“Verschillende belangen met elkaar v is heel boeiend”

ACTUEEL Bart Hellinckx - Leo Van den Bergh
Adjunct-kabinetschef onderwijs Mieke Vermeiren
“Verschillende belangen
is heel boeiend”
T
ijdens de voorbije twee legislaturen leidde Mieke Vermeiren,
eerst als raadgever, daarna als adjunct-kabinetschef van de
minister van Onderwijs, de onderhandelingen tussen de
Vlaamse overheid, de vakorganisaties, het GO! en de koepels. Ze
deed dat met de nodige punch en ondanks de meningsverschillen
en de opgelegde besparingen slaagde ze erin het vertrouwen en
respect van haar gesprekspartners te winnen en tot een aantal
belangrijke akkoorden te komen. Wij hadden met haar een
openhartig gesprek over haar werk als onderhandelaar.
Hoe ben je eigenlijk op het kabinet
onderwijs terechtgekomen? Al je vorige jobs situeerden zich buiten de
onderwijssector.
Ik ben al enkele keren van sector
veranderd, maar de rode draad was
telkens ‘onderhandelen’. De allereerste keer dat ik onderhandelingen
voerde, was in mijn functie van personeelsdirecteur op het socialistisch
ziekenfonds in Antwerpen. Ik onderhandelde toen met de vakorganisaties in de ondernemingsraad.
Daarna heb ik voor minister Luc Van
den Bossche op het kabinet voor
ambtenarenzaken gewerkt en ging
ik naar het onderhandelingscomité
van de Vlaamse Gemeenschap en
het Vlaamse Gewest (sectorcomité
18). Dan heb ik nog een tijd op de
personeelsdienst van het gemeentelijk havenbedrijf in Antwerpen onderhandelingen gevoerd met de vakorganisaties. Omdat ik van mijn baas
nogal weinig spelingsruimte kreeg,
was ik er niet helemaal gelukkig en
dat is de reden waarom ik mijn kandidatuur heb gesteld toen het kabinet onderwijs van Frank Vanden­
broucke werd gevormd. Het was een
gok want ik wist niet of ze het zouden aandurven om iemand te nemen
die goed vertrouwd was met onderhandelen maar die de onderwijssector niet kende, dan wel of ze zouden
10
BASIS 21 JUNI 2014
opteren voor iemand die de sector
kende maar geen kaas had gegeten
van onderhandelen. Gelukkig hebben ze mij gekozen en toen Pascal
Smet minister werd, ben ik kunnen
blijven.
Was het niet moeilijk om je in de onderwijsmateries in te werken?
Ja, het was zeker een hele karwei
om mij de dossiers eigen te maken,
maar ik heb dat dossier per dossier
gedaan. Ik heb de onderwijsreglementering zeker niet tot in de kleinste details in mijn vingers en evenmin ken ik de precieze historiek van
alle regels en maatregelen. Dat is
ook niet nodig want ik word omringd
door heel deskundige collega’s uit
de administratie. Sommige materies
zoals de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking
(TBSOB) en bekwaamheidsbewijzen
zijn zelfs zo specifiek dat er op het
departement onderwijs en bij de sociale partners amper een handvol
mensen zijn die daarvan al de finesses kennen. In zekere zin is het een
troef als je van buiten de sector
komt en de sector nog moet leren
kennen. Het laat je toe onbevooroordeeld naar de dingen te kijken en
vragen te stellen die mensen die al
jaren in de sector zitten, zich zelf
niet meer stellen.
Onderhandelen is niet voor iedereen
weggelegd. Je moet mensen kunnen
verzoenen en komen tot een gedragen consensus. Wat zijn de recepten
voor succesvol onderhandelen?
Een van de belangrijke punten bij onderhandelen is goed luisteren en
conclusies trekken uit wat je hoort.
Onderhandelen is altijd geven en nemen. De overheid, maar ook de sociale partners moeten water bij de
wijn doen. Als iedereen bij zijn
standpunt blijft, kun je niet tot een
akkoord komen. Je moet als onderhandelaar ook geduld hebben en de
tijd kunnen nemen om te zien hoe je
een consensus kan bereiken. Een zekere rijpheid is daarbij wellicht een
voordeel. Als je twintig of dertig jaar
bent, zie je de dingen veel scherper,
terwijl iemand met wat meer levenservaring de hoeken ook al eens kan
afronden. Het is absoluut essentieel
dat je vertrouwen opbouwt bij de
mensen die rond de tafel zitten en
dat je door hen aanvaard wordt. Om
geloofwaardig te zijn, moet je bovendien een stukje van jezelf laten zien
en een zekere kwetsbaarheid kunnen hebben in het onderhandelen. Je
gesprekspartners moeten het niet
altijd eens zijn met jou, maar het
moet duidelijk zijn dat een woord van
jou een woord is. Het is zeker ook
goed om tijdens de onderhandelingen af en toe eens te lachen, dat
neemt de spanning weg. En als de
onderhandelingen er op zitten, moet
je kunnen zeggen: “Het is gedaan, nu
gaan we samen een pint pakken!”
Onderhandelen is de rode draad in je
loopbaan, dus je moet het wel graag
doen. Wat spreekt je er zo in aan?
Ik vind verzoenen heel boeiend. Ik
kan daar echt genoegen aan beleven.
De omkadering van het basisonderwijs bijvoorbeeld was een belangrijk
over 10 jaar onderhandelen
met elkaar verzoenen
dossier in deze legislatuur. Daar is
heel wat tijd ingekropen. Er was veel
bilateraal overleg en telkens moesten we de puzzelstukjes bij elkaar
leggen en kijken hoever de standpunten uiteen lagen en welk tegenvoorstel mogelijk was om de standpunten
dichter bij elkaar te brengen. Het
geeft veel arbeidsvreugde en een ongelooflijke voldoening als je uiteindelijk tot een resultaat kan komen dat
gezien mag worden en waarvan iedereen zegt: “Oké, hiermee kunnen
we akkoord gaan, want er zijn stappen gezet in onze richting”.
In sommige dossiers zoals de splitsing van wereldoriëntatie bestond er
een zekere spanning tussen de politiek en de sociale partners. Hoe
moeilijk was het voor jou om daarmee om te gaan?
Natuurlijk was ik niet altijd even gelukkig met de reactie van sommige
sociale partners. Anderzijds is het zo
dat je van bepaalde dossiers eigenlijk al op voorhand weet dat je niet
tot een consensus zal kunnen komen. De vraag is of je in zo’n geval
zelf kunt leven met wat de overheid
wil. Wel, ik durf de splitsing van wereldoriëntatie verdedigen, zelfs al is
dat tegen de mening van sommige
sociale partners in. Het brengt mij
niet in gewetensnood. De paar dossiers waarin je niet tot een gemeenschappelijk standpunt kan komen,
wegen uiteindelijk niet op tegen de
meerderheid van de dossiers waarin
dat wel het geval is.
Viel er in je werk als onderhandelaar
iets speciaal op?
Ik heb vastgesteld dat dezelfde vakbond in de ene sector anders functioneert dan in de andere en ook een
heel verschillende cultuur kan hebben van onderhandelen. Zo is de
Algemene Centrale der Openbare
Diensten (ACOD) in het havenbedrijf
niet de ACOD in sectorcomité 18 van
ambtenarenzaken en niet de ACOD in
onderwijs. Om een extreem voorbeeld te nemen: in het havenbedrijf
hebben we op een bepaald moment
een cao afgesloten waarin stond dat
er vanaf een bepaalde datum geen
statutairen meer in dienst zouden
worden genomen maar alleen nog
contractuelen. Zoiets is in onderwijs
ondenkbaar. Ik leer daaruit dat het
op de eerste plaats de mensen zijn
die de organisatie maken.
Wat is volgens jou de grootste verdienste van Pascal Smet tijdens zijn
onderwijsministerschap?
Ik vind het een hele prestatie dat hij
zijn nek heeft durven uitsteken in
een aantal niet zo voor de hand liggende kwesties. Het feit dat hij een
loopbaandebat wilde aangaan, dat hij
gepleit heeft voor een kenniscentrum voor onderwijs, dat hij het onderwijs heeft ‘gepusht’ om ruimer te
kijken dan alleen de eigen sector, dat
zijn wezenlijke verdiensten. Als je
zo’n thema’s op tafel legt, dan is het
Onderhandelen is altijd
geven en nemen.
De overheid, maar ook de
sociale partners moeten
water bij de wijn doen.
21 JUNI 2014 BASIS
11
Foto: Pascal Vyncke, SeniorenNet.be
raar over alle onderwijsniveaus
heen en onder alle omstandigheden niet klopt. We
moeten durven na te
denken welke profielen we nodig
hebben, over welke competenties
die profielen moeten
beschikken en welke
opleidingen vereist
zijn. Het is spijtig dat
men die drempel zo moeilijk overgaat. Ik vind ook dat men
erg krampachtig reageert op de
schaalvergroting en de gedachte dat
er iets meer flexibiliteit zou moeten
zijn binnen onderwijs. De juiste man
en de juiste vrouw worden niet altijd
op de juiste plaats ingezet. Het is niet
logisch dat beginnende leerkrachten
meestal de vervangingen moeten
doen en de moeilijkste opdrachten
krijgen. Eigenlijk zouden we de meer
ervaren leerkrachten de vervangingen moeten laten doen en de jongeren in een meer ‘zekere’ situatie
moeten plaatsen, maar zoiets is natuurlijk revolutionair. Toch zouden we
daarover eens moeten kunnen debatteren zonder dat iedereen onmiddellijk op zijn achterste poten gaat staan.
Ik vind het ontzettend
belangrijk dat ook de zwakste
groepen in onderwijs niet
vergeten worden. De bus­
begeleiders bijvoorbeeld blijven
nog altijd in precaire situaties
zitten.
12
niet abnormaal dat je daar in één legislatuur niet mee klaar bent, want
de cultuur in de onderwijssector is
behoorlijk behoudsgezind en sommige zaken vragen nu eenmaal tijd. Dat
is zeker zo wanneer een dossier nog
bemoeilijkt wordt omdat er bijvoorbeeld stukjes uit geïsoleerd worden
- zoals TBS - en dit wrevel opwekt bij
de vakorganisaties. Ik vind daarom
dat ze de minister, onder meer in de
media, teveel onderschat en niet altijd correct behandeld hebben.
in onderwijs niet vergeten worden.
Mijn roots zitten daar mogelijks voor
iets tussen. Ik kom uit een arbeidersgezin en heb gezien wat het betekent
om in moeilijke financiële omstandigheden te moeten leven. Het eindresultaat met die groepen is zeker nog
niet bereikt. De busbegeleiders bijvoorbeeld blijven nog altijd in precaire situaties zitten. Het werk is dus
niet af en ik kan alleen maar hopen
dat ook de volgende ploeg voor die
groepen aandacht zal blijven hebben.
Welke realisatie geeft jou de meeste
voldoening?
Ik heb de omkadering van het basisonderwijs al aangehaald. Het is een
dossier dat lang heeft aangesleept
omdat de standpunten in het begin
nogal ver uiteen lagen, maar uiteindelijk hebben we een consensus bereikt. Voor het decreet over leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften geldt eigenlijk hetzelfde. Ook van
het TBS-dossier was ik op het einde,
en rekening houdend met de omstandigheden, wel tevreden. In de vorige
legislatuur hebben we diverse dossiers ter harte genomen van de ‘vergeten’ personeelsgroepen zoals het
arbeiders-, vak-, dienstpersoneel en
de busbegeleiders. De aandacht voor
die personeelscategorieën hebben
we ook tijdens deze regeerperiode
proberen vol te houden. Ik heb van
die werkgroepen altijd zelf de leiding
genomen. Ik vind het ontzettend belangrijk dat ook de zwakste groepen
Zijn er nog dossiers waarvan je betreurt dat ze niet konden afgewerkt
worden?
Ja, zo zijn er inderdaad een aantal.
Een ervan is het loopbaandebat. Aan
de ene kant heb ik er begrip voor dat
het niet tot een einde is gekomen,
maar aan de andere kant vind ik dat
we er veel te weinig in gevorderd zijn.
Gezien het enorme belang hoop ik
werkelijk dat zij die na ons komen de
draad terug oppakken. Ik denk ook
aan de beroepenstructuur die essentieel is om de samenhang tussen de
verschillende beroepen in het onderwijs weer te geven en de inhoud ervan af te bakenen. Ik vind het spijtig
dat de sociale partners dadelijk zijn
beginnen nadenken over de mogelijke
gevolgen die dit zou kunnen hebben
voor de opleidingen. Ik hoop echt dat
er een moment komt dat men die bezorgdheid voor de ‘eigen winkel’ kan
overstijgen en eerlijk kan toegeven
dat één beroepskwalificatie van le-
BASIS 21 JUNI 2014
Wat is volgens jou de winst die de
overheid kan halen uit de onderhandelingen met de sociale partners?
Dat is zonder twijfel ‘gedragenheid’.
Als je erin slaagt om een consensus
te bereiken en te komen tot protocollen van akkoord of protocollen van
akkoord met opmerkingen, dan is de
gedragenheid groot en dan zullen de
partners die een akkoord hebben gesloten dat ook gaan verdedigen bij
hun achterban. Dat maakt dat je steviger met je voorstel in het veld staat
en dat is veel beter dan dat je moet
vaststellen dat je plan niet gedragen
wordt. Je zal ook geen honderd keer
iets kunnen beslissen zonder dat er
een draagvlak is want op den duur
zal je jouw geloofwaardigheid ten
aanzien van het veld volledig verliezen. Dat betekent niet dat je dat veld
soms niet eens moet meenemen in
een ‘veranderende stap’, maar als je
een consensus kan bereiken, kan je
vanuit verschillende hoeken een dossier lanceren en uitgewerkt zien op
het terrein. Dat is een ongelooflijk
pluspunt. n