Fotografie: Rob van Esch Op de tweehonderdste Prinsjesdag heeft het kabinet het Belastingplan 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden. Het Belastingplan 2015 bevat weinig verrassende maatregelen. Opvallende maatregelen zijn de mogelijkheid om lijfrente bij arbeidsongeschiktheid af te kopen en de herleving van de 80%-regel bij levensloop. Al aangekondigd - en nu ook opgenomen in het Belastingplan 2015 - zijn de introductie van nettopensioen en duidelijkheid over de sanctie bij schending nettolijfrente, en de aanpassing van de werkkostenregeling (inclusief verval van het keuzeregime). Ook zijn er diverse kleinere maatregelen op het gebied van eigen woning. Daarnaast heeft het kabinet toegezegd verder te werken aan de herziening van het belastingstelsel, maar zijn er nagenoeg geen concrete wijzigingen voorgesteld. De staatssecretaris van Financiën heeft aangegeven een stelsel-wijziging niet ineens door te voeren zoals bij de invoering van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Deze week vinden de algemene beschouwingen plaats. De algemene politieke beschouwingen zijn het jaarlijkse debat over de begrotingsplannen van het kabinet voor het komende jaar. Dit kan nog leiden tot wijzigingen. Vervolgens zal het Belastingplan 2015 naar de Eerste Kamer gaan die de wetsvoorstellen kan aannemen of verwerpen. Gelet op de afstemming die vooraf heeft plaatsgevonden met de constructieve oppositie (D’66, CU en SGP) lijkt aanname van het wetsvoorstel geen probleem. Eind dit jaar weten we definitief welke voorstellen doorgang vinden. Eigen Woning 1. Maatregelen Eigen Woning Restschuld Een restschuld ontstaat als de verkoopprijs van de eigen woning lager is dan de eigenwoningschuld. De rente over deze restschuld is met ingang van 1 januari 2013 gedurende tien jaar aftrekbaar in box 1. Maar dan moet de restschuld wel ontstaan zijn in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017. De faciliteit is ook van toepassing als er geen eigen woning meer is. Ook geldt er geen aflossingsvereiste voor de restschuld. Om ervoor te zorgen dat restschulden beter zijn te financieren, wordt de maximale periode voor de aftrek van rente op restschulden verlengd van tien naar vijftien jaar. Tijdelijke verhuisregel en regeling bij tijdelijke verhuur De tijdelijke verlenging van de verhuisregeling hypotheekrenteaftrek, en het herleven van de hypotheekrenteaftrek na tijdelijke verhuur, zijn tijdelijke crisismaatregelen die gelden voor mensen met een eigen woning die zij niet verkocht krijgen. Een woningbezitter met dubbele woonlasten blijft dus drie jaar lang recht houden op hypotheekrenteaftrek over beide hypotheken, in plaats van de gebruikelijke twee jaar. Daarnaast mogen de financieringskosten voor deze woning weer afgetrokken worden, als de woning na een periode van verhuur binnen deze driejaarstermijn weer leegstaat. De verlenging van de termijn van twee naar drie jaar zou aanvankelijk beëindigd worden per 1 januari 2015. Het kabinet heeft nu besloten om deze regelingen blijvend te verlengen naar drie jaar. Beëindiging verruimde schenkvrijstelling in verband met de eigen woning In het belastingplan 2014 is de schenkvrijstelling ten behoeve van de eigen woning verruimd. In de periode tot en met 31 december 2014 is het mogelijk om € 100.000 te schenken zonder schenkingsrecht te betalen. Het bedrag moet de verkrijger dan wel aanwenden voor de eigen woning. Zowel de relatie tussen de schenker en verkrijger, als de leeftijd van de verkrijger, zijn hierbij niet relevant. Deze maatregel wordt volgens de huidige plannen niet verlengd. Dit betekent dus dat het nog tot het einde van dit jaar mogelijk is om een schenking te doen waarbij gebruik kan worden gemaakt van de verhoogde schenkvrijstelling. Verlaagd btw-tarief Met ingang van 1 maart 2013 is het btw-tarief op renovaties en verbouwingen tijdelijk verlaagd van 21% naar 6%. Deze maatregel zou lopen tot en met 31 december 2014, maar is nu verlengd tot 1 juli 2015. Voorwaarden zijn wel dat de dienst is afgerond vóór 1 juli 2015 en de renovatie of verbouwing meer dan twee jaar na eerste ingebruikneming van de woning heeft plaatsgevonden. De verlaging ziet op de geleverde arbeid en niet op de materialen. De onderstaande maatregelen waren al eerder aangenomen: Vervallen tijdelijke verlenging doorverkooptermijn overdrachtsbelasting De stimuleringsmaatregel van de doorverkooptermijn in de overdrachtsbelasting van zes maanden voor is tijdelijk verlengd tot 36 maanden. Dat geldt voor woningen en niet-woningen. Als een onroerende zaak in de periode van 1 september 2012 tot 1 januari 2015 wordt verkregen, is bij een opvolgende verkrijging van deze onroerende zaak door een ander binnen 36 maanden slechts over de meerwaarde overdrachtsbelasting verschuldigd. De verlengde doorverkooptermijn is dus niet meer van toepassing op verkrijgingen na 2014. Dan geldt weer de gebruikelijke zesmaandstermijn. Verhoging eigenwoningforfait dure woningen In 2015 wordt het eigenwoningforfait voor woningen boven een bepaalde WOZ-waarde (in 2014 is dat € 1.040.000) verhoogd van 1,80% naar 2,05% voor het deel dat die WOZ-waarde overstijgt. Uiteindelijk zal dit 2,35% zijn in 2016. Beperking renteaftrek eigenwoningschuld in hoogste schijf tot 51% Vanaf 2014 is het maximale percentage waartegen de rente over de eigenwoningschuld in de hoogste schijf kan worden afgetrokken met een half procent per jaar verlaagd. De renteaftrek voor de eigenwoningschuld bedraagt in 2015 dus maximaal 51%. Ons commentaar Het is goed om in de toelichting op het Belastingplan 2015 te lezen dat de termijn voor renteaftrek van restschulden wordt verlengd van tien naar vijftien jaar. Een wettelijke basis is hier helaas niet voor terug te vinden in het belastingplan. Deze zal dus nog moeten volgen. Wij gaan er dan ook maar even vanuit dat de voorwaarden zoals die gelden voor de huidige faciliteit niet wijzigen en enkel de termijn wordt aangepast en verlengd van 10 naar 15 jaar. Op de woningmarkt lijkt licht het herstel te zijn ingezet. Langzaamaan worden er meer woningen verkocht. Ondanks dat zie je binnen Nederland regionaal toch nog behoorlijk wat verschillen ten aanzien van de verkoop van woningen. Wij kunnen de structurele aanpassing van de driejaarstermijn voor mensen met dubbele eigenwoninglasten in dat kader dan ook alleen maar aanmoedigen. Vanuit de praktijk was er de wens om de termijn voor schenkvrijstelling te verlengen. Er werd veel meer gebruik van gemaakt dan in eerste instantie werd verwacht. Het is de woningmarkt ten goede gekomen. Minister Dijsselbloem heeft echter al aangegeven dat de termijn niet zou worden verlengd. Dit blijkt nu ook. Om nog dit jaar gebruik te maken van de verhoogde schenkingsvrijstelling moet aan de voorwaarden worden voldaan. De schenking moet vóór 1 januari 2015 zijn gebruikt voor de eigen woning. Het enkel doen en ontvangen van de schenking is dus niet voldoende. Vraag is tot wanneer bank/verzekeraar de schenking nog tijdig voor 31 december 2014 kan verwerken. Dit zijn dingen om over na te denken en helder te communiceren met onze klanten. Oudedagsvoorzieningen 2. Nettolijfrente (derde pijler) en nettopensioen (tweede pijler) Met ingang van 1 januari 2015 wordt het fiscale kader waarbinnen pensioen kan worden opgebouwd verder beperkt en wordt het pensioengevend loon gemaximeerd op € 