezegd nader in te gaan op prestatie-indicatoren. Het is van belang te meten in
hoeverre de doelstellingen van het NRJ worden gehaald en in hoeverre het ontwikkelde beleid
effectief en efficiënt is. Hiertoe worden indicatoren ontwikkeld. Belangrijk hierbij is de
aansluiting met de overige decentralisaties in de monitor MO.
De gemeente Rotterdam zal als opdrachtgever Jeugdhulp informatie vragen over productie en
financiële verantwoording, zodat hier op gestuurd kan worden. Van belang is dat doelmatig en
rechtmatig wordt gehandeld. Voor de sturing is het hierbij vooral van belang hoe wordt
toegezien op de rechtmatigheid en juistheid van de gedeclareerde hulp. Wat betreft de
geleverde prestaties van instellingen of zorgtrajecten wordt uitgegaan van sturing op basis van
output indicatoren en uitkomsten van hulp.
Voor de gemeente in haar rol als regisseur is het nodig geïnformeerd te worden in hoeverre
het gestelde beleid gerealiseerd wordt en wat de uitkomsten zijn van de zorg zijn.
Via onder andere de landelijke Routeervoorziening Beleidsinformatie Jeugd en uitvraag aan
instellingen neemt de gemeente Rotterdam data af en kan zij dit voor eigen
Blad: 12/12
Datum:
Kenmerk:
beleidsrapportages gebruiken. Dit zijn deels outputindicatoren en deels indicatoren met
betrekking tot het maatschappelijk effect. De prestatie-indicatoren worden afgestemd met de
samenwerkende gemeenten om te voorkomen dat aanbieders zich op meerdere manieren
moeten verantwoorden naar de verschillende gemeenten.
In het eerste kwartaal van 2014 is bekend welke indicatoren nodig zijn. Vervolgens zal de raad
worden geïnformeerd hoe de gemeente Rotterdam haar rol als regisseur en opdrachtgever
invult en welke set van indicatoren hierbij passen. Voorop staat dat de administratieve lasten
voor de aanbieders van hulp tot een minimum beperkt moeten blijven conform het
amendement aangenomen tijdens de gemeenteraadvergadering dd 19 december 2014.
In het vervolg van 2014 is het nodig de indicatoren te operationaliseren (2e kwartaal 2014) en
te implementeren (3e en 4e kwartaal 2014). Instellingen hebben dan de tijd om hun
medewerkers en de systemen voor te bereiden op het inrichten en vullen van deze
indicatoren.
Tot slot
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd over de laatste stand van zaken van
een van de drie majeure opgaven in het sociale domein: de decentralisatie van de jeugdzorg.
In de afgelopen raadsperiode is hard gewerkt aan een gedegen voorbereiding.
Belangrijke stappen zijn gezet maar we zijn er nog niet. Er moet nog veel werk worden verzet
om ervoor te zorgen dat niet alleen de transitie met ingang van 2015 is gerealiseerd maar ook
de transformatie zijn beslag krijgt. Beide bewegingen zijn immers nodig om de doelstellingen
van het NRJ te realiseren zodat passende jeugdhulp wordt geboden, hulp sneller beschikbaar
is, hulp tegen aanvaardbare kosten wordt ingezet en bovenal jeugdhulp wordt geboden die
leidt tot meer ouders en jeugdigen die zelfredzaam in het leven staan.
Met vriendelijke groet,
H.M. de Jonge
Wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin