Prinsjesdag - Van der Linden

Fotografie: Rob van Esch
Op de tweehonderdste Prinsjesdag heeft het kabinet het Belastingplan 2015 aan de Tweede
Kamer aangeboden. Het Belastingplan 2015 bevat weinig verrassende maatregelen.
Opvallende maatregelen zijn de mogelijkheid om lijfrente bij arbeidsongeschiktheid af te kopen en de
herleving van de 80%-regel bij levensloop. Al aangekondigd - en nu ook opgenomen in het Belastingplan 2015 - zijn de introductie van nettopensioen en duidelijkheid over de sanctie bij schending
nettolijfrente, en de aanpassing van de werkkostenregeling (inclusief verval van het keuzeregime).
Ook zijn er diverse kleinere maatregelen op het gebied van eigen woning.
Daarnaast heeft het kabinet toegezegd verder te werken aan de herziening van het belastingstelsel,
maar zijn er nagenoeg geen concrete wijzigingen voorgesteld. De staatssecretaris van Financiën heeft
aangegeven een stelsel-wijziging niet ineens door te voeren zoals bij de invoering van de Wet
Inkomstenbelasting 2001.
Deze week vinden de algemene beschouwingen plaats. De algemene politieke beschouwingen zijn het
jaarlijkse debat over de begrotingsplannen van het kabinet voor het komende jaar. Dit kan nog leiden tot
wijzigingen. Vervolgens zal het Belastingplan 2015 naar de Eerste Kamer gaan die de wetsvoorstellen
kan aannemen of verwerpen. Gelet op de afstemming die vooraf heeft plaatsgevonden met de
constructieve oppositie (D’66, CU en SGP) lijkt aanname van het wetsvoorstel geen probleem.
Eind dit jaar weten we definitief welke voorstellen doorgang vinden.
Eigen Woning
1. Maatregelen Eigen Woning
Restschuld
Een restschuld ontstaat als de verkoopprijs van de eigen woning lager is dan de eigenwoningschuld.
De rente over deze restschuld is met ingang van 1 januari 2013 gedurende tien jaar aftrekbaar in box 1.
Maar dan moet de restschuld wel ontstaan zijn in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31
december 2017. De faciliteit is ook van toepassing als er geen eigen woning meer is. Ook geldt er geen
aflossingsvereiste voor de restschuld.
Om ervoor te zorgen dat restschulden beter zijn te financieren, wordt de maximale periode voor de
aftrek van rente op restschulden verlengd van tien naar vijftien jaar.
Tijdelijke verhuisregel en regeling bij tijdelijke verhuur
De tijdelijke verlenging van de verhuisregeling hypotheekrenteaftrek, en het herleven van de
hypotheekrenteaftrek na tijdelijke verhuur, zijn tijdelijke crisismaatregelen die gelden voor mensen met
een eigen woning die zij niet verkocht krijgen. Een woningbezitter met dubbele woonlasten blijft dus drie
jaar lang recht houden op hypotheekrenteaftrek over beide hypotheken, in plaats van de gebruikelijke
twee jaar. Daarnaast mogen de financieringskosten voor deze woning weer afgetrokken worden, als de
woning na een periode van verhuur binnen deze driejaarstermijn weer leegstaat. De verlenging van de
termijn van twee naar drie jaar zou aanvankelijk beëindigd worden per 1 januari 2015. Het kabinet heeft
nu besloten om deze regelingen blijvend te verlengen naar drie jaar.
Beëindiging verruimde schenkvrijstelling in verband met de eigen woning
In het belastingplan 2014 is de schenkvrijstelling ten behoeve van de eigen woning verruimd. In de
periode tot en met 31 december 2014 is het mogelijk om € 100.000 te schenken zonder
schenkingsrecht te betalen. Het bedrag moet de verkrijger dan wel aanwenden voor de eigen woning.
Zowel de relatie tussen de schenker en verkrijger, als de leeftijd van de verkrijger, zijn hierbij niet
relevant. Deze maatregel wordt volgens de huidige plannen niet verlengd. Dit betekent dus dat het nog
tot het einde van dit jaar mogelijk is om een schenking te doen waarbij gebruik kan worden gemaakt
van de verhoogde schenkvrijstelling.
Verlaagd btw-tarief
Met ingang van 1 maart 2013 is het btw-tarief op renovaties en verbouwingen tijdelijk verlaagd van 21%
naar 6%. Deze maatregel zou lopen tot en met 31 december 2014, maar is nu verlengd tot 1 juli 2015.
Voorwaarden zijn wel dat de dienst is afgerond vóór 1 juli 2015 en de renovatie of verbouwing meer dan
twee jaar na eerste ingebruikneming van de woning heeft plaatsgevonden. De verlaging ziet op de
geleverde arbeid en niet op de materialen.
De onderstaande maatregelen waren al eerder aangenomen:
Vervallen tijdelijke verlenging doorverkooptermijn overdrachtsbelasting
De stimuleringsmaatregel van de doorverkooptermijn in de overdrachtsbelasting van zes maanden voor
is tijdelijk verlengd tot 36 maanden. Dat geldt voor woningen en niet-woningen. Als een onroerende
zaak in de periode van 1 september 2012 tot 1 januari 2015 wordt verkregen, is bij een opvolgende
verkrijging van deze onroerende zaak door een ander binnen 36 maanden slechts over de meerwaarde
overdrachtsbelasting verschuldigd. De verlengde doorverkooptermijn is dus niet meer van toepassing
op verkrijgingen na 2014. Dan geldt weer de gebruikelijke zesmaandstermijn.
Verhoging eigenwoningforfait dure woningen
In 2015 wordt het eigenwoningforfait voor woningen boven een bepaalde WOZ-waarde (in 2014 is dat
€ 1.040.000) verhoogd van 1,80% naar 2,05% voor het deel dat die WOZ-waarde overstijgt. Uiteindelijk
zal dit 2,35% zijn in 2016.
Beperking renteaftrek eigenwoningschuld in hoogste schijf tot 51%
Vanaf 2014 is het maximale percentage waartegen de rente over de eigenwoningschuld in de hoogste
schijf kan worden afgetrokken met een half procent per jaar verlaagd. De renteaftrek voor de
eigenwoningschuld bedraagt in 2015 dus maximaal 51%.
Ons commentaar
Het is goed om in de toelichting op het Belastingplan 2015 te lezen dat de termijn voor renteaftrek van
restschulden wordt verlengd van tien naar vijftien jaar. Een wettelijke basis is hier helaas niet voor terug
te vinden in het belastingplan. Deze zal dus nog moeten volgen. Wij gaan er dan ook maar even vanuit
dat de voorwaarden zoals die gelden voor de huidige faciliteit niet wijzigen en enkel de termijn wordt
aangepast en verlengd van 10 naar 15 jaar.
Op de woningmarkt lijkt licht het herstel te zijn ingezet. Langzaamaan worden er meer woningen
verkocht. Ondanks dat zie je binnen Nederland regionaal toch nog behoorlijk wat verschillen ten aanzien
van de verkoop van woningen. Wij kunnen de structurele aanpassing van de driejaarstermijn voor
mensen met dubbele eigenwoninglasten in dat kader dan ook alleen maar aanmoedigen.
Vanuit de praktijk was er de wens om de termijn voor schenkvrijstelling te verlengen. Er werd veel meer
gebruik van gemaakt dan in eerste instantie werd verwacht. Het is de woningmarkt ten goede gekomen.
Minister Dijsselbloem heeft echter al aangegeven dat de termijn niet zou worden verlengd. Dit blijkt nu
ook. Om nog dit jaar gebruik te maken van de verhoogde schenkingsvrijstelling moet aan de
voorwaarden worden voldaan. De schenking moet vóór 1 januari 2015 zijn gebruikt voor de eigen
woning. Het enkel doen en ontvangen van de schenking is dus niet voldoende. Vraag is tot wanneer
bank/verzekeraar de schenking nog tijdig voor 31 december 2014 kan verwerken. Dit zijn dingen om
over na te denken en helder te communiceren met onze klanten.
Oudedagsvoorzieningen
2. Nettolijfrente (derde pijler) en nettopensioen (tweede pijler)
Met ingang van 1 januari 2015 wordt het fiscale kader waarbinnen pensioen kan worden opgebouwd
verder beperkt en wordt het pensioengevend loon gemaximeerd op € 100.000.
Onderdeel van deze wetgeving, beter bekend als Witteveen 2015, is de mogelijkheid om voor het
inkomen boven € 100.000 in de derde pijler een oudedagsvoorziening op te bouwen in de vorm van een
nettolijfrente. Deze nettolijfrente komt overeen met een jaarlijkse bruto pensioenopbouw van 1,875%
middelloon. De waarde van de nettolijfrente is door een speciale vrijstelling vrijgesteld van
vermogensrendementsheffing in box 3.
In het Belastingplan 2015 staan voor de oudedagsvoorziening twee belangrijke wijzigingen:
1. de sanctie die staat op het schenden van de voorwaarden voor de nettolijfrente wordt gewijzigd;
2. het nettopensioen wordt in de fiscale wetgeving geïntroduceerd.
Nettopensioen is de mogelijkheid om voor het inkomen boven de € 100.000 in de tweede pijler een
oudedagsvoorziening op te bouwen die overeenkomt met een jaarlijkse bruto pensioenopbouw van
1,875% middelloon. Ook nettopensioen kent een speciale vrijstelling van vermogensrendementsheffing
in box 3.
Nettolijfrente
De nettolijfrente is onderdeel van Witteveen 2015 en is al aangenomen.
De kenmerken van nettolijfrente zijn:
 De premie of inleg is niet aftrekbaar en wordt betaald uit een netto inkomens- of vermogensbestanddeel;
 De uitkeringen zijn niet belast in box 1;
 De waarde van de nettolijfrente is vrijgesteld van vermogensrendementsheffing in box 3;
 De uitkeringen moeten voldoen aan de bestaande fiscale voorwaarden voor een (tijdelijke)
oudedagslijfrente;
 De nettolijfrente kan uitsluitend worden uitgevoerd door een verzekeraar (lijfrenteverzekering),
bank (lijfrenterekening) of beleggingsinstelling (lijfrentebeleggingsrecht);
 De nettolijfrente is op dezelfde manier vrijgesteld van erfbelasting als de brutolijfrente.
Sanctie nettolijfrente
De sanctie bij schending van de voorwaarden van de nettolijfrente is onderdeel van het Belastingplan
2015 en is daarmee nog een wetsvoorstel. Als in enig jaar een schending van de voorwaarden
plaatsvindt, wordt in het daaropvolgende jaar een bij forfaitaire benadering bepaald bedrag in box 3 in
aanmerking genomen. Dit om de genoten box 3-vrijstelling terug te nemen. In het jaar ná het jaar
waarin de schending heeft plaatsgevonden wordt 50% van de nettolijfrente aanspraak (waarde op
1 januari van het jaar van schending) vermenigvuldigd met het aantal deelnemingsjaren (met een
maximum van tien) in de vermogensrendementsheffing betrokken. Deze sanctie kent een ingewikkelde
tegenbewijsregeling. De sanctie wordt overigens niet toegepast bij emigratie.
Nettopensioen
Onlangs is al een ontwerpbesluit nettopensioen gepubliceerd. Met opname van het nettopensioen in
het Belastingplan 2015 is het nu ook voorstel van wet De kenmerken van nettopensioen zijn:
 De omkeerregel is niet van toepassing;
 De uitkeringen zijn niet belast in box 1;
 De waarde van het nettopensioen wordt vrijgesteld van vermogensrendementsheffing in box 3;
 Het nettopensioen kan uitsluitend voorzien in een netto-ouderdomspensioen, nettopartnerpensioen
en/of nettowezenpensioen;
 Het nettopensioen kan uitsluitend worden uitgevoerd door een pensioenfonds, verzekeraar of
premiepensioeninstelling;
 Het nettopartnerpensioen is op dezelfde wijze vrijgesteld van erfbelasting als het (bruto) partnerpensioen.
Sanctie nettopensioen
De sanctiebepaling bij schending van de voorwaarden is hetzelfde als bij nettolijfrente. We behandelen
daarom hier alleen de begrenzing van het nettopensioen en de vormen van nettopensioen.
Begrenzing en vormen nettopensioen
Voor het nettopensioen gelden de begrenzingen (vermenigvuldigd met de nettofactor) zoals deze voor
(bruto) pensioenregelingen zijn opgenomen in de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964).
Alle vormen van nettopensioen moeten op basis van een beschikbare premieregeling tijdsevenredig
worden opgebouwd. Hiervoor zullen premiestaffels worden gepubliceerd.
Het netto-ouderdomspensioen mag na 40 jaren opbouw niet meer bedragen dan 75% van het
gemiddelde bedrag boven € 100.000 (2015) vermenigvuldigd met 48% (2015) (en het
nettopartnerpensioen en het nettowezenpensioen respectievelijk 52,5% en 10,5%).
Overzicht nettolijfrente en nettopensioen
Witteveen 2015 (reeds aangenomen)
Belastingplan 2015 (wetsvoorstel)
Nettopensioen (tweede pijler)
Netto-ouderdoms-, nettopartneren/of nettowezenpensioen
Nettolijfrente (derde pijler)
Oudedagslijfrente, nabestaandelijfrente of
tijdelijke oudedagslijfrente
Aanbieder:
Pensioenfonds, verzekeraar of
premiepensioeninstelling (PPI)
Verzekeraar, bank of beleggingsinstelling
Kring van
gerechtigden
nabestaandenvoorzieningen:
Partnerpensioen: (gewezen)
echtgenoot dan wel degene met
wie (gewezen) werknemer
gemeenschappelijk huishouding
voert / voerde
Wezenpensioen: (pleeg)kinderen
tot 30 jaar
Levenslange uitkering in geld (niet
beleggingseenheden) die kan
variëren binnen de marge 100:75
Nabestaandelijfrente: elke willekeurige
natuurlijk persoon die verzekeringnemer
(belastingplichtige) heeft aangewezen
Vererven:
Niet mogelijk
Wel mogelijk (in geval van spaarrekening
of beleggingsrecht)
Afkoop:
Afkoop wordt beheerst door PW.
Wordt toch afgekocht: genoten box
3 vrijstelling wordt (forfaitair)
teruggenomen. Zie uitwerking
hiervoor.
Sanctie bij schending voorwaarden:
genoten box 3 vrijstelling wordt (forfaitair)
teruggenomen. Zie uitwerking hiervoor.
Afkoop langdurige
arbeidsongeschiktheid:
Niet mogelijk.
Onder voorwaarden tot een bepaald
maximum mogelijk.
Inkomensvoorzieningen:
Uitkeringsvormen:
Levenslange of tijdelijke uitkering die vast
en gelijkmatig is in geld of
beleggingseenheden
Ons commentaar
Maar net twee weken geleden is het ontwerpbesluit nettopensioen door de staatssecretarissen van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën gepubliceerd. Jammer dat wederom fiscale en
civielrechtelijke wetgeving niet op elkaar worden afgestemd. Om een voorbeeld te noemen: afkoop
wordt beheerst door de Pensioenwet (PW, dus is afkoop niet mogelijk), nettopensioen is immers
pensioen in de zin van de PW. Maar toch wordt fiscaal de afkoopmogelijkheid, hoewel met toepassing
van een sanctie, geboden. Het lijkt ons goed dat er eens één fiscaal-civielrechtelijk beleid wordt
gevormd ten aanzien van (netto)pensioen.
Verder wordt in Belastingplan 2015 met geen woord gerept over de gevolgen van nettolijfrente en
nettopensioen voor de uitvoerders ervan. Moeten nu bepaalde gegevens aan de Belastingdienst worden
doorgegeven (gerenseigneerd)? En zo ja, welke gegevens? En hoe zit het met de aansprakelijkheid van
de uitvoerder jegens de Belastingdienst?
Het is voor de werknemer mogelijk een veilige gedachte dat nettopensioen onder de beschermende
werking van de Pensioenwet valt. Maar zullen de uitvoeringskosten in verband met de zwaardere
informatieverplichtingen opwegen tegen de voordelen van de ‘beschermende’ werking van de
Pensioenwet? Het is te hopen dat de totale uitvoeringskosten minder bedragen dan de effectieve
belastingheffing van 1,2% per jaar op een vergelijkbare ‘gewone spaarrekening’ zou zijn geweest. Is dat
niet zo, dan heeft de vrijstelling in box 3 per definitie zijn nut verloren. Bovendien is het de vraag of de
box 3-vrijstelling opweegt tegen de beperkte beschikkingsvrijheid over het nettokapitaal. Het kapitaal
moet immers voldoen aan de wettelijk voorgeschreven lijfrentevormen en de beperkte kring van
begunstigden. De hoop bestond dat alles rondom nettolijfrente en nettopensioen na het Belastingplan
2015 duidelijk zou zijn. Helaas is dat (nog) niet het geval, terwijl de tijd nu toch echt begint te dringen…
3. Afkoop lijfrente bij langdurige arbeidsongeschiktheid
In het belastingplan is een nieuwe mogelijkheid opgenomen om lijfrente af te kopen. Het gaat om
afkoop van een lijfrentevoorziening bij langdurige arbeidsongeschiktheid. De maatregel geldt vanaf
1 januari 2015. Om gebruik te kunnen maken van de afkoopregeling moet degene die de lijfrente
(gedeeltelijk) wil afkopen aan drie voorwaarden voldoen:
1. de rechthebbende moet langdurig arbeidsongeschikt zijn;
2. de rechthebbende mag de AOW- leeftijd op het moment van afkoop nog niet hebben bereikt; én
3. het gezamenlijk bedrag van de afgekochte lijfrente mag in het kalenderjaar niet meer bedragen dan
het hoogste van € 40.000 of de gemiddelde premiegrondslag in het jaar vóór het jaar van afkoop en
het jaar wat daaraan vooraf ging. Bij de premiegrondslag wordt geen rekening gehouden met de
franchise.
De uitvoerder van de lijfrente kan op verzoek van de klant bij inhouding van loonheffing rekening
houden met het feit dat het gaat om een (gedeeltelijke) afkoop van de lijfrente bij
arbeidsongeschiktheid. De klant moet daarbij aan de uitvoerder aannemelijk maken dat hij voldoet aan
de voorwaarden voor afkoop. Als hij voldoet aan de voorwaarden betaalt hij inkomstenbelasting over de
afkoopwaarde, geen revisierente.
Hetzelfde geldt ook voor de nettolijfrente. Als aan de voorwaarden wordt voldaan kan een nettolijfrente
worden afgekocht zonder sancties in box 3.
4. Beperking lijfrente-inleg bij deelname nettopensioen
Inleg of premie voor een netto pensioen zal in mindering moeten worden gebracht op de jaar- en
reserveringsruimte. Omdat nettopensioen pas vanaf 2015 kan worden opgebouwd en bij jaar- en
reserveringsruimte de gegevens van het voorafgaande kalenderjaar worden toegepast, heeft deze
maatregel voor het eerst invloed op de jaarruimte van het jaar 2016.
Ons commentaar
Volgens goed Nederlands gebruik wordt de lijfrentefaciliteit ten minste ieder jaar aangepast. Gelukkig
vallen de aanpassingen dit jaar mee. De gedachte achter de nieuwe afkoopmogelijkheid is het
verschaffen van inkomen voor met name zzp’ers bij arbeidsongeschiktheid. Over het bedrag dat zij
opnemen of afkopen, betalen zij alleen inkomstenbelasting. Geen revisierente. Met deze maatregel kan
mogelijk in de acute noden van de arbeidsongeschikte ondernemer worden voorzien. Wel roept de
maatregel de vraag op welk beleid de overheid in gedachten heeft voor de oudedagsvoorziening van
deze arbeidsongeschikten. Na afkoop heeft de ondernemer geen oudedagsvoorziening meer. En de
vraag is hoe het begrip ‘langdurig’ moet worden uitgelegd. Daarvoor volgt nog een ministeriële regeling.
Het kabinet legt bovendien de last van de beoordeling van de vraag of aan de voorwaarden wordt
voldaan in eerste instantie bij de uitvoerder neer, terwijl die aansprakelijk is voor een juiste inhouding.
In voorkomende gevallen zal die uitvoerder vooraf instemming van de Belastingdienst met de afkoop
verlangen.
De vermindering van de jaar- en reserveringsruimte met het bedrag van de inleg voor nettopensioen
verbaast ons. De lijfrente waarvoor aftrek mogelijk is, wordt berekend over inkomen tot € 100.000.
Het nettopensioen (of de nettolijfrente) wordt berekend over het inkomen boven € 100.000. Gelet op
dit gegeven lijkt het onlogisch om opbouw van nettopensioen van invloed te laten zijn op de opbouw tot
€ 100.000.
Levensloop
5. Levensloop
Per 1 januari 2012 is de levensloopregeling voor nieuwe gevallen afgeschaft. Voor tegoeden van meer
dan € 3.000 geldt een overgangsregeling waarbij van de levensloopregeling gebruik kan worden
gemaakt tot en met het jaar 2021. Bij opnames kan bestedingsvrij over het levenslooptegoed worden
beschikt.
Voor het jaar 2013 gold een regeling dat bij volledige opname van het levenslooptegoed slecht 80%
hiervan in de belastingheffing werd betrokken. Deze regeling wordt nu in 2015 opnieuw aangeboden
voor deelnemers die onder het overgangsrecht vallen. De 80%-regeling is beperkt tot ten hoogste de
waarde van de levensloopaanspraak op 31 december 2013. Ook in 2015 geldt de 80%-regeling alleen
voor opnames van het volledige levenslooptegoed.
Ons commentaar
Het is opvallend (en onverwacht) dat deelnemers aan de levensloopregeling voor de tweede keer de
kans krijgen om hun levenslooptegoed volledig op te nemen, waarbij slechts 80% van de waarde (dit
keer per 31 december 2013) wordt belast. De achtergrond van deze maatregel is niet toegelicht. Het is
de vraag of deelnemers deze tweede kans aangrijpen of dat zij toch het saldo voor de langere termijn zonder heffing in box 3 - willen behouden.
Werkkostenregeling
6. Werkkostenregeling
In het belastingplan wordt de fiscale behandeling van vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers
aangepast (‘werkkostenregeling’). Werkgevers zijn vanaf 1 januari 2015 verplicht om deze
werkkostenregeling toe te passen. Zij moeten aan het einde van het jaar bepalen wat de totale loonsom
is. Van deze loonsom mag met ingang van 1 januari 2015 1,2% belastingvrij en ongetoetst aan
werknemers worden vergoed. Nu bedraagt deze ‘vrije ruimte’ nog 1,5% van de loonsom. Over de
vergoedingen en verstrekkingen die uitkomen boven die vrije ruimte is een eindheffing van 80%
verschuldigd. Tenzij een vrijstelling van toepassing is of de vergoeding of verstrekking ‘noodzakelijk’ is
(zie hierna). Na afloop van het kalenderjaar mag de op grond van de werkkostenregeling verschuldigde
belasting worden berekend en afgedragen in de aangifte over het eerste tijdvak. Daarnaast is het ook
mogelijk om al gedurende het jaar de verschuldigde eindheffing te berekenen en af te dragen.
Noodzakelijkheidscriterium
Naast de verplichtstelling van de werkkostenregeling wordt het zogenoemde
‘noodzakelijkheidscriterium’ geïntroduceerd. Vergoedingen of verstrekkingen die de werkgever
redelijkerwijs noodzakelijk voor de uitvoering van de dienstbetrekking vindt, mag de werkgever
belastingvrij geven. In het belastingplan wordt gesproken over gereedschappen, computers, en mobiele
communicatiemiddelen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de dienstbetrekking. Daarbij wordt
onder andere de voorwaarde gesteld dat de werknemer verplicht is tot teruggaaf of vergoeding van de
restwaarde als de voorziening niet meer noodzakelijk is.
Branche eigen producten
Voor korting op producten van de eigen werkgever blijft een aparte vrijstelling van toepassing. De
korting mag maximaal 20% van de waarde in het economisch verkeer bedragen en in totaal niet meer
dan € 500 per jaar zijn.
Concernregeling
In concernverband waarbij er sprake is van meerdere inhoudingsplichtigen kan jaarlijks de keuze
gemaakt worden om als één werkgever te worden beschouwd. Daarbij geldt de voorwaarde dat
gedurende het hele jaar sprake is van ondernemingen waarbij voor ten minste een belang van 95% in
dochterondernemingen aanwezig is. Elke inhoudingsplichtige is hoofdelijk aansprakelijk voor de
verschuldigde belasting van het concern.
Personeelsleningen
De fiscale behandeling van rentekorting op personeelsleningen zal in de Fiscale verzamelwet 2015
worden opgenomen. Deze wet zal in het voorjaar van 2015 worden behandeld.
Ons commentaar
Bij de invoering van de werkkostenregeling in 2011 konden werkgevers nog kiezen of zij van deze
regeling gebruik wilden maken. Met ingang van volgend jaar vervalt de keuzemogelijkheid. Het
merendeel van de werkgevers hanteert tot de dag van vandaag nog het oude regime. Onder het oude
regime was het hebben van een privé- of beloningsvoordeel relevant. Nu moet gekeken worden of een
vergoeding ‘noodzakelijk’ is. De invulling van dat begrip wordt (vooralsnog) aan werkgevers zelf
overgelaten. Voor de genoemde voorzieningen wil de regering alvast wat ‘ervaring’ opdoen in het
gebruik van dit nieuwe criterium. En ook voor andere knelpunten in de regeling volgen te zijner tijd
oplossingen. Wij zijn benieuwd hoe ondernemend Nederland als proefpersoon zal reageren op dit
experimentele medicijn.
Overige maatregelen
7. Eén bankrekeningnummer en gebruik BSN door banken
Aan banken wordt met ingang van 1 januari 2015 de verplichting opgelegd om op verzoek van de
Belastingdienst kosteloos gegevens te verstrekken over bankrekeningen. Het betreft de naw-gegevens
en de geboortedatum van de rekeninghouder en eventueel het burgerservicenummer (BSN). De
Belastingdienst bepaalt de termijn waarbinnen deze gegevens moeten worden verstrekt. Deze
informatie heeft de Belastingdienst nodig voor een correcte uitbetaling van toeslagen en terugbetaling
van inkomstenbelasting. Om ervoor te zorgen dat banken een juiste interne klantenadministratie
hebben, krijgen zij de bevoegdheid om het BSN in hun eigen administratie te gaan gebruiken. Het
gebruik is wel beperkt tot de uitvoering van de zogenoemde eenbankrekeningmaatregel. Dit is de
maatregel dat de Belastingdienst teruggaven inkomstenbelasting en toeslagen uitbetaalt op één
bankrekening die op naam staat van de rechthebbende zelf.
Ons commentaar
Om de toeslagenfraude terug te dringen wordt nu aan banken de verplichting opgelegd om op verzoek
van de Belastingdienst informatie te verstrekken. En dan ook nog kosteloos en op elk moment dat de
Belastingdienst dit wenst! Voor dit doel mogen de banken dan wel het BSN in hun administratie gaan
gebruiken. Banken moeten dus opdraaien voor de fouten die de Belastingdienst maakt.
8. Tarieven en kortingen inkomstenbelasting
Tarief eerste schijf box 1 omhoog
Het tarief in de eerste schijf van het schijventarief in box 1 gaat omhoog. De verhoging in 2015 is
minder dan was voorzien in het Belastingplan 2014. Het tarief in de eerste schijf stijgt van 36,25% naar
36,5%.
Arbeidskorting omhoog
In 2015 wordt het inkomen waarbij de arbeidskorting afgebouwd gaat worden (afbouwgrens) verhoogd
met € 8.600. Het gevolg is dat de arbeidskorting in 2015 maximaal wordt verhoogd met € 344.
Aanpassing afbouw algemene heffingskorting
In 2015 wordt het afbouwpercentage van de algemene heffingskorting verhoogd met 0,32%, waardoor
de heffingskorting uitkomt op 2,32%.Het inkomenstraject waarover wordt afgebouwd verandert hierbij
niet. In 2015 loopt dat traject van circa € 20.000 tot circa € 57.000.
Ouderenkorting omlaag en ouderentoeslag afgeschaft
Per 1 januari 2016 wordt de ouderenkorting met € 83 per jaar verlaagd en de ouderentoeslag (een
verhoging van het heffingsvrije vermogen in box 3 voor ouderen met een laag inkomen) komt in zijn
geheel te vervallen.
Tijdsevenredige heffingskorting voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen
Op basis van de tot en met 2014 geldende keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen kan
iemand die een deel van het jaar binnenlandse belastingplichtige is (bijvoorbeeld door migratie), kiezen
voor behandeling als binnenlandse belastingplichtige voor het gehele jaar. Daardoor kunnen deze
(kwalificerende buitenlandse) belastingplichtigen aanspraak maken op de heffingskorting voor het hele
jaar. Dit levert mogelijk strijdigheid met Europese regelgeving op. Om dit te voorkomen wordt per 1
januari 2016 de heffingskorting voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen naar evenredigheid
toegepast.