100.000. Onderdeel van deze wetgeving, beter bekend als Witteveen 2015, is de mogelijkheid om voor het inkomen boven € 100.000 in de derde pijler een oudedagsvoorziening op te bouwen in de vorm van een nettolijfrente. Deze nettolijfrente komt overeen met een jaarlijkse bruto pensioenopbouw van 1,875% middelloon. De waarde van de nettolijfrente is door een speciale vrijstelling vrijgesteld van vermogensrendementsheffing in box 3. In het Belastingplan 2015 staan voor de oudedagsvoorziening twee belangrijke wijzigingen: 1. de sanctie die staat op het schenden van de voorwaarden voor de nettolijfrente wordt gewijzigd; 2. het nettopensioen wordt in de fiscale wetgeving geïntroduceerd. Nettopensioen is de mogelijkheid om voor het inkomen boven de € 100.000 in de tweede pijler een oudedagsvoorziening op te bouwen die overeenkomt met een jaarlijkse bruto pensioenopbouw van 1,875% middelloon. Ook nettopensioen kent een speciale vrijstelling van vermogensrendementsheffing in box 3. Nettolijfrente De nettolijfrente is onderdeel van Witteveen 2015 en is al aangenomen. De kenmerken van nettolijfrente zijn: De premie of inleg is niet aftrekbaar en wordt betaald uit een netto inkomens- of vermogensbestanddeel; De uitkeringen zijn niet belast in box 1; De waarde van de nettolijfrente is vrijgesteld van vermogensrendementsheffing in box 3; De uitkeringen moeten voldoen aan de bestaande fiscale voorwaarden voor een (tijdelijke) oudedagslijfrente; De nettolijfrente kan uitsluitend worden uitgevoerd door een verzekeraar (lijfrenteverzekering), bank (lijfrenterekening) of beleggingsinstelling (lijfrentebeleggingsrecht); De nettolijfrente is op dezelfde manier vrijgesteld van erfbelasting als de brutolijfrente. Sanctie nettolijfrente De sanctie bij schending van de voorwaarden van de nettolijfrente is onderdeel van het Belastingplan 2015 en is daarmee nog een wetsvoorstel. Als in enig jaar een schending van de voorwaarden plaatsvindt, wordt in het daaropvolgende jaar een bij forfaitaire benadering bepaald bedrag in box 3 in aanmerking genomen. Dit om de genoten box 3-vrijstelling terug te nemen. In het jaar ná het jaar waarin de schending heeft plaatsgevonden wordt 50% van de nettolijfrente aanspraak (waarde op 1 januari van het jaar van schending) vermenigvuldigd met het aantal deelnemingsjaren (met een maximum van tien) in de vermogensrendementsheffing betrokken. Deze sanctie kent een ingewikkelde tegenbewijsregeling. De sanctie wordt overigens niet toegepast bij emigratie. Nettopensioen Onlangs is al een ontwerpbesluit nettopensioen gepubliceerd. Met opname van het nettopensioen in het Belastingplan 2015 is het nu ook voorstel van wet De kenmerken van nettopensioen zijn: De omkeerregel is niet van toepassing; De uitkeringen zijn niet belast in box 1; De waarde van het nettopensioen wordt vrijgesteld van vermogensrendementsheffing in box 3; Het nettopensioen kan uitsluitend voorzien in een netto-ouderdomspensioen, nettopartnerpensioen en/of nettowezenpensioen; Het nettopensioen kan uitsluitend worden uitgevoerd door een pensioenfonds, verzekeraar of premiepensioeninstelling; Het nettopartnerpensioen is op dezelfde wijze vrijgesteld van erfbelasting als het (bruto) partnerpensioen. Sanctie nettopensioen De sanctiebepaling bij schending van de voorwaarden is hetzelfde als bij nettolijfrente. We behandelen daarom hier alleen de begrenzing van het nettopensioen en de vormen van nettopensioen. Begrenzing en vormen nettopensioen Voor het nettopensioen gelden de begrenzingen (vermenigvuldigd met de nettofactor) zoals deze voor (bruto) pensioenregelingen zijn opgenomen in de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964). Alle vormen van nettopensioen moeten op basis van een beschikbare premieregeling tijdsevenredig worden opgebouwd. Hiervoor zullen premiestaffels worden gepubliceerd. Het netto-ouderdomspensioen mag na 40 jaren opbouw niet meer bedragen dan 75% van het gemiddelde bedrag boven € 100.000 (2015) vermenigvuldigd met 48% (2015) (en het nettopartnerpensioen en het nettowezenpensioen respectievelijk 52,5% en 10,5%). Overzicht nettolijfrente en nettopensioen Witteveen 2015 (reeds aangenomen) Belastingplan 2015 (wetsvoorstel) Nettopensioen (tweede pijler) Netto-ouderdoms-, nettopartneren/of nettowezenpensioen Nettolijfrente (derde pijler) Oudedagslijfrente, nabestaandelijfrente of tijdelijke oudedagslijfrente Aanbieder: Pensioenfonds, verzekeraar of premiepensioeninstelling (PPI) Verzekeraar, bank of beleggingsinstelling Kring van gerechtigden nabestaandenvoorzieningen: Partnerpensioen: (gewezen) echtgenoot dan wel degene met wie (gewezen) werknemer gemeenschappelijk huishouding voert / voerde Wezenpensioen: (pleeg)kinderen tot 30 jaar Levenslange uitkering in geld (niet beleggingseenheden) die kan variëren binnen de marge 100:75 Nabestaandelijfrente: elke willekeurige natuurlijk persoon die verzekeringnemer (belastingplichtige) heeft aangewezen Vererven: Niet mogelijk Wel mogelijk (in geval van spaarrekening of beleggingsrecht) Afkoop: Afkoop wordt beheerst door PW. Wordt toch afgekocht: genoten box 3 vrijstelling wordt (forfaitair) teruggenomen. Zie uitwerking hiervoor. Sanctie bij schending voorwaarden: genoten box 3 vrijstelling wordt (forfaitair) teruggenomen. Zie uitwerking hiervoor. Afkoop langdurige arbeidsongeschiktheid: Niet mogelijk. Onder voorwaarden tot een bepaald maximum mogelijk. Inkomensvoorzieningen: Uitkeringsvormen: Levenslange of tijdelijke uitkering die vast en gelijkmatig is in geld of beleggingseenheden Ons commentaar Maar net twee weken geleden is het ontwerpbesluit nettopensioen door de staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën gepubliceerd. Jammer dat wederom fiscale en civielrechtelijke wetgeving niet op elkaar worden afgestemd. Om een voorbeeld te noemen: afkoop wordt beheerst door de Pensioenwet (PW, dus is afkoop niet mogelijk), nettopensioen is immers pensioen in de zin van de PW. Maar toch wordt fiscaal de afkoopmogelijkheid, hoewel met toepassing van een sanctie, geboden. Het lijkt ons goed dat er eens één fiscaal-civielrechtelijk beleid wordt gevormd ten aanzien van (netto)pensioen. Verder wordt in Belastingplan 2015 met geen woord gerept over de gevolgen van nettolijfrente en nettopensioen voor de uitvoerders ervan. Moeten nu bepaalde gegevens aan de Belastingdienst worden doorgegeven (gerenseigneerd)? En zo ja, welke gegevens? En hoe zit het met de aansprakelijkheid van de uitvoerder jegens de Belastingdienst? Het is voor de werknemer mogelijk een veilige gedachte dat nettopensioen onder de beschermende werking van de Pensioenwet valt. Maar zullen de uitvoeringskosten in verband met de zwaardere informatieverplichtingen opwegen tegen de voordelen van de ‘beschermende’ werking van de Pensioenwet? Het is te hopen dat de totale uitvoeringskosten minder bedragen dan de effectieve belastingheffing van 1,2% per jaar op een vergelijkbare ‘gewone spaarrekening’ zou zijn geweest. Is dat niet zo, dan heeft de vrijstelling in box 3 per definitie zijn nut verloren. Bovendien is het de vraag of de box 3-vrijstelling opweegt tegen de beperkte beschikkingsvrijheid over het nettokapitaal. Het kapitaal moet immers voldoen aan de wettelijk voorgeschreven lijfrentevormen en de beperkte kring van begunstigden. De hoop bestond dat alles rondom nettolijfrente en nettopensioen na het Belastingplan 2015 duidelijk zou zijn. Helaas is dat (nog) niet het geval, terwijl de tijd nu toch echt begint te dringen… 3. Afkoop lijfrente bij langdurige arbeidsongeschiktheid In het belastingplan is een nieuwe mogelijkheid opgenomen om lijfrente af te kopen. Het gaat om afkoop van een lijfrentevoorziening bij langdurige arbeidsongeschiktheid. De maatregel geldt vanaf 1 januari 2015. Om gebruik te kunnen maken van de afkoopregeling moet degene die de lijfrente (gedeeltelijk) wil afkopen aan drie voorwaarden voldoen: 1. de rechthebbende moet langdurig arbeidsongeschikt zijn; 2. de rechthebbende mag de AOW- leeftijd op het moment van afkoop nog niet hebben bereikt; én 3. het gezamenlijk bedrag van de afgekochte lijfrente mag in het kalenderjaar niet meer bedragen dan het hoogste van € 40.000 of de gemiddelde premiegrondslag in het jaar vóór het jaar van afkoop en het jaar wat daaraan vooraf ging. Bij de premiegrondslag wordt geen rekening gehouden met de franchise. De uitvoerder van de lijfrente kan op verzoek van de klant bij inhouding van loonheffing rekening houden met het feit dat het gaat om een (gedeeltelijke) afkoop van de lijfrente bij arbeidsongeschiktheid. De klant moet daarbij aan de uitvoerder aannemelijk maken dat hij voldoet aan de voorwaarden voor afkoop. Als hij voldoet aan de voorwaarden betaalt hij inkomstenbelasting over de afkoopwaarde, geen revisierente. Hetzelfde geldt ook voor de nettolijfrente. Als aan de voorwaarden wordt voldaan kan een nettolijfrente worden afgekocht zonder sancties in box 3. 4. Beperking lijfrente-inleg bij deelname nettopensioen Inleg of premie voor een netto pensioen zal in mindering moeten worden gebracht op de jaar- en reserveringsruimte. Omdat nettopensioen pas vanaf 2015 kan worden opgebouwd en bij jaar- en reserveringsruimte de gegevens van het voorafgaande kalenderjaar worden toegepast, heeft deze maatregel voor het eerst invloed op de jaarruimte van het jaar 2016. Ons commentaar Volgens goed Nederlands gebruik wordt de lijfrentefaciliteit ten minste ieder jaar aangepast. Gelukkig vallen de aanpassingen dit jaar mee. De gedachte achter de nieuwe afkoopmogelijkheid is het verschaffen van inkomen voor met name zzp’ers bij arbeidsongeschiktheid. Over het bedrag dat zij opnemen of afkopen, betalen zij alleen inkomstenbelasting. Geen revisierente. Met deze maatregel kan mogelijk in de acute noden van de arbeidsongeschikte ondernemer worden voorzien. Wel roept de maatregel de vraag op welk beleid de overheid in gedachten heeft voor de oudedagsvoorziening van deze arbeidsongeschikten. Na afkoop heeft de ondernemer geen oudedagsvoorziening meer. En de vraag is hoe het begrip ‘langdurig’ moet worden uitgelegd. Daarvoor volgt nog een ministeriële regeling. Het kabinet legt bovendien de last van de beoordeling van de vraag of aan de voorwaarden wordt voldaan in eerste instantie bij de uitvoerder neer, terwijl die aansprakelijk is voor een juiste inhouding. In voorkomende gevallen zal die uitvoerder vooraf instemming van de Belastingdienst met de afkoop verlangen. De vermindering van de jaar- en reserveringsruimte met het bedrag van de inleg voor nettopensioen verbaast ons. De lijfrente waarvoor aftrek mogelijk is, wordt berekend over inkomen tot € 100.000. Het nettopensioen (of de nettolijfrente) wordt berekend over het inkomen boven € 100.000. Gelet op dit gegeven lijkt het onlogisch om opbouw van nettopensioen van invloed te laten zijn op de opbouw tot € 100.000. Levensloop 5. Levensloop Per 1 januari 2012 is de levensloopregeling voor nieuwe gevallen afgeschaft. Voor tegoeden van meer dan € 3.000 geldt een overgangsregeling waarbij van de levensloopregeling gebruik kan worden