ROM: nieuwe ronde nieuwe kansen

Round table
ROM: nieuwe ronde
nieuwe kansen
Routine Outcome Monitoring is in 2006 ingevoerd om de GGZ-zorg te
verbeteren. De focus ligt steeds meer op benchmarks en contractonderhandelingen. Elf experts kijken bij P5COM naar de toekomst.
D
De Routine Outcome Monitoring werd
met ambitie geïntroduceerd. De ROM
zou onderdeel worden van de behandeling, de effectiviteit van behandelaars
en instellingen verbeteren en de maatschappelijke kosten kosten verlagen.
In 2014 lijkt de ROM meer te maken
hebben met benchmarks en contractonderhandelingen met verzekeraars.
“Mijn drijfveer was de ROM te gebruiken in de spreekkamer”, zegt Thea
Heeren, voorzitter van de raad van
bestuur van GGz Centraal. “Maar van
de oorspronkelijke doelen van de ROM
ligt de focus nu slechts op de benchmark. Van belang lijkt alleen de eis van
de zorgverzekeraars om een percentage
afgenomen begin- en eindmetingen te
halen. Helaas dreigen we nu veel geld
mis te lopen. Onze instelling overweegt
te investeren in een callcenter dat bij
onze patiënten de metingen afneemt.
Niet slecht voor de benchmark, maar
ongeschikt voor de spreekkamer.”
Robert Schoevers, afdelingshoofd psychiatrie bij het Universitair Centrum
Psychiatrie te Groningen vervolgt: “Ik
zie de ROM primair als een instrument
om behandelingen sneller en beter
te maken. Deze kwaliteitsverbetering
vind ik belangrijk. Niet of landelijk
dezelfde vragenlijst gebruikt wordt.
42 Skipr • nr. 7-8 • juli 2014
De huidige vragenlijst is te generiek en
voor de vergelijking van instellingen
is de validiteit ervan nooit bewezen.
Op dit moment haalt onze instelling
een ROM-afnamepercentage van 100
procent. Vanwege de verplichte ROMmomenten lopen we het risico om
ineens op slechts 30 procent te zitten
en financieel gekort te worden.
Martin de Heer, bestuursvoorzitter van
Mentaal Beter: “Eerlijk gezegd snap ik
niet dat de ROM nog geen onderdeel is
van de primaire processen in de sector.
Van meet af aan was bekend dat deze
metingen afgenomen zouden moeten
worden en ook wij moesten door de
initiële weerstand breken. Inmiddels
is de ROM een normaal onderdeel van
ons werk. Ik zou wel graag verlost zijn
van het gedoe over de vragenlijsten;
het is toch niet onmogelijk om als
sector in Nederland hierover overeenstemming te kunnen bereiken?”
Te generiek
Methodieken als ROM zijn in eerste
instantie ontwikkeld en bedoeld voor
het gebruik gedurende de behandeling, hierover zijn Heeren en Schoevers
het eens. Wat zegt een meetinstrument nog als het ingezet wordt voor
een ander doel dan waarvoor het ooit
ontwikkeld is? Bas de Bruijn, manager
zorginkoop GGZ bij Achmea, werpt
tegen: “Er zijn op dit moment al veel
gegevens beschikbaar. Instellingen
hebben inzage in de effectmeting per
afdeling en kunnen de vergelijking van
de behandeleffectiviteit gebruiken om
de zorgkwaliteit te verbeteren. Veel
instellingen klagen wel dat ROM alleen
voor de benchmark wordt gebruikt,
maar ze zijn vrij om de beschikbare
instellingsinformatie intern aan te
wenden. Dit gebeurt nog te weinig. De
beschikbare gegevens laten bovendien
op bepaalde diagnoses grote verschillen zien in behandeleffect tussen
vergelijkbare instellingen. We bereiken het punt waarop de massa aan
gegevens zo groot is, dat het fijn slijpen
van de ROM slechts een verschil achter
de komma gaat maken. Het verschil
tussen instellingen is op sommige
diagnoses zeer groot. Welke verzekeraar kan met droge ogen verzekerden
naar een instelling sturen met een laag
behandelresultaat?”