Ons commentaar
Het Belastingplan 2015 is voornamelijk gericht op lastenverlichting op arbeid. Door de arbeidskorting
fors te verhogen zorgt het kabinet ervoor dat werken volgend jaar fiscaal aantrekkelijker wordt. Deze
stimulering komt bovenop een verhoging van de arbeidskorting die al was opgenomen in het
Belastingplan 2014. In totaal kan het voordeel voor een werkende in 2015 oplopen tot ongeveer € 500.
Een deel van de rekening van deze lastenverlichting op arbeid wordt bij de ouderen neergelegd. Met
name ouderen met een laag inkomen en een hoog vermogen gaan door het afschaffen van de
ouderentoeslag in 2016 meer inkomstenbelasting betalen.
9. Gebruikelijkloonregeling gewijzigd
In 2014 geldt dat als een zakelijk loon hoger is dan € 44.000, een (doelmatigheids)marge mag worden
toegepast. Hierbij mag het loon voor de DGA 30% lager gesteld worden, maar niet lager dan € 44.000.
Deze doelmatigheidsmarge wordt per 1 januari 2015 verlaagd van 30% naar 25%.
Met ingang van 1 januari 2015 moet het gebruikelijke loon kortweg tenminste gesteld worden op de
hoogste van de volgende bedragen:
 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
 het hoogste loon van enig werknemer in dezelfde of een verbonden vennootschap;
 € 44.000.
Omdat veel DGA’s afspraken met de Belastingdienst over het gebruikelijk loon hebben gemaakt, geldt
voor het jaar 2015 een overgangsbepaling. In 2015 mag de DGA een loon in aanmerking nemen dat
75/70 van het in 2013 genoten loon bedraagt als dat hoger is dan € 43.000. Tenzij aannemelijk wordt
gemaakt dat het loon in 2015 op een ander bedrag moet worden gesteld.
Ons commentaar
In de gebruikelijkloonregeling vervangt het begrip “meest vergelijkbare dienstbetrekking” het begrip
“soortgelijke dienstbetrekking”. Het blijkt vaak onmogelijk om een “soortgelijke dienstbetrekking” aan te
wijzen. De DGA kan – al dan niet terecht - stellen dat de door de inspecteur aangewezen soortgelijke
dienstbetrekking verschillend is, omdat bijvoorbeeld de verantwoordelijkheden verschillen of de
werkzaamheden in een andere regio of sector plaatsvinden. Ook komt het voor dat een soortgelijke
dienstbetrekking geheel ontbreekt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij orthodontisten, omdat deze (vrijwel)
nooit in loondienst werkzaam zijn. Deze discussies tussen DGA’s en de Belastingdienst worden door het
nieuwe begrip “meest vergelijkbare dienstbetrekking” voorkomen. Een meest vergelijkbare
dienstbetrekking bestaat immers altijd, zodat het loon in het vervolg in die situaties ook altijd op een
gebruikelijk loon vastgesteld kan worden. Bij een orthodontist zou het gebruikelijk loon dan op het loon
van een tandarts in loondienst kunnen worden gesteld.
10. Tier 1-kapitaal voor verzekeraars
Het kabinet wil bevorderen dat banken hun kapitaalbuffers zo snel mogelijk op een verantwoorde
manier verhogen en wil hiervoor eventuele fiscale belemmeringen wegnemen. In de Fiscale
verzamelwet 2014 is een wijziging opgenomen waardoor aanvullend Tier 1-kapitaal dat is uitgegeven
door banken fiscaal wordt behandeld als vreemd vermogen. De vergoedingen over dergelijke
vermogensinstrumenten zijn daardoor fiscaal aftrekbaar. In Belastingplan 2015 is een soortgelijke
maatregel opgenomen voor verzekeraars.
Disclaimer
Deze nieuwsbrief is een uitgave Reaal. De inhoud is met zorg samengesteld door fiscaal juristen van
SNS REAAL en de redacteur van Reaal. Aan de inhoud kunnen geen rechten worden ontleend.