gemaakt tot en met het jaar 2021. Bij opnames kan bestedingsvrij over het levenslooptegoed worden beschikt. Voor het jaar 2013 gold een regeling dat bij volledige opname van het levenslooptegoed slecht 80% hiervan in de belastingheffing werd betrokken. Deze regeling wordt nu in 2015 opnieuw aangeboden voor deelnemers die onder het overgangsrecht vallen. De 80%-regeling is beperkt tot ten hoogste de waarde van de levensloopaanspraak op 31 december 2013. Ook in 2015 geldt de 80%-regeling alleen voor opnames van het volledige levenslooptegoed. Ons commentaar Het is opvallend (en onverwacht) dat deelnemers aan de levensloopregeling voor de tweede keer de kans krijgen om hun levenslooptegoed volledig op te nemen, waarbij slechts 80% van de waarde (dit keer per 31 december 2013) wordt belast. De achtergrond van deze maatregel is niet toegelicht. Het is de vraag of deelnemers deze tweede kans aangrijpen of dat zij toch het saldo voor de langere termijn zonder heffing in box 3 - willen behouden. Werkkostenregeling 6. Werkkostenregeling In het belastingplan wordt de fiscale behandeling van vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers aangepast (‘werkkostenregeling’). Werkgevers zijn vanaf 1 januari 2015 verplicht om deze werkkostenregeling toe te passen. Zij moeten aan het einde van het jaar bepalen wat de totale loonsom is. Van deze loonsom mag met ingang van 1 januari 2015 1,2% belastingvrij en ongetoetst aan werknemers worden vergoed. Nu bedraagt deze ‘vrije ruimte’ nog 1,5% van de loonsom. Over de vergoedingen en verstrekkingen die uitkomen boven die vrije ruimte is een eindheffing van 80% verschuldigd. Tenzij een vrijstelling van toepassing is of de vergoeding of verstrekking ‘noodzakelijk’ is (zie hierna). Na afloop van het kalenderjaar mag de op grond van de werkkostenregeling verschuldigde belasting worden berekend en afgedragen in de aangifte over het eerste tijdvak. Daarnaast is het ook mogelijk om al gedurende het jaar de verschuldigde eindheffing te berekenen en af te dragen. Noodzakelijkheidscriterium Naast de verplichtstelling van de werkkostenregeling wordt het zogenoemde ‘noodzakelijkheidscriterium’ geïntroduceerd. Vergoedingen of verstrekkingen die de werkgever redelijkerwijs noodzakelijk voor de uitvoering van de dienstbetrekking vindt, mag de werkgever belastingvrij geven. In het belastingplan wordt gesproken over gereedschappen, computers, en mobiele communicatiemiddelen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de dienstbetrekking. Daarbij wordt onder andere de voorwaarde gesteld dat de werknemer verplicht is tot teruggaaf of vergoeding van de restwaarde als de voorziening niet meer noodzakelijk is. Branche eigen producten Voor korting op producten van de eigen werkgever blijft een aparte vrijstelling van toepassing. De korting mag maximaal 20% van de waarde in het economisch verkeer bedragen en in totaal niet meer dan € 500 per jaar zijn. Concernregeling In concernverband waarbij er sprake is van meerdere inhoudingsplichtigen kan jaarlijks de keuze gemaakt worden om als één werkgever te worden beschouwd. Daarbij geldt de voorwaarde dat gedurende het hele jaar sprake is van ondernemingen waarbij voor ten minste een belang van 95% in dochterondernemingen aanwezig is. Elke inhoudingsplichtige is hoofdelijk aansprakelijk voor de verschuldigde belasting van het concern. Personeelsleningen De fiscale behandeling van rentekorting op personeelsleningen zal in de Fiscale verzamelwet 2015 worden opgenomen. Deze wet zal in het voorjaar van 2015 worden behandeld. Ons commentaar Bij de invoering van de werkkostenregeling in 2011 konden werkgevers nog kiezen of zij van deze regeling