Inhoudelijk zetten de aanwezigen hun
vraagtekens bij de zeggingskracht van
deze ROM-resultaten. Thea Heeren:
“De ROM is nu gekoppeld aan de
DBC’s. Het einde van een DBC impliceert echter niet het einde van onze
Skipr in samenwerking met P5COM
De deelnemers
Van links naar rechts: Edwin de Beurs, Stichting
Benchmark GGZ; Peter Lamme, P5COM; Paul Arakelian,
P5COM: Christine Elion, P5COM; Piet Verbraak, landelijk
platform GGZ, Frans van de Vrande, CZ; Robert Schoevers, Universitair Centrum Psychiatrie Groningen; Thea
Heeren, GGz Centraal, Ernst Amkreutz, GGZ Delfland;
Ron Sponselee, GGZ Delfland; Jan Tromp, P5COM; Bas
de Bruijn, Achmea; Martin de Heer, Mentaal Beter.
behandeling, omdat een DBC slechts
een jaar mag duren. Onze instelling
heeft te maken met trajecten die soms
4,5 jaar in beslag nemen. Jaarlijks
moet er een ROM afgenomen worden,
waar dus geen behandelingseffect uit
zal blijken.”
Met verbazing hoort Edwin de Beurs,
inhoudelijk directeur van Stichting
Benchmark GGZ, de discussie aan.
“Het veld heeft de aanleverregels voor
ROM bepalend laten worden: er lijkt
nu slechts gemeten te worden om aan
de aanleververplichtingen te voldoen.
Maar ROM is afkomstig uit het veld en
komt niet bij de verzekeraars vandaan.
De meetinstrumenten zijn bij de meeste patiënten goed toepasbaar en staan
wat dat betreft niet ter discussie.”
Ron Sponselee, voorzitter raad van bestuur van GGZ Delfland, ziet rond 2010
een cruciale overgang. “Verzekeraars
stellen dan de aanlevering van patiëntdata via de ROM als voorwaarde voor
de financiële bevoorschotting. Hierdoor wordt ROM het instrument van
de managers om een bonus-malus van
de verzekeraar te voorkomen en buigt
het aanvankelijke enthousiasme van de
professionals om in weerstand.
De snelheid waarmee financiële con-
sequenties lijken te volgen, verontrust
een aantal aanwezigen. “Wij zijn met
onze teams nog druk bezig met het
bekijken van de resultaten van de
ROM. Maar nu wordt er door verzekeraars gesteld dat deze resultaten over
twee jaar al gebruikt zullen worden
voor contractonderhandelingen. Ik ben
voorstander van verbetering, maar nu
draait de ROM voornamelijk om financiële sancties,” schetst Schoevers.
“De verzekeraar heeft de ROM gekaapt,
zo zou je het negatief kunnen formuleren”, nuanceert Jan Tromp, boardroomconsultant en voormalig GGZbestuurder, “maar je kunt je afvragen
waar we als GGZ hadden gestaan als de
verzekeraar niet als stok achter de deur
had gefungeerd.”
Piet Verbraak, bestuurslid van het Landelijk Platform GGZ, stemt hiermee in:
“Bij het implementeren van de ROM is
door het management te veel tegen de
behandelaars gezegd: dit moet van de
verzekeraar in plaats van dit moet voor
onze patiënten. Die mogen van hun
behandelaars verwachten dat zij zich
vergelijken met andere behandelaars
en dat is precies wat de ROM doet.”
De Heer pleit ervoor om gezamenlijk
over al oud zeer te stappen. De sector
moet zich richten op een ROM 2.0. “De
GGZ is veel te lang naar binnen gericht
geweest. Binnen het bedrijfsleven is
altijd de crux of je toegevoegde waarde
kunt laten zien. Werkgevers zullen veel
meer gaan betalen en ook gemeenten
zullen naar de ROM kijken zodra ze
grotere verantwoordelijkheden binnen de GGZ krijgen. De maatschappij vraagt: ‘wat zijn jullie resultaten’,
terwijl wij nog steeds in discussie zijn.
Dat is jammer.”
De veranderbereidheid binnen de zorg
is wellicht laag, maar Ernst Amkreutz
(GGZ Delfland) merkt op: “We moeten
niet vergeten dat we tien jaar geleden
nog moeite hadden met diagnoses
stellen. Dat werd gezien als etiketjes
plakken.”
Volgens De Bruijn blijven de ontwikkelingen niet onopgemerkt: “Ook Internationale ondernemingen als Google
en Philips Health houden de Nederlande GGZ scherp in de gaten. We zijn
koploper.” De deelnemers besluiten de
discussie van vandaag en de uitkomsten van de eerdere interviews met de
deelnemers te laten uitmonden in een
‘position paper’ voor de relevante koepels en gremia. Er zijn nog kansen voor
de ROM wordt de boodschap.
nr. 7-8 • juli 2014 • Skipr
43