gebruik wilden maken. Met ingang van volgend jaar vervalt de keuzemogelijkheid. Het merendeel van de werkgevers hanteert tot de dag van vandaag nog het oude regime. Onder het oude regime was het hebben van een privé- of beloningsvoordeel relevant. Nu moet gekeken worden of een vergoeding ‘noodzakelijk’ is. De invulling van dat begrip wordt (vooralsnog) aan werkgevers zelf overgelaten. Voor de genoemde voorzieningen wil de regering alvast wat ‘ervaring’ opdoen in het gebruik van dit nieuwe criterium. En ook voor andere knelpunten in de regeling volgen te zijner tijd oplossingen. Wij zijn benieuwd hoe ondernemend Nederland als proefpersoon zal reageren op dit experimentele medicijn. Overige maatregelen 7. Eén bankrekeningnummer en gebruik BSN door banken Aan banken wordt met ingang van 1 januari 2015 de verplichting opgelegd om op verzoek van de Belastingdienst kosteloos gegevens te verstrekken over bankrekeningen. Het betreft de naw-gegevens en de geboortedatum van de rekeninghouder en eventueel het burgerservicenummer (BSN). De Belastingdienst bepaalt de termijn waarbinnen deze gegevens moeten worden verstrekt. Deze informatie heeft de Belastingdienst nodig voor een correcte uitbetaling van toeslagen en terugbetaling van inkomstenbelasting. Om ervoor te zorgen dat banken een juiste interne klantenadministratie hebben, krijgen zij de bevoegdheid om het BSN in hun eigen administratie te gaan gebruiken. Het gebruik is wel beperkt tot de uitvoering van de zogenoemde eenbankrekeningmaatregel. Dit is de maatregel dat de Belastingdienst teruggaven inkomstenbelasting en toeslagen uitbetaalt op één bankrekening die op naam staat van de rechthebbende zelf. Ons commentaar Om de toeslagenfraude terug te dringen wordt nu aan banken de verplichting opgelegd om op verzoek van de Belastingdienst informatie te verstrekken. En dan ook nog kosteloos en op elk moment dat de Belastingdienst dit wenst! Voor dit doel mogen de banken dan wel het BSN in hun administratie gaan gebruiken. Banken moeten dus opdraaien voor de fouten die de Belastingdienst maakt. 8. Tarieven en kortingen inkomstenbelasting Tarief eerste schijf box 1 omhoog Het tarief in de eerste schijf van het schijventarief in box 1 gaat omhoog. De verhoging in 2015 is minder dan was voorzien in het Belastingplan 2014. Het tarief in de eerste schijf stijgt van 36,25% naar 36,5%. Arbeidskorting omhoog In 2015 wordt het inkomen waarbij de arbeidskorting afgebouwd gaat worden (afbouwgrens) verhoogd met € 8.600. Het gevolg is dat de arbeidskorting in 2015 maximaal wordt verhoogd met € 344. Aanpassing afbouw algemene heffingskorting In 2015 wordt het afbouwpercentage van de algemene heffingskorting verhoogd met 0,32%, waardoor de heffingskorting uitkomt op 2,32%.Het inkomenstraject waarover wordt afgebouwd verandert hierbij niet. In 2015 loopt dat traject van circa € 20.000 tot circa € 57.000. Ouderenkorting omlaag en ouderentoeslag afgeschaft Per 1 januari 2016 wordt de ouderenkorting met € 83 per jaar verlaagd en de ouderentoeslag (een verhoging van het heffingsvrije vermogen in box 3 voor ouderen met een laag inkomen) komt in zijn geheel te vervallen. Tijdsevenredige heffingskorting voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen Op basis van de tot en met 2014 geldende keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen kan iemand die een deel van het jaar binnenlandse belastingplichtige is (bijvoorbeeld door migratie), kiezen voor behandeling als binnenlandse belastingplichtige voor het gehele jaar. Daardoor kunnen deze (kwalificerende buitenlandse) belastingplichtigen aanspraak maken op de heffingskorting voor het hele jaar. Dit levert mogelijk strijdigheid met Europese regelgeving op. Om dit te voorkomen wordt per 1 januari 2016 de heffingskorting voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen naar evenredigheid toegepast. Ons commentaar Het Belastingplan 2015 is voornamelijk gericht op lastenverlichting op arbeid. Door de arbeidskorting fors te verhogen zorgt het kabinet ervoor dat werken volgend jaar fiscaal aantrekkelijker wordt. Deze stimulering komt bovenop een verhoging van de arbeidskorting die al was opgenomen in het Belastingplan 2014. In totaal kan het voordeel voor een werkende in 2015 oplopen tot ongeveer € 500. Een deel van de rekening van deze lastenverlichting op arbeid wordt bij de ouderen neergelegd. Met name ouderen met een laag inkomen en een hoog vermogen gaan door het afschaffen van de ouderentoeslag in 2016 meer inkomstenbelasting betalen. 9. Gebruikelijkloonregeling gewijzigd In 2014 geldt dat als een zakelijk loon hoger is dan € 44.000, een (doelmatigheids)marge mag worden toegepast. Hierbij mag het loon voor de DGA 30% lager gesteld worden, maar niet lager dan € 44.000. Deze doelmatigheidsmarge wordt per 1 januari 2015 verlaagd van 30% naar 25%. Met ingang van 1 januari 2015 moet het gebruikelijke loon kortweg tenminste gesteld worden op de hoogste van de volgende bedragen: 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking; het hoogste loon van enig werknemer in dezelfde of een verbonden vennootschap; € 44.000. Omdat veel DGA’s afspraken met de Belastingdienst over het gebruikelijk loon hebben gemaakt, geldt voor het jaar 2015 een overgangsbepaling. In 2015 mag de DGA een loon in aanmerking nemen dat 75/70 van het in 2013 genoten loon bedraagt als dat hoger is dan € 43.000. Tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat het loon in 2015 op een ander bedrag moet worden gesteld. Ons commentaar In de gebruikelijkloonregeling vervangt het begrip “meest vergelijkbare dienstbetrekking” het begrip “soortgelijke dienstbetrekking”. Het blijkt vaak onmogelijk om een “soortgelijke dienstbetrekking” aan te wijzen. De DGA kan – al dan niet terecht - stellen dat de door de inspecteur aangewezen soortgelijke dienstbetrekking verschillend is, omdat bijvoorbeeld de verantwoordelijkheden verschillen of de werkzaamheden in een andere regio of sector plaatsvinden. Ook komt het voor dat een soortgelijke dienstbetrekking geheel ontbreekt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij orthodontisten, omdat deze (vrijwel) nooit in loondienst werkzaam zijn. Deze discussies tussen DGA’s en de Belastingdienst worden door het nieuwe begrip “meest vergelijkbare dienstbetrekking” voorkomen. Een meest vergelijkbare dienstbetrekking bestaat immers altijd, zodat het loon in het vervolg in die situaties ook altijd op een gebruikelijk loon vastgesteld kan worden. Bij een orthodontist zou het gebruikelijk loon dan op het loon van een tandarts in loondienst kunnen worden gesteld. 10. Tier 1-kapitaal voor verzekeraars Het kabinet wil bevorderen dat banken hun kapitaalbuffers zo snel mogelijk op een verantwoorde manier verhogen en wil hiervoor eventuele fiscale belemmeringen wegnemen. In de Fiscale verzamelwet 2014 is een wijziging opgenomen waardoor aanvullend Tier 1-kapitaal dat is uitgegeven door banken fiscaal wordt behandeld als vreemd vermogen. De vergoedingen over dergelijke vermogensinstrumenten zijn daardoor fiscaal aftrekbaar. In Belastingplan 2015 is een soortgelijke maatregel opgenomen voor verzekeraars. Disclaimer Deze nieuwsbrief is een uitgave Reaal. De inhoud is met zorg samengesteld door fiscaal juristen van SNS REAAL en de redacteur van Reaal. Aan de inhoud kunnen geen rechten worden ontleend.
© Copyright 2024 ExpyDoc